De geheimzinnige Gastheer
De deelnemers aan het groote congres van Horecaf dat te Groningen werd gehouden, maakten een excursie naar de groot*
melkfabriek te Bedum, waar het gezelschap op karnemelk werd getracteerd
Prins Bernhard betreedt het hoofdkantoor der Nederlandsche Handelsmaat
schappij te Amsterdam, waar hij eenigen tijd werkzaam zal zijn, om zich
op de hoogte te stellen van den financieelen, comercieelen en economischen
toestand in Nederland en de koloniën
Een kenner keurt een fraaie inzending op de dahlia-tentoonstelling, die in den Haagschen Het eerste gedeelte van den nieuwen weg Amsterdam
Dierentuin wordt gehouden Friesland, n.l. van Buiksloot naar Slochter, is in gebruik
3 genomen
Een der interes
sante trappenhui
zen van 't nieuwe
Feyenoord-stadion
te Rotterdam, dat
thans geheel ge
reed is en nog op
de officieele inge
bruikstelling wacht
De heer M. J. L baron Taets van
Amerongen viert heden zijn zilveren
jubileum als burgemeester van Rens-
woude
Na een bouw van eenige maanden is de nieuwe Doelen-
brug bij het Muntplein te Amsterdam gereed en Vrijdag
voor het verkeer opengesteld
FEUILLETON
door
ELSA KAISER.
11)
De schrijver lachte geforceerd, trok zijn
schouders op en antwoordde luchtig. „O ik
geloof dat u met iemand aan het vechten
waart".
„Wat", riep Kings, terwijl zijn gezicht
zenuwachtig vertrok, „watheb ik ook een
naam genoemd? Een aanduiding gemaakt?"
„Neen, u hebt geen naam genoemd, maar
u waarschuwde iemand".
„Neen, anders heb ik niet gehoord", stelde
Lutton hem gerust, „overigens, ik kwam juist
binnen".
Kings veegde met bevende vingers zijn voor
hoofd af. „Alles wat ik zoo beleefd heb", be
gon hij moeilijk, „komt mij vaak in den droom
lastig vallen, ik vecht dan met spoken mijner
herinneringZoo? kwam u net binnen?"
viel hij zich zelf plotseling wantrouwend in
de reden.
Lutton glimlachte onbevangen. „Ik denk,
mijnheer Kings", zeide hij vroolijk, „dat het
den zwaren wijn was dien wij bij de lunch
hebben gedronken. Want ik begrijp niet waar
u zich bang voor zoudt maken, het is toch
iets heel gewoons dat men In zijn slaap
spreekt".
„Ja, ja, u hebt gelijk". De oude man was
zichtbaar opgelucht. „Ik leefde nu nog voort
durend In mijn droom, ik ben blij met deze
eenvoudige oplossing, het was de wijn, ik
moest dien op mijn leeftijd niet meer drin
ken". Hij wierp een blik op den stoel. „Dat ik
.daar zoo opeens kon Inslapen", mompelde hij
voor zich heen. Nu keerde hij zich geheel tot
Lutton. „Ik ben daar een oogenblik gaan zit
ten om de krant in te zien en moet toen in
slaap gevallen zijn, zeker door den wijn. Wilt
u mij alstublieft mijn heftigheid van daar
even vergeven, ik was nog niet goed wakker,
het zal niet meer gebeuren".
„U zult over uw droomen wel geen meester
zijn'., antwoordde Lutton op denzelfden toon.
Natuurlijk niet", maar ik meende eigenlijk
te zeggen dat ik in het vervolg in mijn slaap
kamer zal slapen". Nadat hij dit had gezegd
keerde hij zich om en verliet zwijgend het
vertrek, Lutton verwonderd achter latend.
„Het gaat om het leven en om de toekomst",
had hij geroepen, maar Lutton had dit wijse
lijk voor hem verzwegen en nu viel het hem
plotseling op, wat William had verteld, name
lijk dat de oude heer, voordat hij ging slapen
alle deuren sloot.
William had dit „een luim" genoemd en
Lutton zou er niet verder aan hebben ge
dacht als hij niet toevallig getuige was ge
weest van de zooeven voorgevalllen scène.
„Voorzorgsmaatregelen dus", mompelde hij
en bekeek de geheele zaak thans uit een ge
heel ander oogpunt. De oude heer Kings was
dus bang dat hij in zijn slaap de één of
andere geschiedenis zou onthullen. Doch welke
geschiedenis zou dat zijn? Hij was zoo bezorgd
dat deze aan het licht kwam. Wat stak daar
achter?
Den vorigen avond had William een man
in de gang ontmoet en nu riep de oude heer
in zijn slaap: „Wees voorzichtig hij is in staat
Iemand te vermoorden!" Welke samenhang
was hiertusschen?
Lutton's vroolijke stemming was verdwenen.
„Allereerst zend ik nu den brief naar Dennis",
dacht hij. Nadat hij in een postscriptum de
zooeven voorgevallen scène aan zijn schrijven
had toegevoegd, wandelde hij zoo vlug moge
lijk naar het postkantoortje in het naburig
dorp. Hij bracht den brief zelf weg omdat hij
niemand van zijn plannen op de hoogte wilde
brengen. -
Tijdens het diner en ook den geheelen
verderen avond was de oude heer bizonder
zwijgzaam. Hij nam geen deel aan het ge
sprek en scheen voortdurend ernstig over iets
na te denken. Om tien uur, de tijd dat hij
zich gewoonlijk op zijn slaapkamer terugtrok,
zeide hij plotseling: „Will, mijn jongen, indien
onze gast het niet kwalijk neemt zou ik gaarne
een onderhoud onder vier oogen met je heb
ben". Het scheen wel alsof er plotseling iets
was dat beiden ernstig raakte, want William's
stemming veranderde onmiddellijk, zijn ge
zicht versomberde en hij zuchtte diep:
„Ga je al slapen" vroeg hij zijn vriend.
„Neen, ik ben nog niet moe, ik zal nog blij
ven werken", antwoordde Lutton vriendelijk.
„Uitstekend, dan kom ik later nog een
oogenblik naar je toe, als je mij kunt hebben".
Toen Lutton zijn kamer binnentrad zag hij,
dat William reeds het één en ander boven
had laten brengen, er stond een flesch wijn,
sigaren en een blad vol pittige kleinigheden
gereed en Lutton hoopte straks eindelijk eens
vertrouwelijk met zijn jongen gastheer te
praten.
Hij draaide de lamp uit en ging voor het
venster zitten. Het was buiten volkomen don
ker geworden. De binnenplaats lag in de
schaduw, slechts een lichtbundel uit de be
nedenramen viel over de marmeren steenen
van het terras. Het was zoo stil en plechtig
dat Lutton, verdiept in gedachten, niet had
gemerkt, dat er reeds meer dan een uur was
verloopen toen William de kamer binnentrad.
„Zou je licht willen maken?" vroeg de jonge
man en zijn stem klonk bij deze eenvoudige
vraag buitengewoon ernstig.
Lutton voldeed aan het verlangen en toen
de lamp weer brandde keek hij zijn gastheer
aan en zag dadelijk dat er iets moest gebeurd
zijn.
„Beste jongen," begon hij hartelijk, „zou je
mij nu niet eens vertellen wat er eigenlijk
aan de hand is?"
William viel op een stoel neer en verborg
zijn hoofd in de handen. Toen hij na een
oogenblik zijn gezicht ophief zag Lutton dat
er tranen in zijn oogen stonden.
„Ik dacht het wel, o, ja ik heb het gevoeld",
mompelde William, „dat het eens op een dag
zou komen!"
„Wat is er gebeurd?" vroeg Lutton deel
nemend.
„William sprong op en liep rusteloos heen
en weer. „Gebeurd?" zei hij, „gebeurd, ja wat
is er gebeurd, als ik dat maar wist!" Hij
schonk een glas wijn in en drcmk dit in één
teug leeg. „Wil je mij helpen?" vroeg hij op
eens en stak Lutton de hand toe.
Het plotselinge van de vraag verwarde
Lutton maar hij greep de hem toegestoken
hand hartelijk en beloofde zijn best te zullen
doen. „Ik heb immers allang begrepen dat er
iets is dat je hindert", zei hij' ',je deed beter
nu eindelijk je hart uit te storten, twee weten
wellicht meer dan één".
„Dank je, dank je," zei William, „ik zie dat
je mijn oude vriend van vroeger nog bent".
Een poos lang zat de schijver naar zijn
vriend te kijken die nog steeds rusteloos in
de kamer heen en weer liep.
„Ik heb je reeds gezegd", begon William 1
opnieuw, „dat er hier In huis dingen ge
beuren die yoor mij volkomen onbegrijpelijk
zijn. Ik zei je ook dat ik sedert maanden
het gevoel heb dat ons een gevaar dreigt
„En Is dat nu gekomen?" vroeg Lutton.
„Ik weet het niet", antwoordde de ander,
„maar ik vrees van wel. Ik denk op het oogen
blik niet aan alles wat gebeurd is, maar aan
de vreemde verandering die er met mijn vader
heeft plaats gehad. Je weet dat hij de heele
wereld heeft rondgereisd, dat hij veel heeft
ondervonden, maar ook, dat hij geluk heeft
gehad. Ik meen dat het in Amerika was, waar
hij zijn fortuin heeft gemaakt. Ik probeerde
wel eens te schatten hoeveel vader bezit, maar
eerlijk gezegd interesseerde ik mij er niet zoo
heel erg voor, ik wist zelfs niet waar hij zijn
geld had uitgezet en hoe. Hij heeft na moeders
dood zeer teruggetrokken geleefd totdat hij
dit landgoed kocht. HjJ heeft zijn hoeken, zijn
verzamelingen en beheert het vermogen,
verder laat hij alles aan mij over. Zijn eenige
liefhebberij was tot voor kort het bezit vaa
honden, hij was dol op honden! Dat klinkt
vreemd na zijn houding van gisteren, maar
deze haat tegen honden dateert van heel kor-
ten tijd en ik ben overtuigd dat hij van den
dood van onze laatsten hond meer afweet
dan hij wil zeggen. Dat is ook de reden waar
om ik het geval bij nader inzien niet heb
aangegeven, ik w i 1 geen onderzoekingen naar
de geheimen van mijn vader, ik w i 1 niet dat
vreemden hun neus steken in dingen die hij,,
om de één of andere reden, wil verheimelijken.
Ik spreek eerlijk en vol vertrouwen met jou,
ik wilde dat mijn vader zoo open zijn ver
trouwen aan mij gaf, misschien is de zaak zoo
erg niet als hij zelf denkt dat zij IsWil
liam zweeg, ging zitten en hernam na eenigen
tijd. „Correspondentie heeït mijn vader niet
gevoerd, een paar brieven over het landgoed,
over enkele aankoopen, nu en dan een brief
van zijn bank, dat was alles. De dagen gingen
rustig en vredig voorbij. Hij speculeerde niet,
maar had zijn vermogen in kalme stabiele
papieren belegd, dus je begrijpt hoe ver
schrikt en onsteld ik ben nu hij mij zooeven
heeft verteld dat hij geruïneerd is
Lutton sprong op. „Wat zeg je daar!" riep
hij uit, „zijn geheele vermogen verloren, zon
der te speculeeren, zonder grof geld uit te
geven, zonder zelf de geringste uitgave te
doen? En hier, met dit bedrijf moet toch ook
verdiend worden".
„Ja, toch zegt hij dat hij geruïneerd is".
„Maar op welke wijze dan, waardoor?"
William haalde zijn schouders op. „Hier
over kon, noch wilde hij mij uitleggingen
geven".
„Weet hij het misschien zelf niet?"
William knikte nadrukkelijk. „Ja, hij weel
het wel, maar hij wilde het mij niet zeggen".
„Dus hij loog", zeide Lutton. „Neem mij niet
kwalijk".
(Wordt vervolgd)'