frANS Hals Zwitserland en België's zelfstandigheidspolitiek. DE KEIZER VAN CALIFORNIÉ Zóó drinken wij thee. igsiioiN SITTERS a KAR WOENSDAG 21 OCTOBER 1936 HAAE'CE M'S DA'GBESÖ 10 Sympathie voor koning Leopold's standpunt. De pers over België's motieven. Belgische onzijdigheid niet dezelfde als de Zwitsersche. De gevolgen voor den Volkenbond. GENèVe, 17 October 1936. (Van onzen correspondent) De redevoering van den Belgischen Koning Leopold III,, waarin deze zich tegen ieder bondgenootschap met andere landen uit sprak en voor de toekomst een „uitsluitend en volstrekt Belgische politiek" naar „het fiere en vastbesloten voorbeeld van Holland en Zwitserland" aankondigde, heeft ook in Zwitserland in hooge mate de aandacht ge trokken. Met uitzondering van de sociaal democratische pers. die een voorzichtig stil zwijgen ten aanzien van haar eigen oordeel in acht neemt en met de weergave van bui- tenlandsche beoordeelingen zich tevreden stelt, hebben alle Zwitsersche bladen met waardeerende sympathie de nieuwe wen ding in de buitenlandsche politiek van België besproken. Dit blijkt reeds uit de op schriften boven de hoofdartikelen: ..België maakt zich vrij!", „België uit vrijen wil on zijdig!", „Het Belgische voorbeeld!", enz. De Zwitsersche pers is het vrijwel erover eens, dat vooral twee factoren tot de koers- wending hebben bijgedragen: de begrijpe lijke wensch van den Belgischen Koning tot versterking van de binnenlandsche een dracht, waarvoor de steen des aanstoots voo1- een groot deel der bevolking, de nauwe politieke aansluiting bij Frankrijk, moest worden uit den weg geruimd en ten tweede Frankrijk's „flirt" met Sovjet Rus land, die tot het Pact van wederzijdschen bijstand tusschen beide staten heeft geleid. De Zwitsersche burgerlijke pers, die van de links-vrijzinnige tot de rechts-katholieke bladen toe sterk anti-bolsjewistisch gezind is, stelt vooral dit motief voor de Belgische zwenking der buitenlandsche politiek op den voorgrond. De bladen betoogen, dat Frankrijk het aan zichzelf te wijten heeft, dat het steeds meer vrienden en bondge- nooten verliest. De Zwitsersche pers acht het volkomen verklaarbaar, dat België er voor bedankt, om via „Locarno" en het Fransch-Russische Pact in een oorlog betrok ken te worden, die tuschen Duitschland en Sovjet-Rusland zou uitbreken. Of intusschen de geheele Zwitsersche pers zich wel een volkomen juist denkbeeld van de beteekenis van de verklaring van Koning Leopold gemaakt heeft? Het valt te betwij felen. Sommige bladen gaan van de gedachte uit, dat de Belgische regeering zich thans plotseling van alle internationale verplich tingen heeft los gemaakt, zelfs van die welke krachtens het beginsel der collectieve veilig heid uit het Volkenbondsverdrag voortvloeien. Het is mij niet bekend, dat een Zwitsersch blad zoo ver gegaan is, dat het, zooals Fran- sche bladen wel deden, uit de redevoering van Koning Leopold afleidde, dat België thans ook het lidmaatschap van den Volkenbond zou opzeggen. Doch wèl heeft men in de Zwitsersche pers stemmen vernomen, die het voorstelden, alsof de Belgische regeering thans een bijzondere plaats onder de Volken- bondsstaten zou willen innemen, gelijksoor tig aan die van Zwitserland, welk land bij de toetreding tot den Volkenbond het recht verkregen heeft militair „onzijdig" te blij ven. zoodat Zwitserland niet aan de militaire, wel aan de economische sancties van den Vol kenbond moet mededoen. Het „Berner Tage- blatt'' meent zelfs, dat België, ofschoon lid van den Volkenbond blijvend, zich reeds van iedere verplichting tot Volkenbondssancties ook de economische, heeft bevrijd. Het blad verlangt, dat de Zwitsersche regeering het voorbeeld van België zal volgen en ook tot de „volstrekte onvoorwaardelijke" neutraliteit zal terugkeeren! Een wensch, die in verband met de sanctieverplichtingen die in econo misch opzicht voor Zwitserland tijdens den oorlog in Noord-Afrika bestonden, ook in het Zwitsersche parlement reeds tot uiting werd gebracht! Het „Belgische voorbeeld" zal voor de aanhangers van een volstrekte Zwitsersche onzijdigheid, die dus verder zou gaan dan de door den Volkenbondsraad aan Zwitserland bij de toetreding tot den Volkenbond toege stane, een aansporing tot krachtiger propa ganda in die richting zijn. De meeste Zwitsersche bladen hebben ech ter een m.i. juistere opvatting van de betee kenis van België's terugkeer tot de „onzijdig heid". Zij wijzen erop, dat het onderscheid tusschen de Belgische en de Zwitsersche neu traliteit juist in tegengestelde richting ligt als het Berner Tagblatt" meent. Volgens hen is de Belgische onzijdigheid niet grooter, doch juist geringer dan de Zwitsersche. Want de Belgische onzijdigheid bestaat slechts, zoo lang zij met de verplichtingen van het Vol kenbondsverdrag vereenigbaar blijft, terwijl de Zwitsersche althans in militair opzicht eeuwigdurend is en krachtens de toestemming van den Volkenbondsraad ook zal blijven voortbestaan, wanneer alle andere staten, die lid van den Volkenbond zijn, zich krachtens artikel 16 van het Volkenbondsverdrag be schouwen moeten in oorlog te zijn met den staat, die den vrede geschonden heeft. Deze bladen laten dan ook niet na, bij alle waar deering voor de voor Nederland en Zwitser land vleiende verklaring van Koning Leopold over het „fiere en vastbesloten voorbeeld" de zer twee landen op te merken, dat de Belgi sche onzijdigheid wel met die van Holland, doch niet met de door den Volkenbondsraad uitdrukkelijk toegestane en erkende van Zwit serland, op één lijn te stellen zal zijn. Op merkelijk is in dit verband ook nog, dat de geheele Zwitsersche pers spreekt van een terugkeer van België naar haar vóór den we reldoorlog bestaande onzijdigheidspolitiek (met dit verschil dat deze thans uit vrijen wil is aanvaard en vroeger door het verdiag van 1839 was opgelegd). De in Nederland gebrui kelijke en m.i. het best met de Belgische be- doe'ino'en overeenstemmende uitdrukking „zelfstandigheidspolitiek" is in Zwitserland blijkbaar onbekend. Wat de gevolgen van de Belgische lcoeis- wcnding zullen zijn met betrekking tot den Volkenbond? Niemand hier maakt zich, zooals boven reeds gezegd, ongerust, dat België thans het. lidmaatschap van den Volkenbond zal op zeggen. Doch wèl leidt men uit de verklaring van den Belgischen Koning af. dat België bij de komende besprekingen over de Volken bondshervorming niet zal staan aan de zijde van Litwinof en anderen, die op een ver scherping der cohectieve veiligheidsverplich- tinaen voor alle staten aandringen. Met het dreigender worden van het oorlogs gevaar neemt vo ortdurend het aan tal staten af ié krachtens het dogma van den „ondeel- baren vréde" "bereid zijn in een oorlog be trokken le worden. België zal voortaan waar schijnlijk in de rijen staan van die staten, die niet in de eerste plaats door afschrikking van den eventueelen aanvaller, doch door een herstel van de universaliteit van den Volken bond én een toepassing der methoden van in ternationale verzoening het oorlogsgevaar zullen willen trachten te, verkleinen. B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. Octrooi Ned. Bank. Regeering' wenscht verlenging voor vijf jaar. De minister van Financiën wijst er in de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer over het wetsontwerp tot verlenging en wij ziging van het aan de Nederlandsche Bank verleende octrooi op, dat nader overleg met de bank er toe heeft geleid, dat de voorgestelde termijn van vijftien jaar wordt teruggebracht tot vijf jaar. Verder wijst de minister er op, dat de macht van de regeering om buiten het bestuur van de bank om, den gouduitvoer te verbieden, niet van geringe beteekenis is. Zij verzekert immers, in verband met het feit, dat het muntstelsel bij de wet wordt geregeld, aan de regeering uiteindelijk de zeggenschap over de te voeren monetaire politiek. De minister kan wel begrijpen, dat de Ka merleden, die een ingrijpende wijziging in ons centrale bankstelsel voorstaan, teleurgesteld zijn, maar hij kan niet toegeven, dat de inhoud van het wetsontwerp weinig belangrijk zou zijn. De Bank blijft voor ons financieel en eco nomisch leven van groote beteekenis. De regee ring' meent, dat de tegenwoordige beheersvorm voldoet aan de, uit een oogpunt van een wet tige behartiging der belangen aan de Centrale Bank toevertrouwd, te stellen eischen. De minister kan geheel instemmen met het beginsel, dat de circulatiebank haar beleid blijvend moet richten op het algemeen welzijn. Met de erkenning van dit beginsel is intus schen nog niet aangegeven, hoe de concrete organisatie moet zijn, die de beste waarborgen oplevert, dat inderdaad dat algemeen welzijn zoo goed mogelijk zal worden behartigd. Wel staat vast, dat daarbij zooveel mogelijk ge streefd moet worden naar evenwicht tusschen den overheidsinvloed en den invloed van het uit het particuliere bedrijfsleven opgekomene. De regeering gaat allerminst voor de pro blemen die hier liggen, uit den weg. Zij heeft zich integendeel van die problemen ten volle rekenschap gegeven. Wanneer zij tot die slot som is gekomen, dat groote veranderingen in den bestaanden toestand niet moeten worden gebracht, dan is dit een gevolg van haar overtuiging, dat de belangen dier volksge meenschap op deze wijze het best worden ge diend. De minister is van oordeel, dat het voeren eener meer actieve conjmictuurpolitiek, zooals het verslag dit beoogt, niet ligt op het terrein der Nederlandsche Bank. Omtrent een beperking van de valutaspecu latie wordt nog in de Memorie van Ant woord opgemerkt: Onder de huidige, geordende omstandig heden kan voor landen, die gelijk Nederland, een vrij betalingsverkeer met het buitenland wenschen te handhaven, slechts beperking van het bedoelde euvel verkregen worden door een nauwere samenwerking van nationaal karak ter tusschen de circulatiebank en het parti culiere bankwezen en van internationalen aard tusschen de voornaamste circulatieban ken. Deze tweeërlei samenwerking', welke in de laatste jaren is gegroeid, heeft ongetwijfeld tot een aanmerkelijke beperking van de va lutaspeculatie geleid. ALKMAARSCHE BEDRIJFSLEIDER BEKENT. De bedrijfsleider N. uit Alkmaar, die na zijn arrestatie in het St. Anthoniusziekenhuis te Oostburg werd verpleegd, heeft Dinsdag in de auto van den Alkmaarschen politie-com- missaris, de terugreis naar Alkmaar als arres tant aanvaard. De commissaris en een rechercheur-inspec teur hebben N. aan een langdurig verhoor on derworpen, waarbij hij een volledige bekente nis aflegde. UIT DE STAATSCOURANT Bij Kon. Besluit zijn voor het tijdvak van 15 September 1936 tot 1 Januari 1937, opnieuw belast met het geven van de achter hunne namen vermelde cursussen aan de landbouw- lioogeschool te Wageningen: Ir. C. Koeman te Aalsmeer, cursus in bloementeelt; Ir. C. Ph. Moeriands te Boscoop, cursus in boomteelt; Ir. K. Volkers, te Lisse, cursus in bloembol lenteelt, Ir. J. M. Riemens te 's-Gravenhage, cursus in groententeelt. De duinen van Ameland hebben Let bij rijzen ze thans uit het strand omhoog den storm weer moeten ontgelden. Steil (Inzet: een aangespoelde üruam'isch.) WAT BETEEKENT DE KLEINE VISCHAKTE? De procureur-generaal bij den Hoogen Raad heeft conclusie genomen in de zaak van A. F. Gestman, die door den Haagschen kanton rechter was vrijgesproken, doch nadat het O. M. in beroep was gekomen, door de Haag- sche rechtbank 26 Mei j.l. was veroordeeld tot f 1 boete wegens het visschen met sleep- hengel op 8 October 1935, in de Benoorden- houtschool te 's-Gravenhage, terwijl hij in het bezit was van een kleine vischakte tot het visschen met een hengel, geaasd met visch. De kwestie is, dat art. 16 van de visscherij- wet bepaalt, dat kleine vischakten worden uitgereikt tot het visschen hetzij met een peur hetzij met een hengel geaasd met visch of met een sleephengel. Appellant G. beriep zich erop dat hij, de kleine vischakte aanvragende, door de desbe treffende autoriteit verplicht was geworden een keuze te doen uit de drie genoemde visch tuigen, doch dat die keuze niet door de wet wordt voorgeschreven. Het vonnis van de rechtbank berustte even wel op dë overweging dat, hoewel de wets bepaling onduidelijk is, de wetgever bedoeld zou hebben, dat de kleine vischakte (tegen be taling van f 1). slechts zou worden uitgereikt tot het visschen met een van de in het artikel genoemde drie vischtuigen. Naar de meening van den proeureurT-gene- raal bij den Hoogen Raad blijkt nergens dat men zich bij het vragen op een kleine visch akte moet beperken tot het kiezen van een dezer drie vischtuigen. Wel vloeit er-uit voort, dat men, na zoo'n kleine akte gekregen te hebben, tegelijkertijd niet meer dan een dier middelen om visch te vangen mag gebruiken, maar dan is het ook onverschillig, welk dier soorten van vischtuigen men te water brengt. Vast staat, dat requirant in het bezit was van een kleine vischakte waarin tegen zijn wil is vermeld, dat zij gold voor het vis schen met een hengel, geaasd met visch. De procureur-generaal beschouwde deze laatste toevoeging als overbodig, en concludeerde tot vernietiging van het vonnis en verwijzing dei- zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage, teneinde verder te worden berecht. VRIJDAG PREMIÈRE VAN LOUIS TRENKÉ R'S M E EST ER WE R K ,,D« Residentiebode" schreef: wettigt zij volkomen de "onderscheiding welke haar op de Biennale ten deel viel. (Adv. Ingez. Med.) Overpeinzingen om vijf uur ergens in Den Haag. De zeedijk van NesBuren liep bij den storm ernstige schade op. Onze l'oto toont duidelijk hoe de steenen zijn losgezogen en. naar beneden gesleurd. Er zijn aspecten des Haagschen, des echt en alléén maar Haagschen levens, die ge als man nimmer te zien zoudt krijgen, wan neer ge u het niet expresselij k voornam ze te zien te krijgen. Aspecten, waar de noeste werker voor de boterham, de minnaar van mannenpraat en mannensfeer óók bij den borrel, zélfs bij' de thee, met zijn neus on geduwd moet worden, want anders zou hij ze onverschillig voorbij loopen. Omdat ze niet in zijn persoonlijke aandacht liggen, omdat hij ze niet ziet wanneer men hen er niet op wijst. Evenmin als een vegetariër er aan zou denken een abattoir binnen te wandelen om eens te kijken wat daar zoal geschiedt., evenmin als een slager eraan denkt een ten toonstelling van vegetarische gerechten te gaan bezichtigen, zoomin komt een man in een modieuze Haagsche thee-gelegenheid. Tenminste een-mannetjesputter-man. Daarom is het vreemd en niet dan uit over wegingen van beroepsyder dat ik dit schrij vende gezeten ben in een van die een beetje-zoetsappige, zachtvloersche, warmtonige Haagsche inrichtingen, waar mén thee gaat drinken. Ik zit in. een hoekje. Want een schrijvend mensch, een min of meer werkend mensch dus. is hier een vloek. Men komt hier juist om niet te werken. Om uit te rusten van het uitrusten. Die laatste bezigheid is specifiek Haagsch. Er wonen hier véle, véle uitrusters. Lieden die zéér warmpjes uitgerust de tijdelijke rust ingaan, die door een zachte eeuwige moge gevolgd worden. Daarop wach ten zij min of meer. Onbewust weliswaar en daarom vroolijk (vooral wanneer zij hun klinkbare uitrusting in dollars en ponden hebben veilig gesteld), maar daarom voor den toeschouwer deze uw dienaar vooral niet minder tragisch. Want dit Haagsch thee drinken is in wezen een beetje tragisch. Om dat het zoo vervreemd en verschrikkelijk-ver verwijderd is van het leven. Dit leven dat buiten langs het thee-huis speelt en raast en woedt. Het thee-huis is gecapitoneerd. Het vloerkleed is rijk en dik en mollig; de lampen nét echte kaarsen (van porcelein) met nét echt kaarsvet eraan (van porcelein)de meu bels nèt echt antiek (anno 1936), met nét echte uitgesleten zittingen (ontwerp 1936)de open haard nèt echt vuur ('n rood elec- trisch lampje) en nèt echte steenkool (keurig van glas nagemaakt)het antieke glas-in-lood ('t allermodernste procédé)de oude meesters aan den wanden (aardig werk van den jongen kunstschilder Karei Kitsch)het gobelin be hangsel (het nieuwste snufje)Wèl dat alles sluit, overpoeierd van gedempt licht en door zangen van Hongaarsche violen-jubel, de wereld en dit leven-op-aarde buiten. Zulke bonbonnières zijn zeer'in trek op het oogenblik in den Haag. Wij hebben er nu al drie. Wie weet hoeveel wij er over drie jaar hebben gekregen. Want élk koffiehuis wordt een bonbonnière. Een vluchtplaat-s voor de behagelijkheid. Onbereikbaar voor het leven. De werkloosheid is er onbekend. Wie zou aan revolutie denken wanner hij in een roomig gebakje hapt? En wanneer het strijkje zóó beelderig speelt, zou het bepaald een grof heid zijn aan gifgassen of bommenwerpers te denken. Alles in deze zaken is tot in de puntjes ver zorgd. Helder, goed, blinkend, duur, gedien stig, gul, streelend. De eigenaars dezer ge- luidsvrije, van de wereld afgesloten cabines kennen hun vak. Hier speelt een voortreffelijk strijkje van voortreffelijke blauw-zwart-hari- ge mannen, die smachtende klanken en blikken werpen naar smachtende Haagsche dames. Hier is het porcelein waarin de thee gediend wordt, smaakvol en sierlijk, dun en eierschaal teer. Hier is het zilver zilver. Het eten en drinken van het beste. De bedie ning hulpvaardig. Hier is het publiek het minst uitbundige en ook het minst persoon lijke van alle „publieken" ter wereld. Waarover praat het? Mo de -eten - hoed j es- crème -promotie-partij - tjes-verlovingen-aane verlovingen-uite veiio- vingen-bontmantels-H.V.A.'s-auto's-de kennis sen-de familie-de buren-de andere tafeltjes Is dit te laken? Neendit is te benij den. Is dit verwonderlijk? Integendeel: dit is te begrijpen, Want deze menschen weten niet w*rt stem pelen is; zij hebben het altijd best gehad in het leven en wanneer het leven het hun al léén nog maar goed geeft, dan worden zij al angstig. Deze menschen kunnen er immers niets aan doen, dat het Groote Lot het goed met hun grootvaders en vaders heeft voorge had? Daarom kunnen zij plezierig theedrinken op deze behaaglijke, charmante eilanden, midden in de grauwe zee, rustig op de barnen- de, kolkende branding van het leven. Daarom is er voor ons geen reden, daarover i verwonderd of boosaardig te zijn. Daarom bekijken wij dit midden er tus- i schen in uit de verte. Als een verschijnsel van iedere -groote stad I met rentenierende menschen. Als een bij uitstek Haagsch verschijnsel, derhalve. Maar het aardige voor den 'kenner van de A Haag in z'n hoekje, 'is: te bespeuren dat het niet alles goud is wat hier, oogenschijnlijk zoo keur-echt blinkt. Er is hier, in dit beschaafd en ingetogen lokaal, véél vermaak. Er zitten her en der mevrouwtjes met me vrouwtjes, welker meneeren héél hard werken moeten om een kopje thee van veertig centen met een gebakje van twintig centen, een fooi tje van een dubbeltje aan den kellner en een fooitje van een dubbeltje aan den portier te kunnen laten betalen door hun mevrouwtjes. Maar het is nu eenmaal een echt-Haagsche gewoonte om de goede dingen des levens in den duursten vorm te genieten voorzoover deze in het openhaar genoten plegen te worden. Ik ken nogal wat van de goed-geHcleede, keu- rig-gekapte, precieus ge-beauty-pariourde dames die hier zitten voor hun dagelijkschen doen. Het zijn ik verzeker het u allemaal correcte, beschaafde en ingetogen dames, maar zij hebben de rekening bij haar coiffeur al twee maanden laten oploopen; haar bont mantel is op gemakkelijke betalingsvoorwaar den gekocht en het schoonheidsinstituut is twee maal vergeefs aan de deur geweest met de kwitantie: 't meisje zei dat mevrouw toe vallig nèt uit was, maar mevrouw zou het ze ker direct gireeren. In het wapen van de goede stad 's Graven- hage staat met vergulde letters IK ZAL GIREEREN. \j Maar wat wilt ge: we zitten hier heerlijk zacht en warm, in luie antieke stoeltjes, de walzen en poezta-wijzen klinken charmant, de thee is geurig en het gesprek gezellig. Zoo te zitten is geen zonde. Het is in zulke omstandigheden alleen maar Haagsch. Ik zje ook heeren. Heel veel heeren. Haagsche heeren. Het is een nieuw verschijnsel dat heeren hun bittertafels tusschen het thee-gerei heb ben. Dat er snorrebaarden van oud-burge meesters, correcte officieren en voortreffelijke ambtenaren, rechters, beursiieden hun dage- lijksche glaasje komen drinken tusschen slag- roomhoorns en vruchtengebakjes. Vooral oudere heeren. De jongen hebben meestal wel andere zor gen. En wanneer zij geen andere zorgen heb ben, hebben zij and-ere genoegens. Studenten zult ge hier vergeefs zoeken. Jongere ambtenaren, kooplieden, effecten- menschen evenzeer. Die hebben afgerekend met thee en borrel en gevoelen zich niet aangenaam onder rose en crême-kleurige lampekapjes. Maar ook in de gewone café's de bodega's, de sociëteiten zult ge die vereegfs zoeken. Dat is een algeméén tijdsverschijnsel, dat de theesalons en de café's verdwijnen, om plaats te maken voor die tusschendingen waarvoor wij nog geen naam gevonden hebben. Zij behooren mét hun levende en doode have tot het aspect vaii den Haag. Daarom heb ik er, van mijn tafeltje in den hoek af,, .over geschreven tusschen het zingen, vaii de violen en het geuren van thee en par fum, het geroezemoes van stemmen, en bét, knabbelen van nootjes-bij-de-borrel dóór. Vergeef mij! Mr. E. ELIAS. perweek SCHOTERWEG 1, TELEFOON 16659. (Adv. Ingez. Med.) De radiorede van minister Van Lidth de Jeude. Waarom slechts van één zender gebruik werd gemaakt. De minister van Waterstaat heeft geant woord op schriftelijke vragen van den heer Krijger in verband met het niet gebruik maken door den minister van Waterstaat van de beide Nederlandsche radiozenders bij de uitzending van zijn redevoering over „de wijzi gingen in het motor- en rijwielreglement". Nadat de minister zich, op uitnoodiging van de AVRO, bereid had verklaard op 5 Octo ber j.l. een rede in haar studio uit te spreken over het in de vragen bedoelde onderwerp, verzocht de NCRV om mede in dit uitzending te worden betrokken. Haar werd medegedeeld dat daartegen geen bezwaar bestond, indien de AVRO daarmede instemde, doch toen bleek dat deze, als uitnoodigende vereeniging, er de voorkeur aan gaf, dat alleen van haar zender werd gebruik gemaakt, heeft de minister ge meend, dat voor hem geen voldoende grond aanwezig was om zijn aan de AVRO gedane toezegging niet gestand te doen hetgeen aan de NCRV werd medegedeeld, onder toevoeging dat bij de eerstvolgende gelegenheid gaarne gevolg zou worden gegeven aan een uit noodiging om van haar zender gebruik te maken. Hierbij zij aangeteekend, dat het meermalen is voorgekomen, dat op uitnoodiging van een bepaalden omroep door leden van het kabinet redevoeringen zijn gehouden voor een der zenders, zonder gelijktijdige gebruikmaking van den anderen zender. Dergelijke redevoe ringen zijn niet gelijk te stellen, met uitzen dingen van regeeringswege, waartoe eigener beweging wordt besloten en waarvoor steeds van beide zenders gebruik wordt gemaakt. Voor laatstgenoemde uitzendingen is de minister niet voornemens van dezen regel af te wijken, terwijl overigens handelen naar omstandigheden moet worden voorbehouden. DE INBRAAK IN HET REMBRANDT THEATER TE AMSTERDAM, Dinsdagmiddag zette het gerechtshof te Amsterdam de behandeling voort van de straf zaak tegen de beide mannen, die er van wor den verdacht te hebben ingebroken in het Rembrandt Theater, waarbij de inhoud van twee brandkasten werd gestolen. Brigadier rechercheur de Boer en zijn collega van Dijk legden eenige aanvullende verklaringen af, De procureur-generaal mr. dr. D. Reilingh. persisteerde bij zijn eisch (vier jaar gevan genisstraf tegen beide verdachten).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 8