AAN ALLEN! EEN PARIJSCH KOOPMAN. MENEERTJE HUILT, MENEERTJE LACHT. DE GESTOLEN MELODIE. Een tweede Kenau Hasselaar. Dat was Margaretha Sandra, die zich bij 't beleg van Aardenburg in 1672 door de Franschen op dezelfde wijze gedroeg als Kenau Hasselaar bij 't beleg van Haarlem in 1573. Ook zij hielp bij 't aandragen van verweermiddelen en bij 't versterken der wallen. Oude munten. Honderd jaar geleden had men gansch andere geldstukken dan tegen woordig. Van de zilveren munten had men dan b.v. 3, 2 en 1 guldensstukken. Bovendien had men daalders van f 1.50 en heele, halve kwart en achtste Zeeuwsche rijksdaalders van f 2.60 f 1.30, f 0.65 en f 0.32%; deze laatste noemde men ook wel pietjes. Dan had men heele, hal ve en kwart Hollandsche rijksdaalders van f 2.50, f 1.25 en f 0.62%. Ook had men nog heele en halve acht en twintigen van f 1.40 en f 0 70; heele en halve ducatons van f 3.15 en f 1.57%; schellingen, zesthalven, dubbeltjes en stuivers van f 0.30, f 0.27f 0.10 en f 0.05. Daar men nog geen bankpapier had moesten fUle betalingen geschieden in klinkende munt. Dezen meneer, die achter 't stuur zit, kunnen jullie blij en bedroefd laten kijken. Ook nog zoo'n beetje tusschen beide in. Knip eerst alle figuren maar eens netjes en precies uit. Plak ze dan weer op een briefkaart en geef alles een kleurtje. Vergeet vooral den hond niet. Nu kun je de drie hoofden met een postzegelstrookje bijeen binden, maar zoo, dat je ze beurtelings op het nekje van den meneer kunt krijgen. Het strookje zorgt er dan voor, dat ze op zijn kruin blijven han gen. Wil je hem in een andere gedaante la ten zien, dan sla je het gezicht naar achter, zoodat er een andere beeltenis te voorschijn komt. Voor de stevigheid kun je de auto weer in een gleuf van een cartonnen doos zetten of op een blokje hout. Je kunt de gezichten natuurlijk ook bevestigen met een speld, maar dit is niet zoo solide door de gaatjes, die ten slotte steeds grooter worden. W. B.—Z. RAWEHAURHA EN DE HAAIEN. Indische vertelling. De toovenaar Abina had een zoon, die Ra- wehaurha heette. Omdat hij flinker en moe diger was dan alle andere jongens, leerde zijn vader hem de taal der visschen. Op zekeren dag klom hij op een koraalrif, om van daaruit naar oesters te duiken. Het water was helder en diep; hij kon tot op den bodem zien. Hij zag een heeleboel oesters liggen; wel veertig kon hij er tellen. Blij over deze ont dekking wilde hij juist naar beneden duiken, toen hij stemmengeluid uit de diepte hoorde Hij boog zich over het water en luisterde. Het was een troep van wel twintig haaien, die daar bij elkander waren en beraadslaagden. „Kijk eens naar boven, daar komt een mensch aan," zei een van hen. „Ik zag hem "naar beneden kijken. Let op, kameraden." Rawehaurha bedacht zich een oogenblik. Toen greep hij een stuk koraalsteen en terwijl hij in de visschen taal riep: „Let op, de haai met de langste staart, is mijn vriend," smeet hij het stuk rots ver weg in 't water om zelf dan precies naar den an deren kant, het water in te duiken. Een paar minuten later kwam hij weer boven, terwijl hij in iedere hand een oester had, Toen hij op het strand stoen luisterde hij weer. Van beneden of klonk een woedend ge kibbel. Alle haaien waren naar het stuk steen gezwommen, hadden zich in wilde woede daarop geworpen en, inplaats van in zacht menschenvleesch te bijten; hadden ze een hard stuk steen tusschen hun tonden. „Ik hoorde een stem. die riep: Iet op, de haai met de langste staart is mijn vriend," zei een ander. „Dan is dat dus de verrader," riep een derde ..Wie van ons heeft de langste staart?" En toen werd het een helsch spektakel. Alle haaien gingen naast elkaar staan, om hun staarten te meten en toen ze wisten, wie van hen de langste had, aten ze die haai met huid en haar op. Toen dit gebeurd was, wierp Rawehaurha opnieuw een stuk koraalrif in het water met de kreet „Opgelet, de haai met de langste staart is mijn vriend,en hij dook weer in het water, maar aan den anderen kant, dan waar hij de steen gegooid had. Toen Rawehaurha weer bovenkwam, had hij opnieuw een oester in iedere hand en de haaien waren opnieuw aan het kibbelen. Zoo ging Rawehaurha door tot er tenslotte nog maar een haai over was en die was veel te moe om Rawehaurha aan te vallen. JAANTJES CADEAUTJE. Op een middag kwam Jaantje opgewonden uit school. „Mams, volgende week is Tine jarig en nu ben ik uitgenoodigd om op haar verjaardag te komen. Mag ik Mams?" .Natuurlijk kind; dat is erg leuk voor je." ,Mams, wat zal ik haar geven?" ..Dat is een moeilijker geval, Jaantje. Had je zelf al iets bedacht?" Jaantje schudde het hoofd. „Nee, eigenlijk niet. En Tine heeft al zoo veel van allerlei dingen, dat ik het heel moei lijk vind iets te bedenken." „Wat heeft ze voor haar verjaardag aan haar ouders gevraagd?" Spanje en sinaasappels. Geen land ter wereld levert zooveel sinaasappels als Spanje. Terwijl heel Europa 1 420.570 ton sinaasappels opbrengt (1 ton is 1000 K.G.) komt hiervan 1.177.000 ton voor rekening van Spanje. De op brengst der overige sinaasappelen voortbren gende landen beteekent dus vergeleken met die van Spanje niet zoo heel veel. De Moo- ren heben met de invoering van deze heer lijke vrucht aan Spanje een weldaad bewezen, grooter dan zij ooit hadden kunnen denken. Sommige provincies van Spanje bestaan enkel en alleen van de sinaasappelteelt en wat daar aan te pas komt, b.v. Valencia. Eerst in de 18e maar vooral in 't midden der vorige eeuw werd de sinaasappel een belangrijk uitvoer artikel Tegenwoordig bedraagt de gemiddelde jaarlijksche uitvoer 414.072.000 kilogram, die den Spanjaarden 55 milhoen gu'len in het laadje brengt. Wij nemen Jaarlijks een k)~ine 45.000 ton sinaasappelen van Snan/e af. waar van we ongeveer 30.000 ton zelf verorberen en de overige 15.000 weer verkoopen aan andere landen. De gewone opbrengst van één boom is 2000 vruchten, doch opbrengsten van 10.000 vruchten per boom komen ook voor. Laten we hopen dat de Spanjaarden bij de tegenwoor dige onderlinge vechtpartijen niet vergeten, dat we na enkele weken eraag van hun si naasappelenovervloed willen profiteeren, hoe wel ook de andere werelddeelen een flinke hoeveelheid opbrengen n.l. samen 2.361.000 ton ruim. W. B.Z, Wie niet met z'n oogen in den zak loopt en dat doen jullie natuurlijk geen van allen, maar goed rondkijkt en vooral ook af cn toe eens naar boven, kan tegenwoordig vaak groote troepen vogels zien vliegen. En niet alleen dat, maar hij kan ook opmerken dat deze vogelmassa bijna steeds in een zelfden vorm door het luchtruim trekt en wel in den V-vorm. Wat er in de vogelwereld dan te doen is? Wel ze trekken weer weg naar hun winter- verblijfplaats of komen hier omdat het hun in 't hooge Noorden te koud wordt. Waarom trekken de vogels weg en waarheen trekken zij? Vroeger meende men algemeen, dat de vo gels gingen vertrekken, wanneer het voedsel voor hen begon te verminderen of zoo goed als heelemaal niet meer te krijgen was. Sinds men echter in verschillende landen er zich op heeft toegelegd het trekken der vogels na te gaan is wel gebleken dat dit niet juist gezien was. Immers de gierzwaluw, de wielewaal, de koekoek, de ooievaar en nog andere zomer vogels gaan er al van door als voor die alle hier nog volop voedsel te vinden is. Ook de le pelaar, die o.a. in ons land nog op Texel, in 't Naardermeer en in 't Zwanenwater voor komen en zich voeden met allerlei klein ge dierte dat in de Waddenzee leeft, worden in Augustus, September onrustig en weldra be gint de trek naar 't Zuiden, langs de Neder- landsche, Belgische. Fransche, Spaansche en Portugeesche kusten naar de winterverblijven aan de strandzeeën van de Spaansche Zuid kust en de kust van Noord-Afrika. Men heeft ook wel gedacht dat het trekken zijn oorzaak vindt in het verminderde daglicht, maar ook dat zal wel niet waar wezen want de jonge kieviten beginnen zich immers al in Zuidelijke richting te verplaatsen in 't begin van Juni. Hier volgt een aardig tijdverdrijf, voor een regenachtige middag, wanneer je je erg ver veelt. Knip de stukjes die je hiernaast afgebeeld ziet, uit en plak ze dan, op de juiste manier, netjes op. Je Krijgt dan de .voorstelling van een heel bekende geschiedenis uit het Oude Testament. Heel nauwkeurig en Precies wer ken, hoorl In een huisje in een der buitenwijken van een groote stad woonden twee componisten. Jullie weet allemaal, wat componisten zijn, dat zijn menschen. die mooie melodieën ma ken. Deze beide componisten dan waren heel verschillend van karakter. De eene, die beneden woonde, had een vriendelijk karakter en schepte prachtige me lodieën; terwijl de ander, die boven woonde een onvriendelijk mensch was, die niets deed dan wachten op de inspiratie, die niet kwam. lederen avond ging hij bij het venster zit ten en luisterde naar de wondermooie melo dieën, die zijn benedenbuurman op de piano speelde. En iederen avond werd zijn jaloezie en zijn haat tegen den ander feller en groo ter. Want hij begreep, dat zijn buurman, hard werker als hij was, op een dag beroemd zou worden. De beide componisten kenden elkander niet. Ze groetten ook nooit, wanneer ze elkaar op de trap tegenkwamen. Op zekeren nacht werd de componist, die boven woonde wakker, doordat klanken van pianospel tot hem doordrongen, van beneden af. Zijn buurman werkte dus nogPlotse ling weerklonk een melodie zoo mooi en aan grijpend als de ander nog nooit gehoord had. Hij luisterde ingespannen om geen noot van dit heerlijke muziekstuk te missen. Toen het laatste accoord weggestorven was, merkte hij dat er een traan langs zijn wangen liep. Toen begreep hij, dat de inspiratie, waar hij zoo lang op gewacht had, eindelijk gekomen was. Hij stak het licht aan, nam een vel papier voor zich en begon ijverig te schrijven. De eene noot na de andere gooide hij op het papier en toen hij eindelijk klaar was voelde hij zich geheel uitgeput. Hoe laat zou het zijn? Hij wist het niet; maar hij zette zich aan de piano om te probeeren of zijn werk geslaagd was! Wederom klonk de zoete melodie door den nacht, tot ze met 'n snerpenden loon af brak Verschrikt keerde de componist zich om. Hij had het gevoel, dat iemand achter hem stond, die hem met verwijtende blikken aan zag. Toch was er niemand in het vertrek. Toen gebeurde er iets zonderlings; 't muziek stuk, dat op de piano stond werd door een on zichtbare hand verscheurd en viel in snippers op den grond. „Dief," zei een stem. „Ik ben de geest van het genie; ik zou je geholpen hebben bij het scheppen van melodieën; maar nu je het werk van een ander overgenomen hebt, verlaat ik je voor altijd." En zoo was het ook; hoe hij ook probeerde en probeerde; nooit gelukte het den compo nist meer een mooie melodie te scheppen. Dan gelden dus geen van beide veronderstel lingen, want dan is er nog volop voedsel en de zon schijnt op haar langst. Het schijnt dat iedere vogel op een bepaalden tijd van 't jaai de zucht om te gaan naar andere streken in zich voelt opkomen, want ook vogels in kooien opgesloten, worden in den trektijd van hun soortgenooten min of meer onrustig. Dat die trekzucht der vogels toch wel iets te maken zal hebben met het veranderen der tempera tuur, blijkt dunkt me uit het feit dat ganzen en lijsters hier uit het Noorden komen als daar de vorst ingevallen is of bij hevigen sneeuwval en kieviten en spreeuwen, en leeu weriken die hier soms al heel vroeg in 't voor jaar verschijnen, verdwijnen weer, wanneer hier een nieuwe koude-periode invalt om on- middllijk weer te verschijnen als die voorbij is. Niet alleen de oorzaak van het trekken heeft den menschen altijd belang ingeboe- boezemd, maar ook de weg, waarlangs de vo gels trokken. Reeds in 't jaar 1477 heeft men daarvoor proeven genomen. Men-deed de zwa luwen ringetjes om de pooten en trachtte dan uit te visschen waaa: die vogels terecht kwa men We zouden tegenwoordig zeggen: na tuurlijk dat daar niets van terecht kwam, want hoe slecht was toen de verbinding van de menschen onderling. Eerst sinds 1903 is men begonnen deze wegen te bestudeeren in samenwerking met vogelliefhebbers in ver schillende landen en het spreekt vanzelf, dat we, nu het verkeer tusschen de menschen zoo veel gemakkelijker is geworden er ook beter van op de hoogte geraken. In verschillende landen heeft men zoogenaamde vogelwachten waar de gevangen vogels na van aluminium ringen voorzien te zijn, weer worden vrijgela ten Op die ringen staat de naam der vogelwacht en een nummer. Wordt nu on derweg zoo'n vogel gevangen, dan kan men na bericht aan de betrokken vogelwacht vrij wel precies den weg nagaan. Zoo heeft men kunnen nagaan, dat lang niet altijd de vogels den kortsten weg naar hun winterverblijf vol gen; dat ze lang niet altijd in één stuk door vliegen, maar heel vaak op een tusschengele- gen^plaats enkele dagen overblijven; dat ze, indien eenigszins mogelijk, het water zooveel mogelijk vermijden; de Middellandsche Zee bijvoorbeeld wordt door bijna alle trekvogels gemeden. De ooievaars b.v. die van uit 'Oost- Europa naar 't Nijlgebied trekken bereiken dit langs een omweg en wel over het Balkan- schiereiland, Klein-Azië, Palestina en het Suezkanaal. Wat bij dit trekken der vogels ook opvalt is dat ze zoo goed als alle hun vorig nest terugvinden. Men heeft om dit te constateeren eigenaardige proeven genomen. Uit de omgeving van Hamburg ving men spreeuwen en zwaluwen en verzond die per vliegtuig of per nachttrein naar verschillende plaatsen o.a. naar Berlijn, Malmö, Gleiwitz en Londen en 75 pet. der vogels die b.v. naar Gleiwitz verzonden waren, dat is op 700 kilo meter afstand van Hamburg kwamen op hun nest terug. Men heeft ook kunn envaststellen dat spreeuwen in den regel met gemiddeld de grootste snelheid vliegen. De meeste vogels, waaronder die veel sneller kunnen vliegen dan de spreeuwen, maken zoo'n haast niet om gauw over te zijn, maar vliegen een beetje kalmer. W. B.—Z. LEGPUZZLE. „Ik geloof een nieuwe tasoh", antwoordde Jaantje. „Nu, dan weet ik een aardig cadeautje voor je om haar te geven. Geef haar een heel mooi geborduurd zakdoekje om in die tasch te doen." „Zou ze dat aardig vinden, mams?" vroeg Jaantje twijfelend. „Zeker," zei haar moeder beslist; „maar dan moet je het zelf maken enheel mooi maken." Samen gingen ze aan den slag. Moeder had nog een mooi lapje wit batist. Dit werd vier kant geknipt met zijden van 24 centimeter. De geheele rand werd omgefestonneerd met kringetjes, die in het midden open waren. Voor deze kringetjes werd een randje van opgevul de stippels gemaakt. En tenslotte maakte Jaantje in een der hoekjes een aardig bou- quetje. Toen het zakdoekje klaar was en opgestreken, was het zoo mooi. dat Jaantje besloot er voor haar zelf ook een te maken En Tine, die het doekje op haar verjaar dag kreeg, was er ook erg mee ingenomen, dat kan ik jullie verzekeren. TANTE TINE. „Nu hoe heb je het gehad? Was het fijn in Parijs? Vertel eens wat!" met dergelijke vra gen bestormden de jongens Herman van Baal, toen hij de eerste dag op school kwam. Her man lachte. „Oh, het was fijn! Natuurlijk heb ik ge noten. Parijs is een heel groote stad en zoo druk!" Daar kwam de leeraar al binnen. Hij hoor de het lawaai, dat de jongens maakten en vroeg belangstellend. „En jongens, waarom schreeuwen jullie zoo?" „Herman is naar Parijs geweest, mijnheer!" roepen een paar. „Zoo, dat is leuk! En Herman, vertel eens; wat is je wel het meest opgevallen?" Herman lachte een beetje verlegen, zei toen: „Och, het verkeer was er allemaal veel drukker natuurlijk; maar dat me iets bijzon ders vreemd voorkwam, nee dat niet. Of ja, toch. De koopman in cocosmelk!" „Wat is dat?" vroeg de leeraar nieuwsgierig. „Zooals hier in de stad zoo veel ijskarretjes staan, zoo loopen er in Parijs kooplieden rond, die een bruine bus op hun rug hebben, waar uit ze cocosmelk verkoopen. Ze hebben een belletje om hun hals en daar kondigen ze zich mee aan. Kijk hier, ik heb zoo'n mannetje ge maakt." En uit zijn tasch haalde Herman een figuurtje van triplex. Belangstellend bekeek de leeraar het aardige figuurtje. „Marchand de coco!" zei Herman meteen. „Prachtig, ik zie, dat je je ook bekwaamd hebt in het Fransch. En nu stel ik voor, dat alle jongens uit de klas thuis zoo'n zelfde fi guurtje zullen maken. Je kunt het van triplex maken zooals Herman gedaan heeft; maar je kunt natuurlijk ook carton gebruiken. Degeen, die het aardigste figuurtje mee brengt, krijgt van mij een belooning." Dat dit voorstel van den leeraar met vreug de begroet werd, begrijpen jullie wel. Ik hoorde van een van de jongens dit aardige plan en liet daarom de nevenstaande teekening ma ken, zoodat jullie ook de koopman in cocos melk kunnen maken. Dus maar goed je best doen, hoorl OOM KEES

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 15