De eer van het Sneeuwland De verloving van Prinses Juliana. FEUILLETON door JAMES OLIVER CURWOOD. 36) „U was bezig te bevriezen," zei hij. toen Jan hem aankeek. ..en u sliep als een blok. Ik heb daarginds op u zitten wachten en toen ben ik u gaan zoeken. Weet u ik dacht Hij aarzelde en klopte de asch uit den kop van zijn pijp. Toen keek hij Jan openhartig en eerlijk in het gelaat. „Kijk eens hier. oude kerel, als je soms geldgebrek hebt als het je tegen is geloopen op de een of andere manier mag ik je dan niet helpen?" „Dank u wel. m'sieur geld heb ik wel." zei Jan. Maar ik slaap liever buiten bij de honden. Maar ik geloof, dat ik stijf bevroren zou zijn. al u niet gekomen was. Bent u hiel den heelen nacht geweest?" Thornton knikte. „En nu is het ochtend." riep Jan uit. terwijl hij opstond en over de toppen der sparreboo- men heenkeek. Het is zeer vriendelijk van u. m'sieur. Ik wou. dat ik ook iets voor u kon doen." „Dat kan je," zei Thornton bedaard. „Waar ga je heen. als je hier vandaan gaat.'" .Naar het kantoor van de Compagnie te Prince Albert. Binnen een uur gaan we weg." ,.Mag ik meegaan?" vroeg Thornton. „Gaarne!" riep Jan. „Maar het zal een zware tocht zijn, m'sieur. Ik moet me haasten, en u bent er misschien niet aan gewend, om achter de honden te loopen." Thornton stond op en stak zijn hand uit. „Het kan mij niet te zwaar zijn," zei hij. „Ik wou Hij zweeg en een zeker iets in zijn gedempte •tem deed Jan hem recht in de oogen zien. Een oogenblik staarden zij elkander zwijgend aan. en weer merkte Jan in Thornton's gelaat de uitdrukking van smart en eenzaamheid op, die hij voor het eerst gezien had in het sche merduister der kamer. Het diepst trof hem echter de onderdrukte klank in Thornton's stem een klank van wanhoop bijna, die hem de hand van den ander een oogenblik langer deed vasthouden. Toen wendde hij zich naar zijn pak op de slede. „Ik heb vleesch en koffie en harde beschuit", zei hij. „Wilt u met me ontbijten?" Jan en Thornton legden dien dag vijftig mijlen af in Westelijke richting over de effen oppervlakte van de Saskeram, en kampeer den weer aan de Saskatchewan. Den tweeden dag volgden zij deze rivier, staken de Sipanock over en sloegen toen in Zuid-Westelijke rich ting af over het met sneeuw bedekte ijs naar Prince Albert. Vroeg in den middag van den vierden dag bereikten zij eindelijk de stad. „We zullen naar het kantoor der groote Compagnie gaan," zei Jan. „We mogen geen tijd verliezen." Nu was het Thornton, die hem leidde naar het eeuwenoude gebouw, dat op de Westelijke grens der stad gelegen was. Het was Thorn ton. die hem een kantoor binnenleidde, dat vol was van, meest jonge, wouwen, die aan schrijfmachines zaten te werken; en het. was Thornton, die een vierkant stukje wit carton overhandigde aan een grijs-harigen heer ach ter een lessenaar die, na het gelezen te heb ben, van zijn stoel opstond, boog, en hem de hand drukte. Eenige oogenblikken later ging er een deur open, waar Jan Thoreau alleen doorheen ging. met kloppend hart en stok kende ademhaling, terwijl zijn handen de pa pieren in zijn borstzak omklemden. Thornton bleef wachten aan den anderen kant der deur. Een uur ging voorbij zonder dat deze openging. De heer aan den lessenaar wierp een nieuwsgierigen blik op Thornton. Twee meisjes, aan schrijfmachines gezeten, fluisterden elkaar hun gissingen toe, wie of het wilduitziend schepsel uit het Noorden kon zijn, dat een uur van den tijd van den ondercommlssaris in beslag nam. Bijna twee uren waren voorbijgegaan eer Jan te voor schijn kwam. Thornton, nog altijd geduldig, stond op, toen de deur openging. Zijn blik ontmoette eerst het starende gelaat van den ondercommissaris. Toen kwam Jan naar buiten. Hij was in die twee uren vijf jaar ouder geworden. Zijn schouders hingen naar voren, alsof hij vermoeid was. en een vreemde bleekheid lag op zijn wangen. Het leek Thornton toe, alsof zijn smal gelaat nog smaller geworden was. Met gebogen hoofd, noch om zich heen, noch voor zich uit ziend, liep Jan door. en toen de laatste deur open ging. om hen uit te laten in de bleeke winter zon. hoorde Thornton het gesmoorde geluid van een snik. Zijn vingers grepen Jan's arm, zijn oogen schoten vuur. „Als ze je daarginds onrecht hebben aange daan." riep hij op woesten toon; „of als je in moeilijkheden zit. zeg het me dan en ik zal je heipen. Wanneer ze het met Jack Thorn ton aan den stok krijgen, dan krijgen ze het met den duivel te kwaad, en als er geld voor noodig is, om ze dat te toonen, dan heb ik een half millioen, om ze dat aan het verstand te brengen!" Dank u, m'sieur." bracht Jan er met moeite uit. trachtende, het stuk in zijn keel weg te slikken. „Dat is het niet. Ik heb geen geld noodig. Een half millioen zou juist zoo wat overeenkomen met wat ik daareven heb weggegeven." Hij drukte zijn hand een oogenblik tegen den leegen zak, waarin de papieren hadden gezeten. HOOFDSTUK XXVI. Verzoeking. 's Avonds, terwijl Thornton nog aan zijn avondmaal zat in het kleine, oude Windsor Hotel, maakte Jan zich uit de voeten en stak hij, met Kazan op de hielen de bevroren Saskatchewan over naar het sparrenwoud op den Noordelijken oever. Hij had er behoefte aan, alleen te zijn, na te denken en te strij den tegen een verlangen, dat hem bijna over- weldigj*<o. Eens op een dag, lang geleden, had hij zijn ziel bloot gelegd voor Jean de Gravois, en Jean had hem troost gegeven. Vanavond voelde hij den drang in zich, om tot Thornton te gaan, zooals hij tot Jean gegaan was, en hem zijn geschiedenis te vertellen, en wat er dien dag had plaats gehad in het kan toor van den ondercommissaris. In zijn hart was voor Thornston een gevoel ontstaan, dat krachtiger was dan vriendschap iets, dat hem voor Thornton zou doen vechten en ster ven, zooals hij zou gevochten hebben en ge storven zijn voor Jean de Gravois. Dit gevoe len was gegrond op het geloof, dat er iets was, dat Thornton zorg veroorzaakte dat ook hij vervuld was van een gevoel van eenzaam heid en smart, dat hij trachtte te verbergen. En toch verzette hij zich uit alle macht tegen de verzoeking om zijn nieuwen vriend in vertrouwen te nemen. Het zou hem toch niet helpen, behalve, dat het hem gedeeltelijk zou verlossen van zijn geestelijken last. Hij liep langs den oever der rivier, en stak deze weer over in de buurt van de kantoren der Com pagnie. Alles was er donker, behalve de kamer van den ondercommissaris. Daar brandde een licht. De ondercommissaris hield dus woord. Hij was aan het werk. Hij werkte tot laat in den avond, want toen Jan twee uur later terugkwam brandde het licht nog steeds. Over een week misschien zou het tien dagen worden, had de ondercommissaris ge zegd zou alles in orde zijn. Jan's blik werd altijd naar het Noorden getrokken, en ook nu keek hij in die richting, zich afvragende, wat er met hem zou gebeuren, als die week voorbij was. Toen hij met Kazan in het hotel terugkeerde, waren de lichten uit en de menschen naar bed. Thornton was echter nog op en zat alleen in het schemerdonker, evenals Jan hem het eerst had aangetroffen te Le Pas. Jan ging naast hem zitten. Er was een onrustige tril ling in Thornton's stem toen hij zei; „Jan, heb je ooit een vrouw liefgehad zóó lief. dat je bereid was voor haar te ster ven?" Het plotselinge van de vraag ontwrong de ■raarheid lippen; s>;n gteag klonf zacht en verstikt. Een oogenblik dacht hik' dat Thornton zijn geheim geraden had. „Ja, m'sieur." Thornton boog zich naar hem over. zijn knieën met de handen omvattende; de ellen de, die op zijn gelaat lag uitgedrukt, waa heviger, dan Jan nog ooit gezien had. „Op die wijze heb ik een vrouw lief," ging hij op gespannen toon voort. „Een meisje geen vrouw, en zij behoort tot jouw volk, Jan uit het Noorden, onschuldig als een bloem, schooner in m ij n oogen dan al de vrouwen, die ik nog ooit gezien heb. Ze woont in Oxford House. Ik ga terug, om om me zelf te redden." „Uzelf te redden!" riep Jan. „Heeft zij u dan niet lief?" „Zij zou mij volgen tot aan het einde der aarde." „Maar dan Thornton ging rechtop zitten en wischte zijn bleek gelaat af. Plotseling stond hij op en wenkte Jan, om hem te volgen. Snel liep hij naar buiten, steeds sneller, totdat zij de stad achter zich hadden. Van de plaats, waar hij stil bleef staan hadden zij het uitzicht over de wouden, tot ver in het bleeke licht aan den zuidelijken hemel. „Daar is het een hel voor mij!" zei Thorn ton, wijzende. „Daar is het, wat wij de bescha ving noemen doch voor het grootste ge deelte is het een hel, en voor mij is het heeie- maal een hel. Het is een hel van groote steden, van strijd, van bloedvergieten, van slechtheid. Ik heb nooit geweten, hoe groot de hel was. totdat ik hier kwam tusschen jelui: God gave, dat ik kon blijven voor altijd!" „U hebt haar lief," fluisterde Jan. „U kimt blijven." „Dat kan ik niet," kreunde Thornton. „Dat kan ik niet tenzij „Wat, m'sieur?" „Tenzij ik van alles afstand doe, behalve van haar." Jan's vingers trilden, toen zij Thornton's hand zochten. ,,En alles is is niets, wanneer u het ruilt voor liefde en geluk," drong hij aan. ysjxalï&ï Het werven van reservisten in Engeland voor Een kijkje op de Agrarische Palestina. Een snapshot te Aldershot bij de voor- atdeeling, welke dit jaar voor bereidingen der uitzending het eerst aan de Jaarbeurs te Utrecht verbonden is Het nieuws, dat H. K H. Prinses Juliana Van het gebouw der Duitsche Legatie verloofd was, werd bij de gebouwen le ^en Haag waait de hakenkruisvlag der dagbladen door het publiek gretig 'n verband met de verloving van gelezen H. K. H. Prinses Juliana Kaasdag te Bodegraven. De drukte voor het beursgebouw te Bodegraven, waar Dinsdag de Kaasdag werd gehouden H. K. H. Prinses Juliana met haar verloofde Prins Bernfiard von Lippe- Biesterfeld, poseeren voor den fotograaf na aankomst aan het paleis Noord, einde te den Haag. Achter hen H. M. de Koningin De Noorsche kolenboot .Sirenes", die tengevolge van den Westerstorm aan de Noordzee-kust in nood verkeerde, is bij Callantsoog gestrand. Het schip in zijn benarde positie Na aankomst van H. K. H. Prinses Juliana en Haar verloofde Prins Bernhard von Lippe-Biesterfeld, omhelst de Prins H. M. de Koningin. Links: de Prinses terwijl Zij uit de auto stapt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 8