V R IJ D A G 23 OCTOBER 1936
H A A R L' E M'S D A G B II A" D'
g
AAN ALLEN!
Onlangs schreef ik in een „Aan allen" dat
Karei de Groote aan de maand October den
naam van Wijnmaand had gegeven en nu
heeft dezer dagen P. Gasus in één van zijn
rijmen haar den naam van zwammenmaand
gegeven. Het is naar aanleiding daarvan dat
ik dit keer een praatje met jullie wil maken
over zwammen. Bijna had ik geschreven en
paddestoelen. Dat zou verkeerd wezen, want
paddestoelen zijn zwammen; de algemeene
naam van deze planten is zwammen en om
dat er nu onder die zwammen vele zijn, die
den vorm hebben van een steeltje met hoedje
er op en dus wel wat lijkt op een piano
stoeltje en waar misschien wel eens een
klein padje op of onder gaat zitten om uit
te rusten, heeft men die paddestoelen ge
noemd maar de werkelijke naam van al deze
planten is zwammen. Lang niet alle zwammen
hebben dan ook dien stoeltjesvorm. Er zijn
er bij die meer lijken op een beker, een napje
een wieltje, een aardappel, een waaier, ja ik
zou haast zeggen, je vindt er allerlei vormen
onder. Wat jullie misschien niet weten is,
dat, wat we van die zwammen of paddestoe
len zien, de vrucht is. De eigenlijke' zwam zit
met witte of zwarte draden in den grond, of
op een stuk hout of boomschors of dorre bla
deren. Bijna overal in 't bosch kun je de
zwammen nu vinden, alleen niet op plaatsen
waar veel zon komt. De zwammen hebben
niet, zooals de bloemen om te kunnen groeien
en bloeien het zonlicht noodig; het zijn de
planten der duisternis. Het best gxveien ze
op schaduwrijke, vochtige plekken. Al hou
den ze dan niet van de zon. toch hebben ze
evenals de bloemen allerlei kleuren, geel, wit
rood, oranje, de een is nog mooier dan de an
der. Ja wat we bij de planten niet vinden
n.l. zwarte kleuren, vinden we wel bij de
zwammen; ik denk hier aan de zoogenaamde
zwarte trilzwam en de zwarte kluifjeszwam
Van deze laatste ls het hoedje bijna heele-
maal zwart. Waarvoor dienen nu al die
zwammen, zal je misschien vragen of doen
ze geen dienst? Al wat bestaat heeft een re
den van bestaan en dus ook die zwammen.
Welke dan? Dat kun je misschien merken
als je probeert zoo'n zwam heel voorzichtig
uit te graven. Doe je dit, dan kon 't gebeuren
dat je onder aan de steel lange draden ziet
zitten, die ten slotte blijken vast te zitten
in de overblijfselen van den een of anderen
dooden vlinder. Ben je zoo gelukkig, dan heb
je meteen den dienst der zwammen ontdekt.
Zij verrichten in 't bosch een soort reinigings
dienst; zij ruimen op al wat verwelkt of dood
is. De herfsttijd is immers juist de tijd, dat
er veel afsterft, de bladeren vallen van de
boomen, de bloemen verdorren, de insecten
sterven bij massa's. Wel wordt er veel van dit
gestorvene verslonden door slakken en wor
men, doch deze ruimen lang niet alles op en
nu komen de zwammen hier een handje mee
helpen. Dit is niet het eenige nut. Ze dienen
ook voor menschelijk en dierlijk voedsel. Als
je nu in onze heerlijke Hout komt, kun je
daar het eekhoorntje bezig vinden zijn win
tervoorraad bij elkaar te scharrelen en te
bergen in de verschillende voorraadschuren,
die hij boven in de boomen bezig is aan te
leggen, Al zoekende naar eikels en beukeno-
ten, kun je die aardige springer af en toe ook
bezig zien zich te vergasten aan den een of
anderen paddestoel. Lang niet alle padde
stoelen zijn eetbaar; er zijn tal van vergif-
tie soorten en wat nu het merkwaardigste is?
Leg verschillende paddestoelen, vergiftige
en niet-vergiftige voor den eekhoorn klaar:
hij zal de voor hem onschadelijke netjes op
peuzelen, de andere raakt hij niet aan. Niet
alleen eekhoorns, ook herten, hazen en ko
nijnen weten wel degelijk welke ze wel en
welke ze niet kunnen eten zonder gevaar
voor hun leven. Ook voor de menschen zijn
er tal van eetbare, maar wij hebben helaas
niet zoo'n goed onderscheidingsvermogen dan
de dieren. Wij moeten wel ter dege studie van
de zwammen gemaakt hebben om te weten
of ze al of niet vergiftig zijn. Wie in dezen
tijd of nog later in "t najaar een wandeling
maakt door een dennenbosch, moet eens uit
kijken of hij niet aan den voet der boomen
een groote ronde zwam ziet, die er uitziet als
een spons. Deze zwam heet ook de Sponszwam
en kan soms een omtrek hebben van ander-
haiven meter. Men heeft er wel gevonden
van 14 a 15 pond zwaar. Deze zwam is ook
voor ons goed eetbaar, vooral als ze nog jong
is. Je ziet tegenwoordig in verschillende fruit
winkels eetbare paddestoelen voor de ramen
liggen en wel de champignons. Tot nog toe
werden deze champignons vooral gezocht in
de weiden, vooral paardenweiden, tot men in
den laatsten tijd er toe overgegaan is padden
stoelen dan wel champignonskweekerijen
aan te leggen. Massa's menschen in ons land
trekken den neus op voor paddestoelen. Hoe
anders is dat in andere landen, Duitschland
b.v. Ik heb eens een zomervacantie doorge
bracht in Bad-Elster in Saksen en daar was
geen gezin of er werden paddestoelen gegeten
in allerlei vorm, gedroogd of versch. Bij elk
huis stonden daar tal van menschen, langs
den weg met manden vol paddestoelen, die
te koop werden aangeboden. In 't begin heb
ik gezegd, dat de paddestoel eigenlijk de
vrucht is. In een vrucht behoort zaad te zit
ten en dus ook in den paddestoel. Dat dit
zoo is kun je heel mooi zien, als je zoo'n
paddestoelenhoed een nacht op een stuk wit
papier legt. Den volgenden morgen is het pa
pier overdekt met tal van kleine korreltjes,
die we echter geen zaad noemen maar spo
ren. Deze sporen nu worden buiten door den
wind naar heinde en ver verspreid en geven
daar weer als de omstandigheden gunstig
zijn het aanzijn aan nieuwe paddestoelen. Er
is eens iemand geweest, die uitgerekend heeft
hoeveel sporen zoo'n paddestoel wel uitzendt
Hij kwam tot het ongelooflijke getal van 750
millioen sporen per 24 uur. Geen wonder dat
bij zoo'n groot aantal sporen het wel eens
voorkwam dat er verscheidene ergens in een
kringetje neergedaald waren en dan staan
dus straks de paddestoelen ook in een
kring. Onze bijgeloovige voorouders meenden
d?f. de heksen hier de hand in hadden en
spraken van heksenkringen
I Plotseling een paar harde stooten en
3. Het eind van het liedje is, dat ze alle
drie knock out op den grond liggen.
HET GESCHENK VAN KONING DOTTER.
Twaalf uur! Rumoerig, onder druk gelach
en gepraat, stormden de kinderen de dorps
school uit; de een nog met den mantel half
aan. een paar anderen touwtjespringend op
den heerlijken tegelvloer van het schoolplein.
In een oogenblikje echter waren ze allen
verdwenen en liep Riekje alleen het land
wegje af naar hun huisje, haar stijve vlecht
jes wipperden mee bij eiken stap. Riekje keek
heelemaal zoo blij niet als de kameraadjes
zooeven, van 't schoolplein. Een diepe rimpel
trok tusschen haar bruine oogen; alles was
ook zoo akelig. Vanmorgen hadden Wim van
den burgemeester en Jettie 't dochtertje van
den rijken slager, ineens gezegd dat alle kin
deren uit de klas minstens een dubbeltje
moesten meebrengen, omdat Juf overmorgen
jarig was. Ze zouden dan samen een heel
groote bos rozen geven.
Natuurlijk had Riekje ook best geweten dat
Juf gauw jarig was, maar om dat dubbeltje
zou ze nooit aan moeder durven vragen..
Vader had al bijna een jaar geen werk en
zij. Riekje, wist ook wel dat je voor een
dubbeltje een brood kon koopen en dat was
hard noodig bij hen. Soms zelfs was er nauwe
lijks genoeg.
Maar nu zou Juf niets van haar krijgen,
heelemaal niets, want haar naam mocht nu
natuurlijk niet op 't briefje staan, dat Wim
en Jettie bij de rozen zouden doen. Bij de
gedachte hieraan werd Riekje zoo verdrietig
dat de waterlanders voor den dag kwamen.
Ze ging even in 't gras zitten aan de kant
van den weg; ze was ook zoo moe en 't was
nog een flink eind loopen naar hun huisje.
Terwijl ze daar zoo zat te snikken in 't
frissche gras, hoorde ze opeens een heel fijn
piepstemmetje:
„Wel meisje, waarom héb jij zoo'n ver
driet?"
Heel verbaasd keek Riekje om zich heen
maar zag niemand. Daar hoorde ze 't weer:
„Kun je me niet vinden, ik ben heusch vlak
bij je!"
Ineens zag Riekje door haar tranen heen,
vlak bij haar rechterklomp, een groote dot
terbloem staan, die heel vriendelijk met zijn
kopje boog.
„Nu, vertel me eens, wat scheelt er aan"
klonk het weer.
„Ikkehaperde Riekje, ,,ik heb
geen geld" en weer braken de traantjes
los.
„Waarom heb jij dan geld noodig?", vroeg
de gele bloem verbaasd.
„Omdat", snikte 't meisje, „omdat Juf
jarig is, en nu kan ik niet meebetalen aan
de rozen".
.Maar domme meid. droog nu eerst je
tranen eens. Weet je wel wie ik ben? Ik
ben Koning Dotter; zie je de gouden kroon
wel op mijn hoofd?"
„Ik regeer over alle dotterbloemen die hier
in de wei staan!"
„Maar domme meid, droog nu eerst je tra
nen eens. Weet je wel wie ik ben? Ik ben ko
ning Dotter: zie je de gouden kroon wel op
mijn hoofd? Ik regeer over alle dotterbloe
men die hier in de wei staan!"
Riekje werd hoe langer hoe verbaasder;
het drong nu eigenlijk pas goed tot haar
door dat het bloemetje praten kon, maar ze
vond het heelemaal niet gek.
„Weet je," zei Koning Dotter weer, „ik wil
je graag helpen, als je nu niet langer huilt."
„Maar bent U dan rijk?" vroeg Riekje vol
bewondering.
„Geweldig." antwoordde de Koning. „Al die
die dotterbloemen zijn immers van mij. En
nu moet jij, voordat je overmorgen naai
school gaat, een geweldige bos van die bloe
men mee naar school nemen. Je zult eens
zien hoe blij Juf daarmee is!"
Een beetje ongeloovig nog wilde Riekje den
Dotterkoning bedanken, maar de bloem hield
zijn kopje weer doodstil en zei niets meer.
Riekje stond gauw op uit het gras en liep
blij verder naar huis. Nu hoefde ze tenminste
aan Moeder geen dubbeltje te vragen. Als
Juf er nu maar blij mge was!
Twee dagen later was de verjaardag van
Juf. De heele klas was versierd en midden op
tafel prijkte een groote bos rozen van de
kinderen; rozen in alle kleuren: witte, roode.
rose en zacht-gele. Ernaast stonden in een
groote groene kan de goudgele dotterbloe
men, die Riekje geplukt had, op aanraden
van Koning Dotter.
In 't speelkwartier trok Juf Riekje even
apart, gaf haar ineens een zoen en zei: „Jou
wil ik nog eens extra bedanken voor de mooie
dotters, die vind ik haast nog mooier dan die
gekweekte rozen, omdat je ze zelf geplukt
hebt!"
Toen Riekje dien middag om twaalf uur
mar huis ging. bloei' ze even staan bij 't
plekje, waar zo eergisteren zoo had zitten
huilen. Ze bukte zich voorover en riep vroo-
lijk: „Dank U wel Koning Dotter!"
Chef tegen piccolo: „Zou jij een verant
woordelijke positie bij me willen bekleeden?"'
Piccolo: „Liever niet meneer, ik krijg nu al
van alles de schuld."
„Kellner, zijn deze eieren wel versch?"
„Beslist meneer, 't Zijn eieren, die eigen
lijk morgen gelegd hadden moeten worden."
EEN AUTOMATISCHE SEINPAAL.
De meeste jongens hebben wel een spoor
trein tje. Het spelen ermee wordt nog aardi
ger, wanneer je er 'n automatischen seinpaal
bij hebt. Op de teekeningen kun je zien op
welke manier je er zelf een kunt maken.
DE BOKSWEDSTRIJD.
1, De groote bokswedstrijd begint en de I dat de scheidsrechter er met zijn neus vlak
beide kampioenen stormen op elkaar los. boven op moet staan, om te kijken, of alles
2. Spoedig dringen ze zoo op elkaar toe, wel eerlijk toegaat.
DE EEDAFLEGGING VAN WILLEM TELL.
Jullie zult allen wel eens gehoord hebben,
dat Wilhelm Teil, een Zwitser, eens de straf
werd opgelegd een appel van het hoofd van
zijn zoontje weg te schieten met pijl en boog.
Daar hij een uitstekend boogschutter was.
gelukte hem dit. Hoewel hij door dit feit we
reldberoemd is geworden en hierover in alle
talen en landen verhalen worden verteld, is
dit niet de oorzaak, dat hij in Zwitserland
geëerd wordt als een nationale held. Hij is
namelijk de stichter van het Rütliverbond,
een beweging, die ten doel had een onafhan
kelijk land van Zwitserland te maken. Op het
plaatje, dat jullie hier zien, zie je, hoe Wil
helm Teil en zijn aanhangers vurig zweren
elkaar te zullen helpen in den strijd om de
vrijheid van hun eigen land. Door velen wordt
Teil dan ook de bevrijder van Zwitserland
genoemd 1-Iij leefde van eind van de dertiende
eeuw tot de helft van de veertiende eeuw.
De kleeding, die je op het plaatje ziet
wordt in Zwitserland nog veel gedragen.
DE KANONPLANT.
Op het plaatje zien jullie een afbeelding
van de wilde komkommer, die ook wel ka-
nonplant wordt genoemd.
De gewone komkommer kennen jullie na
tuurlijk allemaal wel. Deze wordt vooral in
den zomer veel gegeten, meestal met sla. De
komkommer wordt alleen rauw gegeten.
Nu zal ik uitleggen, waarop de wilde kom
kommer ook wel kanonplant wordt genoemd.
Wanneer de plant rijp is en de vruchten af
vallen, ontstaat op de plaats waar de vruch
ten hebben gezeten, een groote opening. Uit
deze opening werpt de plant met kracht de
zaden, die eerst in een dikke slijmerige laag
zaten. Dikwijls „schiet" de kanonplant de
zaden Dijna twee meter ver.
Wanneer je deze plant zoo ziet staan, zou
je heelemaal niet vei-moeden, dat er zoo'n
kracht in zit.
Latei, we eerst eens den seinpaal bezien. Deze
bestaat uit een houten arm (A), die aan B
verbonden is door een mast (C). De kleine
hefboom (D) van dit toestel is bevestigd aan
een roede, die wordt tegengehouden door een
richthout (G) en uitloopt op een kram. Deze
kram is weer verbonden aan den hefboom H.
die door de as I in verbinding staat met den
hefboom J. Deze hefboom J staat vlak Dij d»
tegenoverliggende spoorbaan (K).
Om te maken, dat de seinpaal werkt, moet
men vóór de locomotief in horizontale -ich-
ting een klein ijzeren staafje bevestigen.
Wanneer de trein het punt K passeert, komt
het ijzeren staafje in aanraking met den hef
boom J, de as I draait, de hefboom H trekt
aan de kram F, deze bewerkt indirect weer,
dat de roe (E) het kleine hefboompje D naar
beneden trekt, waardoor de arm fA) van het
toestel de hoogte inschiet. Wanneer de trein
is gepasseerd, breng je den arm weer naar
beneden.
Op de tweede teekening zien jullie een
sein toestel dat veel eenvoudiger is dan dat
op de eerste. Dit tweede seintoestel bestaat
uit een mast (B). waaraan een ronde discus
bevestigd is, die door een as (C) in verhin-
ding staat met een hefboom (D). Wann°er
het ijzeren staafje, dat je voor de Wnr^otief
hebt vastgemaakt, den hefboom' D aanraakt,
draait de discus A om door middel van de
as C.
Jullie ziet dus. dat het nl«t - „j
lijk is om een seintoestel in elkaar te zet
ten, wanneer je een spoortrein hebt. Het
maakt het spelen ermee, veel .echter". t
RIE WIL ROOKEN.
door
W. B.—Z.
Hè, paps, mag 'k even rooken
Al uit die mooie pijp,
Het hindert toch niet papsie,
Als ik in 't steeltje knijp.
Toe laat mij even trekken,
Het lijkt me toch zoo fijn,
Ik zou alleen al daarom
Een jongen willen zijn.
Paps geeft aan Rie zijn pijp nu
Ze doet een enkle trek,
Maar dan wat kijkt ze leelijk,
Wat doet die Rie nu gek.
O, paps het is verschrikkelijk!
Het smaakt zoo akelig naar!
Ik spring maar van je schoot af
Ik voel me een beetje raar.
Rie zei: ,,'k Kan niet begrijpen,
Dat paps dat lekker vindt".
Maar vader lachte en zei toen:
„Dat wil 'k graag gelooven, kind".
NATUURKUNDIGE PROEVEN.
de opening van een garenklosje wordt
trechtervormig verwijd. Dat kan gemakkelijk
gebeuren met behulp van een scherp mes en
een ronde vijl. De andere zijde wordt voorzien
van een buisje om er lucht door te olazen.
Verder hebben we noodig: 'n glad kogeltje van
vliermerg, waarvan de grootte tot die van het
garenklosje in één verhouding staat. Blaast
men nu krachtig door het buisje, dan kan
men de kogel in de trechter leggen, zonder dat
deze er uit geblazen wordt. Integendeel de
kogel wordt tegen het klosje gezogen. Beter
gezegd: de kogel blijft voor de trechter zwe
ven, om den luchtstroom gelegenheid te geven
zijdelings uit te wijken.
Hetzelfde geschiedt, wanneer de kogel dcor
een speelkaart vervangen wordt. Ook deze
blijft fladderen voor de opening. De stroo
ming, die de kaart tegen het klosje drukt, is
zoo sterk, dat deze zelfs nog een gewichtje
kan dragen. Men moet echter zorgen, dat de
kaart niet zijdelings verschuiven kan, het
geen het best bereikt wordt, door er van on
deren een naald door te steken, die men dan
in de opening van het klosje plaatst.
WIE ZOEKT ER MEE?
„Hé, ik dacht toch zoo vast, dat ik een
visch aan mijn hengel had en nu zie ik niets.
Waar zou die visch toch zijn gebleven?" peins
de de hengelaar.
Probeeren jullie maar eens, of je slimmer
bent dan de hengelaar en de visch kunt
vinden.