De eer van hetSneeuwland Te den Helder had Vrijdag de beëediging plaats van de nieuwe officieren der zeemacht door den commandant der marine vice-admiraal T. L. Kruys Te Rotterdam werd Vrijdag de Rotterdamsche Havendag gehouden. De autoriteiten op de trappen van het stadhuis. Op den voorgrond de ministers: Deckers, Gelissen en Van Lidth de Jeude Nu de oogst .binnen" is, heerscht er weer levendige handel op de Groningsche Korenbeurs. Commissionnairs en landbouwers komen met hun monsterzakjes ier beurs H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard brachten Vrijdag een be zoek aan het ge bouw van 't Roode Kruis te den Haag, waar zij door het hoofdbestuur har telijk ontvangen werden Het afscheid tusschen vader en kind bij het vertrek der Engelsche soldaten uit Southampton naar het Oosten Bernhard een bezoek bracht Maaike, de aap in den Haagschen Dierentuin, heeft last van tropische ziekte, waardoor hij het bed moet houden FEUILLETON door JAMES OLIVER CURWOOD. 39) HOOFDSTUK XXVIII. Weder de Muziek. Dien nacht ging Jan voor het laatst terug naar de wouden, die hem tot schuilplaats dienden; en dien heelen nacht trok hij ver der, en bij iedere mijl, die hij achter zich liet, groeide er iets in zijn borst, dat steeds grooter en stoutmoediger werd, totdat hij zijn zweep weer op de oude manier liet knallen, en hij weer op den ouden toon riep tegen zijn hon den, en zijn bloed een tintelend lied zong aan den wilden geest der wildernis. Hij voelde zich weer thuis. De wouden waren hem altijd een tehuis geweest, vervuld van de zachte stemmen van den wind, die fluisterde in de boomen, en dien nacht was het meer dan ooit zijn tehuis. Eenzaam en ellendig als hij was, voelde hij geen ander verlangen, dan om er zich hoe langer hoe dieper in te begraven; hij voelde zijn hart doordringen van den levensadem, het medegevoel en de liefde van zijn wouden, die leden met zijn leed, die zijn hoop weer deden opleven, die hem opnieuw de eeuwige vriendschap van hun boomen en hun bergen toezegden, en van al het wilde leven, dat het verborgen hield. En van boven zagen de sterren op hem neer als ontelbare kleine vuren, die door lief hebbende handen waren aangestoken, om zijn pad te verlichten de sterren, die hem, zoo lang hij zich kon herinneren, muziek en vrede hadden ingegeven, en die hem meer kennis van Gods zwijgende macht hadden bijgebracht, dan menschenlippen hadden kunnen mee- deelen. Honderden malen had hij, in speelsche buien, leven en vorm toegekend aan de scha duwen. die de sterren wierpen, aan die der hooge sparren en kromgegroeide struiken, der rotsen en bergen zelfs. Nu was het niet langer een spel. Ieder uur, dat dien nacht verstreek, en lederen dag en nacht, die volgden, won nen zij aan wezenlijkheid voor hem; en zijn vuren in de zwarte duisternis maalden hem beelden af, zooals zij nog nooit te voren ge daan hadden, en de boomen, en de rotsen, en de kromgegroeide struiken troostten hem hoe langer hoe meer in zijn eenzaamheid, en ga ven hem, door hun wisselende schaduwvor men, het gevoel van de aanwezigheid van leven. Overal waren het dezelfde oude vrien den, standvastig en onveranderlijk. De sparre- schaduw, die hem hedenavond op zijn stille, zwijgende manier toeknikte, was dezelfde, die hem den vorigen avond had toegeknikt en vele avonden te voren; de sterren bleven de zelfde; en de wind, die tot hem fluisterde in de kruinen der boomen, was dezelfde alles was, zooals het gisteren was zooals jaren geleden onveranderd, hem nooit verlatende, nooit verouderend in hun toewijding. Hij had de wouden altijd liefgehad nu vereerde hij ze. In hun stille uitgestrektheid was het hem, of hij Mélisse nog altijd bij zich had. Zij fluis terden hem van haar oude genegenheid van hun jaren en dagen van geluk; en met zijn wouden doorleefde hij deze dagen telkens weer opnieuw, en als hij sliep, met zijn wouden, droomde hij ervan- Bijna een maand was voorbijgegaan, toen hij Oxford House bereikte, en daar het meisje met het bekoorlijke gelaat vond, dat Thorn ton liefhad. Hij deed, v/at Thornton hem ge vraagd had, en ging verder in Noord-Ooste lijke richting. Hij had nu geen doel meer, be halve om te zwerven door zijn wouden. Hij volgde de Hayes stroomafwaarts, en voorzag zich in zijn weinige behoeften in Indiaansche kampen; in het begin der lente hield hij ein delijk halt, te Cutaway een' eind stroomop waarts. Hier sloeg hij een kamp op. en bleef hij eenigen tijd, vallen uitzettend voor beren. Toen trok hij in Noordelijke richting, en weer Oostelijk altijd zorgende, op een afstand te blijven van Lac Bain. Toen de eerste gure winden hem waarschuwden, dat de winter in aantocht was, werd hij een tijdlang bevangen door het verlangen om Noordwaarts te gaan en dan Westelijk om nog eenmaal terug te keeren naar de Woestenij. Doch in plaats daarvan trok hij Zuidelijk, en zoo gebeurde het, dat hij zich, een jaar na zijn vertrek uit Lac Bain, een hut bouwde in het hartje dei- wouden langs de Godsrivier, vijftig mijlen van Oxford House verwijderd, en weder voor de Compagnie op jacht uitging. Hij had zijn be lofte aan Thornton niet vergeten, en liet op Oxford House het bericht achter, waar men hem kon vinden, als de man uit de beschaaf de wereld mocht terugkomen. Tegen het midden van den winter keerde Jan met zijn pelzen naar Oxford House terug. Op den avond van den dag, dat hij op de fac tory aangekomen was, hoorde hij een Fransch- man, .die uit het Noorden gekomen was, over Lac Bain spreken. Niemand ïette de verande ring op, die in Jan's gelaat kwam, toen hij zich terugtrok in de schaduw van het maga zijn der factory. Een oogenblik later volgde hij den Franschman naar buiten, en hield hij hem staande, toen er niemand in de buurt was, die hen kon hooren. „M'sieur, u sprak daareven over Lac Bain," zei hij in het Fransch. „Bent u daar geweest?" „Ja," antwoordde de ander. „Ik ben er een week geweest om te wachten op de eerste sneeuw voor mijn slede." „Het is mijn vroegere woonplaats," zei Jan, trachtende op natuurlijken toon te spreken. „Ik heb me al afgevraagd of er verande ringen zou den zijn. Hebt u Cummins den agent gezien?" „Ja, die was er." „En en Jean de Gravois, de hoofd beambte?" „Die was weg. Hoor dat eens! De honden zijn aan het vechten!" „Nog een oogenblik, m'sieur," smeekte Jan toen de Franschman een beweging maakte, om in de richting van het lawaai te snellen. „De agent had een dochter Mélisse „Zij was reeds lang geleden uit Lac Bain vertrokken, m'sieur," viel de pelsjager hem in de rede, zich geweld aandoende, om beleefd te zijn, terwijl hij zijdelings uitweek naar het tooneel van den strijd. „M'sieur Cummins vertelde me, dat hij in langen tijd niets van haar gehoord had ik geloof, al sinds een jaar. Hoor toch eens! De honden scheuren elkaar aan stukken, en het zijn mijn honden, m'sieur. want ik ken hun stemmen uit dui zenden!" Hij verwijderde zich snel in de duisternis, en Jan maakte een beweging, om hem te vol gen. Toen bleef hij stilstaan, en wendde zich in plaats daarvan naar het magazijn der Com pagnie. Hij bracht zijn pak naar de slede en de honden aan den zoom van het sparren woud, en werd door Kazan begroet, die hem tegemoet sprong aan het uiteinde van zijn koord. Dien nacht, terwijl Jan door het woud trok, lette hij niet op de sterren, nóch op de schaduwen zijner trouwe vrienden. „Een jaar," herhaalde hij telkens en telkens weer in zichzelf; en eens, toen Kazan zich tegen zijn been wreef, en opkeek naar zijn gelaat, zei hij: „Ach Kazan, oude jongen, onze Mélisse is meegegaan met den Engelschman. De hemel geve, dat ze gelukkig is!" Hierna eischte het woud hem nog meer voor zich op. In het voorjaar ging hij niet naar Oxford House, doch hij verkocht zijn pelzen aan een voorbij trekkenden halfbloed, en zwierf den geheelen zomer, in de streek in het Westen. Het was Januari, toen hij weer naar zijn hut terugkeerde, toen de sneeuw het hoogst lag; en drie dagen later ging hij, om zich van voorraden te voorzien, naar de Hud- sonbaai-factory aan het Meer Gods in plaats van naar Oxford House. Terwijl zij een ge deelte van het meer overstaken, sprong Kazan een oogenblik buiten het tuig, en hapte naar iets in de sneeuw. Jan zag de beweging, doch schonk er geen aandacht aan. totdat Kazan eenigen tijd later, stil bleef staan en op zijn buik neerviel, pijnlijk jankend, en op zijn tuig bijtend. Als een mes steek schoot hem de gedachte te binnen aan Kazan's plotselingen hap in de sneeuw; en met een gedempten kreet van schrik en angst viel hij op zijn knieën naast den hond neer. Kazan kermde, en zijn staartpluim sloeg In de sneeuw, toen Jan zijn grooten, wolfaclitigen kop met zijn twee handen oplichtte. Er kwam; nu geen geluid meer over Jan's lippen, en- langzaam trok hij den hond naar zich toe, totdat hij hem in zijn armen hield als een: kind. Kazan smoorde zijn kreunende geluiden in zijn keel. Zijn eenig oog was op het gelaat; van zijn meester gevestigd vol trouw, en.' wachtend op eenig teeken zelfs nog terwijl een vreemd, brandend vuur martelend aan zijn- leven knaagde; en in dat oog ontdekte Jan het steeds toenemend, roodachtig waas, dat hij honderden malen had waargenomen in de oogen van vossen en wolven, die gedood waren door vergif. Een kreet van zielesmart brak van Jan's lippen; hij hield zijn hoofd dicht bij Kazan's! kop, en snikte als een kind, terwijl Kazan zijni brandenden snuit tegen zijn wang wreef, enj zijn spieren strekte in een laatste verlangen,) om te vechten tegen hetgeen zijn meester] smart veroorzaakte, wat het ook zijn mocht.j Het duurde langen tijd eer Jan zijn hoofd op-] hief van Kazan's ruigen kop; en toen hij dit deed, wist hij, dat het laatste, wat hij bezat) aan liefde, aan vriendschap, aan alles, wat' hem met vleesch en bloed aan zijn eenzaam', leven bond, was heengegaan. Kazan was dood.i Hij nam een deken van de slede, wikkelde] Kazan erin, en droeg hem een paar honderd) yards dieper het woud in. Met gebogen hoofd kwam hij achter zijn vier honden aan. Een- half uur later keerde hij met zijn voorraden- naar de wildernis terug. Het was donker, toen. hij de plek bereikte, waar hij Kazan had achtergelaten. Hij legde hem op de slede, en. de vier honden jankten, toen zij hun vracht voorttrokken, waarvan de geur des doods tot hen doordrong. Zij hielden halt in de diepe! wouden aan den anderen kant van het meer: en daar legde Jan een vuur aan. (Slot volgt.)'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 12