VRIJDAG 21 AUGUSTUS 1936 HAARLEM'S DAGBLAD 11 AAN ALLEN! Wie in de vacantie ver of minder ver van huis is geweest, heeft allicht hier en daar het koren op den akker óf in de aren zien staan óf het al zien maaien. Misschien heeft hij het al, als hij niet te vroeg uit logeeren geweest is, zelfs wel met wagenvrachten vol naar de boerderij zien brengen. Dan heeft hij ook ge zien de glundere gezichten van allen die aan den oogst deelnamen. Voor den boer is het een blijde tijd als de oogst van 't gewas, dat hij verbouwd heeft, goed en wel binnen komt, zoodat regen of hagel aan zijn gewas geen scha meer kan doen. Die blijdschap komt vooral tot uiting als de laatste vracht naar binnen gebracht wordt. Dan wordt het paard en ook de laatste schoof, die op den wagen ge borgen is met takken versierd; het volk, dat bij het binnenbrengen van den oogst geholpen heeft, neemt zooveel mogelijk, ook al voorzien van frisch groene takken, boven op den wagen plaats en al zingend wordt de vracht naar binnen gebracht. Dat binnenhalen van den oogst ging vroeger met allerlei feestelijkheden gepaard. Tegenwoordig zijn er nog maar en kele streken in ons land, waar men die oude gewoonten in eere heeft gehouden. In som mige streken zooals in Twente en den Achter hoek wordt hij of zij die de laatste hoeveel heid koren van het land maait of zicht of tot een schoof bindt door de anderen veelal uit gemaakt voor sukkel en bovendien flink uit gelachen. Vandaar dan ook dat de boer vaak zelf komt om de laatste halmen neer te slaan. Deze laatste halmen worden daar, nadat ze tot een schoof gebonden zijn, aangeduid onder de benaming van het „Olie Wief". Dit olie wief wordt dan versierd met korenbloemen en klaprozen aan een stok, de zoogenaamde „stekel", die er dwars door heen gestoken ■wordt, onder vroolijk gezang naar de boer derij gedragen. Het is een eigenaardig gezicht daar in 't Oosten van ons land de bevolking op het land bezig te zien. De vrouwen, die als bindsters achter de maaiers of zichters aan komen, zijn alle in 't wit gekleed; deze witte dracht noemt men Sint Joapiksdracht, omdat de oogstdag bij uitnemendheid heet te zijn. de naamdag van den heiligen Jacobus, de 25ste Juli. Vandaar misschien ook dat de boeren te Dwingelo voor ze met het maaien beginnen, op den 25sten Juli de akkers rond gingen om te keuren of de korrel wel rijp was en dat ze dezen rondgang St. Jacobusrondgang noemen. Deze witte kleeren vinden we terug op Marken in den tijd van den hooioogst, als de hooisters groote witte schorten dragen en in Friesland en Groningen waar niet alleen de vrouwen witte schorten dragen maar waai de hooiers, vooral in Friesland zich in een witte broek steken. Is de oogst binnen, dan het spreekt vanzelf, moet er door den boer getracteerd worden. Dit feestelijk samenzijn van den boer met allen die bij de oogst be hulpzaam geweest zijn heeft in Twente en den Achterhoek den eigenaardigen naam van stoppelhanen. Op zoo'n feestmaal gaat het dan vroolijk toe. Onder begeleiding van har- monica-muziek, soms ook van een viool een vedel wordt er gedanst en gezongen. De meest gewilde dansen zijn daar de Driekus man en de Riepe, riepe garstedans, waarbij als refrein telkens door het geheele gezelschap flink meegezongen wordt: Riepe, riepe garste Zulle wi'j goan mèjen, Kotte, kotte stoppeltjes Die zulle wi'j loaten stoan. De stoppeltjes zijn de ondereinden van de roggehalmen, die na het maaien op den ak ker blijven staan en waarmee ook het woord stoppelhanen verband houdt. Volgens som migen noemt men dit zoo, omdat na de oogst voor de haan en zijn kippen het een waar lui lekkerland is op den akker. Ook in 't hop ver bouwend deel van ons land had men derge lijke feesten na afloop van den oogst. Alleen zorgde men hier, dat er voor den laatsten dag zoo weinig hop naar binnen te brengen was, dat er genoeg tijd overbleef, dat er dien dag genoten kon worden van het ..Hopmaal", waai de maaltijd dan voornamelijk bestond uit pannekoeken met boter en stroop. Ook in an dere landen en zelfs in andere werelddeelen houdt men er dergelijke oogstfeesten op na. Zoo is in Japan een zeer bekend feest het gemberfeest, dat vooral in Tokio gevierd wordt Het feest bestaat hier voornamelijk in het of feren van versche gember in den tempel en wel gedurende 10 dagen. Hiervoor komen de boeren uit den verren omtrek naar de stad. Soms gaat de gember vergezeld van prachtig gelakte doozen met bonbons of met koek. Na den offertijd ziet men in de stad tal van kraampjes, waarin men de gember te koop aanbiedt. Eigenaardig is, dat zoo goed als al die gemberverkoopers maar één oog hebben. Men beweert dat de eerste gemberverkooper aan één oog blind was en 't is natuurlijk dat men heel vaak uit medelijden bij hem kocht. Langzamerhand is de éénoogige gemberver kooper het meest gaan verkoopen en 't is nu zoo, dat, wanneer iemand een ongeluk ge troffen heeft, waarbij hij een oog verloren heeft, hij bestemd wordt voor gemberverkoo per. In Duitschland is zoo een zeer bekend feest het Octoberfeest te München, dat van 22 September tot 7 October duurt en het feest te Cannstadt bij Stuttgart dat gehou den wordt van 22 Sept. tot 1 Oct. nadat de fruitoogst afgeloopen en de druivenoogst be ginnen moet. W. B.—Z. Poppen uitleenen. In Philadelphia in Noord-Amerika vinden we op drie der open bare speelplaatsen groote kasten met poppen- Die poppen worden uitgeleend net als de boe ken uit de schoolbibliotheek en de kinderen mogen ze na verloop van een week weer in ruilen voor een andere. Ze mogen de pop ook langer dan een week houden, mits ze er goed voor zorgen; ze n.l. zindelijk houden Wie zijn pop een heel seizoen houdt en ze zinde lijk bewaart, mag ze aan 't eind van 't seizoen houden. BIJVOEGSEL BOOSAARDIG WIMPIE. HARTJESDAG. Terwijl ik dit schrijf is het in onze stad heerlijk rustig; ik denk dat jullie met dit mooie zomerweer wel naar 't strand zijn ge trokken om daar te genieten van zon. en strand en zee. Hoe geheel anders was dat in vroeger tijden. Deze derde Maandag in Augustus toch was de bekende, bijna had ik geschreven de beruchte Hartjesdag. Volgens sommigen was deze dag gewijd aan de Ger- maansche godin Hortus, volgens anderen hield deze dag de herinnering levendig aan de da gen dat de Graven van Holland in de duinen in Haarlems omgeving op de jacht gingen. Hoe 't ook zij, die 3e Maandag in Augustus was voor de Haarlemmers van toen, geen dag van stil genieten, maar een dag van groote vroolijkheid. Men trok naar 't Kolkje, en Kraantje Lek, die tooneelen waren van uitge laten vreugd. Men had voor dezen dag zelfs een aparten bundel Hartjesdagliederen. Hoe wel 't feest in oorsprong een Haariemsch feest was. deden ook al heef gauw de Amsterdam mers mee. Flaneerden ze in den eersten tijd enkel maar in hun Zondagsche pak gestoken langs den Haarlemmerdijk, den Haarlemmer weg en den Buitenkant, het duurde niet lang of ze kwamen al wandelend of per wagen of trekschuit ook naar de duinen, waar ze de feestvreugde der Haarlemmers hielpen ver- hoogen. Het merkwaardigste van alles is wel, dat te Haarlem, waar het feest zijn oorsprong gevonden heeft, niets meer aan Hartjesdag gedaan wordt, terwijl te Amsterdam nog alle jaren dit feest gevierd wordt. Wel trekt men niet meer naar de duinen of naar Krantje Lek maar viert het feest in de eigen stad. In be paalde stadswijken is het op dezen dag zeer roerig; er wordt zeer druk met vuurwerk ge werkt en de politie heeft hoewel ze wel een oogje toedoet dezen dag handen vol werk om te voorkomen dat de feestvreugde niet al te zeer overslaat in bandeloosheid. Het feest is dus wel zoer in karakter veranderd en ver minderd. W. B.—Z. VOOR KNAPPE TEEKENAARS TANTE TTNE. Wat buitenmenschen vroeger van den koe koek dachten. De koekoek en de sperwer lijken in grootte en kleur der veeren wel wat op elkaar ei\ zoo kwam het misschien dat men vroeger buitenmenschen heel vaak kon hoo- ren vertellen, dat de koekoek geen trekvogel is, maar dat ze zich in 't najaar, tegen het begin van den herfst verandert in een sper wer, omdat er in dien tijd geen rupsen meer te krijgen zijn, maar wel allerlei kleine vogels. Probeer eens of je met één pennestreek dit verkouden meneertje kunt teekenen. Ik zou je raden van onderen te beginnen, dus bij den schouder. Als je dit nu tot een goed einde hebt gebracht, probeer je het nog eens, maar dan zoo vlug mogelijk. Heel spannend is het, om de heele familie te laten teekenen en dan eens te zien, wie de knapste snelteekenaar der familie is. W. B.—Z. IETS OVER INDIANEN. WIE ZOEKT ER MEE? Hans heeft straf; hij moet thuisblijven en mag niet met zijn vriendje naar buiten. Om zeker te weten, dat hij zijn lessen leert, kijken zijn vader en zijn meester af en toe eens naar binnen. Toevallig ook op het oogenblik. dat deze teekening gemaakt werd. Wie ziet vader en meester? Als je goed zoekt, zie je hen vast well OP DE KUNSTBAAN door W. B. Z. Op de kunstbaan heel vooraan Zie je een clown op schaatsen gaan Zijn vrouwtje Pierret Met een hoedje coquet En een bontjasje aan, Durft maar nauwelijks te staan. Maar daar nadert haar zoon O, wat rijdt die toch schoon „Moeder mia, rnia mijn, Wees niet bang, het ijs is fijn". Roept hij vroolijk langs de baan. Hij is naar haar toegegaan. En zij gleden en zij reden Bij 't gele, gouden lampelicht Ja, dat was een mooi gezicht Maar je snapt het zeker wel, Al dat rijden was maar spel En de clown deed goede zaken, Hij moest het publiek vermaken. Hij viel. hij buitelde, hij sprong Terwijl Pierrette vroolijk zong. En Pierrot, die danste blij Met zijn moeder aan zijn zij „Wat zal ik nu maken, mam?" vroeg Frits. „Hoor eens jongen, dat moet je zelf be denken, want da.t weet ik heusch niet!" Frits keek uit het raam. ,-,Ik weet het--ik weet het. Daar gaat juist de straatveger van" het dorp. Die zal ik maken". Eerst maakte hij een schetsje, hoe het figuur moest worden, als het klaar was. Toen tee- kende hij de verschillende deelen na op dun hout en zaagde ze uit. Met kleine spijkertjes werd alles aan elkaar bevestigd. Tineke Md ondertusschen een echte bezem gemaakt en ze begon vast met het kleuren. Zoo druk waren de kinderen bezig, dat ze niet eens bemerkten, dat het opgehouden had met regenen en dat de zon scheen. Mevrouw Van Houten kwam weer binnen. „En jongens, moeten jullie niet naar het strand?" „Nee, mevrouw; we willen nu eerst den straatveger afmaken voor de bazar. Dien krijg u dan om te verkoopen. We hopen maar, dat de menschen er veel geld voor geven". „Dat hoop ik ook", zei mevrouw Van Hou ten. „Enik denk het ook wel; want jullie hebt keurig gewerkt" „Mam, wat vervelend nu, dat het regent; nu kunnen we niet buiten spelen en we hebben geen spelletjes of speelgoed meegenomen, om hier te hebben!" zei Frits Daalder tegen zijn moeder. „Ja jongen; we hadden al zooveel koffers, dat we heusch niets meer mee konden nemen. Het is vervelend voor jullie in huis te moeten zitten; maar ik kan het ook niet helpen!" „Mams, mogen we niet aan mevrouw Van Houten vragen, of ze iets voor ons heeft?" vroeg Tineke. Op hetzelfde oogenblik ging de deur open en mevrouw Van Houten, de eigenaresse van het huis, waar de familie Daalder voor de vacantie gehuurd Md, kwam binnen. „Wat wou Tineke me vragen?" vroeg ze vriendelijk. „Of u niets voor ons hebt, waarmee we kunnen spelen of zoo; want we vervelen ons ;oo!" Mevrouw Van Houten dacht na. „Speelgoed heb ik vanzelf niet voor jullie; want het is al zoo lnag geleden, dat mijn kinderen klein waren. Maar ik heb een idee! In het najaar zal hier een bazar gehouden worden, ten bate van het weeshuis! Als jullie nu iets zouden willen maken daarvoorIk heb wel een figuurzaag, hout, verf, enz." „Heerlijk!" riep Frits. „Ik kan goed figuur zagen. Doe ik thuis ook altijd. „Ga dan maar mee, om te zoeken, wat je gebruiken kunt!" Een kwartier laten hadden de kinderen alles voor zich staan, wat ze noodig hadden. In Indianenboeken lees je vaak de beschrij ving van tafereeltjes zooals je hier afgebeeld ziet. Misschien is dat vroeger wel waar ge weest, maar tegenwoordig komen zulke din gen in het geheel niet meer voor. Trouwens heel veel Indianen zijn er niet meer. De meeste zijn gedood of hebben zich vermengd met an dere rassen Lr de V.S. van Amerika wonen ze in zooge naamde reservaten; dat zijn reusachtige, omheinde stukken grond, waarin de Indianen kunnen leven. Ze mogen er echter niet uit. Wel een verschil met hun vroeger leven, toen de prairiën en wouden hun onbetwistbare eigendommen waren, met alles wat er op en in leefde. VOOR EEN RECENACHTICEN NAMIDDAG.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13