ZATERDAG 3 OCTOBER 1936 H A A R E E M'S D A G B E A D 17 AAN ALLEN! Toen ik een tijdje geleden schreef over mijn zomeruitstapje, heb ik jullie verteld, dat ik te Antwerpen door een tunnel had geloopen onder de Schelde. Naar aanleiding daarvan schreef een van jullie me, dat hij ook wel eens zoo onder een rivier door zou willen loo- pen. Nu als de plannen, die men hier in ons land heeft, werkelijkheid worden, dan hoeft hij daarvoor over eenige jaren niet meer naar het buitenland. Ik heb toch dezer da gen gelezen dat men plannen maakt om een tunnel aan te leggen onder, het Noordzeeka naal ter vervanging van de ponten bij Velsen En zoo even lees ik, dat men in Amsterdam de allereerste werkzaamheden zal verrichten om te kunnen bepalen of het mogelijk is een tunnel te maken onder het IJ door om de beide Amsterdamscbe IJoevers gemakkelijker met elkaar te verbinden. Wij lezen zoo n be richt en denken over de groote moeilijkhe den, die bij 't aanleggen van zoo'n tunnel te overwinnen zijn, niet zoo heel veel na; mis schien wel omdat we al zoo zaak gehoord hebben over tunnels onder rivieren door. Hoe anders was dat toen men een tachtig jaar ge leden het plan opvatte een tunnel te boren door de Alphen. Op school leer je van den Sint-Gothard-tunnel, de Simplon-tunnel en de Mont-Cenistunnel en je hebt natuurlijk gehoord, dat die tunnels kilometers lang zijn. maar je hebt zeker nooit gedacht over de groote moeilijkheden, die men gehad heeft bij het boren van al di tunnels, Lang heel lang geleden kon men slechts langs voetpa den van den eenen kant van zoo'n berg naai den anderen kant komen. Eerst veel later legde men straatwegen aan, die dan zigzag- gewijze tegen den berg opliepen. Maar je begrijpt wel, dat deze wijze van doen om aan de andere zij van den berg te komen, niet geschikt was voor menschen die haast had den. En zulke menschen waren er toen ook al. Vandaar dat er menschen kwamen, die het plan opperden door den berg te gaan. Natuurlijk werden deze plannenmakers eerst uitgelachen; zoo gaat het immers altijd, als er wat nieuws verkondigd wordt En nieuw was het idéé om door den berg te reizen. Dat had voor dien tijd nog maar alleen gedaan den rattenvanger van Hameln. Maar de plannenmakers gaven het niet op en ze heb ben ten slotte hun plan kunnen volvoeren. De eerste tunnel die dan werd aangelegd was de Mont-Cénistunnel, die echter niet door den Mont Cenis werd geboord, maar door den Col de Préjus. Maar omdat hij in de plaats kwam van den straatweg, die over den Mont Cénis liep, kreeg hij dezen naam. Zwaar was het werk en groot waren de moeilijkheden, die men ondervond. Na 13 jaren van zwaren arbeid was men in 1871 met het werk klaar. 12 kilometer was de weg door den berg lang. Dat men bij dezen aanleg heel wat geleerd had, bleek toén men later begon aan den tun nel door den Sint-Gotthard, want deze, die 15 kilometer lang is, was in acht jaar tijds klaar, van 1872—1880, En de derde, dien men aanlegde, de Simplon-tunnel was, hoewel hij weer grooter was, nog gauwer klaar en wel in zes en half jaar. Deze tunnel is bijna 20 kilo meter lang, dus Grooter dan de afstand HaarlemAmsterdam. Door 4000 man werd in dien tijd ruim 1 millioen kub. meter ge steente uit den berg verwijderd. Dat dit niet zoo gemakkelijk ging, blijkt wel, als we weten dat er 1.350.000 K.G. dynamiet gebruikt werd om de brokken steen uit den berg te laten springen en dat men daarvoor 4 millioen ga ten heeft moeten boren, om er dat gevaar lijke goedje in te leggen. Dit was echter niet de eenige moeilijkheid. Ook het water ver oorzaakte heel wat moeite. Per seconde liep er gewoonlijk 1000 liter water uit den berg in den tunnel. Reken jullie nu eens uit hoeveel liter water dat per dag was. Dat water moest natuurlijk weggevoerd worden. Dan had men het te kwaad met de warmte. Toen men nog maar 7 kilometer in den berg gevorderd was, wees de thermometer 50 gr. C. dat is 112 gr. Farenheit. Denk nu eens hoe warm jullie het vinden als het zomers 80 gr. F. is en dan 112 gr. en daarbij zulk zwaar werk te moeten doen. En weet je. wat nu het allerknapste bij dit werk was? Men was van twee kanten te gelijk begonnen te boren en toen de twee partijen het midden van den berg bereikt hadden, stonden ze bijna precies tegenover elkaar. Was dat niet knap over zoo'n langen afstand? Ziezoo, begin nu maar vast te spa ren om den een of anderen keer een spoor- reisje te kunnen maken door den tunnel. Dan zul je eerst recht kunnen merken, hoe knap de man moet geweest zijn, die het plan be dacht heeft om te maken dat je op zoo'n ge makkelijke manier van den eenen kant van den berg kunt komen aan den anderen kant. W. B.—Z. WIE ZOEKT ER MEE? HANS EN CATRIEN Heb je ooit zulke leuke poppen gezien? De eene heet Hans en de andre Catrien, Catrien heeft een lichtblauwe strik in 't haar. Hans staat al lang voor de wandeling klaar. Fox, 't kleine hondje mag ook met hen mee Ze gaan pootje baden met zus in de zee. Dan trekt zus beiden een zwempakje aan, Je snapt wel, hoe leuk hun dat ook weer zal staan. Maar Fox moet de wacht houden daar op 't strand, Hij houd niet van water, maar wel veel van zand. En komen Ca trientje en Hans uit 't bad, Dan zijn ze natuurlijk wel heel erg nat. Zus legt ze naast 't hondje, die past wel op hen. Ze zingt dan een liedje, 't mooiste, dat ik ken. Ze zingt van: Lang leve prinses Juliaan, Dat 't haar met prins Benno maar goed moge gaan De bewoners van deze streek worden lede ren nacht opgeschrikt door het gehuil van een wolf. Het dier houdt zich echter zoo goed schuil, dat het niet mogelijk is, het te van gen Wie van jullie ziet de wolf op deze tee- kening? HET GOUDEN RINGETJE. „Tsjilp, tsjilp, goed, dat je komt mannetje, ik heb je iets verschrikkelijks te vertellen," roept het muschenwijfje haar map. toe, als deze op den boom afvliegt, waarin ze hun nest gebouwd hebben. „Tsjilp, tsjilp," er is toch niets met de kin deren gebeurd?" vraagt het mannetje ge schrokken. „Nee, dat niet, het gaat niet over de kin deren; het gaat om het kleine meisje dat ons 's winters altijd voert. Vanochtend vloog ik naar haar huis en pikte de kruimeltjes op, die ze in de vensterbank gestrooid had. Toen ik daar zoo zat, kwamen de vader en moeder van Liesje in de kamer met een vreemde mijn heer. Eerst spraken ze over allerlei dingen, toen vertelde de vader den vreemde, dat hij een paar maanden geleden een groote som geld aan iemand geleend had; inplaats van het terug te geven, had deze het geld echter gehouden; nu moest hij het geld weer afdra gen, maar kon het natuurlijk niet. Daarom vroeg hij den vreemde hen dat bedrag te wil len leenen. Maar deze weigerde, ondanks de smeekbeden der arme menschen. Ik wou dat wij ze helpen konden!" „Ja, dat wou ik ook." zei het mannetje, „maar hoe? Weet je wat; ik vlieg naar de raaf in het park. Die is zoo knap, dat hij ons wel zal kunnen helpen." „Ik ga met je mee," zei het wijfje. „Wacht even, dan zal ik buurvrouw vragen, of ze op de kinderen past." Toen gingen ze op weg naar het park. De raaf woonde in een groote beuk. Aandachtig luisterde hij naar het verhaal der beide mus- schen. „Kra, kra, dat is een moeilijk geval," kraste hij, toen de musschen hun hart uitgestort hadden. „De goede feeën komen niet meer op de aarde, sinds de menschen niets van hen weten willen en hoe komen wij. arme vogels aan geld?" Plotseling hield hij stil en luisterde. „Zizie-tri-li-li," klonk het. Met gracieuze gebaren kwam een jonge ekster op de tak, waar het kleine gezelschap zat. „Kijk eens, oom raaf, wat ik voor moois heb," sjilpte hij en liet een prachtige gouden ring met een groote steen aan de raaf zien. Verwonderd bekeek deze het sieraad. „Hoe kom je daar aan?" vroeg hij toen. „Die heb ik gevonden!" antwoordde de ek ster. „Dan moet je hem terug brengen,zei de raaf en toen langzaam: „Als een mensch iets verliefst, zet hij een addvertentie in de kranten en geeft den vin der een belooning. Kra-kra, nu kunnen we Liesjes ouders helpen." „Hoe dan?" vroegen de musschen, verwon derd. De raaf trok een gewichtig gezicht. „De ekster brengt de ring aan Liesje, die hem aan haar ouders geeft. Lezen zij dan, dat iemand den ring verloren heeft, dan brengen ze hem terug en Liesje's vader krijgt de beloo ning. En daar de ring heel kostbaar is, zal dat wel geen lage belooning ook zijn." De musschen juichten van blijdschap. Zoo gezegd, zoo gedaan. De ekster vloog met de musschen naar Liesjes huis. Juist kwam Liesje met een mandje aan haar arm het huis uit, om een boodschap te gaan doen Vlug besloten, liet de ekster den ring voor haar voeten vallen. Verwonderd keek Liesje naar het blinkende voorwerp, dat daar zoo uit de lucht kwam vallen. Ze keek omhoog, of het ergens uit een raam viel; maar toen ze niemand zag, raapte ze den ring op en nam hem mee naar huis. Toen haar vader thuis kwam, zei deze: „In de stad hangen overal aanplakbiljetten, dat de beroemde zangeres X. een kostbaren ring verloren heeft in het park. De vinder krijgt een hooge belooning." „Is het deze?" vroeg Liesje en haalde de ring uit haar zak. „Hoe kom je daar aan?" vroeg vader ver wonderd. Toen vertelde Liesje, hoe den ring voor haar voeten gevallen was. Hoofdschud dend nam vader den ring en bracht hem te rug. Toen hij weer thuis kwam, straalde zijn geheel gezicht. Hij legde een paar bankbiljet ten op tafel. „We zijn gered," fluisterde hij en trok vrouw en kind naar zich toe. „Gelukkig," juichten ekster -en musschen en vlogen weg. Aan wie ze deze redding nu te danken had den, dat hebben Liesje en haar ouders nooit geweten; maar Liesje bleef trouw voor haar vogeltjes zorgen. G. H. LEERT VREEMDE TALEN.... anders zou het je net zoo vergaan als de Amerikaan Benjamin Franklin. Franklin was niet alleen de uitvinder van de bliksemaflei der, maar ook een der meest vooraanstaande Amerikaansche staatslieden der 18de eeuw. Toen de Amerikanen nu eens iemand noodig hadden om met de Fransche regeering ge wichtige zaken te bespreken, viel hun keus op Benjamin Franklin, die daartoe de meest geschikte persoon leek. Een moeilijkheid was er echter: Franklin sprak en verstond de Fransche taal slechts gebrekkig. Maar hij hoopte in het land zelf de taal gauw mach tig te zijn. Toen hij nog kort te Parijs was en zijn kennis van de taal nog niet zeer uitgebreid werd hij uitgenoodigd om een lezing bij te wonen. Franklin ging er naar toe met een dame. die hij zeer goed kende. Hij had zich heimelijk voorgenomen, slechts dan te klap pen, als zijn metgezellin het ook deed. Op die manier zou niemand merken, dat hij niets verstond van wat er gesproken werd. Maar hij had buiten den waard, in dit geval de re denaar, gerekend. Deze vond het namelijk zoo fijn, dat de beroemde Amerikaan onder zijn gehoor was, dat hij een lofrede op hem hield. De dame, die bij Franklin was. vond dat zeer attent en klapte uit alle macht. Toen Franklin dat zag, klapte hij eveneens. De aanwezigen waren niet weinig verbaasd toen ze den Amerikaanschen staatsman voor zichzelf zagen klappen. E. W. DE BEURT IS AAN KLEINE TEEKENAARS. Ditmaal zullen we eens een paar mooie ruines teekenen. Allereerst een Grieksch-Ro- meinsche ruine. De grond is bezaaid met stukken steen; hier en daar resten van zui len; op den achtergrond eenige intact geble ven zuilen van een tempel. Jullie ziet «iit het niet moeilijk is met slechts weinig lijnen een goed beeld te verkrijgen. Op de andere teekening zien jullie een Go tische ruine in het licht der maan. Dit is een silhouetteekening en ook niet moeilijk na te teekenen. Probeer maar net zoo lang beide teekeningen na te maken, tot je ze ook uit het hoofd op papier kunt zetten. Een vlinderbeurs. Evenals men in Am sterdam een postzegelbeurs heeft, waar post zegels geruild en verkocht worden heeft men in Frankfort a. d. Main een vlinderruilbeurs. Glazen scheermesjes. Naar men zegt zullen eerstdaags in een Tsjecho-Slowaaksche fabriek scheermesjes van glas vervaardigd worden. EEN VREEMSOORTIGE AARDAPPEL. Een landbouwer in Frankrijk vond op zijn land een aardappel, die ontkiemd was in den hals van een gebroken flesch. Bij het grooter worden, groeide de aardappel aan beide kan ten boven het stuk flesch uit. Toen de land bouwer de vreemdsoortige aardappel vond, zat de hals van de flesch er als een collier om heen. EEN BEWEEGBARE KROKODIL Ziehier een aardig beestje om je op een re- genachtigen Zondag mee te vermaken, 't Is een jonge, ongevaarlijke krokodil. Je knipt hem netjes, ook de pooten en beide kaken uit en plakt de verschillende stukken op een briefkaart, of ander stuk carton. Je gebruikt diverse groene kleuren om hem in een frisch pakje te steken. Let nu goed op de gaten. Met priem of puntig schaartje maakt je op die plaatsen kleine openingen, zoodat pooten en kaken goed op hun plaats komen. Je weet na tuurlijk wel, dat een krokodil 4 pooten heeft, maar bij het zwemmen zie je ze niet allemaal en nu ligt hij op zijn zij, zoodat je alleen de pooten van de bovenrlj ziet De pooten en kaken kun je met een draadje bevestigen, maar 't staat echter, wanneer je haakjes'ge- bruikt. die b.v ook bij het ophangen van lijstjes worden gebruikt. Omgebogen spelden gaat ook wel. W. B.Z DE SINT-NICOLAAS-WEDSTRIJD. De Octobermaand is in 't land. We kunnen 't ons nog wel niet goed voorstellen, maar toch is 't zoo. dat we over twee maanden al Sinter klaas gaan vieren. De oude Rubriekertjes en de oud-Rubriekertjes weten nu wel, dat hier mee het signaal gegeven is om te gaan werken voor de arme zieke kinderen en in het bij zonder voor die kinderen, die op den 5den De cember in een ziekenhuis vertoeven. Wat ik nu verder ga zeggen betreft dus voornamelijk de nieuwe Rubriekertjes, die dit jaar tot onze Rubriek zijn toegetreden. Sint-Nicolaasavond is zeker een van de heerlijkste avonden van 't jaar Een avond vol verrassingen en van pret. Nergens vier je dien 5rien December liever dan thuis. Wie dan niet thuis is, mist wat. Daar zijn in de eerste plaats de kinderen, die in onze ziekenhuizen verpleegd worden. We denken aan de kinder zalen van het St.-Elisabeths-Gasthuis. Maria- Stichting. Diaconessenhuis. St.-Anthonius-zie- kenhuis te IJmuiden en Brederode-Duin. Al len kinderen, die daar op St.-Nicolaasavond verpleegd worden, willen wij een verrassing zenden. Maar omdat we met zoovelen zijn, willen we daar ook in betrekken de kinderen van de Lichthoeve, te Santpoort. Kijkduin te Zandvoort, de Kinderbewaarplaatsen in Haar lem-Zuid en in Haarlem-Noord. Dan is er tenslotte ook altijd nog een flinke voor raad voor de kinderen van Zuster Schouten en voor het Kinder-Tehuis op den Schoter singel. Wat we geven zullen? Vraag Je zelf maar eens af. wat jij graag op St.-Nicolaas zou ontvangen? Ik denk aan speelgoed, boeken, kleertjes, enz. Hoe we daaraan komen? 't Allermooiste is eigen werk. Zelf een poppenhuis, of kamer, of keuken of stal of winkel maken. Zoolang de voorraad strekt, kan ik je helpen aan kis ten. doozen. lappen, restantjes wol, behang selpapier, enz. Je kunt ook een greep doen in je speelgoed kast. Maar denk er aan, dat wat je geeft, er als nieuw moet uitzien. Is de doos van een of ander spel gehavend, dan moet je voor een nieuwe doos zorgen. Gehavende boeken moe ten opnieuw gecartonneerd of bijgeplakt wor den. Speelgoedbeesten mogen niet zemelen, poppen mogen geen gebroken armen of beenen vertoonen. Heb je nergens tijd voor. spreek dan ten slotte je spaarpot aan. Ieder Rubrie- kertje moet aan dezen wedstrijd meedoen Er wordt op ons gerekend. Evenals vorige jaren hoop en vertrouw ik, dat heele gezinnen nu aan het werk zullen gaan. In de St.-Nicolaas- Rubriek zal ik iedere week aanvragen plaatsen en ook adressen noemen, waar materiaal ver krijgbaar is. Ik hoop zoo. dat verschillende handwerkclubjes nu gaan werken voor 't zieke en arme kind. 's Woensdags tusschen 2 en 4 uur kun je mij altijd thuis vinden om over 't een en ander te komen spreken. Iedereen doet mee hè? Kleine kleutertjes en lieve grootmoeders, knutselaartjes in den dop en knappe vaklui. We geven, wat we geven kunnen, zonder dat het veel geld mag kosten. Als we geven van ons zelf en uit ons zelf, geven we dingen, die kostbaarder zijn dan geld. Werk- plezierig! DE KLEINE ZEEMEERMIN door W. B.—Z. In het watpr-sprookjesland Groeien veel planten aan den rand. Is de zee zoo groen als gras, Alsof 't een heel groot weiland was. Er zijn glinsterende holen van binnen, Daar wonen de kleine zeemeerminnen. Haar haren zijn zoo lang en blond Haar armpjes zijn zoo blank en rond. Maar verder gelijken ze op een visch, Die altijd onder water is. Hooren zij muziek en zangen, Dan komt er in haar een groot verlangen. Om weg te zwemmen naar het land. Om kinderen te zien aan het zonnige strand. Maar ach. zij kunnen niet loopen of staan Zij moeten zwemmend door t watei gaan. Al zingen de kinderen een vroolijk lied, De zeemeermin bereikt hen niet. Doch zingt er een vlsscher op de schuimende zee, Dan zingen de zeemeerminnetjes mee.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 19