Hongarije verlangt revisie.
H
fcJKUN/T IN IITTIRE^j
P. F. de Haan 75 jaar
WOENSDAG 7 OCTOBER 1936
HAAKIEM'S DA'GBEAD
7
MUZIEK
Haarlemsche Operette-Vereeniging
„BART KREEFT".
Bart Kreeft was destijds enkele tiental
len jaren geleden ieen der meest voor
treffelijke krachten op het gebied der Ope
rette. Met twee collega's: Aug Kiehl en, als
ik me niet vergis, Kelly (maar het kan ook
Kohier geweest zijn), vormde hij het be
kende operettedriemanschap der 3 K.'s. Bart
Kreeft werd steeds in 't bijzonder geroemd
om de uiterste beschaafdheid van zijn spel
en zang, die in geen enkele zijner rollen, in
welk stuk dan ook, ontbrak.
De Haarlemsche Operette-Vereeniging, die
zijn naam draagt en de herinnering aan zijn
artistieke persoonlijkheid dus bewaart, heeft
Dinsdagavond door haar uitvoering van „De
Mijnopzichter" bewezen, dat die naam voor
haar leden geen ijdele klank is, maar dat zij
ernstig er naar streeft, dien eer aan te doen.
Hierin is zij dan ook, voor een deel althans,
reeds zeer wel geslaagd. Alles, wat op het
tooneel te zien en te hooren viel had een
cachet van beschaafdheid, dat geen oogen-
blik verbroken werd. Dat de uitvoerenden
wat losheid van spel en tempo betreft de ge
routineerde vaklieden nog niet konden even
aren, spreekt van zelf. Maar de zang der
hoofdpersonen stelde dien van vele beroeps-
operettekrachten verre in de schaduw.
De heer Piet Groot, de vertolker dei* titel
rol, is een uitmuntende tenor, met een groot
krachtig en toch soepel geluid en is boven
dien een prachtige tooneelfiguur, die slechts
zijn uitspraak nog wat te cultlveeren heeft,
De dames Stien Faber (..Gravin Fichtenau")
en Bep Duyn Nelly") zijn zeer goede so
pranen, die ook de techniek van het zingen
in voldoende mate machtig zijn, en voor wie
zelfs een beetje coloratuurzang geen bezwaar
bleek op te leveren. Iets minder krachtig,
maar toch voldoende, waren de stemmen van
den tenor Herman Woerde („Vorst Rode-
riek") en den baryton Harry Franken
(„Zwack"). Zuiver van intonatie werd door
allen gezongen, ook door de andere solistisch
of in koor optredende personen, van wien ik
den heer B. Born („Strobel"» nog afzonderlijk
wil vermelden om zijn goede tenorstem.
Een verdere goede eigenschap van deze
opvoering was, dat allen zeer vast in hun
partijen bleken, zoodat geen enkele geheu
genstoornis waar te nemen viel. 'De kapel
meester H. Kreeft had alles ter dege inge
studeerd en hij zelf, die aan de piano de
opvoering leidde vormde de heele kapel.
Maar de dubbele taak van leider en speler
was toch te zwaar voor hem: de leiding ging
goed, maar ten koste van het spel, dat niet
boven dat eener repetitie uit kwam en waar
in vooral de linkerhand zich vele tekstafwij
kingen veroorloofde, zoodat een gezonde bas
vaak ontbrak.
Toch was er ook een orkestje aanwezig,
doch dit werkte alleen in de vóór- en tus-
schenspelen. En het deed dit zóó goed, dat
het me jammer scheen, dat het niet den
heelen avond in functie was. De begeleiding
zou daardoor veel aan kleur hebben kunnen
winnen. De soli van clarinet ien hobo, die we
te hooren kregen, maakten een zeer goeden
indruk.
Heel mooi verzorgd waren de costumes.
Met de decors had men het niet zoo nauw
genomen, zoodat er wel eenlge verbeeldings
kracht noodig was. om ze te aanvaarden.
De muziek van Carl Zeiler blijft in deze
operette nogal laag bij den grond. Veel wals
en eenige mai-schbewegingen was nagenoeg
al wat men te hooren kreeg: geestige wen
dingen waren niet te bespeuren. Een enkel
bekend wijsje, oorspronkelijk of ingelascht,
wekte herinneringen aan vroeger tijóen op,
De regie van Jan Icas van Dijk had hiel
en daar, b v. in de scène der toespraak in
n, al. aardige resultaten bereikt, maar kan
nog naar losser groepeeringen streven. En
de zangers zullen m.i. goed doen de gebaren
der „groote opera" zooveel mogelijk te ver
mijden.
Deze opvoering werd bijgewoond door den
veteraan Aug. Kiehl, wien een speciaal woord
van welkom van de zijde des regisseurs ten
deel viel.
De groote zaal van het gebouw St. Bavo
was nagenoeg geheel bezet.
K. DE JONG.
HAARLEM'S SALONORKEST.
Half negen en nog steeds de zaal niet zóó
bezet als we dit van de avonden bij Haarl.
Salonorkest gewoon zijn. Br dreigde zoowaar
een zekere kilheid te komen over de aanwezi
gen, een gevoel als den vroegopstaander be
kruipt als hij den dag eens heerlijk aan 't
strand of in hat veld denkt te verdroomen,
maar de lucht betrokken ziet. In dat geval
geldt het: geef de zon den tijd; een spleetje
in 't wolkendek is al genoeg om opeens de at
mosfeer te doen veranderen. Éénmaal zoover,
en de zaak is gauw beklonken, aan alle zijden
trekt de nevel weg, zóó snel, dat men ten
leste verrast is door den stralenden zonnehe
mel en de dag véél schooner wordt dan men
had durven denken.
Niet eerder dan toen Jack Stoffer den diri-
geerstaf opnam en de eerste klanken losmaakte
uit de instrumenten zijner getrouwen, zagen
wij hoe prettig de zaal van den Haarl. Kegel
bond op ons werkte en hoe goed deze dag nog
zou worden. Wel werd niet opeens de hemel
klaar en helder, een wolkje bleef er zweven als
we het programma inzagen dat Stoffer en de
zijnen ons hadden beloofd, Hoe zouden zij het
klassieke deel van dit programma recht doen
wedervaren zonder stringbas? Hoe zou We
ber's Ouverture „Oberon" gespeeld kunnen
worden, als de hoorns dezen avond, door om
standigheden, niet op 't appèl waren? Wij ver
wachtten niet anders dan een programma-
wijziging. En zoo geschiedde. Natuurlijk nam
de leider, in plaats klassieke muziek nu een
aantal stukken, die het oak in minder volle
dige bezetting nog tot een goeden uitslag kun
nen brengen. Een dier stukken, de aardig ge
vonden melodieënrij „Servus, Wien!" bracht
dadelijk de overtuiging dat zich van de muzi
kanten had meester gemaakt wat onze oos
terburen zoo kernachtig „Spielfreudigkeit"
noemen, En in kwistige rij volgden nu de stuk.
ken elkaar op, totdat op eens het programma
ons in den steek liet en de aanwezigen zelf
hadden uit te maken wat het orkest speelde.
Een gehoorwedstrijd dus. Nu, met Strauss
zoomin als met Mozart zullen de luisteraars
moeite hebben gehad (wij nemen aan dat de
jury niet fitterig zal zeggen: het aan Mozart
toegeschreven wiegelied is niet van Mozart).
Het 3de stuk was een karakterschetsje, en de
auteur heette Noack. Je moet het maar weten,
en anders vraag je 't maar hier of ginder.
Voor dezen wedstrijd waren veel mooie prij
zen; als ik zeg: uit alle oorden des lands
saamgestroomd, dan overdijf ik niet: sigaren
uit Limburg, stoeltjeskl^kken uit Friesland,
paarlen halssnoeren en edelsmeedkunst uit,
naar ik meen, Utrecht. Helaas bleek er van
deze prijzenverzamellng een zóó groote roep
-
-
DE BEGRAFENIS VAN DON ALFONSO VAN BOURBON. De bijzetting van het
stoffelijk overschot van den 87-jarigen pretendent voor den Spaanschen troon, Don
Alfonso van Bourbon, is te Weenen geschied. V. 1. n. r.: Prins Elias van Bourbon
Parma, de weduwe van Don Alfonso, aartshertog Max en aartshertogin
Adelheid van Habsburg.
te zijn uitgegaan, dat het ter oore kwam van
eenige leden van het inbrekersgilde die niet
wisten, dat deze kostelijke schat veilig^ en wel
was opgeborgen in safe no. zooveel, en die
daarom ten huize van den kasbewaarder zich
ter schadeloosstelling de kas van Haarl. Sa
lonorkest toeëigenden, Zoo zit dan H. S. O.
zonder kas maar wie zou 't gelooven, als hij
de muzikanten hoorde spelen met een lieve
lust alsof zij over schatten beschikten?
Hoorde men ooit zóó briljant het slagwerk
klinken onder Jan Gerritsen's handen? Was
er niet een strijd van den jeugdigen pia
nist Jan Tames die 't zelfs tegen een Bob van
Dan'tzig durfde op te nemen? Maar wat ga ik
namen noemen? Hoe zou iik moeten handelen
met de groep rasechte Argentijnen, die bleken
te huizen onder de aanwezige donateurs en die
hun verbluffende staaltjes van danskunst ten
beste gaven?
Albert Klein leidde met een goed gekozen
woord al degenen in die medehielpen om dezen
14en avond van H. S. O. volledig te doen
slagen.
G. J. KALT.
HET TOONEEL.
HET MASKER.
LIEFDE IN 1906.
Van Eugène O'Neill, den Amerikaanschen
schrijver van Ah, Wilderness, het stuk, waar
van Het Masker hier gisteren onder den titel
„Liefde in 1906" de premiere heeft gegeven,
kenden wij in ons land Anna Christie en Liefde
onder de Olmen. Men zal moeite hebben in
„Liefde in 1906" iets terug te vinden van den
auteur van de hier vroeger gespeelde stukken.
Zoowel in Anna. Christie als in Liefde onder de
Olmen gaf O'Neill de botsing van primitieve
menschen met oer-instincten, niet gecompli
ceerd doch trillend van leven en hartstocht.
Het was krachtig, forsch volkstooneel, waarin
groote vaart en veel handeling zat.
Van dit alles nu is in Liefde in 1906 weinig
te ontdekken. Groote vaart zit er niet in het
stuk. integendeel sleept de handeling al
thans in de eerste 4 tafereelen vrij erg,
menschen met oer-instincten zal men er te
vergeefs in zoeken en krachtig, forsch tooneel
is het al evenmin. Het is eerder
teer en subtiel nu en dan zelfs lichtelijk
sentimenteel dan uitbundig. Maar dat
O'Neill een zeer knap schrijver is, dat hebben
wij ook in dit nieuwe stuk van hem weer ge
voeld.
Ah, Wilderness had ook den titel van het
eerste boek van Herman Robbers. „Een Kalver
liefde" kunnen hebben. Het is een waag om een
zoo subtiel onderwerp, als de liefde van een
jongen, die nauwelijks de puberteitsjaren
overschreden heeft, te dramatiseeren, omdat,
wat teer en mooi is, zoo heel spoedig door een
tikje te veel of te weinig belachelijk dreigt te
worden.
Het is de groote verdienste van O'Neill, dat
hij dit heeft weten te vermijden en dat nog
wel, terwijl Richard de hoofdpersoon, een vrij
geëxalteerd, nog volkomen onrijp jong-
mensch is. Hij leest los en vast, Carlyle, Swin
burne, Oscar Wilde, Ibsen men vergete
niet, dat het stuk in 1906 speelt en kan,
wat hij leest, nog nauwelijks verwerken. Maar
zijn jonge liefde voor Muriel Mc. Comber is
zuiver en echt en vooral rein. Wij, ouderen,
plegen wel eens te glimlachen om zoo'n kal
verliefde, doordat wij vergeten hebben, hoe
mooi en teer zoo'n jonge liefde kan zijn.
Wanneer Richard dan ook een brief van
Muriel ontvangt, waarin z ij hem „af
schrijft", meent hij, dat dit voor hem het
einde van alles beteekent. Hij „stort zich in
een avontuur", maar het is de gedachte aan
Muriel, die hem op dat oogenblik van het
slechte afhoudt. Ook Muriel is aan Richard
blijven denken, want de brief, dien zij hem
zond, was enkel door haar geschreven „op
hoog bevel". Op een avond ontmoeten zij el
kander weer en O'Neill geeft een tooneeltje
tusschen 2 jonge, elkaar liefhebbende men-
sche feitelijk nog kinderen zoo teer, ge
voelig en rein als wij zelden op het tooneel
zagen. Maar dit tooneeltje wordt nog over
troffen door het gesprek tusschen. Richard
en zijn vader in het slottafereel, waarin de
vader met zijn jongen spreekt over de ge
varen voor jonge mannen in het leven. Dit
fijne zeer teer geschreven tooneel is kortweg
een juweeltje en het werd dit ook in de op
voering door het subtiele spel van Ko Arnoldi
en Jan Retel.
De jonge acteur Jan Retel, die pas in Juni
eindexamen deed voor de tooneelschool, kreeg
met de zeer moeilijke rol van Richard dadelijk
een zeer mooie kans, die hij niet ongebruikt
heeft gelaten.
Het gevaarlijke van deze rol is, dat Richard
zoo licht belachelijk kan worden. Dat Jan
Retel dit niet werd, is wel zijn grootste ver
dienste. Hij speelde dezen onrijpen. geëxal-
teerden jongen met zuiver begrip en wist in
de laatste 2 tafereelen met Muriel en den
vader te ontroeren door zijn zeer gevoelig,
mooi spel. Het deed goed na de abjecte figuur
van het meisje van 1936 in Onschuldige
Meisjes ook eens op het tooneel een rein
goed kind van 1906 want dat is Richard
feitelijk nog te zien
gevoelige slottooneel zou ik wenschen. dat
velen dit stuk gingen zien. Hoe prachtig-
subtiel waren houding en toon van Arnoldi
in dit gesprek, hoe rein van atmosfeer was
deze waarschuwing van den vader aan den
zoon.
En in deze zelfde subtiele reine sfeer wist
ook Georgette Reyewsky als Muriel het ge
sprek te houden met Richard. Het was maar
een kleine rol, doch zij werd tot iets heel
moois door het spel van Georgette Reyewski.
Hoe licht zou hier de stemming verstoord heb
ben kunnen worden, wanneer Jan Retel en
Georgette Reyewski dit tooneeltje niet zoo
zuiver en fijn van toets hadden weten te geven.
Men zou O'Neill kunnen verwijten, dat hij
met zijn personen niet bepaald economisch
te werk is gegaan. Waarom bijvoorbeeld in
dit stuk het tooneeltje van den beschonken
Oom Sid Davis dat ook veel te veel uit
gesponnen werd noodig was, heb ik niet
begrepen en de nog al sentimenteele ver
houding tusschen Lily Miller en Sid leek mij
ook niet bepaald noodzakelijk. Trouwens de
bouw van het stuk is niet de sterkste kant
van „Liefde in 1906". Zoo leidde de schrijver
ons met het tooneel tusschen David Mc.
Comber en den vader van Richard op een
dwaalweg. Wij dachten vooral door het
sterke accent, dat op die scène werd gelegd,
dat dit tot een belangrijk conflict zou lei
den, maar de schrijver liet het onmiddellijk
los en wij hoorden er in het stuk verder niets
meer van. Maar dat tooneeltje gaf v. Praag
gelegenheid tot knappe typeering en het
speet ons eigenlijk, dat hij na deze scène uit
ons gezichtsveld verdween.
Constant van Kerckhoven in het pro
gramma stond abusievelijk John Gobau ver
meld maakte van oom Sid een wel wat
ordinaire maar toch zeer vermakelijke fi
guur. Henrietta van Kuyk dikte het senti
menteele in Lily Miller onnoodig zwaar
aan. Mien van Kerckhoven speelde de wat
domme maar lieve moeder van Richard met
zuiver accent en Barth Westerink wist van
Mildred een werkelijk jong meisje althans
in haar spel te maken. En vergeten wij
ook niet Ank van der Moer te noemen, die
een meisje van plezier zeer raak speelde,
zonder de grens van het ordinaire één oogen
blik te overschrijden.
Als geheel een zeer knappe voorstelling
van een stuk, dat in de handeling voor de
pauze wat traag was. maar in de laatste twee
tafereelen een prachtigen climax te zien gaf.
Er was voor deze première vrij veel belang
stelling en het publiek toonde aan "net slot
door lang aanhoudend, krachtig applaus,
hoe zeer het deze voorstelling had gewaar
deerd.
J. B. SCHUIL.
MESOPOTAMIEN DE BIJBEL
VOLGENS DE LAATSTE OPGRAVINGEN.
Vrijdag 9 October a.s, te 8 uur zal Pasteur
A, Parrot, directeur van de mission archeolo-
gique de Mair (Syrië), een lezing met licht
beelden houden in de Waalsche kerk (Begijn
hof) over: „La Mésopotamië et la Bible d'
après les dernieres fouilles". (Volgens de
laatste opgravingen).
Pasteur Parrot is belast met de officieele
opdracht van de Fransche Regeering, aan het
groote werk der opgravingen leiding te geven.
Er zal gecollecteerd worden voor de kosten
van organisatie en de reis van den spreker.
Pasteur Parrot, die predikant is in Parijs,
heeft verlof gekregen, een studiewerk te
schrijven over zijn opgravingen in Mésopo
tamië.
ORGELBESPELING.
in de Groote- of St.-Bavokerk te Haarlem op
Donderdag 8 October 1936. des namiddags van
3—4 uur, door den heer George Robert.
Programma:
1. Gagliarda, B. Schmid.
2. Capriccio, G. Frescobaldi.
3. Wenn wir in höchsten nöthen sein,
J. S. Bach.
(Koraal en 2 bewerkingen.)
4. Toccata. Adagio et Fuga C. gr. t.
J. S. Bach.
5. Aus tiefer Not, F. Mendelssohn-Bartholdy
6. Tweede Choral. H. Andrlessen.
INSTITUUT VOOR .ARBEIDERS
ONTWIKKELING.
Donderdag 8 October a.s. belegt het Insti
tuut voor Arbeidersontwikkeling een lezing
met lichtbeelden over „De eeuwige stad
Rome". Dit onderwerp is zeer interessant
Rome is een van de alleroudste steden van
Europa met tal van schoone gebouwen.
De inleider, de heer van Staveren uit Den
Haag, is in Haarlem geen onbekende. Ver
schillende keeren heeft hij hier lezingen ge
houden voor de Volksuniversiteit. De in
leider staat bekend als een zeer prettig en
aangenaam verteller.
De bijeenkomst vindt plaats in de geheel
opnieuw gerestaureerde zaal „Caecilia", Jans
straat 60.
Horthy en wijlen Goemboes
over de nooden van hun volk.
oewel hij reeds langen tijd verlof ge
niet, wilde minister-president Goem
boes (thans overleden Red.) me
toch een onderhoud toestaan. Hij liet
me mededeelen, dat hij me 's avonds om half
tien in zijn particuliere woning verwachtte.
Generaal Julius de Goemboes Jafka heeft
zijn militaire gewoonten nog niet verleerd.
Om half zeven 's morgens vangt hij zijn werk
zaamheden aan, en houdt niet op voor diep in
den nacht. Zelfs de kabinetszittingen worden
om negen uur 's ochtends gehouden, een onge
woon vroeg uur voor dergelijke vergaderingen
en de Hongaarsche ministers hebben dan ook
gedurende langen tijd geopponeerd tegen
hun matineuzen praeses. Zonder succes even
wel. Hij is vijftig jaar en stamt uit een
leeraarsgezin, dat van het Rijnland kwam. Er-
wordt verteld dat zijn moeder zelfs nimmer
behoorlijk Hongaarsch heeft kunnen leeren
spreken. En toch was Goemboes sinds zijn
vroegste jeugd een overtuigd Hongaarsch
nationalist. Hij is eens zelfs bijna van de mi
litaire academie weggestuurd, toen hij op de
vraag van een zijner leeraren of hij bij een
revolutie den keizer trouw zou blijven met
neen!" antwoordde. „Ik ben wel bereid voor
Hongarije te vechten,want ik ben Hongaar.
Maar niet voor de Oostenrijkse he dynastie!"
En thans zetelt hij in het prachtige regee-
ringsgebouw aan de Hunyadi Janos utca. van
waar hij een schitterend uitzicht heeft op de
Donau en de Szégenyi Lanczhid, en wat
meer is van waaruit hij de gansche Hon
gaarsche politiek leidt.
Doch ditmaal ontving hij mij in zijn comfor
tabel woonhuis, heel gezellig en onceremonieel
in een huisjasje.
Het verdrag van Trianon? Minister-presi
dent Goemboes gaat rechter in zijn stoel zit
ten en noemt indrukwekkende cijfers.
„Bijna driehonderdduizend vier
kante kilometer was ons land voor den
oorlog groot. Thans nog slechts ne
gentig duizend. Dat is 69 pet. van ons
gebied, dat ons ontnomen is, met meer
dan de helft onzer bevolking. Ons land
was vroeger rijk aan delfstoffen, en
wat is daar thans van overgebleven?
Vrijwel niets, wij hebben geen goud
meer, geen zilver, koper, kwikzilver,
zout en bijna geen steenkolen meer.
Meer dan de helft van het bouwland
en de fabrieken hebben we verloren,
vijf-zesde van onze bosschen en ruim
zes-tiende van onze wijngebieden, de
helft van onze vroegere graanpro-
ductie. Vroeger had Hongarije een uit
weg naar zee hij is ons eveneens
ontnomen.
Is het wonder dat ons economische leven
daardoor ontwricht is. en de crLsis ons volk
Ko Arnoldi speelde gisteren weer eens een dubbel zoo zwaar treft als andere?
van die fijne, teere vaderrollen, waarvan hij Dat alles is het resultaat van het verdrag
het geheim kent. Alleen reeds om dat mooie, van Trianonl"
Uit een ander oogpunt.
Admiraal Nicholas Horthy de Nagybanya
beschouwt de kwestie van een ander oogpunt.
Doch ook hij is een overtuigd voorvechter van
de revisie van het verdrag van Trianon. Toen
ik hem in Maart van dit jaar interviewde,
sloeg hij zelfs heftig met de vuist op het ta
felblad om zijn woorden kracht bij te zetten.
Ook ditmaal ontving hij me weer met de
meeste voorkomendheid in de machtige Ki-
raly palota. in welker Westelijke vleugel hij
woont. In het studeervertrek van den zes-en
zestigjarige hangt nog steeds het groote por
tret var. keizer Franz Jozef, wiens adjudant
hij gedurende een vijftal jaren was.
„Hongarije had voor dit ongelukza
lige verdrag een machtig leger en
een vloot, waarop het trotsch kon
zijn. Thans hangt onze veiligheid af
van een minuscuul legertje van vijf
en dertig duizend man".
De oogen in het door zon en wind verweer
de gezicht van den admiraal staan treurig.
Ongetwijfeld denkt hij thans terug aan de
dagen van vroeger, toen hij nog bevelvoerend
admiraal was
„U weet hoe de vroegere grens van ons land
liep. Hongarije was een door bergen omge
ven, door de natuur gegeven eenheid, een or
ganisme, Al deze berggebieden hebben wij
moeten missen. Dat was funest uit een econo
misch oogpunt. Maar beziet u het ook eens als
militair, als een strategische kwestie. Het
was geen toeval, dat men van ons juist die
bergstreken nam. Zij vonnen een kostelijke,
natuurlijke verdediging. Met die bergen zouden
we eiken vijand, hoe sterk ook, buiten onze
grenzen kunnen houden. Thans is er van
Hongarije nog slechts een open liggende laag
vlakte gebleven, die in korten tijd door vijan
delijke troepen onder den voet geloopen
kan worden.
Hoe kunnen wij ons in deze omstandig
heden beschermd en veilig gevoelen door
een troepje van vijf-en-dert.ig-duizend man
Dat is toch onmogelijk, niet waai-!
Vooral in den huldigen wereldtoe
stand, die waarom het te ontvein
zen? hoogst ernstig is en conflict
stof te over bezit. Hongarije voelt zich
onbeschermd temidden van een ring
van landen, die zwaar bewapend zijn.
Een regeering, die zich van haar ver
antwoordelijkheid bewust is, kan een
dergelijken toestand niet laten voort
duren."
Wij laten de stad aan de Donau achter ons.
De trein raast het station uit. Richting Boe
karest.
K. A.
(Alle rechten voorbehouden.)
(Nadruk verboden.)
Vrijdag a.s. zal een in zeer wijden kring be
kend en geacht stadgenoot in de persoon van
den heer P. F. de Haan zijn 75sten verjaardag
vieren. Over de geheele wereld zijn de vele
duizenden oud-leerlingen van middelbare
scholen te Haarlem verspreid, die met dank
baarheid zullen terugdenken aan de gron
dige wijze, waarop de heer de Haan nun en
haar de kennis van de Duitsche taal bij
bracht in de lange reeks van jaren, dat hij
zijn moeilijke en verantwoordelijke taak in
onze stad vervulde.
P. F. DE HAAN.
Op 9 October 1861 te Beetsterzwaag gebo
ren als zoon van notaris J. F. de Haan al
daar, ontving de heer de Haan na de lagere
school, zijn opleiding aan het Gymnasium te
Leeuwarden. Na zijn eindexamen behaalde
hij'de acte voor onderwijzer, had een jaar
practijk te Leeuwarden en werd daarna
leeraar in de Duitsche taal achtereenvolgens
aan het Instituut Lauer te Arnhem, het In
stituut Loman te Zwolle, de H. B. S te Delft
(18931895». de H. B. S. A met 3 j. cursus te
Haarlem. Het is dus thans 41 jaar geleden
dat deze voortreffelijke paedagoog zijn func
tie bij het Haarlemsche onderwijs aanvaard
de, aan de Hoogere Burger School, welker
directeur toen Dr. Brongersma was. In 1899
volgde zijn benoeming aan de H. B. S. met
5-jarigen cursus, eerst onder Dr. Bron
gersma, later onder de leiding van Ir. van
Mourik Broekman. Eenige jaren doceerde hij
tevens aan de toen nieuw opgerichte Handels
school. In 1916 werden de capaciteiten en
werkkracht van den heer de Haan nog verder
erkend door zijn benoeming tot plaatsver
vangend directeur aan de H. B. S. met 6 j. c.
Op 13 Juni 1928 was het oogenblik voor den
stoeren werker gekomen, waarop hij afscheid
van zijn taak moest nemen, daar hij den
pensioengerechtigden leeftijd reeds twee jaar
had overschreden. Het volgde als een van
zelfsprekend feit, dat hem het ontslag niet
werd verleend, dan onder dankbetuiging van
de zijde van B. en W. van Haarlem voor de
belangrijke diensten, door hem aan het M. O.
in onze stad bewezen. Herhaalde malen heeft
hij ook hierna nog voor tijdelijke vervanging
gedoceerd aan de Hoogere Handelsschool en
de H. B. S. A en zelfs thans geeft hij nog en
kele privaatlessen, met ongebroken vitaliteit
en toewijding, dikwijls aan kinderen van oud
leerlingen, die een beroep op hem doen. Ver
der is de heer de Haan nog de zeer gewaar
deerde secretaris van de bekende Schuurman
Schimmel van Outerenstichting, welke een
fonds beheert tot het verstrekken van stu
diebeurzen aan begaafde, doch onvermagen-
de, jongelui. Ook deze taak heeft zijn volle
toewijding. Tenslotte is hij een der bestuur-
deren van de N.V. Verzekering Maatschappij
De Vrijwillige Liefdebeurs te Haarlem, een
stichting welks ontstaan teruggaat tot het
jaar 1719. Als kenmerkend voor zijn nog
steeds medeleven met de jeugd moge gelden,
dat de heer de Haan zich nog levendig inte
resseert voor de verrichtingen in verschil
lende takken van sport.
Zij die hem kennen, zullen zich moeilijk
kunnen voorstellen, dat deze vitale figuur
Vrijdag zijn 76ste jaar ingaat, maar zeer
velen zullen, met ons. den heer de Haan op
dien dag van hun achting en belangstelling
willen doen blijken en dezen man van groote
gaven van hoofd en hart, van hooge karak
ter-eigenschappen en levensopvatting toe-
wenschen, dat hem nog vele jaren van ge
zondheid en levenskracht gegund mogen zijn.
ABONNEMENTS VAN
ST. JOAN IN DEN STADSSCHOUWBURG.
Maandag 12 October zal voor de abonne
menthouders der le serie het Amsterdamsche
Tooneel optreden in den Stadsschouwburg
met Bernard Shaw's „St. Joan" (Jeanne
d'Arc).
Twaalf jaar geleden werd het stuk in Ne
derland opgevoerd onder regie van Eduard
Verkade. De motieven waarom de A. T. V.
het thans weer ten tooneele brengt zijn
tweeërlei: Het Is van meening, dat een der
allerbeste na-oorlogsche stukken behooren
moet tot het repertoire van het Neder-
landsch Tooneel. Het tweede motief is, dat
het stuk niets aan actualiteit heeft ingeboet,
Integendeel, het is alsof Shaw met profetisch
inzicht in 1924 een stuk schreef, dat in 1936
een nog diepere strekking kreeg dan het des
tijds reeds had.
DR. G. NOLST TRENITé.
Tot ons genoegen kunnen wij mededeelen
dat Dr. G. Nolst Trenité herstellende is van
een maandenlange ziekte, Heden keert hij
uit het St. Elisabeths Gasthuis naar zijn
woning aan de Ged, Oude Gracht terug.
DE INBRAAK IN IIET REMBRANDT
THEATER TE AMSTERDAM.
AMSTERDAM, 6 October. In den nacht
van 24 op 25 November van het vorige Jaar
is een inbraak gepleegd in het Rembrandt
Theater hier ter stede.
De inbrekers bleken vakmenschen te zijn;
de beide brandkasten, die niet van het aller
nieuwste soort waren, werden den volgenden
ochtend opengebroken gevonden.
Uit de kast in het administratiekantoor
werden 40 rijksdaalders en 400 buit gemaakt
en uit de andere, staande in de hoofdkassa
werd een belangrijk bedrag aan kleingeld
vermist. De eerste brandkast was openge
sloten; de deur van het binnenkastje was ver
broken. De kast in de cassa was a la sardine
opengescheurd.
De rechtbank had belde verdachten, de
.koopman" J. A. B. en den kleermaker J. F.
van D W. tot vier jaar gevangenisstraf ver
oordeeld Beide mannen zijn recidivist
Thans is in hooger beroep bevestiging van
het vonnis geëischt met aftrek van den tijd
m voorarrest doorgebracht.