Notities van een Crieksche reis. Montrea l-Otta wa-Ca Iga ry. 0 BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1936 H A A R E E M'S DAG B t A D Ml Een bezoek aan Pompeji. Bestijging van den Vesuvius. Het Nationaal Museum van Napels. Naar huis. Door Dr. D. M. HOOCEVEEN Het forum van Pompeji. Woensdag 22 April/ De hoofdstad van Mal ta: La Valetta valt ons mee. Weliswaar zien we na het vele. dat we reeds gezien hebben, niet zooveei nieuws, maar toch imponeeren ons de ligging op geaccidenteerd terrein, de gróote vestingwerken en de prachtige natuurhaven. Aanstonds na onze landing maken we gebruik van een publieke lift, die ons omhoog voert naar een keurig Engelsch plantsoen, vanwaar men een overzicht heeft over de havens, waarin eenige Engelsche oorlogsschepen lig gen; véél zien we er niet; het lijkt me waar schijnlijk dat de meesten wegens de nabijheid van de sterke Italiaansche luchtmacht naar een veiliger oord zijn teruggetrokken. Overi gens gaven ook de Engelsche vliegtuigen bij de nadering van ons schip acte de présence. Van een belangrijke historie getuigen het pa leis van den gouverneur, dat vooral wegens zijn gobelins een bezoek loont en ook een uit gebreide wapenverzameling bergt en het mu seum. Ook de kathedraal en de schutsheilige Johannes is een bezoek waard. Op straat ziet men vele vrouwen een zwarte hoofddoek dra gen, de „faldetta" die eerst den indruk maakt door den wind te zijn bolgeblazen, maar bij nader inzien als een soort vaste huif ruim om het hoofd blijkt te staan. Hoewel het eiland vrijwel boomloos is, vindt men er toch een prachtige, hooggelegen botanischen tuin, waarin het een genot is een kijkje te nemen; tevens kan men daar van een prachtig uit zicht over het eiland en de zee genieten. Het valt ons dan weer op, hoe uitgestrekt zoo'n schijnbaar luttel eiland in werkelijkheid nog is. De stad, hoewel naar het aantal inwoners gerekend niet groot (30.000) maakt toch een flinken indruk, vooral de hoofdstraat met le vendig verkeer en vele goede winkels. Eigen aardig doen de massa's geiten aan, die zich in de straten ophouden en soms in kudden er door worden gedreven, soms gemoedelijk in een zijstraatje met hun wijze koppen staan te wachten totdat ze worden gemolken. Donderdag 23 April. De landing te Porto Empédocle, de havenstad aan de Zuidkust van Cicilië kan helaas door de zware zee deining niet plaats vinden. Men had van daaruit 'n bezoek aan de tempelruïnen van Agrigéntum willen brengen. De kapitein ver kiest den veiligen weg en vaart verder langs de kust naar het westen. Met behulp van onzen kijker onderscheiden we de ruïnen van Selinünte. Langs de Aegatische eilanden wordt dan koersgezet naar Napels. Den gehee- len verderen dag houden we stormachtig en regenachtig weer, zoodat van zwemmen en zonnebaden op het sportdek geen sprake meer is. Reeds dezen avond vindt het „Abschieds- essen" plaats (daar in Napels eenige passa giers ons zullen verlaten), terwijl het schip zich voortspoed over de diepe diepten van de Tyrrheense zee. Vrijdag, 24 April. Het eerste, wat we in Napels doen, is de stad verlaten voor een bezoek aan het na burige Pimpéji; voor mij een korte herha ling, voor mijn vrouw een eerste kennisma king. Onder uitstekende geleide loopen we weldra over de Pompejaansche polygonale straatsteenen met de opmerkelijke wagen sporen van het antieke verkeer. Hier en daar liggen dwars over de straat groote platte steenen om over te steken. Zooals bekend is. werd de stad in 79 j. n. Chr. bij een uitbarsting van de dichtbij - zijnde Vesuvius onder een dikke laag asch bedolven. De meeste bewoners konden nog vluchten, slechts enkele lijken heeft men gevonden. Juist de aschlaag heeft de stad zooals ze was gefixeerd en geconserveerd voor eeuwen; op een enkel punt, waar de op gravingen nog moeten geschieden, kan men j ze zien, ongeveer 6 Meter dik. Als men na gaat, dat na al de opgravingen nu nog slechts 3/5 van de stad is bloot gelegd, krijgt men eenig idee van de hoeveelheid asch, die bij de uitbarsting door den vulkaan over den geheelen omtrek moet zijn uitgebraakt. Wie weet welke ontdekkingen bij verdere opgravingen nog gedaan zullen worden! We komen langs het belangrijkste plein: het Fórum met de ruïnes der tempels van Jupiter, Apollo enkeizer Vespasianus; op den achtergrond zien we de Vesuvius met de steeds van vorm veranderde rookpluim. Het Fórum was de markt en het centrum van alle openbare leven. Ter beschutting te gen zon en regen dienden zuilengangen aan de kanten; men zou die van de binnenplaats van ons Prinsenhof er mee kunnen verge lijken. Door tal van huizen worden we rondge leid, die alle hun eigenaardige bijzonderheid hebben. De meeste gevonden steenen en bronzen voorwerpen worden bewaard in het groote museum te Napels. Bijzonder bekoor lijk zijn de talrijke wandschilderingen, die aan de interieurs een eigen karakter .geven; ze zijn namelijk deels ter plaatse gelaten, voor een deel ook in het genoemde Napoli- taansche museum gebracht. De schilderin gen vertoonen hier en daar een opmerkelijk technisch kunnen en artistieken zin; de on derwerpen zijn vaak ontleend aan de Griek- sche mythologie. Het is hier niet de plaats daar nader op in te gaan. Een der mooiste en ruimste huizen is dat der Véttiërs, twee vrijgelatenen. Allerlei vertrekken heeft dit huis: o.a. een keuken met antiek kookgerei en één, dat men zou kunnen aanduiden als bestemd voor zeezieken. Ook een der villa's van den beroemden Cicero heeft men in Pompeji gevonden. Verder een bar voor den verkoop van warme en koude dranken. Een klein museum bergt merkwaardige vondsten, o.a. gipsafgietsels van antieke lijken. Een be zoek aan Pompeji vordert minstens 4 uren. Voor hen, die slecht ter been is, is ook ge zorgd: men kan zich in een stoel door 2 mannen gedragen, laten rondvoeren. Bij de lunch vermaakt ons een zangers trio van acht Zuidelijke typen, dat met bra- vour in de voortuin van het hotel staat te zingen. Een dankbaar uitstapje, hoewel er nogal geklauter aan verbonden is, is de bestijging van den Vesuvius. We rijden omhoog, eerst door een zigzag weg steeds hooger. Het laat ste stuk tot aan den kraterrand moet te voet afgelegd worden. Boven geniet men een uniek uitzicht over de golf van Napels en ziet o.a. in de verte het eiland Capri, sombere lava- velden, dorre donkere massa's bedekken groote stukken der zijwanden van den berg ze zijn onderling niet gelijk en afkomstig van verschillende erupties. Nu slaan we onzen blik in het reusachtige kraterbekken; het ligt vol grilliggevorm.de verharde massa's donker „deeg". We durven er ook in af dalen en begeven ons een paar honderd meter a la „hink-stap-sprong" in de richtini van den eigenlijken, werkenden eruptiekegel. We komen tenslotte langs plekken, die als roodgloeiende ovens tusschen de lava liggen. Voor de aardigheid vormt de knaap, die mijn vrouw bij het voortgaan behulpzaam is, uit eenige gloeiende lava een soort nestje, waarin hij een munstuk vastdrukt: als het afgekoeld is, overhandigt hij het als „souvenir". Vol ontzag zien we op naar de uitbarstingen, die af en toe een meer heftig karakter krijgen. Gloeiende stukken worden door de onzicht bare macht omhoog geslingerd, onder een dof gerommel, terwijl daardoor de opstijgende wolken rood worden gekleurd. Men begrijpt hoe de fantasie der menschen de ruimte on der zulke vulkanen met reuzensmeden kon bevolken. Bij onze afdaling moeten we eerst door donkere wolken, maar allengs herkrij gen we het uitzicht op de riante omgeving van Napels. Op onzen terugtocht suizen we met een rustige vaart van 100 K.M. over een uitstekende auto-strada langs vele land schappelijke schoonheden en gloeiend roode klaprozen. Herculancum komen we voorbij: nu geen tijd meer om het te bezoeken; mis schien morgen. 's Avonds wandelen we in de hoofdstraat, de via Roma. Terugkeerende worden we dichtbij ons schip opgevangen door iemand voor 't bootspersoneel: mijn vrouw loopt toe vallig op eenigen afstand van mij. Het is een veiligheidsmaatregel; dames moeten zich hier 's avonds niet alleen vertonen. We krijgen nog eenige verhalen te hooren over de dief achtigheid der bevolking hier en over de ge schiedenis van onze boot: ze is al eens op een dam in tweeën gebroken en al eens in een ommezien uitgebrand. Eenigszins eenzijdig zijn de verhalen van den goeden man wél maar ze kunnen best op waarheid berusten. Eenige soldaten, die met het geweer wagons bewaken, herinneren ons weer aan de Abes- sijnschen oorlog. i Zaterdag 25 April. Het bezoek, dat we nog aan Herculaneum hadden willen brengen, kan wegens het zeer slechte weer helaas niet doorgaan: de regen valt bij stroomen uit een donkere lucht. Dus: bezoek via het Aquarium aan het Nationaal Museum. De bassins van het aquarium zijn onvoldoende verlicht wel vreemd; misschien zuinigheid wegens den oorlog. Toch herken ik weldra van een vorig bezoek de zoiderlinge polypen, die nog weinig in actie zijn en de op aal gelijkende muroenen Wonderen van zeedieren zijn er te zien! Men krijgt intusschen den indruk, dat ons Am- sterdamsche aquarium ook nog wel mee kan doen. De boot vertrekt 's middags en we hebben nog juist tijd genoeg om in het Musoliüm enkele herinneringen op te visschen Het gelukt ons het grootsche mozaiek. voor stellende Alexander den Groote. die in den slag bij Issus op koning Darius aanstormt, te zien krijgen, hoewel de zaal. waarin het kunstwerk zich bevindt, ln restauratie is. Het museum bevat niet alleen mozaieken, maar ook vele marmerculpturen, bronzen, wand schilderingen, munten, vazen, alles antiek. Al te vroeg is het uur van afscheid weer daar 's Middags op de boot moeten de koffers ge pakt worden en houdt de reisleider zijn laat ste voordracht. Een ongelooflijk aantal ver loren voorwerpen wordt den volke het een na het andere voorgehouden en zoo krijgt ieder het zijne terug. Hierna wordt gesproken over wat men zou kunnen noemen „de techniek van het afscheid": douane-aangelegenheden, gewoonten der kofferdragers enz. Wanneer we des avonds een wandeling over het pro menadedek maken, zien we in het duister een rij lichten en daar achter aan de hori zon een vaag maar duidelijk lichtverschijnsel dat moet Rome, met de havenstad Ostië zijn. Zondag 26 April: We logeeren te Genua in hotel Colombia, dichtbij het standbeeld van Columbus. Na een wekenlang verblijf in een scheepshut doet zoo'n ruim hotel toch aan genaam aan. In de Zondagmiddagvolte ma ken we een uitstapje naar het niet ver af gelegen Nervil, dat een goeden indruk geeft van de bekoorlijke schoonheid van de Rivièra di Levante, Op een heerlijk terrasje geko men, ontmoeten we weer enkelen kennissen van de boot, van wie we reeds dierbaar af scheid hadden genomen. Zachtjes omspoelt of liever omspeelt het heldere zeewater de rotsen van de kust beneden ons; dat boeit een wijle het oog en geeft de noodige rust aan den geest om nog eens na te peinzen over alles, wat we de laatste weken mochten beleven. Nog kunnen we ons in de parken van Nervi aan den geur van oranjebloesem te goed doen het zal wanneer we meer Noordelijk komen, spoedig uit zijn. Een der parken is tegelijk dierentuin, gratis toegan kelijk. Wanmyr we 's avonds de Via Venti Set tembre doorkomen, valt ons haar groot- steedsch karakter op De geheele stad trouwens zooals ze daar met haar forsche huizen tegen de bergen op gebouwd is, heeft iets majestueus. Maandag 27 April. De spoorreis door de Apennijnen is heel mooi, door de Povlakte vrij eentonig. In Milaan hebben we den tijd om rustig den Dom te bezichtigen. De gevel is onzichtbaar wegens het vele steigerwerk. Het stemmige halfduister van binnen, waarin de groote ramen van gekleurd glas moeten en kunnen fonkelen als edelsteenen. wordt ver stoord door een achteloos opengelaten deur. We zien het wonderlijk bouwwerk niet op zijn best en toch voelen we weer de pieuze voor naamheid ervan. We gaan dien dag door tot Bazel. In den trein zien we nu werkelijk voor 't laatst onze tafelburen van de boot, die in Freiburg zullen overnachten. In Zwit serland is het weer slecht, zelfs het Vierwoud- stedenmeer ziet er weinig aanlokkelijk uit. We hebben er dan ook geen spijt van dat we be sloten hebben nu maar regelrecht naar huis te gaan. Dinsdag 28 April, 's Morgens uit Bazel, 's avonds half negen weer in Haarlem. De avond is koud en nevelig en weldadig doet het binnenkomen in de huiskamer aan. waar vriendelijke handen hebben gezorgd voor geu rende thee en een paar rozen. In betrekkelijk korten tijd hebben we Europa doorreisd vrijwel van het Noord Wes ten tot het Zuidoosten; we zijn door vele landen gekomen en op onze boot waren vele nationaliteiten vertegenwoordigd. Waarlijk niet alleen voor de verrijking van den geest en sterking van gezondheid is zoo'n reis goed. maar ook voor de verruiming van onzen blik en verlevendiging van de gedachte, dat de be woners dezer aarde groot bezien on derling niet zoo veel verschillen en dat zij allen maar menschen zijn, die geen weder zij dsche vernietiging moeten nastreven. Er blijven nog genoeg vijandige machten voor het gezamenlijke menschdom over als ziekten en natuurrampen. En moet niet het besef, dat wij allen omringd worden door de onpeilbare mysteriën van de kosmos eerder tot éénheid dan tot verdeeldheid leiden? ook alweer alleen mogelijk is door grooteren opzet. Maar er valt wat te leeren. En ik krijg daar gelegenheid toe. Met introductie brieven, lectuur en foto's beladen verlaat ik de mooie en toch sober ingerichte gouverne mentsgebouwen. Nog juist tijd om een kijkje te nemen buiten de stad, waar een tiental golfclubs hun velden aaneengereid hebben lig gen en meren en verbreede rivie^n tot zon nen en zwemmen nooden. En dan begint de groote reis! Drie dagen en twee nachten trein van haven tot Rotsgebergte. Ik reis colonist- class. emigrantenklasse om het eens goed mee te maken. We hebben alles bij ons, luchtma trassen, donsdekens enz., maar de uitgetrok ken dubbele zitbank ligt zoo lekker, dat de riem was losser en de overjas los omgeworpen voldoende zijn om den nacht in te gaan. En frisch wakker te worden als de juffrouw van één hoog achter ons al met een theeketel naar de kachel in het achterste compartiment wandelt en onze buurman, een Chinees, den anderen kant uitgaat met tandenborstel en scheerkwast. Goede waschgelegenheden voor dames en heeren. nette W. C., kranen met ijswater en gewoon en de brandende kachel klaar om je spek te bakken of ander potje te koken. Een gezellige boel dus. Het gezelschap wisselt nogal in de drie dagen en van elk leer je weer een andere handigheid om het leven aangenaam te maken. En om wat van te hoo ren over het leven hier. Het zijn meest kleine zakenlui, ambtenaartjes en vooral boeren en boerenknechts, die kolonistenklasse reizen, maar op de stations tref je ook veel toeristen, meest Amerikanen. Maar iedereen, die je spreekt is goed gemutst, 't Gaat goed. 't gaat beter. De oogst is slecht door de droogte, maar daarentegen zijn de prijzen stijgende. Een prettig volk. Menschen met fut en dus lust in het leven en dan vind je in een land" met zóó veel mogelijkheden altijd wat goeds! Drie dagen en twee nachten in den trein. O En zoo waren we dan in Montreal, de hoofdstad van dit Dominion, al is Ottawa de residentie, de zetel van den Gouverneur. Wij beginnen met een bezoek aan een paar voor mannen van de Canadian Pacific Railway Company, die zoo verbazend veel gedaan heeft voor de opensluiting van dit land, niet alleen door het scheppen van afvoermogelijkheid voor de producten, maar ook door kolonisatie aan te moedigen en practisch uitvoerbaar te maken. Er is een tijd geweest, dat van valsche voorspiegelingen gesproken moest worden, maar dat is allang voorbij, vooral sedert een tweede spoorweg mij., de Canadian National Railways concurrentie is komen aandoen. Een mooi span. Er is vrijwel geen enkele kaart van Canada, waar alle spoorlijnen opstaan. Elk heeft zijn eigen spoorboekje en weet geen inlichtingen over den ander. Zoo sterk, dat op de kaart van de Can. National Railways alleen die natuurmonumenten zijn opgeteekend, die door lijnen van de Can. National bediend wor den en bijv. het wereldberoemde Banff park en Lake Louise op die kaarten niet zijn te vin den. Het gebouw van de Canadian Pacific heeft, geloof ik, acht verdiepingen, dat is hier niet veel. Elke verdieping honderd kamers, in een groot vierkant gebouwd. En dat noemen ze practisch! Liften genoeg, maar in die lange gangen geen enkele fiets, zelfs geen step. En dat op het einde van een hittegolf. Canadian Pacific weet veel, zoowat de helft, Canadian National een tweede helft en de rest hoorde ik van onzen zeer behulpzamen Consul Gene raai: Mr. Schuurman. En tusschen al die con ferenties telkens weer die merkwaardige stad; een paar groote gebouwen, bijna skyscrapers en daartusschen nog bij rijtjes oude 1 en 2 verdieping huizen uit den ouden tijd van Mont Royal. Maar in dat half oudbakken stadsbeeld een modern geregeld verkeer. Mas sa's auto's, overal haast éénrichting verkeer, door automatisch werkende lampen, drukke tramdiensten in bijzonder groote wagens, wat ook wel mag in een stad van een millioen in wonersop 10 millioen totale bevolking. Gauw over de toonbank gedineerd voor 45 cents. Amerikaansch keurig en lekker! En denzelfden avond «joor naar Ottawa. Wat is een bed toch een heerlijk ding na tien dagen kooi! Dan weer kantoren, maar nu regeerings- kantoren. Mij interesseerde vooral de dienst der Nationale parken, die bij binnenlandsche zaken is ondergebracht, om eens te vergelijken met onze Natuurmonumenten, De National Parks in Canada hebben per jaar een subsi die van twee en een half millioen dollar! And it pays, vertellen ze, het betaalt, door het ge weldige vreemdelingenverkeer, wat natuurlijk Als het licht begint te worden sporen we' door dennebosch, afgewisseld met witstammi- ge populieren en hier en daar berken. Niet zoo eventjes, zooals bij Baarn, maar telkens een paar uur lang zonder dat je iets anders ziet, behalve wat riviertjes en vooral meer tjes met glad spiegelend water. Hier en daar ligt wat hout, de rivieren liggen vol drijvende balken. Hier komt het hout voor millioenen lu cifers en het papier voor millioenen kranten vandaan. Dan komen wat verspreide boerde rijtjes, echte gemengde bedrijven allemaal, echter nog als open plekken in het geweldig uitgestrekte bosch. Tegen een uur of negen wordt het land wat heuvelachtig, rotsachtig zelfs en steeds kaler tot overal fabrieks- schoorsteenen oprijzen. Wij naderen Sudbüry, een der rijkste mijnstreken van de nieuwe we reld, waar onder andere negentiende van de wereldproductie aan nikkel vandaan komt en ook groote hoeveelheden koper en zink. Daar naast vormen platina en palladium een heel belangrijk uitvoerartikel en vooral met het oog daarop legt de Canadian National weer een nieuwe spoorlijn aan, een stuk Noordelij ker dan de onze. waar onlangs weer groote mijnvelden ontdekt zijn. In Sudbury overstap pen. Nieuw gezelschap. Jong en oud. Dit keer veel jong en al gauw zijn een paar boven kooien neergelaten en turnen een zestal jongens en meisjes als apen er over rond. En er wordt weer gekookt en gebakken, boven wordt bal gespeeld, beneden gekaart, er wordt wat gezongen, een gezellige bende. Ik loop den trein eens door naar den restauratiewagen. De eerste klasse wagens zijn haast net als de onze, de slaapwagens bijzonder keurig en luxueus ingericht, maar allemaal zulke saaie gezich ten, dat ik weer gezellig met mijn eerste klas kaartje bij de kolonisten ga zitten. Het is warm. O. neen, heet. Hittegolf, ik merk dat zoo niet, vooral als je den heelen dag toma tensap en melk kunt krijgen. En wat voor melk. Zoo krijg je ze in Holland maar zelden. Het gemiddelde vetgehalte schijnt hier tus schen 5 en 6 pCt. te liggen en dat is heel wat anders dan tusschen 3 en 4 zooals bij ons. Room kennen ze hier haast niet, bij koffie en zoo. De melk is vet genoeg. En wij sporen maar steeds weer door bos- schen en langs meertjes. En al dat land is uit stekend geschikt te maken voor gemengd be-' drijf zeggen de boeren naast mij. Eerst een dag sporen verder, bij Winnipeg in de buurt beginnen de reuze-akkers van het zuivere graanbedrijf. het geweldig uitgestrekte bijna vlakke prairieland. Maar eerst spoorden wij een heel eind langs Lake Superior, en werke lijk. zulke mooie rotskusten en zeegezichten zijn er zelfs aan de Riviera maar weinig te vinden. En.... haast nergens menschen of dorpen. Overal wildernis! Op de prairie is de oogst al begonnen. Kolossale graansilo's staan bij ieder station. Deze provincie Manitoba heeft een 25 millioen hectaren goeden bouw grond, waarvan 15 millioen uitgegeven zijn voor ontginning; er is nog ruimte. Het ligt in het hart van Canada en heeft toch een eigen zeehaven, heel in het Noorden aan de Hudsonbaai. Tarwe is er de hoofdzaak, omdat de bodem stikstof rijk is, maar er gaan toch elk jaar een half millioen stuks slachtvee naar de abattoirs. En zoo is het ook in Saskatche wan en Alberta, de volgende provincies. Uit gestrekte vlakten met Hollandsch vee, Hol- landsche verten en Hollandsche lucht. Tot aan den horizont plots de bergen oprijzen. Het rotsgebergte. De speeltuin der naties. Het doel van onze reisl VAN DER SLEEN Ken kijkje in Montreal met zijn twee- en meerverdiepingen huizen. GEMENGD NIEUWS. De reis van een edelsteen. Toen Karei de Stoute in 1476 bij Gramon verslagen was en hals over kop vluchten moest, vond één der Zwitsersche strijders een glinsterend voor werp, dat hij in den zak stak en er tot zijn groote verbazing van den pastoor van Moii- tagny een gulden voor kreeg. Een inwoner van Bern kocht het later voor 3 Zwitsersche fran ken. Toen bleek, dat het schitterende voor werp een kostbare edelsteen was, ging het weldra van hand tot hand tegen steeds hoo- geren prijs. Van den Heer Mag, die het voor f oOOO gekocht had, ging het over in handen van Genueesche kooplieden, die het weer ver kochten aan den hertog van Milaan, Frans Sforza, tot het ten slotte voor f 20.000 gekocht werd door Paus Julius II. En nu nog schittert het kostbare gesteente in den Pauselijkcn kroon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13