frANS Hals
Zwitserland en België's
zelfstandigheidspolitiek.
DE KEIZER VAN CALIFORNIÉ
Zóó drinken wij thee.
igsiioiN
SITTERS a KAR
WOENSDAG 21 OCTOBER 1936
HAAE'CE M'S DA'GBESÖ
10
Sympathie voor koning Leopold's standpunt. De pers
over België's motieven. Belgische onzijdigheid niet
dezelfde als de Zwitsersche. De gevolgen voor den
Volkenbond.
GENèVe, 17 October 1936.
(Van onzen correspondent)
De redevoering van den Belgischen Koning
Leopold III,, waarin deze zich tegen ieder
bondgenootschap met andere landen uit
sprak en voor de toekomst een „uitsluitend
en volstrekt Belgische politiek" naar „het
fiere en vastbesloten voorbeeld van Holland
en Zwitserland" aankondigde, heeft ook in
Zwitserland in hooge mate de aandacht ge
trokken. Met uitzondering van de sociaal
democratische pers. die een voorzichtig stil
zwijgen ten aanzien van haar eigen oordeel
in acht neemt en met de weergave van bui-
tenlandsche beoordeelingen zich tevreden
stelt, hebben alle Zwitsersche bladen met
waardeerende sympathie de nieuwe wen
ding in de buitenlandsche politiek van
België besproken. Dit blijkt reeds uit de op
schriften boven de hoofdartikelen: ..België
maakt zich vrij!", „België uit vrijen wil on
zijdig!", „Het Belgische voorbeeld!", enz.
De Zwitsersche pers is het vrijwel erover
eens, dat vooral twee factoren tot de koers-
wending hebben bijgedragen: de begrijpe
lijke wensch van den Belgischen Koning
tot versterking van de binnenlandsche een
dracht, waarvoor de steen des aanstoots
voo1- een groot deel der bevolking, de
nauwe politieke aansluiting bij Frankrijk,
moest worden uit den weg geruimd en ten
tweede Frankrijk's „flirt" met Sovjet Rus
land, die tot het Pact van wederzijdschen
bijstand tusschen beide staten heeft geleid.
De Zwitsersche burgerlijke pers, die van de
links-vrijzinnige tot de rechts-katholieke
bladen toe sterk anti-bolsjewistisch gezind
is, stelt vooral dit motief voor de Belgische
zwenking der buitenlandsche politiek op
den voorgrond. De bladen betoogen, dat
Frankrijk het aan zichzelf te wijten heeft,
dat het steeds meer vrienden en bondge-
nooten verliest. De Zwitsersche pers acht
het volkomen verklaarbaar, dat België er
voor bedankt, om via „Locarno" en het
Fransch-Russische Pact in een oorlog betrok
ken te worden, die tuschen Duitschland en
Sovjet-Rusland zou uitbreken.
Of intusschen de geheele Zwitsersche pers
zich wel een volkomen juist denkbeeld van
de beteekenis van de verklaring van Koning
Leopold gemaakt heeft? Het valt te betwij
felen. Sommige bladen gaan van de gedachte
uit, dat de Belgische regeering zich thans
plotseling van alle internationale verplich
tingen heeft los gemaakt, zelfs van die welke
krachtens het beginsel der collectieve veilig
heid uit het Volkenbondsverdrag voortvloeien.
Het is mij niet bekend, dat een Zwitsersch
blad zoo ver gegaan is, dat het, zooals Fran-
sche bladen wel deden, uit de redevoering
van Koning Leopold afleidde, dat België thans
ook het lidmaatschap van den Volkenbond
zou opzeggen. Doch wèl heeft men in de
Zwitsersche pers stemmen vernomen, die het
voorstelden, alsof de Belgische regeering
thans een bijzondere plaats onder de Volken-
bondsstaten zou willen innemen, gelijksoor
tig aan die van Zwitserland, welk land bij
de toetreding tot den Volkenbond het recht
verkregen heeft militair „onzijdig" te blij
ven. zoodat Zwitserland niet aan de militaire,
wel aan de economische sancties van den Vol
kenbond moet mededoen. Het „Berner Tage-
blatt'' meent zelfs, dat België, ofschoon lid
van den Volkenbond blijvend, zich reeds van
iedere verplichting tot Volkenbondssancties
ook de economische, heeft bevrijd. Het blad
verlangt, dat de Zwitsersche regeering het
voorbeeld van België zal volgen en ook tot de
„volstrekte onvoorwaardelijke" neutraliteit
zal terugkeeren! Een wensch, die in verband
met de sanctieverplichtingen die in econo
misch opzicht voor Zwitserland tijdens den
oorlog in Noord-Afrika bestonden, ook in het
Zwitsersche parlement reeds tot uiting werd
gebracht! Het „Belgische voorbeeld" zal voor
de aanhangers van een volstrekte Zwitsersche
onzijdigheid, die dus verder zou gaan dan de
door den Volkenbondsraad aan Zwitserland
bij de toetreding tot den Volkenbond toege
stane, een aansporing tot krachtiger propa
ganda in die richting zijn.
De meeste Zwitsersche bladen hebben ech
ter een m.i. juistere opvatting van de betee
kenis van België's terugkeer tot de „onzijdig
heid". Zij wijzen erop, dat het onderscheid
tusschen de Belgische en de Zwitsersche neu
traliteit juist in tegengestelde richting ligt
als het Berner Tagblatt" meent. Volgens hen
is de Belgische onzijdigheid niet grooter,
doch juist geringer dan de Zwitsersche. Want
de Belgische onzijdigheid bestaat slechts, zoo
lang zij met de verplichtingen van het Vol
kenbondsverdrag vereenigbaar blijft, terwijl
de Zwitsersche althans in militair opzicht
eeuwigdurend is en krachtens de toestemming
van den Volkenbondsraad ook zal blijven
voortbestaan, wanneer alle andere staten, die
lid van den Volkenbond zijn, zich krachtens
artikel 16 van het Volkenbondsverdrag be
schouwen moeten in oorlog te zijn met den
staat, die den vrede geschonden heeft. Deze
bladen laten dan ook niet na, bij alle waar
deering voor de voor Nederland en Zwitser
land vleiende verklaring van Koning Leopold
over het „fiere en vastbesloten voorbeeld" de
zer twee landen op te merken, dat de Belgi
sche onzijdigheid wel met die van Holland,
doch niet met de door den Volkenbondsraad
uitdrukkelijk toegestane en erkende van Zwit
serland, op één lijn te stellen zal zijn.
Op merkelijk is in dit verband ook nog, dat
de geheele Zwitsersche pers spreekt van een
terugkeer van België naar haar vóór den we
reldoorlog bestaande onzijdigheidspolitiek
(met dit verschil dat deze thans uit vrijen wil
is aanvaard en vroeger door het verdiag van
1839 was opgelegd). De in Nederland gebrui
kelijke en m.i. het best met de Belgische be-
doe'ino'en overeenstemmende uitdrukking
„zelfstandigheidspolitiek" is in Zwitserland
blijkbaar onbekend.
Wat de gevolgen van de Belgische lcoeis-
wcnding zullen zijn met betrekking tot den
Volkenbond? Niemand hier maakt zich, zooals
boven reeds gezegd, ongerust, dat België thans
het. lidmaatschap van den Volkenbond zal op
zeggen. Doch wèl leidt men uit de verklaring
van den Belgischen Koning af. dat België bij
de komende besprekingen over de Volken
bondshervorming niet zal staan aan de zijde
van Litwinof en anderen, die op een ver
scherping der cohectieve veiligheidsverplich-
tinaen voor alle staten aandringen.
Met het dreigender worden van het oorlogs
gevaar neemt vo ortdurend het aan tal staten
af ié krachtens het dogma van den „ondeel-
baren vréde" "bereid zijn in een oorlog be
trokken le worden. België zal voortaan waar
schijnlijk in de rijen staan van die staten,
die niet in de eerste plaats door afschrikking
van den eventueelen aanvaller, doch door een
herstel van de universaliteit van den Volken
bond én een toepassing der methoden van in
ternationale verzoening het oorlogsgevaar
zullen willen trachten te, verkleinen.
B. DE JONG VAN BEEK EN DONK.
Octrooi Ned. Bank.
Regeering' wenscht verlenging voor vijf jaar.
De minister van Financiën wijst er in de
Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer
over het wetsontwerp tot verlenging en wij
ziging van het aan de Nederlandsche Bank
verleende octrooi op, dat nader overleg met
de bank er toe heeft geleid, dat de voorgestelde
termijn van vijftien jaar wordt teruggebracht
tot vijf jaar.
Verder wijst de minister er op, dat de macht
van de regeering om buiten het bestuur van
de bank om, den gouduitvoer te verbieden,
niet van geringe beteekenis is. Zij verzekert
immers, in verband met het feit, dat het
muntstelsel bij de wet wordt geregeld, aan de
regeering uiteindelijk de zeggenschap over de
te voeren monetaire politiek.
De minister kan wel begrijpen, dat de Ka
merleden, die een ingrijpende wijziging in ons
centrale bankstelsel voorstaan, teleurgesteld
zijn, maar hij kan niet toegeven, dat de inhoud
van het wetsontwerp weinig belangrijk zou
zijn. De Bank blijft voor ons financieel en eco
nomisch leven van groote beteekenis. De regee
ring' meent, dat de tegenwoordige beheersvorm
voldoet aan de, uit een oogpunt van een wet
tige behartiging der belangen aan de Centrale
Bank toevertrouwd, te stellen eischen.
De minister kan geheel instemmen met het
beginsel, dat de circulatiebank haar beleid
blijvend moet richten op het algemeen welzijn.
Met de erkenning van dit beginsel is intus
schen nog niet aangegeven, hoe de concrete
organisatie moet zijn, die de beste waarborgen
oplevert, dat inderdaad dat algemeen welzijn
zoo goed mogelijk zal worden behartigd. Wel
staat vast, dat daarbij zooveel mogelijk ge
streefd moet worden naar evenwicht tusschen
den overheidsinvloed en den invloed van het
uit het particuliere bedrijfsleven opgekomene.
De regeering gaat allerminst voor de pro
blemen die hier liggen, uit den weg. Zij heeft
zich integendeel van die problemen ten volle
rekenschap gegeven. Wanneer zij tot die slot
som is gekomen, dat groote veranderingen in
den bestaanden toestand niet moeten worden
gebracht, dan is dit een gevolg van haar
overtuiging, dat de belangen dier volksge
meenschap op deze wijze het best worden ge
diend.
De minister is van oordeel, dat het voeren
eener meer actieve conjmictuurpolitiek, zooals
het verslag dit beoogt, niet ligt op het terrein
der Nederlandsche Bank.
Omtrent een beperking van de valutaspecu
latie wordt nog in de Memorie van Ant
woord opgemerkt:
Onder de huidige, geordende omstandig
heden kan voor landen, die gelijk Nederland,
een vrij betalingsverkeer met het buitenland
wenschen te handhaven, slechts beperking van
het bedoelde euvel verkregen worden door een
nauwere samenwerking van nationaal karak
ter tusschen de circulatiebank en het parti
culiere bankwezen en van internationalen
aard tusschen de voornaamste circulatieban
ken. Deze tweeërlei samenwerking', welke in
de laatste jaren is gegroeid, heeft ongetwijfeld
tot een aanmerkelijke beperking van de va
lutaspeculatie geleid.
ALKMAARSCHE BEDRIJFSLEIDER BEKENT.
De bedrijfsleider N. uit Alkmaar, die na
zijn arrestatie in het St. Anthoniusziekenhuis
te Oostburg werd verpleegd, heeft Dinsdag in
de auto van den Alkmaarschen politie-com-
missaris, de terugreis naar Alkmaar als arres
tant aanvaard.
De commissaris en een rechercheur-inspec
teur hebben N. aan een langdurig verhoor on
derworpen, waarbij hij een volledige bekente
nis aflegde.
UIT DE STAATSCOURANT
Bij Kon. Besluit zijn voor het tijdvak van
15 September 1936 tot 1 Januari 1937, opnieuw
belast met het geven van de achter hunne
namen vermelde cursussen aan de landbouw-
lioogeschool te Wageningen: Ir. C. Koeman te
Aalsmeer, cursus in bloementeelt; Ir. C. Ph.
Moeriands te Boscoop, cursus in boomteelt;
Ir. K. Volkers, te Lisse, cursus in bloembol
lenteelt, Ir. J. M. Riemens te 's-Gravenhage,
cursus in groententeelt.
De duinen van Ameland hebben Let bij
rijzen ze thans uit het strand omhoog
den storm weer moeten ontgelden. Steil
(Inzet: een aangespoelde üruam'isch.)
WAT BETEEKENT DE KLEINE VISCHAKTE?
De procureur-generaal bij den Hoogen Raad
heeft conclusie genomen in de zaak van A.
F. Gestman, die door den Haagschen kanton
rechter was vrijgesproken, doch nadat het
O. M. in beroep was gekomen, door de Haag-
sche rechtbank 26 Mei j.l. was veroordeeld
tot f 1 boete wegens het visschen met sleep-
hengel op 8 October 1935, in de Benoorden-
houtschool te 's-Gravenhage, terwijl hij
in het bezit was van een kleine vischakte tot
het visschen met een hengel, geaasd met
visch.
De kwestie is, dat art. 16 van de visscherij-
wet bepaalt, dat kleine vischakten worden
uitgereikt tot het visschen hetzij met een peur
hetzij met een hengel geaasd met visch of met
een sleephengel.
Appellant G. beriep zich erop dat hij, de
kleine vischakte aanvragende, door de desbe
treffende autoriteit verplicht was geworden
een keuze te doen uit de drie genoemde
visch tuigen, doch dat die keuze niet door de
wet wordt voorgeschreven.
Het vonnis van de rechtbank berustte even
wel op dë overweging dat, hoewel de wets
bepaling onduidelijk is, de wetgever bedoeld
zou hebben, dat de kleine vischakte (tegen be
taling van f 1). slechts zou worden uitgereikt
tot het visschen met een van de in het artikel
genoemde drie vischtuigen.
Naar de meening van den proeureurT-gene-
raal bij den Hoogen Raad blijkt nergens dat
men zich bij het vragen op een kleine visch
akte moet beperken tot het kiezen van een
dezer drie vischtuigen. Wel vloeit er-uit voort,
dat men, na zoo'n kleine akte gekregen te
hebben, tegelijkertijd niet meer dan een dier
middelen om visch te vangen mag gebruiken,
maar dan is het ook onverschillig, welk dier
soorten van vischtuigen men te water brengt.
Vast staat, dat requirant in het bezit was
van een kleine vischakte waarin tegen zijn
wil is vermeld, dat zij gold voor het vis
schen met een hengel, geaasd met visch. De
procureur-generaal beschouwde deze laatste
toevoeging als overbodig, en concludeerde tot
vernietiging van het vonnis en verwijzing dei-
zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage,
teneinde verder te worden berecht.
VRIJDAG PREMIÈRE VAN
LOUIS TRENKÉ R'S M E EST ER WE R K
,,D« Residentiebode" schreef:
wettigt zij volkomen de "onderscheiding welke
haar op de Biennale ten deel viel.
(Adv. Ingez. Med.)
Overpeinzingen om vijf uur
ergens in Den Haag.
De zeedijk van NesBuren liep bij den storm ernstige schade op. Onze l'oto toont
duidelijk hoe de steenen zijn losgezogen en. naar beneden gesleurd.
Er zijn aspecten des Haagschen, des echt
en alléén maar Haagschen levens, die ge
als man nimmer te zien zoudt krijgen, wan
neer ge u het niet expresselij k voornam ze
te zien te krijgen. Aspecten, waar de noeste
werker voor de boterham, de minnaar van
mannenpraat en mannensfeer óók bij den
borrel, zélfs bij' de thee, met zijn neus on
geduwd moet worden, want anders zou hij
ze onverschillig voorbij loopen. Omdat ze niet
in zijn persoonlijke aandacht liggen, omdat
hij ze niet ziet wanneer men hen er niet
op wijst.
Evenmin als een vegetariër er aan zou
denken een abattoir binnen te wandelen om
eens te kijken wat daar zoal geschiedt.,
evenmin als een slager eraan denkt een ten
toonstelling van vegetarische gerechten te
gaan bezichtigen, zoomin komt een man in
een modieuze Haagsche thee-gelegenheid.
Tenminste een-mannetjesputter-man.
Daarom is het vreemd en niet dan uit over
wegingen van beroepsyder dat ik dit schrij
vende gezeten ben in een van die een
beetje-zoetsappige, zachtvloersche, warmtonige
Haagsche inrichtingen, waar mén thee gaat
drinken. Ik zit in. een hoekje. Want een
schrijvend mensch, een min of meer werkend
mensch dus. is hier een vloek. Men komt hier
juist om niet te werken. Om uit te rusten
van het uitrusten. Die laatste bezigheid is
specifiek Haagsch. Er wonen hier véle, véle
uitrusters. Lieden die zéér warmpjes uitgerust
de tijdelijke rust ingaan, die door een zachte
eeuwige moge gevolgd worden. Daarop wach
ten zij min of meer. Onbewust weliswaar en
daarom vroolijk (vooral wanneer zij hun
klinkbare uitrusting in dollars en ponden
hebben veilig gesteld), maar daarom voor
den toeschouwer deze uw dienaar vooral
niet minder tragisch. Want dit Haagsch thee
drinken is in wezen een beetje tragisch. Om
dat het zoo vervreemd en verschrikkelijk-ver
verwijderd is van het leven. Dit leven dat
buiten langs het thee-huis speelt en raast en
woedt. Het thee-huis is gecapitoneerd. Het
vloerkleed is rijk en dik en mollig; de lampen
nét echte kaarsen (van porcelein) met nét
echt kaarsvet eraan (van porcelein)de meu
bels nèt echt antiek (anno 1936), met nét
echte uitgesleten zittingen (ontwerp 1936)de
open haard nèt echt vuur ('n rood elec-
trisch lampje) en nèt echte steenkool (keurig
van glas nagemaakt)het antieke glas-in-lood
('t allermodernste procédé)de oude meesters
aan den wanden (aardig werk van den jongen
kunstschilder Karei Kitsch)het gobelin be
hangsel (het nieuwste snufje)Wèl dat
alles sluit, overpoeierd van gedempt licht en
door zangen van Hongaarsche violen-jubel,
de wereld en dit leven-op-aarde buiten.
Zulke bonbonnières zijn zeer'in trek op het
oogenblik in den Haag. Wij hebben er nu al
drie. Wie weet hoeveel wij er over drie jaar
hebben gekregen. Want élk koffiehuis wordt
een bonbonnière. Een vluchtplaat-s voor de
behagelijkheid. Onbereikbaar voor het leven.
De werkloosheid is er onbekend. Wie zou aan
revolutie denken wanner hij in een roomig
gebakje hapt? En wanneer het strijkje zóó
beelderig speelt, zou het bepaald een grof
heid zijn aan gifgassen of bommenwerpers te
denken.
Alles in deze zaken is tot in de puntjes ver
zorgd. Helder, goed, blinkend, duur, gedien
stig, gul, streelend. De eigenaars dezer ge-
luidsvrije, van de wereld afgesloten cabines
kennen hun vak. Hier speelt een voortreffelijk
strijkje van voortreffelijke blauw-zwart-hari-
ge mannen, die smachtende klanken en
blikken werpen naar smachtende Haagsche
dames. Hier is het porcelein waarin de thee
gediend wordt, smaakvol en sierlijk, dun en
eierschaal teer. Hier is het zilver zilver.
Het eten en drinken van het beste. De bedie
ning hulpvaardig. Hier is het publiek het
minst uitbundige en ook het minst persoon
lijke van alle „publieken" ter wereld.
Waarover praat het?
Mo de -eten - hoed j es- crème -promotie-partij -
tjes-verlovingen-aane verlovingen-uite veiio-
vingen-bontmantels-H.V.A.'s-auto's-de kennis
sen-de familie-de buren-de andere tafeltjes
Is dit te laken?
Neendit is te benij den.
Is dit verwonderlijk?
Integendeel: dit is te begrijpen,
Want deze menschen weten niet w*rt stem
pelen is; zij hebben het altijd best gehad in
het leven en wanneer het leven het hun al
léén nog maar goed geeft, dan worden zij
al angstig. Deze menschen kunnen er immers
niets aan doen, dat het Groote Lot het goed
met hun grootvaders en vaders heeft voorge
had?
Daarom kunnen zij plezierig theedrinken
op deze behaaglijke, charmante eilanden,
midden in de grauwe zee, rustig op de barnen-
de, kolkende branding van het leven.
Daarom is er voor ons geen reden, daarover
i verwonderd of boosaardig te zijn.
Daarom bekijken wij dit midden er tus-
i schen in uit de verte.
Als een verschijnsel van iedere -groote stad
I met rentenierende menschen.
Als een bij uitstek Haagsch verschijnsel,
derhalve.
Maar het aardige voor den 'kenner van de A
Haag in z'n hoekje, 'is: te bespeuren dat het
niet alles goud is wat hier, oogenschijnlijk zoo
keur-echt blinkt. Er is hier, in dit beschaafd
en ingetogen lokaal, véél vermaak.
Er zitten her en der mevrouwtjes met me
vrouwtjes, welker meneeren héél hard werken
moeten om een kopje thee van veertig centen
met een gebakje van twintig centen, een fooi
tje van een dubbeltje aan den kellner en een
fooitje van een dubbeltje aan den portier te
kunnen laten betalen door hun mevrouwtjes.
Maar het is nu eenmaal een echt-Haagsche
gewoonte om de goede dingen des levens in
den duursten vorm te genieten voorzoover
deze in het openhaar genoten plegen te
worden.
Ik ken nogal wat van de goed-geHcleede, keu-
rig-gekapte, precieus ge-beauty-pariourde
dames die hier zitten voor hun dagelijkschen
doen. Het zijn ik verzeker het u allemaal
correcte, beschaafde en ingetogen dames,
maar zij hebben de rekening bij haar coiffeur
al twee maanden laten oploopen; haar bont
mantel is op gemakkelijke betalingsvoorwaar
den gekocht en het schoonheidsinstituut is
twee maal vergeefs aan de deur geweest met
de kwitantie: 't meisje zei dat mevrouw toe
vallig nèt uit was, maar mevrouw zou het ze
ker direct gireeren.
In het wapen van de goede stad 's Graven-
hage staat met vergulde letters IK ZAL
GIREEREN. \j
Maar wat wilt ge: we zitten hier heerlijk
zacht en warm, in luie antieke stoeltjes, de
walzen en poezta-wijzen klinken charmant, de
thee is geurig en het gesprek gezellig.
Zoo te zitten is geen zonde.
Het is in zulke omstandigheden alleen maar
Haagsch.
Ik zje ook heeren.
Heel veel heeren.
Haagsche heeren.
Het is een nieuw verschijnsel dat heeren
hun bittertafels tusschen het thee-gerei heb
ben. Dat er snorrebaarden van oud-burge
meesters, correcte officieren en voortreffelijke
ambtenaren, rechters, beursiieden hun dage-
lijksche glaasje komen drinken tusschen slag-
roomhoorns en vruchtengebakjes.
Vooral oudere heeren.
De jongen hebben meestal wel andere zor
gen. En wanneer zij geen andere zorgen heb
ben, hebben zij and-ere genoegens.
Studenten zult ge hier vergeefs zoeken.
Jongere ambtenaren, kooplieden, effecten-
menschen evenzeer.
Die hebben afgerekend met thee en borrel
en gevoelen zich niet aangenaam onder rose
en crême-kleurige lampekapjes.
Maar ook in de gewone café's de bodega's,
de sociëteiten zult ge die vereegfs zoeken.
Dat is een algeméén tijdsverschijnsel, dat
de theesalons en de café's verdwijnen, om
plaats te maken voor die tusschendingen
waarvoor wij nog geen naam gevonden hebben.
Zij behooren mét hun levende en doode have
tot het aspect vaii den Haag.
Daarom heb ik er, van mijn tafeltje in den
hoek af,, .over geschreven tusschen het zingen,
vaii de violen en het geuren van thee en par
fum, het geroezemoes van stemmen, en bét,
knabbelen van nootjes-bij-de-borrel dóór.
Vergeef mij!
Mr. E. ELIAS.
perweek
SCHOTERWEG 1, TELEFOON 16659.
(Adv. Ingez. Med.)
De radiorede van minister
Van Lidth de Jeude.
Waarom slechts van één zender gebruik werd
gemaakt.
De minister van Waterstaat heeft geant
woord op schriftelijke vragen van den heer
Krijger in verband met het niet gebruik
maken door den minister van Waterstaat van
de beide Nederlandsche radiozenders bij de
uitzending van zijn redevoering over „de wijzi
gingen in het motor- en rijwielreglement".
Nadat de minister zich, op uitnoodiging van
de AVRO, bereid had verklaard op 5 Octo
ber j.l. een rede in haar studio uit te spreken
over het in de vragen bedoelde onderwerp,
verzocht de NCRV om mede in dit uitzending
te worden betrokken. Haar werd medegedeeld
dat daartegen geen bezwaar bestond, indien
de AVRO daarmede instemde, doch toen bleek
dat deze, als uitnoodigende vereeniging, er de
voorkeur aan gaf, dat alleen van haar zender
werd gebruik gemaakt, heeft de minister ge
meend, dat voor hem geen voldoende grond
aanwezig was om zijn aan de AVRO gedane
toezegging niet gestand te doen hetgeen aan de
NCRV werd medegedeeld, onder toevoeging
dat bij de eerstvolgende gelegenheid gaarne
gevolg zou worden gegeven aan een uit
noodiging om van haar zender gebruik te
maken.
Hierbij zij aangeteekend, dat het meermalen
is voorgekomen, dat op uitnoodiging van een
bepaalden omroep door leden van het kabinet
redevoeringen zijn gehouden voor een der
zenders, zonder gelijktijdige gebruikmaking
van den anderen zender. Dergelijke redevoe
ringen zijn niet gelijk te stellen, met uitzen
dingen van regeeringswege, waartoe eigener
beweging wordt besloten en waarvoor steeds
van beide zenders gebruik wordt gemaakt.
Voor laatstgenoemde uitzendingen is de
minister niet voornemens van dezen regel af
te wijken, terwijl overigens handelen naar
omstandigheden moet worden voorbehouden.
DE INBRAAK IN HET REMBRANDT
THEATER TE AMSTERDAM,
Dinsdagmiddag zette het gerechtshof te
Amsterdam de behandeling voort van de straf
zaak tegen de beide mannen, die er van wor
den verdacht te hebben ingebroken in het
Rembrandt Theater, waarbij de inhoud van
twee brandkasten werd gestolen. Brigadier
rechercheur de Boer en zijn collega van Dijk
legden eenige aanvullende verklaringen af,
De procureur-generaal mr. dr. D. Reilingh.
persisteerde bij zijn eisch (vier jaar gevan
genisstraf tegen beide verdachten).