Het Koninklijk vacantieverblijf te Hohwald. Brugbouw over de Maas
Binnen twaalf uur...
langs de kust en daar zitten wij achter
aan! Alles heel duidelijk, nietwaar?"
„Neen, het is niet duidelijk. Waarom zijn
ze Barlow niet gaan zoeken toen hij niet
kwam?"
„Dat is toch begrijpelijk genoeg. Ze hadden
Miss Leveridge en 't kind, waarmee ze reke
ning moesten houden. Als ze teruggingen, lie
pen ze groote kans de politie in de armen te
vliegen, volgens hun meening. Nu een beetje
kalm aan; we komen Sheringham binnen.
Langzaam den volgenden hoek om, alstu
blieftwaarschijnlijk zullen we helaas even
moeten stoppen."
Een minuut later hadden ze den buitenrand
van Sheringham bereikt. De stad zelf lag links
van hen. Was de Citroën de stad ingedraaid
of recht doorgereden?
„Het schijnt dat we inderdaad moeten stop
pen" mopperde de reverend. „Maar blijf pa
raat om meteen weer te vertrekken. Ik ga
naar aanwijzingen zoeken".
Terwijl zijn tochtgenoot den weg onder
zocht, stond Freddy naast den motor, klaar
voor het onmiddellijk hervatten van de reis.
Hij hoefde niet lang te wachten. Bijna direct
keerde de reverend bij hem terug.
„Recht door", beval hij. „Ze zijn doorgere
den naar Cromer".
„Hoe weet u dat zoo zeker?" vroeg Freddy
stomverbaasd.
„Defect aan een van de achterbanden", leg
de zijn metgezel uit. „Ik heb het in Holt op
gemerkt. Het is heel goed aan de indrukken
van de band te zien. Vooruit maar, full speed
vooruit!"
SheringhamCromer De beide namen
flitsten Freddy plotseling door den geest.
Twee vacantie-oorden, naar één waarvan
Miss Leveridge had willen reizen en hij naar
het andere! Het kon wonderlijk loopen
Ze jakkerden zwijgend over den weg tus-
schen Sheringham en Cromer.
„Daar is de kerk van Cromer", wees de reve
rend, toen zij den top van een heuveltje be
reikt, hadden en de aangeduide stad beneden
zich zagen. Aan hun linkerhand was de zee.
Vooraan was de groote kerktoren, bijna
onnatuurlijk in het maanlicht; verderop strek
te zich de pier uit. En onder de daken, die
zich aan Freddy's oogen opdeden, sliep me
nigeen, die met hem om 5 uur 18 op reis was
gegaan, den verkwikkenden slaap van den
vacantieganger!
Ze reden Cromer binnen.
Cromer is een kleine, smalle doolhof. Elke
weg schijnt naar eiken anderen weg te lei
den. totdat je op het centrale plein komt.,
waar de oude kerk de heerschappij voert. Je
draait een paar hoeken om en komt tot de
conclusie, dat je bijna nog daar bent, waar je
begon! En de stad heeft zelfs den weg langs
de kust niet toegestaan ononderbroken zijn
loop te vervolgen. Om Cromer weer aan het
andere einde langs den zee-boulevard te kun
nen verlaten, moet je door den doolhof kruip-
door-sluipdoor spelen I
Ergens in dien doolhof wurmden twee
machines.
De eene was een Citroën, de andere een
motorfiets. De Citroën was aan het verste
eind en het geluid van een motorfiets in de
nachtelijke stilte scheen hem tot de grootst-
denkbare haast te prikkelen.
De motorfiets ramde een stoel op den hoek
van den strandweg maar kwam zelf ook niet
zonder averij uit deze schermutseling te voor
schijn.
„Niets van belang toch hoop ik?" vroeg de
reverend bezorgd. „Neen, er is wat verbogen...,
is direct weer in orde", antwoordde Freddy.
„Hoe gauwer, hoe beter dan
Het geronk van den Citroën werd vager. De
reverend had moeite om zijn geduld te bewa
ren. De twee minuten, die hij gewacht had,
leken hem twintig, Zelfs twee minuten op
onthoud kunnen je een wedstrijd doen ver
liezen.
Nu waren ze weer op gang en kwamen bui
ten Cromer. Een nachtelijke slenteraar bleef
stilstaan en gaapte met open mond naar hen.
„Auto gezien?" riep de reverend.
„Ja." antwoordde hij.
„Weet je ook welken kant die is opgegaan?"
„Ja."
„Welken kant?"
„Zelfden kant."
„Hoe bedoel je dat?"
..Zelfden kant als jullie gaan."
Heb je ook gezien of ze naar links afgesla
gen zijn? Zijn ze den Zeeweg af, of het land
ln?"
„Neen, dat heb ik niet gezien, maar ze gin
gen naar Norwich."
„Hoe weet je dat dan?"
„Ze vroegen me den wegdaarom weel
ik het", verklaarde de man triomfantelijk.
Welken weg naar Norwich?" vroegen ze. Da
heuvels op, heb ik gezegd."
„Dan gaan wij ook de heuvels op", viel Fred
dy in.
„Neen. langs den zeeweg", besliste de reve
rend prompt. „Die lui kennen de buurt hier
door en door! Waarom zouden ze den weg
naar Norwich vragen, dan alleen om ons op
een dwaalspoor te brengen?"
Op de plaats waar de wegen zich splitsten,
bewezen de sporen van de Citroën de juistheid
van de theorie van den reverend. De sporen
liepen langs den kustweg.
Meer bochten langs, meer heuvels op, weer
bochten door, weer heuvels af. Van een plek
boven hen klonk het gezoem van den kleinen
zilveren kever en die stem werd met de mi
nuut helderder.
„We krijgen ze", mompelde de reverend.
Freddy gaf geen antwoord. Hij wist het.
De motorfiets stoof met een haast misdadige
vaart vooruit. De zilveren kever was in het
zicht. Een oogenblik later was hij weer voor
hun oogen uitgeveegd, want de weg boog en
kronkelde voortdurend, maar toen hij zich
opnieuw vertoonde was de afstand belangrijk
verminderd.
„Volhouden" vuurde de reverend aan.
Freddy hield vol.
(Wordt vervolgd.).
De bouw van de nieuwe Maasbrug te Hedel. Een kijkje op de werkput ka prevos wint YÓór Meulenberg en Neuville de 12e étappe van dan Middenmeer, het nieuwe dorp in Neerlands twaalfde provincie,
waarin de pijler verrijst. - Op den achtergrond de schipbrug die mettertijd t j p werd Woensdag een paardenmarkt gehouden. - Daar de installatie
gaat verdwijnen trance hiervoor nog niet gereed is, werden de paarden vastgebonden aan
de auto's, waarmede zij ter markt gebracht waren
Minister Slingenberg bracht Woensdagavond, vergezeld van zijn echt-
genoote (links naast hem) een bezoek aan de tentoonstelling .Kleuren
pracht 2" in het Vondelpark te Amsterdam. Tijdens den rondgang
op een der bruggetjes over de vijvers
De aankomst van H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana aan het
Grand Hotel te Hohwald in de Vogezen, waar de vorstinnen Haar vacantie
doorbrengen
moet bekennen dat de dood van Barlow me
voor het oogenblik al voldoende hindert.
„Maak u niet bezorgd", sprak de ander. „U
hebt de gemeenschap een weldaad bewezen
door haar van Barlow te verlossen. Hoe wist
u overigens dat hij Barlow heette?"
„Dat heeft Trant me verteld."
„Trant!" riep de reverend uit. „Trant!"
„Ja, de man in het bruine pak, die uit den
trein gegooid is",
Goede hemel u hebt me nog niet verteld hoe
die zoo opeens te voorschijn gekomen is?"
„Ik denk doordat hij zoo'n harden kop
heeft", was het bescheid. „Hij moet een bij
zonderen schutsengel gehad hebben, toen hij
in den tunnel viel. Hij is komen opdagen op
dezelfde motorfiets, waar u en ik nu op rij
den. Zonder hem zou ik nog in het huis op
gesloten zitten"
„Ja, dat klinkt nogal Trant-achtig!" vond
de reverend. „Maar waar is hij nu?"
„Hij is achtergebleven".
„Waarom?"
„Twee redenenPardon, dat was een
heel scherpe bocht. Rijd ik nog altijd goed?"
„Ja, Daar is Sheringham recht vooruit. Wat
waren de beide redenen?"
„De eene is, dat hij duizelig en dof in het
hoofd was. Hij zag zoo wit als een doek. Ten
tweede wilde hij in de buurt zijn voor het ge
val er soms een van de heeren terug kwam."
„Voor zoover ik Trant ken, zal hij wel een
grondig motief hebben, om te denken dat
iemand terug moet komen," luidde het we
derwoord. „Welke reden gaf hij op?"
Freddy deed mededeeling over het gevonden
geld en de reverend tuitte zijn lippen.
„Tienduizend pond! Tjonge, tjonge! Ja, dat
is het risico van het teruggaan waard. Trant
had gelijk. De zaak wordt al aardig duidelijk,
vindt u niet? De schurken hebben op Bar
low gewacht, die de duiten had. Barlow kwam
niet. om een reden, die wij kennen, maar zij
niet. Toen ze niet langer durfden wachten,
zijn ze gevlucht. Eén wagen ging naar Nor
wich, om ons van het spoor te brengen, en
daar zit politie achteraan. De andere gaat
H. M. de Koningin tijdens een wandeling in gezelschap van een Harer
hofdames te Hohwald in de Vogezen, waar de vorstin thans met
H. K. H. Prinses Juliana vertoeft
De historische waterpomp aan het
Lange Voorhout te den Haag onder
gaat een grondige restauratie
FEUILLETON
Naar het Engelsch bewerkt
door
J. VAN DER SLUTS.
(Nadruk verboden).
29)
Er ontstond een korte stilte. De Citroën was
niet meer te zien, want ze waren nu zelf naar
lager terrein afgezakt en hadden daardoor
het uitzicht op de heuvels verloren. Maar zij
wonnen op hem.
Toen hernam de reverend rustig:
„Dus u heeft een van het stel gedood?"
Freddy knikte ernstig.
„Ja, die groote dikke sinjeur. Barlow. Hij
probeerde mij in het ravijn achter het huis te
werken, maar dank zij den werkman werden
de blaadjes omgekeerd."
„De werkman?"
Freddy gaf in het kort de noodzakelijke in
lichtingen en eindigde:
„Gelooft u nog steeds dat we op den goe
den weg zijn?"
„Ongetwijfeld. Ik ken dezen weg langs dé
kust. We zullen zóó spoedig in Sheringham
zijn. U was bezig te vertellen, hoe uw vriend
de werkman gedood werd".
Freddy voltooide zijn verhaal en toen hij uit
gesproken had, zei de reverend op buitenge
woon kalmen toon:
„Ik geloof dat de menschen, op wie wij
jacht maken, ten volle verdienen wat wij ze
toedenken."
„Dat ben ik geheel met u eens! Gelukkig
hebben we allebei een pistool. Niet dat ik zoo
happig ben op een tweede vechtpartij; ik