VOOI&D i DONDERDAG 8 OCTOBER '1936 H A A REE M'S DAGEE'AÖ 8 Ons Wekelijksch Knippatroon Onderstaand patroon is alleen te verkrijgen in maat 44: bovenwijdte 102 centimeter; taillewijdte 86 centimeter en heupwijdte 110 centimeter. Door het al ot niet aanknippen van naden kan men het patroon passend maken voor het eigen fi guur. No. 727: een vlotte middagjapon, die van verschillende soorten stof kan worden ver vaardigd. Ook de kleuren kunnen naar eigen smaak gekozen worden. De eniige versiering zijn drie strikjes aan den voorkant, hetgeen heel aardig staat. Bovendien kleedt deze ja pon erg af. De benoodigde hoeveelheid stof is 4 meter van 100 centimeter breed. De prijs van het patroon is 3d cent per stuk. Dit patroon is dus te verkrijgen in maat 44 tegen den bovengenoemden prijs bij het bu reau van dit blad Den lezeressen wordt vriendelijk verzocht bij bestelling duidelijk het nummer van het ge- wenschte patroon en tevens naam en adres zoo volledig en nauwkeurig mogelijk op te ge ven. Men voorkomt daardoor onnobdige ver traging in de verzending. Wij verzoeken de dames beleefd haar bestelbrieven voldoende te frankeeren, daar deze anders niet door ons ge accepteerd worden. Bovenstaand patroon is ook op maat lever baar; de prijs wordt dan 50 ets. per stuk. Wij leveren niet alleen patronen van de hier ge publiceerde modellen, doch van ieder ge- wenscht model. Toezending van een afbeel ding of schetsje, met vermelding van maten is voldoende. Prijzen van deze patronen naar maat zijn: voor een mantel: 60 ct.voor een japon 50 ct.; voor lingerie en kinderkleeding: 40 ct.: voor een blouse of rok 30 ct. per stuk. (Adv. Ingez. Med.) WENKEN VOOR DE HUISVROUW. Een manier om te voorkomen, dat er „weer- vlekken" komen in het linnengoed, is te zor gen, dat de schoone wasch, als ze wordt weg geborgen, volkomen droog is. Vooral in stof fen, die langen tijd vochtig blijven, nestelt zich het zoo gevreesds schimmelplantje en ont staat het „weer". Van veel belang is ook. dat de linnenkast op een volkomen droge plaats staat. Weervlekken verdwijnen uit wit linnen goed meestal wel in bleekwater. Komen ze voor in donkere stoffen, dan bedekt men ze met een mengsel van water, salmiak en vier maal zooveel keukenzout. Een goede en goedkoope manier om alu minium blank te houden is, het metaal te schuren met olie en fijn zand. Men doopt een lapje in een paar druppels olie, tipt het dan even in een schoteltje met het fijnste zand, dat te krijgen is en schuurt de pan schoon, die daarna wordt afgespoeld in heet water (zo .er zeep) en met een beetje warm zand nai vreven. Als de „leerenlap" vuil of vettig is gewor den, dan weekt men deze een tijdje in lauw water met ammonia. Daarna worden ze ge- wasschen in lauw zeepsop en nagespoeld in frisch water, waarin men een paar druppels slaolie heeft gedaan. Tijdens het drogen moet het ieer worden opgerekt. Zeemleer moet lang zaam drogen en als het volkomen droog is, nog eens worden gerekt. Nooit bij de kachel drogen! DE NIEUWE LIJN. De wintermode vertoont nu zeer beslist een lijn, die in de laatste seizoenen steeds meer en meer werd aangeduid, en die in enkele woorden kan worden beschreven als: de smal le taille. Er zijn zelfs al woorden gemompeld als „wespentaille", „inrijgen" en „harnascor- setten met veters als staaldraad", maar zoover is het nog allerminst. Voorloopig bepaalt deze nieuwe mode zich nog tot duidelijk aangeven van het middeltje liefst smal natuurlijk! en in contrast daarmee tot verbreeding van schouder- en roklijn. Hiertoe moet de halssluiting hoog zijn of zelfs met een boortje, terwijl de schouders worden verbreed door een kopmouw of alleen maar een platte breede schouderlijn, overgaand in de bovenmouw. Vlak onder de nauwsluitende taillelijn springen klein klokkende schootjes breed uit, of wel lange tunieks vertoonen veel ruimte op den rug; ook kunnen driekwart redmgate mantels die lijn accentueeren, terwijl kortere rokken dan in het vorige seizoen die ver- breede lijn nog opvallender maken. Wie een modeshow heeft bezocht, zal gezien hebben, dat de avondrokken onder de klokken de tunieks zeer nauw zijn, maar dat de rok van de avondjapon van voren nauw is. maar naar achteren wijd, soms zelfs enkel maar met een overhangende wijde baan, die met de wijdte van de rok niets te maken heeft. EEN EERSTE VEREISCHTE als U naar diner of schouwburg gaat, is een smetteloos wit, correct zittend boord en overhemd. Laat daarom BIJVOET Uw boorden en overhemden wasschen en opmaken; dan is U zeker, dat dit onderdeel van Uw toilet altijd stipt in orde is. BIJVOET - Bloemendaal. TELEFOON 22016. <Adv. Ingez. Med.) HET MENU VOOR DE HEELE WEEK ZONDAG. Kalfssoep. Gebraden haas. Appelmoes. Aardappelen Rijstcroquetjes met abrikozensaus. MAANDAG. u--zepeper van resten Sla Aardappelen. Griesmeel met rozijnen. DINSDAG. Schotel van gehakt met groene kool. Aardappelen. Yoghurt WOENSDAG. Gebakken saucijsjes. Bloemkool met tomatensaus. Aardappelen. Maizenapudding met citroensaus. DONDERDAG. Tomatenrijst. Varkenslapjes. Bieten. Aardappelen. Vruchten VRIJDAG. Gekookte schelvisch. Worteltjes. Aardappelen Beschuit met kaas ZATERDAG. Vischkoekjes met brood. Ketelkoek met stroopsaus. RECEPTEN RIJSTCROQUETTEN MET ABRIKOZENSAUS Zet de kleine abrikoosjes (die goedkooper zijn dan de groote) liefst twee dagen te weeken en kook ze gaar in het weekwater. Maak van 1 L. melk en twee kopjes rijst (ongeveer 2 d.L.) met een smaakje een dikke rijstebrij, voeg hierbij twee eidooiers die met 1 ons suiker zijn geroerd en laat dit meng sel houd worden. Maak er met twee eetlepels croquetjes van, paneer ze dubbel, dat wil zeggen, haal ze eerst door paneermeel, dan door de overgebleven eiwitten, daarna weer door paneermeel en bak ze in heet frituurvet gedurende een paar minuten. Wrijf de gekookte abrikozen door een ha ren zeef. maak ze op smaak af met suiker, bind ze met wat aangemengde sago en pre senteer ze bij de croquetten. VISCHKOEKJES. Ontdoe de resten visch van vel en graten, vermeng ze met wat geweekt oud brood of een paar fijngemaakte aardappelen, voeg er een ei bij dat eerst is losgeklopt en peper, zout en fijngehakte peterselie. Vorm er platte koekjes van, haal ze door paneermeel en bak ze in boter aan beide kanten bruin. Presen teer ze met beboterde sneedjes brood. JUMPER IN TWEE KLEUREN. Deze jumper in maat 44 is gebreid van roode en blauwe koordwol. Benoodigd 200 gr. roode en 100 gr. blauwe wol, 4 pennen no. 2V2, 2 knoopjes. De jumper wordt tot de armsgaten in de rondte gebreid. We zetten 210 st. op en breien de boord 1 recht verdraaid, 1 averecht, 24 toeren hoog. Als we aan het rechte deel beginnen, maken we eerst om de 7 st. 1 steek bij, zoodat we dan 240 st. op de pennen hebben. Is dit rechte deel 28 c.M. lang, dan wordt het werk in tweeën gesplitst, n.l. 126 st. voor het voorpand en 114 st. voor het achterpand. Beginnen we bij het voorpand, dan kanten we aan elke kant 15 steken af (eerst 2x5, dan 5x1) en houden 96 st. over. Na 10 pennen kunnen we aan het blauwe pasje oeginnen. Het patroon van het pasje is 1 r. 1 a.; om de 3 toer verspringen. We zorgen ervoor een extra roode kluwen te hebben, breien eerst 30 st. rood, dan 36 st. blauw en daarna met de nieuwe roode kluwen 30 st. rood. Terug gaande zorgen we ervoor, dat we bij de wisseling der kleuren de draden even om elkaar heen draaien. Na 6 pennen te hebben gebreid, moeten we aan het split met beleg beginnen. Het beleg wordt in ribbels gebreid. We breien dus 30 st. rood, 18 st. blauw en maken er nog 3 st. bij om een mooie onderslag te krijgen. Terug gaande worden de eerste 6 st. recht gebreid. Telt het split 16 ribbels, dan worden er 19 st. voor de hals afgekant, (15 st. en 4x1). De schou der breien we 17 pennen op en zetten de ste ken op een draad. De linkerkant van het voorpand is een spie gelbeeld van de rechterkant, met dit verschil, dat er 2 knoopsgaten in het beleg komen, elk van 3 st. breed. Het eerste knoopsgat komt 3 ribbels van onder af, het tweede na 9 ribbels. Achterpand. Van de 114 st. die we voor het achterpand hebben, kanten we aan weerskan ten 9 st. af 2x3 en 3x1). We houden 96 st. over en beginnen op dezelfde hoogte als bij het voorpand aan het blauwe pasje. Nadat we 45 toeren hebben gebreid kante nwe de hals af; 24 st. in het midden en 4x1. De schouder moet zoo hoog worden, dat het armsgat voor en achter even hoog is. De schouders worden aan elkaar gebreid en afgekant. Mouw. Voor de mouw, die blauw wordt en in het patroon van het pasje gebreid wordt, zet ten we 40 st. op, meerderen aan 't eind van elke pen 1 steek tot we 76 st. hebben, zetten er dan aan weerskanten 12 st. bij op en breien op deze 100 st. 20 toeren. Daarna om de 7 toer aan 't begin en aan 't eind van de pen minderen tot er 86 st. over blijven, nu nog 15 pennen zonder te minderen, daarna afkanten. Kraag. Voor het platte kraagje zetten we 126 st. op en maken de eerste 4 pennen telkens 1 bij. Na 24 toeren wordt het kraagje heel strak afgekant. Om het mooi rond te krijgen, wordt het kraagje gestreken vóór het op de jumper wordt genaaid, de opzetkant wordt goed uitgerekt. Als de mouwen dicht zijn genaaid en in de jumper zijn gestikt, wordt alles onder een natte doek aan de verkeerde kant gestreken. De jumper wordt gedragen op een blauwe rok met een blauwe ceintuur. SP. TH. Hoewel de dagen al erg kort worden, heb ben wij toch nog heelemaal geen winteridee, want het weer is nog betrekkelijk zacht. Voor al des middags kan de zon nog warm zijn en er wordt dan veel gewandeld. U ziet op de linker illustratie links een wandelcostuum. De mouwen ervan zijn met veel ruimte ingezet en sluiten strak om de onderarm. Van voren zijn twee zakjes opgenaaid, terwijl het geheel wordt gesloten door een aantal grootere fan tasie- knoopen. De rechtsche japon is een zeer gekleed wan delcostuum, waarvan het bovenstuk eenigszins gedrapeerd is en op de schouder sluit met drie groote knoopen. Op het bovenstuk en de rok zijn twee zakjes, die tegengesteld zijn ge plaatst. De mantels, die wij op de modeshows heb ben gezien, harmoniëeren met de kleuren van de herfstbladeren. Verschillende nuances als wijnrood, chocoladebruin, cypressen groen, oudrose e.d. worden verwerkt in de kleeding. Men maakt hier ook nog verschillende combi naties van; vooral bij driekwart mantels wordt dit gedaan. Wij zagen vooral veel kameelharen sportjasjes, die groote warmte geven. Op de afbeelding rechts laten wij U nog eenige mantels zien. Links: een mantel met i een riem, waarop een groote knoop of een gesp 1 zit. De jas is zeer wijd en klokvormig geknipt. Rechts: een cape van wollen stof vervaar digd met een opstaande kraag. Daarbij wordt een geruite rok gedragen. Aan de binnenkant van de kraag is een groote knoop van dezelfde stof als de cape. Wanneer de kraag dus op staat is de knoop zichtbaar. De hoedjes die wij op de laatste modeshow zagen, hadden niet dezelfde kleur als de man tels, doch waren dikwijls een tint lichter of donkerder, of hadden een heel andere kleur dan de mantels; doch ze harmoniëerden er volkomen mee. Deze afwisseling van kleuren was heel aardig. ANITA VAN S. Hoe doen wij aan de Telefoon? Telefoneeren is een kunst. Let maar eens op kinderen die het willen doen; zij weten er niet al te best raad mee. Het spreken gaat meestal vrijmoedig genoeg, maar het luisteren en hooren laat te wen- schen over. Op iedere vraag of opmerking, die van den anderen kant komt. klink hun: „Wat zeg je?" en meestal moeten vader of moeder er aan te pas komen om al die moeilijkheden van vragen en antwoorden op te lossen. Voor het hooren door de microfoon van wat er aan de andere zijde wordt gezegd, moet men zijn gehoor anders instellen dan gewoon lijk en dat moet natuurlijk wennen. Nu is echter het curieuze dat volwassenen met dat luisteren en hooren meestal geen moeite meer hebben, maar die liggen vaak overhoop met het spreken. Je belt iemand op en van deh anderen kant klinkt een booze stem kortaf: „Hallo!!!" Sjonge-jonge, denk je, dat voorspelt niet veel goeds, ik bel daarheen maar zoo min mogelijk op, dat valt blijkbaar niet in goede aarde. Maar je vraagt toch maar met je vriende lijkste stem naar een der huisgenooten en het antwoord is: „Niet thuis" boem hoorn-op-den-haak. Of je belt een ander op, en die kan je maar niet verstaan, na eiken zin klinkt het: „Wat zegt u?" Bij een derde wordt de naam niet begrepen, of er wordt op zoek gegaan naar den betref- fenden persoon, die aan het toestel moet ko men, deze blijkt er niet te zijn en niemand bekommert zich verder om de al of niet ge duldig wachtende persoon aan den anderen kant van de lijn. Maar meer nog wordt er tegen de goede te lefoonmanieren gezondigd door degenen die zelf opbellen. Om te beginnen noemen zij maar al te vaak hun naam niet, zoodat degene die wordt op gebeld volkomen in het duister tast betrpffen- de de identiteit van den ander. En als er dan gevraagd wordt: „Met wien spreek ik eigen lijk?" dan klinkt het vaak: „Dat doet er niet toel" Ook gebeurt het nogal eens dat een" num mer op de schijf van het toestel verkéerd wordt aangeslagen, en dan wordt er doodleuk gezegd: „Ik ben verkeerd verbonden", alsof er nog een telefoonjuffrouw is die debet is aan die fout, en niet onze eigen domheid, die ons het nummer verkeerd deed lezen, of de cijfers door elkaar haspelen. Erger nog is het met iemand die zijn ver gissing bemerkt, zoodra de verkeerd opgeroe- pene antwoord geeft, en die dan maar zon der een woord te zeggen de verbinding ver breekt. Sommigen hebben er ook buitengewoon goed slag van om ten ander voor ze te laten opbel len en dan pas zelf te verschijnen, wanneer de opgeroepene eenmaal aan de telefoon is verschenen. Als verontschuldiging voeren zij dan aan, dat zij het te druk hebben om al die handelingen te doen en dan misschien nog te moeten wachten totdat de persoon, die zij willen spreken, aan het toestel komt. Maar zij vergeten dat die andere op deze wijze den tijd, dien z ij niet wachten willen, moet overnemen, en dat nog wel, terwijl de noodzakelijkheid van het voeren van een ge sprek niet door hem werd gevoeld. Dat er op die manier menschen zijn, die, wanneer zij op deze wijze door een tusschen- persoon worden opgebeld, niet willen wachten en de hoorn weer op den haak hangen, is geen wonder. Op velerlei andere wijze wordt er gezondigd tegen de goede manieren bij het telefoneeren, behalve de hierboven beschrevene, bijvoor beeld nog door eindelooze gesprekken te hou den, door den ander steeds in de rede te val len, door menschen waarvan men kan weten dat zij het erg druk hebben, met onbelangrijk gepraat aan het toestel te houden, door nooit goedendag te zeggen, door voor iedere futili teit maar dadelijk de telefoon te gebruiken, door anderen uitbranders te verkoopen die men ze niet in hun gezicht durft te geven, en tenslotte door de employée, die vrijwel als de eenige die nog geregeld met het publiek te maken heeft, n.l. de telefoniste van inter- locaal, van alles de schuld te geven. Het is waar, men wordt weieens verkeerd verbonden, men wordt ook weieens verkeerd opgeroepen, en het gebeurt ook dat de telefoniste het num mer van den oproeper niet precies meer weet. Maar wie zou zich niet weieens vergissen bij de aanvrage van een nummer van vijf cij fers voor een van zes cijfers! En men vergete dan vooral niet de keeren, dat de telefoniste hemel en aarde bewogen heeft om iemand die wij spreken willen en die niet thuis blijkt te zijn, te achterhalen, zooals mij een geval bekend is van een stad genoot, die een Hagenaar moest spreken, wel ke uitstedig bleek te zijn en die door de tele foonjuffrouw in Leiden werd gevonden, waar na de verbinding keurig tot stand kwam. En het is wel zeker dat een telefoniste, die door de abonné's behoorlijk wordt behandeld, meer haar beste diensten te hunner beschik king zal stellen, dan een die niet anders dan ontmoedigende aanmerkingen krijgt te hoo ren. e. E. J.—P. Linten en veters als versiering. Op de jacht naar nieuwe garnituren is men weer op het idee gekomen van linten en ve ters. Linten kan men krijgen in allerlei kleu ren en meestal vroolljken ze een hoed of zoo iets dergelijks erg op. In den zomer zag men ook al blouses of ja ponnen, die een soort vetersluiting hadden Men kan dit aardig combineeren met schoe nen in de kleur van de japon en dezelfde kleur en soort veters als sluiting voor de japon en de schoenen. Meestal worden de veters en ja ponnen in dezelfde kleur gekozen, alleen In een verschillende nuance. Op de modeshows zagen wij veel geruite, ge streepte of met noppen bedekte linten van kunstzijde, satijn en ribsweefsel, die het voor deel hebben, dat ze aan twee kanten kunnen worden gedragen. Zeer elegant staan linten van moiré. Ook zagen wij veel crêpe de chine met fantasie-motieven. Op avondjaponnen ziet men veel goud- en zilverbanden. De ceintuurs worden met zorg vervaardigd. Hoe vaak ziet men niet een zeer eenvoudig japonnetje, dat geheel wordt op gehaald door een fijn ceintuurtje. In plaats van leer gebruikt men tegenwoordig veel lint voor het vervaardigen van ceintuurs. Een ge liefde uitvoering hiervan is het gevlochten lint. Ook knoopen worden tegenwoordig veel met lint overtrokken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 12