De geheimzinnige Gastheer het De overweldigende aanblik van De aankomst der vorstelijke personen in het Olympisch stadion voor de grootsche hulde aan de Prinses en den Prins De kinderhulde in de Apollolaan werd door de vorstelijke verloofden dankbaar in ontvangst genomen Stralend van geluk. H. K. H. Prinses Juliana in de auto bij haar grandiose ontvangst in de hoofd stad tot in de uiterste hoeken bezette stadion te Amsterdam tijdens de grootsche huldiging van H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard FEUILLETON door ELSA KAISER. 4) De opzichter kuchte, het scheen hem moei lijk te vallen om te spreken. Hij veegde met de hand langs zijn voorhoofd. „Nu dan," zeide hij snel, „zij vonden den ouden rent meester er. boekhouder van uw vader ver moord in het kreupelhout, geworgd". William viel op een stoel neer, hij keek den opzichter verwezen aan. „Vermoord?" sta melde hij. „Gewurgd?" De opzichter knikte. „Wat moeten we doen?" vroeg William hul peloos. „Ik wilde niets ondernemen voordat ik u had gesproken", begon de opzichter, „maar ik dacht zoo. dat u het wel moet aangeven". William knikte. „Ja, |a, natuurlijk", gaf hij toe. Opeens hief hij het hoofd op. „We moesten er niet me!- nijr. rader over spreken", zeide hi'j ,.Th zal morgei'. dadelijk naar den burgemeester gaar en rnei hem overleggen wat e: gedaan moet werden. Waar is het lijk?" D& opzichi?r r/53s na ar een gesloten deur linln. In de i>msr. „Daar" zeide hij, „Gelukkig had de :nv\ geen familieleden zoodat we niet dadcilj'. n;c'.t'oaa<Meid van de zaak behoeven te vreoz^n'. Wmlrrr zat voor zich uit te staren. „Ja, ja", mompelde hij. „Ik zal morgen met den bur gemeester spreken". „Dat Is het beste, mijnheer", besliste de opzichter. „Ik moet nu weg, Petersen" zeid William flwat ik je nog zeggen wilde, spreek er met niemand over en houdt die deur daar, goed gesloten, als ik morgen van den burgemeester terug kom, zal ik maatregelen nemen, er moet natuurlijk een schouwing plaats heb ben". „Dan krijgen we hier den coroner ook nog over den vloer" bromde de opzichter, „zouden we niet Scotland Yard in den arm nemen?" „Ik zal er over denken, Petersen", beloofde William en verliet met een bemoedigende hoofdknik de kamer. In de eetkamer teruggekomen vond hij zijn vader en Lutton in een druk gesprek gewik keld. De oude heer keek zijn zoon een oogen- blik onderzoekend aan maar vroeg niets. Zwij gend ging William zitten. „Wij zullen nu laten opdienen, wij wachtten daarmede op jou", zei de oude heer. „Onze gast heeft werkelijk honger, wij hebben hem onbeleefd lang laten wachten. Jullie hebben in de stad niets gebruikt, dat is te lang mijn jongen, een mensch moet onder alle om standigheden eten". Bij deze woorden wierp hij een eigenaardigen blik op het bleeke ge laat van zijn zoon. -William merkte dien blik niet op maar Lut ton zag hem en besloot bij zichzelf William aan het praten te krijgen, het koste wat het wilde, hij moest de kwestie in het reine zien te brengen, zooals de zaak nu was kon het onmogelijk blijven. De oude schelde en de huishoudster bracht, geholpen door een dienstmeisje, een voortreffelijken maaltijd binnen. Er was veel mooi kristal en zwaar familie zilver. geurige lichte wijn en kruidig gebraden vleesch, jonge groenten, gevogelte, gebak en een voortreffelijk dessert en de conversatie vlotte uitstekend, hoewel William weinig sprak en voortdurend in diep gepeins verviel waar uit zijn vader hem telkens met een grapje of een kwinkslag probeerde te wekken. Het lukte hem niet heelemaal. maar tegen het einde van den maaltijd scheen William plotseling zijn somberheid af te leggen en begon hij levendig te praten. Hij haalde her inneringen uit Oxford op en lachte met Lut ton om de grappen die zij als student hadden uitgehaald. De oude heer lachte uitbundig mede en maakte nu en dan snedige opmerkingen die Lutton's waakzame aandacht trokken. Toen men een goed uur later van tafel op stond zeide Lutton dat hij in lang niet zoo heerlijk had gedineerd. „U hebt een uit stekende huishoudster", prees hij. „Ja, ja", antwoordde de oude heer. „Sedert den dood van mijn vrouw doet één van de pachtersvrouwen hier het werk en verzorgt de keuken. Zij is vroeger als kokin bij een hertogin in dienst geweest, wij genieten hier de afschaduwing van de feestmaaltijden die zij daar klaar maakte. Het is anders moeilijk om op zulk een afgelegen plaats een goede huishoudster te krijgen". Het gezelschap begaf zich naar de kamer van den vader en Lutton constateerde met vreugde dat de gedrukte stemming, waar onder vader en zoon bij het begin van hun ontmoeting leden, voorbij scheen te zijn. Men zette zich in de gemakkelijke stoelen en ver volgde het afgebroken gesprek. De kamer was de zoogenaamde rookkamer, zij lag in den linkervleugel van het huis. De vensters zagen op den bloementuin uit en een groote opennslaande glazen deur gaf toe gang tot het terras. De inrichting van de kamer hield het mid den tusschen een rookkamer en een biblio theek. Drie der wanden waren bedekt met boekenkasten, die vol stonden met werken op elk gebied, moderne zoowel als oude klassieke. De zware, mooi gebeeldhouwde meubelen deden het vermoeden rijzen dat de Kings zeer vermogend moesten zijn. Op den vloer lag een prachtig Turksch tapijt en in een hoek stond een Japansch scherm waarachter Lut ton een rustbank vermoedde, verder stonden er nog een brandkast en een schrijftafel. In een kleine glazen kast lag een verzameling 1 wapens uit alle tyden en landen. De vader was zichtbaar gestreeld met de opmerkzaam heid die Lutton ervoor toonde. „Ja", zoo ver telde hij, „ik heb de wapens zelf verzameld, ik heb een leven vol avonturen achter mij en zoowat de geheele wereld rondgereisd". Lutton keek hem verwonderd aan. „O, heeft mijn zoon u dat niet verteld? Ik heb ook op olifanten gejaagd", vertelde hij verder en wees naar twee olifantstanden die aan den wand hingen. Toen hij merkte dat Lutton één en al belangstelling was, vertelde hij nog meer en liet nog verschillende reliquien zien. „Kijk", zeide hij, „hier hebt u bijvoorbeeld een vergiftigde pijl, de getroffene voelt in het eerste oogenblik slechts een prik en in het volgend oogenblik is hij reeds doodHij onderbrak zichzelf plotseling met de woorden: „Ach. waar praat is over, mijn herinneringen zijn niet altijd van de aangenaamste soort". Men nam weder plaats en rookte. William deed verslag van de onderhandelingen in de stad en Lutton, gevraagd naar zijn boeken, sprak een oogenblik over zijn werk. De oude heer zag er plotseling moe en bezorgd uit en hoewel hij zijn best deed vroolijk te schijnen, verviel hij soms in gepeins waaruit hij dan eensklaps ontwaakte en krampachtig deel nam aan het gesprek. Het was Lutton intusschen duidelijk gewor den dat er iets was dat niet in orde was. De zoon had een angstig voorgevoel en sprak van een dreigend gevaar, en de vader? Deze was nog vreemder dan de zoon. Zou dit gevaar den ouden man dreigen? De geheele zaak begon Lutton machting te interesseeren en hij besloot beiden onopgemerkt te observeeren. Juist had het kamermeisje dan wijn binnen gebracht, toen de huishoudster kwam. „Wel, mrs. Smith, wat is er?" vroeg de oude heer Kings. „Daar is de man weer terug", antwoordde de huishoudster. „De man die vanmiddag den hond heeft gebracht". William sprong op. „Dat Is voor mij!" riep hij opgewonden. „Wacht eens", hield zijn vader hem tegen, „wat is dat voor een geschiedenis met een hond?" „Ik heb een waakhond gekocht", legde Wil liam uit en verliet zonder een woord meer de kamer. De oude man liep hem na en hield hem, in de gang gekomen, bij den arm vast. „Wacht een oogenblik, ik wil eerst nog met je praten", zei hij haastig. Zijn gelaat was bleek en het scheen als stond hij te trillen op zijn beenen. „Wat wil je nu eigenlijk met een hond? Je weet toch dat ik niet van hon den houd?" „Dan is dit toch pas van den laatsten tijd", merkte William koel op. „Verleden jaar was u nog erg aan den ouden Hector gehecht, u wilde er toen zelfs twee bij koopen". „Goed. goed", de oude heer was erg geprik keld, „dan ben ik nu van meening veranderd, ik wil geen hond hier hebben". Eensklaps keerde William zich bruusk om, „Dan zal lk u wat zeggen vader, ik verlang rust in huls Ik wil datvreemde 's nachts niet meer en daarom heb ik een hond ge kocht". Hij wilde doorloopen maar de oude man hield hem opnieuw tegen. „Ik begrijp je niet!" mompelde hij, „ik heb niets van nachtelijke dingen gemerkt". Hij wierp een loerenden blik op zijn zoon. Men kon het hem aanzien dat hij ergens voor vocht, want het was toch absurd om zooveel drukte te maken, enkel om een hond, tenslotte behoorde er toch bij zulk een eenzaam huis een hond, meende Lutton ln stilte. Een oogenblik stond de oude man nog ln ge dachten maar opeens zei hij- „Nu goed. voor mijn part., neem dan een hond. maar leg hem vast". William's gelaat bleef donker „Wat wilt u toch vader!" riep hij. „een waakhond moet 's nachts vrij loopen, bent u soms bang dat hij onze menschen zal aanvallen, onzin Ik heb hem gekocht voor de luivoor in brekers die hier mochten rondsluipen". (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 9