Versterking der Indische Weermacht.
I
Haarlem's Kunstbezit.
Vier Nederlanders uit
Duitschland gewezen.
WOENSDAG 26 AUGUSTUS 1936
'HAAStE M'S D A G B E A D
3
Regeering wil Marine en Luchtmacht uitbreiden.
Ter gelegenheid van de verschijning van een wetsontwerp
tot wijziging en verhooging van de rijksbegrooting voor
1936 geeft minister Colijn inlichtingen over de plannen der
regeering met betrekking tot de noodzakelijk geachte ver
sterkingen van de weermacht in Oost-lndië.
De regeering wenscht, met het oog op de internationale
verhoudingen, voort te gaan met den aanbouw van jagers
en onderzeebooten. Zij wenscht daarom te besluiten tot
aanbouw van 2 jagers en 4 onderzeebooten (boven K XIX
en K XX).
Daarnaast wordt gedacht voor de Indische landmacht ge
leidelijk groote gevechtsvliegtuigen (bommenwerpers)
voorloopig tot een aantal van 3 maal 13. Tevens wil men, be
halve de reeds 6 bestelde Dorniers, dit jaar nog 12 zee
verkenners bestellen en in 1937 18 van deze toestellen, waar
van een deel hier te lande gebouwd zal kunnen worden.
De regeering overweegt niet het op stapel zetten van
een nieuwen kruiser.
Nogmaals de vliegtuigen voor
Spanje.
Een halve eeuw geleden
Klein Vlootmaterieel en Bommenwerpers.
Bij de toelichting op het wetsontwerp tot-
wijziging en verhooging van het dertiende
hoofdstuk der rijksbegrooting voor 1936,
waarbij de post „tegemoetkoming aan Neder
landsch-Indië in de bestrijding van de uit
gaven voor de marine" verhoogd wordt met
1 millioen gulden, terwijl als nieuwe post
wordt opgenomen .vergoeding aan Neder-
landsch-Indië van rente en aflossing van
kapitaal, opgenomen voor bekostiging van
materieel voor de weermacht", waarvan
35.000 gulden voor rente en een memorie-
post voor aflossing, zegt minister Colijn; na
de conclusies der twee stroomingen in
de commissie-Kan te hebben gememoreerd,
dat de vraag, of de eene of de andere dezer
meeningen zal moeten worden gevolgd, er
mede een is van financieeien aard. Het zal
zelfs vooral van de ontwikkeling van den
financieeien toestand in de naaste toekomst
afhangen, in hoeverre op den duur in de
exploitatie eener vloot en luchtmacht van
een bepaalde samenstelling zal kunnen wor
den voorzien.
Uiteraard zal daarbij mede van invloed
zijn in hoeverre men er in zal kunnen slagen
de exploitatiekosten door het treffen van
maatregelen op het stuk der personeelsvoor
ziening in gunstigen zin te beïnvloeden. Het
nemen van een beslissing dienaangaande is
thans nog niet noodig, omdat, hoe die be
slissing ook uitvalt, in de naaste toekomst
op het stuk der kruisers toch geen bijzondere
maatregelen behoeven te worden genomen
daar de Java en Sumatra eerst in 192526
in dienst zijn gesteld en de De Ruijter pas
in dezen nazomer aan de vloot zal worden
toegevoegd.
Op stapel zetten van een nieuwen kruiser
behoeft op dit oogenblik derhalve niet over
wogen te worden.
De regeering acht 'het daarom doel
matig de in het licht der tegenwoor
dige internationale verhoudingen, ur
gente versterking der Indische mari
tieme defensie allereerst té doen
plaats hebben door voort te gaan met
den aanbouw van het kleine materieel
dat, onverschillig of men de meerder
heid of de minderheid der com
missie-Kan volgt, er in ieder geval
zal moeten zijn. Dit kleine materieel,
waarvan de sterkte volgens beide
plannen dezelfde is, betreft 12 jagers
en 18 onderzeebooten.
Indien men dit kleine materieel eind 1940
op sterkte wil hebben, moeten er vóór dien
tijd 4 nieuwe jagers en 9 onderzeebooten
waarvan de K 19 en 20 reeds op stapel staan
voltooid zijn.
Intusschen verdient het, vooral met het
oog op de personeelsvoorziening, geen aan
beveling om het totaal der ontbrekende vaar
tuigen dadelijk en dus met eenige overhaas
ting op stapel te zetten. Voorzichtigheid
hierbij is mede geboden wijl zoo weinig zeker
heid bestaat met betrekking tot de finan-
cieele perspectieven.
Het is in verband met deze overwegingen,
dat de regeering voor het oogenblik niet ver
der wenscht te gaan dan te besluiten tot
aanbouw van 2 jagers en 4 onderzeebooten
(boven de reeds in aanbouw zijnde K 19 en
20) waarvoor de noodige gelden echter eerst
in 1937 beschikbaar behoeven te zijn.
De toestand van de luchtmacht is in menig
opzicht ongunstiger dan die van de scheeps
macht. In den loop van de eerstkomende 4
jaren is nagenoeg algeheele vernieuwing van
het luchtmaterieel der zeemacht noodzakelijk
terwijl dat van de landmacht uitbreiding
behoeft.
In de uitwerking van de defensiegrond
slagen was op 72 groote zeeverkenners
(tevens bombardementsvliegtuigen) gerekend
de minderdheid der commissie-Kan oordeel
de 96 van deze vliegtuigen noodig, terwijl
de meerderheid der commissie een getal van
54 voldoende achtte in verband met de voor
gestelde aanschaffing van 108 luchtkruisers
voor de landmacht.
Regeering acht Bommenwerpers
noodzakelijk.
Afgezien van de vraag, aan welke z-ijde
men de grootste waarde voor de weermacht
zal hebben te zoeken kruisers of groote
gevechtsvliegtuigen (bommenwerpers)
zoolang er groot bovenwatermaterieel in
dienst gehouden wordt, en dat is momenteel
het geval, kan aan de aanschaffing van een
zoo omvangrijke luchtvloot niet gedacht
worden, terwijl ook de opleiding daarvoor in
korten tijd te hooge eischen zou stellen. Ech
ter kunnen de bommenwerpers voor de
landmacht in Nederlandsch-Indië ook niet
ten eenenmale achterwege worden gelaten
wijl ze ook voor de maritieme defensie
vooral in de min of meer blootgestelde ge
bieden aan den buitenomtrek van Neder-
landsch-Indië en meer in het bijzonder
voor de verdediging van belangrijke, afgele
gen objecten onmisbaar zijn te achten. In
verband daarmede is gedacht aan de gelei
delijke aanschaffing van groote gevechts
vliegtuigen (bommenwerpers) voor de Indi
sche landmacht, voorloopig tot een aantal
van 3 maal 13 is 39.
Terwijl in 1930 nog aan 72 groote zeever
kenners gedacht werd en er, uitgaande van
dit aantal, voor einde 1940 niet minder dan
54 vernieuwd moeten worden, vermeent de
regeering, in verband met de aanschaffing
van bovenbedoelde gevechtsvliegtuigen voor
de landmacht, met een kleiner aantal ver
moedelijk een 60-tal groote zeeverkenners
te kunnen volstaan. Daarvoor is onlangs
gebruik makende van een principepost van
f 10.000 op de Indische begrooting, een be
stelling van 6 Dorniers geplaatst. Het ligt in
het voornemen om boven dat aantal dit jaar
nog 12 zeeverkenners te bestellen en de voor
bereidingen te treffen voor de bestelling in
1937 van een verdere groep van 18 derge
lijke verkenners, waarvan een deel hier te
lande gebouwd zal kunnen worden.
Ter voorziening in de behoefte aan groote
gevechtsvliegtuigen voor de landmacht laat
de Indische begrooting voor 1936 slechts
ruimte voör de aanschaffing van 7 Glenn
Martin-bommenwerpers.
Toen de Indische regeering evenwel, in
verband met de ontwikkeling der internatio
nale omstandigheden, verzocht om een be
stelling van 13 dezer vliegtuigen te plaatsen,
heeft de minister daaraan gevolg gegeven,
ook wijl daardoor de prijs per vliegtuig niet
onbelangrijk daalde. Vooi 6 dezer vliegtui
gen zullen derhalve nog de noodige gelden
bij suppletoire begrooting zijn aan te vra
gen. evenals voor de hooger bedoelde 6 Dor
niers.
Boven hetgeen reeds door den be-
grootingswetgever werd beschikbaar
gesteld voor den aanbouw van de
Een fraaie teekening door
Pieter Saenredam, in Teyler's
verzameling.
De schitterende verzameling oude teeke-
ningen in Teyler behoort voor de kunstvrien
den der gansche wereld tot de glorie van
onze stad: buitenlandsche kunst-studeeren-
den zullen zelden nalaten, na de schilderijen
van Hals, de oude teekeningen in Teyler's
portefeuilles hun aandacht te schenken. Uit
den aard der zaak zijn de schilderijen gemak
kelijker toegankelijk; daartegenover staat
dat teekeningen zich beter in de krant laten
reproduceer en. We willen er daarom eenige
in onze serie plaatjes opnemen. Na die van
Claude Lorrain, eenigen tijd geleden bespro
ken, viel nu de keus op dat prachtblad van
Saenredam, het gezicht op de Mariakerk met
de Mariaplaats te Utrecht.
Wie onze dagbladplaatjes bewaart, kan nu
door dit naast die van Lorrain te leggen,
prachtig het verschil van geaardheid tus-
schen groote kunstenaars in hun arbeid op
merken. Bij Lorrain meer den „schilder"
terugvinden die in breede toetsen ruimte en
licht uitdrukt, bij Saenredam meer den
„teekenaar" herkennen die hetzelfde bereikt
door een Scherp-verfijnde teekenhand en een
onfeilbare kennis der perspectief. Nu wil dat
natuurlijk niet zeggen dat Lorrain geen
teekenaar of Saenredam geen schilder zou
zijn. maar beider aanleg en innerlijk over-
heerscht naar verschillenden kant, bij den
eerste naar het picturale, bij den tweede naar
het documentaire.
Men zou dat een weinig met het verschil
tussehen lyriek en beeldend proza in de let
terkundige kunst kunnen vergelijkenals
niet alle vergelijking slechts betrekkelijke
waarde had. Maar om een inzicht in kunst
te verkrijgen is ze vaak doeltreffend.
Als beeldend proza van groote stijlzuiver
heid werkt inderdaad zulk een Saenredam-
teekening, als hier gereproduceerd, op ons in.
Het lijnencomplex. afwisselend teer en krach
tig, is als een fijn kantwerk en het docu
mentaire van de voorstelling, al blijft die
hoofdzaak, wordt door de elegance waarmee
het wordt voorgedragen vanzelf tot iets
streelends voor het oog. Het is geen dorre
voorstelling meer van een bepaald stuk stad:
ook al zouden wij niet weten welke kerk en
welke toren hier afgebeeld zijn, zouden wij
die teekening om haar wat men zou kun
nen noemen muzikaliteit bewonderen.
Dat is een genot, dat men zich leert ver
schaffen door vele en mooie teekeningen
rustig te bekijken, door zich aan het mooiste
te trainen leert men vanzelf qualiteitsverschil
zien en het is de eenige weg daartoe.
Saenredam maakte deze teekening toen hij
bijna veertig jaar oud, dus in de volle kracht
van zijn kunnen was. Hij noteerde zorgvuldig
zelf er op: „Pieter Saenredam fecit Int
Jaer 1636 den 18 September naer 't leeven ge-
daen binnen Uyttrecht". Ze viert dus de vol
gende maand haar 300en verjaardag en ver
keert nog in uitstekenden staat.
Meer dan een kwart eeuw later gebruikte
Saenredam hetzelfde onderwerp nogmaals
om er een schilderij naar te maken. Dit schil
derij kan men thans in het Rotterdamsche
Boymansmuseum terug vinden.
Over het genot dat een mooie oude en
ook een moderne teekening den be
schouwer verschaffen kan. heeft de bekende
Prof. Max Friedlander behartigenswaarde
dingen gezegd. „Men zou zoo verwachten
zegt hij dat teekeningen meer dan eenige
K 19 en 20 en voor de aanschaffing
van 7 Glenn Martin-vliegtuigen, zul
len de gelden voor de uitvoering van
het bovenuiteengezet bouwplan, be
houdens een bedrag van f 4.000.000
voor vliegtuigbouw, dat suppletoir zal
worden aangevraagd op den dienst
1936, achtereenvolgens worden ge
bracht tenlaste van de dienstjaren
1937 tot en met 1940
Financiering der uitgaven.
Voor de financiering van deze uit
gaven is de regeering te rade gewor
den, dat het aanbeveling verdient,
gezien den budgetairen toestand zoo
wel van Nederlandsch-Indië als van
Nederland, die uitgaven te brengen
ten laste van den buitengewonen
dienst der Indische begrooting met
vergoeding van rente en aflossing
althans zoolang de financieele toe
stand van Nederlandsch-Indië dit
noodig maakt ten laste van de
rijksbegrooting.
De regeering acht het gewenscht deze re
geling al dadelijk te doen ingaan voor het
bedrag van f 4.000.000. dat alsnog op de In
dische begrooting voor 1936 suppletoir moet
worden uitgetrokken voor de zeeverkenners
eiï' bommenwerpers, welke zooals boven
reeds werd vermeld zijn of moeten wor
den besteld boven het aantal van respectie
velijk 6 en 7, waarvoor op de loopende be
grooting de noodige fondsen beschikbaar zijn
De voorgestelde regeling van de financie
ring der kapitaalsuitgaven voor het hooger
aangegeven Indische defensie materieel zal
in afwachting van een nieuwe regeling
komen naast de in de memorie van toelich
ting bij het 11de hoofdstuk der rijksbegroo
ting voor 1935 ontvouwde regeling van ver
deeling der kosten van de maritieme defen
sie van Indië tussehen de rijksbegrooting en
de Indische begrooting. Volgens deze rege
ling worden de bedoelde uitgaven in haar
geheel gebracht ten laste van de Indische
begrooting met een bijdrage ten laste van
de rijksbegrooting, waarvan het bedrag tel-
kenjare door den begrootingswetgever wordt
bepaald met inachtneming van den finan
cieeien toestand van beide deelen van het
koninkrijk, behoudens dat ten minste 50 pet.
dier uitgaven aan Indië zal worden vergoed.
Op dezen voet bedroeg de bijdrage van
Nederland in 1935 f 12.000.000 terwijl voor
1936 een gelijk bedrag werd uitgetrokken,
doch indirect de bijdrage met f 2.000.000
werd verhoogd, doordat de op de Indische
begrooting uitgetrokken gelden voor den 2en
termijn van aanbouw van de K 19 en 20 niet
besteed behoeven te worden, aangezien daar
in werd voorzien door de begrooting van het
defensiefonds.
Als gevolg van een en ander bleven in 1935
van de netto f 18 millioen bedragende uit
gaven voor de zeemacht in Indië per saldo
rond f 6 millioen op de Indische begrooting
drukken (voorloopige uitkomsten), terwijl de
raming voor 1936 een stijging van dit laat
ste bedrag tot 8.7 millioen te zien geeft.
Daarbij is evenwel nog geen rekening gehou
den met de te verwachten stijging van de
bedrijfsuitgaven als gevolg van eenige geen
uitstel lijdende maatregelen, waartoe" de
regeering zich in verband met den interna
tionalen toestand onlangs genoopt gezien
heeft. Het komt den minister redelijk voor,
dat Nederland 80 pet. van die meerdere uit
gaven. welke op f 1.250.000 worden geraamd,
door verhooging van de bijdrage voor zijn
rekening neemt. In verband hiermede is in
het ontwerp een verhooging van de moeder-
landsche bijdrage met f 1 millioen opgeno
men. Tegenover deze verhooging kan echter
een vermindering van personeelsuitgaven
worden gesteld op de defensiebegrooting voor
1936 ad f 355.300. Een wetsontwerp tot ver
laging van deze begrooting is in voorberei
ding en zal zoo spoedig mogelijk bij de Sta-
ten-Generaal worden ingediend.
andere kunstsoort in staat zouden zijn den
echten verzamelaar aan te trekken en ge
boeid te houden. Wie schilderijen verzamelt,
komt vandaag of morgen op het punt aan,
waar zijn goede smaak zich ertegen verzet
zijn woonhuis in een museum te veranderen.
Teekeningen daarentegen zijn gemakkelijk
en in bijna onbegrensd aantal, op te bergen;
zij liggen niemand in den weg en praten al
leen als hun wat gevraagd wordt Vergeleken
bij schilderijen zijn teekeningen over het al
gemeen gaaf bewaard gebleven, zij het dan
dat ze soms verbleekt of een beetje verslonst
zijn. Alleen maar in zeldzame gevallen heb
ben restaurateurs ze onder handen gehad,
terwijl schilderijen door onbekwame of licht
zinnige handen meer veranderd of verminkt
zijn dan door den vorst of door brand
wat in den regel echter vol schaamte ver-
zwegen wordt. Wie zoekt naar de vrije en
spontane uiting eener zelfstandig scheppende
persoonlijkheid en geneigd en bekwaam is die
te kunnen genieten, wendt zich tot de teeke
ning"
De liefhebberij om zelf teekeningen te ver
zamelen is er ook volgens Friedlander
op achteruit gegaan. Voor zoover dat verza
melen een snobistischen of speculatieven
achtergrond heeft, kan dat verklaard wor
den doordat werk van. zeg bijvoorbeeld: Ra
fael. Michelangelo of Dürer zelfs voor Ame-
rikaansche fortuinen bijna onvindbaar blijkt.
Terwijl voor bescheidener liefhebbers de moei
lijke tijd met zijn vele sociale zorgen, zijn
voorliefde voor sport, het veel gemakkelijker
Nieuwe vragen van den heer Schalker.
Het Tweede Kameiiid Schalker heeft aan
den minister van Koloniën, voorzitter van
den raad van ministers, de volgende schrif
telijke vragen gesteld:
1. Is de minister, gezien het besluit der
regeering om, voor zoover haar bevoegdheid
strekt, te vei-hinderen, dat burgerlijke vlieg
tuigen naar Spanje worden geleverd, bij
nadere overweging niet van- oordeel, dat het
niet juist was, op 8 Augustus j.l. aan de K.
L. M. toestemming te verleenen tot het ver-
koopen van twee Fokker-toestellen aan de
Crilly Airways Ltd. niettegenstaande de mi
nister tevoren door steller dezer vragen per
soonlijk was gewaarschuwd, dat die vlieg
tuigen bestemd waren om via Engeland aan
de tegen de wettige regeering van Spanje
rebelieerende fascisten te worden geleverd?
2. Heeft de regeering maatregelen getroffen
ten einde te verzekeren, dat in den vervolge
in geen enkelen vorm van Nedeiiand uit hulp
wordt verleend aan de Spaansche fascistische
opstandelingen en dat ageixten van deze
laatsten onmiddellijk uit het land zullen
worden gewezen?
INBREKERS VEROORDEELD.
De Arnhemsche rechtbank veroordeelde den
36-jai-igen koopman B. H. en den 38-jarigen
boi'stelmaker W. H., beiden zonder vaste woon
plaats, wegens een serie inbx-aken ieder tot
drie jaar gevangenisstraf met aftrek der voor
loopige hechtenis.
Het tweetal had zich schuldig gemaakt aan
inbraken en diefstallen o.m. te Doetinchem,
Huissen, Rheden en andei'e plaatsen.
Reünie van telefoon-personeel.
Vergadering te Hilversum.
Het personeel van de Rijkstelefoon, geor
ganiseerd in den Centralen Bond van Ned.
Post-, Telegraaf- en Telefoonpersoneel (C.
B. P. T. T.) hield zijn jaarlijksche reünie te
Hilversum.
Uit alle windstreken waren de telefonisten,
toezichthoudsters en chefs-telefoniste samen
gestroomd.
De bijeenkomst stond onder leiding van
den heer H. van Giessel, alg. secretaris van
den C. B. P. T. T. te 's Gravenhage.
In de vergadering werd er op gewezen, dat
de voortschrijdende automatiseering en cen
tralisatie van den telefoondienst voor het
betrokken personeel verschillende minder
prettige consequenties heeft.
De door de automatiseering overcompleet
i-akende ambtenaren worden naar elders ver
plaatst, meermalen ver buiten de kring van
het gezin en familie. Ook de promotiekansen
van het personeel raken in het gedrang.
Over een en ander werd een uitvoerige ge-
dachtenwisseling gehouden, culmineerende
in het besluit, het bordsbestuur te vei-zoeken
de ter zake onder het personeel levende
wenschen en bezwaren ter kennis van den
heer directeur-generaal der P.T.T. te bren
gen.
Op een leemte in de pensioenwet werd de
aandacht gevestigd. De ongehuwde ambte
naren betalen, evenals de. getrouwde collega's
gedurende hun geheele loopbaan pensioen
premie voor weduwen- en weezen. De vrouwe
lijke ambtenaren, die vóór den 45-jarigen
leeftijd in het huwelijk treden, woi-den ont
slagen. Practisch staat dus tegenover den
betaalplicht voor de ongehuwden geen ont-
vangrecht.
Tenslotte werd nog gesproken over de mo
gelijkheid vrouwelijk personeel bij de acqui
sitie aan te sluiten.
reizen, dingen zijn die een beschouwende,
geestelijke en huiselijke liefhebberij in den
weg staan Toch is juist deze tijd voor den
bescheiden liefhebber niet ongunstig als hij
maar dansen wil zonder nu juist de bruid
ten dans te voei-er# Maar men wil altijd een
Rembrandt of een Frans Hals ontdekken en
nimmer een Van Puffelen of een Van Ip-
scheuten, ook al zouden de laatsten de aan
trekkelijkste dingen hebben voortgebi-acht.
Van een teekening van Saenredam ik heb
dat het vorig jjiar in een dezer stukjes ver
teld werd een Bosboom gemaakt omdat
Bosboom toen meer waard geacht werd; toen
de wind omsloeg was het gelukkig dat men
er eexx Saenredam in herkende maar.... de
teekening was toch al dien tijd dezelfde ge
bleven, nietwaar en haar intrinsieke belang
rijkheid dus onveranderd Thans zijn de mooie
teekeningen van Saenredam in de musea op
geborgen en de mooie Bosboom's zwerven
verweesd en een beetje uit de mode hier en
ginder rond. Tot het getij nogmaals keert en
ook die een vaste rustplaats krijgen, waar ze
veilig buiten den stroom der varieerende in
zichten, van hun tijd en hun maker getuigen
zullen. Voor, een modernen Pieter Teyler van
der Hulst zou er thans werk aan den winkel
zijn.
J. H. DE BOIS.
Onze reproductie is ontleend aan het mooie
hier indertijd besproken werk van P. T. A.
Swillens over Saenredam. (Uitg. De Spieghel
Amsterdam).
Uil Haarlem's Dagblad van 1886.
26 Augustus:
Het fraaie gebouw Teyler's Museum,
aan het Spaarne alhier, heeft thans aan
de voorzijde als orixament een prachtige
bronzen beeldengroep gekregen.
Gisteren morgen ten 8 uur werd deze
boven op het gebouw geplaatst. Maan
dag was men ermede begonnen het
zware gevaarte op te hijschen.. Het ge
heel stelt voor kunst en wetenschap,
gekroond door de onsterfelijkheid en is,
volgens het model van den beeldhouwer
Barth van Hove te Amsterdam, gegoten
door de „Compagnie des Bronzes" te
Brusel. Het kolossale stuk heeft een ge
wicht van 2250 kilogram en mag terecht-
een meesterwerk van modelleer- en giet
werk worden genoemd.
Als represaille maatregel
tegen een uitwijzing
onzerzijds.
Bedreiging was onze regeering bekend.
Vier Nederlandei-s, te Berlijn woon
achtig, hebben aanzegging gekregen
Duitschland binnen tien dagen te
verlaten. Het zijn de heeren: A. Hes,
tandarts; W. de Heer, accountant;
P. E. Peters, kunsthandelaar en E.
F. L. van Lith Harrebomee, redac
teur-vertaler van het Ned. Persbu
reau te Berlijn.
Na ingewonnen informaties te bevoegder
plaatse, kan omtrent deze uitwijzing het vol
gende worden medegedeeld:
In den loop der laatste jaren hebben de
Nederlandsche autoriteiten zich meermalen
genoopt, gezien, hier te lande gevestigde
Duitschers uit te wijzen wijl deze bleken te
hebben gehandeld in strijd met de regelen,
die de regeering had gesteld ten aanzien van
de organisatie van vreemdelingen hier te
lande in verband met het te hunner aanzien
geldend verbod vaxx politieke actie.
Kortelings zijn op dezen grond wederom
vier Duitschers. werkzaam bij de steenkolen
mijnen in Limburg, uit het land verwijderd
moeten worden. Voordat aan het besluit tot
uitwijzing gevolg was gegeven, weren door
het Duitsche gezantschap bij het ministerie
van buitenlandsche zaken stappen onderno
men .strekkende om de uitzetting te doen op
schorten en een nader ondei-zoek ter zake te
doen instellen.
Er zouden wellicht termen zijn geweest om
aan dit verzoek tot een nader onderzoek te
voldoen, ware het niet dat van Duitsche
zijde de bedreiging werd geuit, dat. werd
aan het verzoek voldaan. 4 willekeurige Ne-
derlandei's uit Duitschland zouden worden
uitgewezen. De ambtenaar van het ministe
rie van buitenlandsche zaken bij wien de
démarche werd gedaan had nog, alvorens de
regeering -met den Duitschen stap in kennis
te stellen, er met nadruk op gewezen dat de
bedreiging wel haast onmogelijk zou maken,
het Duitsche vei-zoek in overweging te ne
men, doch men bleek te Bei'lijn niet bereid
die bedreiging terug te nemen.
De Nederlandsche regeering harerzijds was
niet bereid, onder bedreiging verdere bespre
kingen te voeren, en de uitzetting van de
Duitschers uit Nederland heeft hierna con
form het besluit plaats gevonden.
De thans gemelde uitwijzing van
Nederlanders te Berlijn is dus als een
represaille op te vatten als hoedanig
zij ook door de Duitsche regeering
ter kennis van de betrokken Neder-
landei-s is gebracht.
Aan Hr. Ms. gezant is opgedragen te Ber
lijn tegen de voorgenomen uitzetting, als
zijnde in strijd met de bestaande verdragen,
te protesteeren eix op intrekking er van aan
te dringen.
In een onderhoud tussehen het bestuur
van de Nederlandsche Vereeniging te Berlijn
„Hollandia" en den heer Koek. den chef van
de vreemdelingnpolitie te Bei-lijn, die het
schx-ijven, waarin van de uitwijzing kennis
werd ggven, had onderteekend, delde de heer
Koek mee. op hooger bevel te hebben ge
handeld Het dagelijksch bestuur van „Hol
landia" kreeg intusschen den indruk, dat
het besluit van den politiepresident niet als
onherroepelijk moet worden beschouwd.
De Nederlandsche gezant Graaf van Lim
burg Stirum en de Consul-Generaal der
Nederlanden de heer Wolff vertoeven op het
oogenblik met vacantie buiten Bei-lijn. De
waarnemend Consul-Generaal, de heer Van
Houten, heeft intusschen den uitgewezenen
eveneens zijn medewerking toegezegd.
ZWARE BOERDERIJBRAND TE ZOETER-
MEER.
Dinsdagmiddag is door tot dusver onbeken
de oorzaak brand ontstaan in de kapitale
boerderij aan den Voorweg te Zoetermeer
toebehoorende aan den heer Kahn te 's-Gra-
venbage en bewoond door den landbouwer J.
Hartman. Het vuur vond zijn oorsprong in
de hooimijt en, aangewakkei-d door den wind
sloegen de vlammen weldra over op de groote
landbouwschuur en het woonhuis. Een twee
de. kleinere schuur, alsmede drie graanmij-
ten gingen eveneens in het vuur verloren. Van
den inhoud der schuren, welke een groot aan
tal landbouwersgereedschappen bergden, kon
niets worden gered. De brandweer, welke spoe
dig op het terrein van den brand aanwezig
was, kon tegen den feilen gloed niets uitrich
ten en beperkte zich tot het nathouden van
de aangrenzende perceelen. Verzekering dekt
de schade, welke aanzienlijk is. Pei-soónlijke
ongevallen zfjn niet voorgekomen.