Het Koloniale Vraagstuk
Een Hondenleven
men tegen concessies van de andere partij
eventueel kan laten vallen. Dat neemt echter
niet weg, dat er in Duitschland velen zijn. die
om allerlei redenen koloniaal bezit wen-
schen. Velen zijn er. die in het bezit van ko
loniën een onmisbaar ingrediënt van nationa
le grootheid zien. Maar, achten niet velen ook
in België, dat de nationale toekomst in de
Congo ligt. zijn Portugal en Spanje niet
trotsch op hun glorierijk koloniaal verleden
en meenen zij zelf niet. dat Nederland zonder
zijn koloniën alle beteekenis zou inboeten? Dat
verlangen naar grootheid is ook karakteristiek
voor de Japanse he expansie. Japan vergelijkt
zich gaarne met Engeland, wil het Engeland
van de toekomst zijn en neemt Engeland ten
voorbeeld, zooals het van de Ver. Staten de
leer van ..Manifest. Des ting'' in den vorm van
de theorie van zijn „levenslijn" als fatalisti
sche verklaring van zijn streven naar expan
sie en de Aziatische „Monroeleer" tot af
schrikking der andere mogendheden heeft
overgenomen. Als Polen echter koloniale wen-
schen te kennen geeft, schijnen die niet zoo
zeer door grootheidsidealen te zijn ingegeven.
Ze berusten meer op de behoefte aan het doen
emigreeren van het Joodsche bevolkingsele
ment. waarvoor de Ver. Staten sinds 1924
practisch gesloten zijn en waaraan de Ara
bieren ook den toegang tot Palestina willen
ontzeggen. Dat psychologisch element van
nationale aspiraties hoort men evenwel slechts
flauwelijk noemen, wanneer in Duitschland
Italië en Japan de koloniale eischen worden
gemotiveerd. Dan worden in het algemeen
slechts drie drijfveren vermeld. Dat zijn le.
de overbevolking, die emigratie van het sur
plus onvermijdelijk maakt; 2e. de dwingende
noodzaak tot uitbreiding van markten, welke
de handel met de eigen koloniën zou geven,
die het aangewezen afzetgebied voor de pro
ductie van eigen industrie zouden vormen; 3e.
de dringende behoefte aan grondstoffen voor
de moederlandsche industrie.
Zooals wij in ons eerste artikel vermeldden,
was het de industrie en met name de ijzer- en
de katoenindustrie, die in de zeventiger jaren
den eersten stoot tot de hernieuwde belang
stelling voor de koloniale expansie gaf. Het
was het zoeken naar afzetgebieden voor de
overproductie. Op de vraag naar grondstof
fen werd eerst veel later, vooral na den we
reldoorlog de nadruk gelegd. Daar tusschen in
ligt de periode, waarin de aandacht bovenal
gericht was op beleggingsmogelijkheden voor
geaccumuleerd kapitaal en spoorweg- en
mijnconcessies de eerste plaats innamen. Het
interesse in petroleum vormde den overgang
tot de specifieke „grondstoffenperiode". Be
gint men echter propaganda te maken voor
koloniale expansie, dan wordt altijd met em-
phase het nijpende bevolkingsprobleem op
den voorgrond gesteld. Zoo was het in Duitsch
land in de zeventiger en tachtiger jaren; zoo
is het ook nu weer in Italië. Wat heeft de er
varing op dit gebied echter bewezen? Dat ko
loniën voor de absorbeering van een bevol
kingsoverschot van het moederland nage
noeg niets bijdragen! ..Overbevolking" blijkt
slechts een relatief begrip te zijn dat in
hoofdzaak van het economische ontwikkelings
stadium van een land afhankelijk is. Uit
Europa emigreerden in de laatste vijftig jaar
in totaal 4u millioen menschen. waarvan er
echter 21 millioen weder terugkeerden, zoo
dat aan netto-emigratie overblijft 19 mil
lioen. Daartegenover staat, dat de bevolking
van Europa in diezelfde periode toenam met
175 millioen zielen, terwijl zich slechts 500.000
Europeanen blijvend in alle koloniën tezamen
vestigden
Koloniën geen remedie
voor overbevolking.
Uit Duitschland had sedert omstreeks het
midden der vorige eeuw een geweldige emi
gratie plaats. Deze omstandigheid werd dan
ook aangevoerd ten bewijze van de onmis
baarheid van eigen koloniaal bezit, dat in
staat zou stellen deze volksene'rgie voor het
eigen land te bewaren. Dank zij de doorge
zette industrialisatie kwam deze vloed tot
staan, maar in alle' Duitsche koloniën teza
men woonden In 1914 nog geen 20.000 Duit-
schers? In de stad New York alleen wonen
tweemaal zooveel Italianen als het totaal aan
tal Europeanen in alle Italiaansche koloniën
bijeengenomen bedraagt. Van de Italiaansche
emigratie tusschen 1886 en 1927 ging 96.4 pCt.
naar Amerika (54.8 pCt. naar de Ver. Staten);
van de Britsche 72.2 pCt. (46.3 pCt. naar de
Ver. Staten). Vergelijkt men het aantal Ne
derlanders. dat zich tusschen 1865 en 1924 in
Nederlandsch Indië heeft gevestigd met dat,
wat zich uit Nederlandsch Indië in Neder
land heeft gevestigd, dan blijkt het, dat het
laatste aantal het eerste zelfs nog met 17.153
overtreft! Terwijl van 1925 tot 1935 de bevol
king van Japan met 7.8 millioen zielen toe
nam. steeg het aantal Japanners in de Japan-
sche koloniën door natuurlijke aanwas én
immigratie slechts met 297.515.
Uit deze gegevens, die zich gemakkelijk met
tallooze andere voorbeelden zouden laten ver
meerderen, blijkt n. h. v. afdoende, dat kolo
niën geen remedie vormen tegen overbevol
king van het moederland. De verklaring van
dit verschijnsel moet worden gezocht in het
feit, dat de lagere bevolkingsklassen in het al
gemeen ongaarne emigreeren, en dat voor hen
tengevolge van het nog lagere levenspeil der
lnheemsche massa in de koloniën ook geen
bestaansmogelijkheid aanwezig is. Wel heeft
de ervaring van het Britsche rijk en van Ne
derland geleerd, dat koloniën een uitweg ge
ven aan de intellectueele, en half-intellec-
tueele middenklasse, waarvoor de kansen in
het moederland beperkt zijn. Dit is juist het
element, dat in de opkomst van het Italiaan
sche fascisme en het Duitsche nationaal-so-
cialisme een overwegende rol heeft gespeeld,
maar voor het eigenlijke bevolkingsprobleem
bieden koloniën geen oplossing. Het Duitsch
land van voor den oorlog heeft het overwon
nen door penetratie van Polen en door in
dustrialisatie. Het Italië van Mussolini, dat
sedert 1924 de Ver. Staten practisch voor zijn
emigranten gesloten vindt, tracht ook door
industrialisatie ruimere bestaansmogelijkheid
voor zijn bevolking te scheppen. De Ver. Sta
ten, Australië, Nieuw-Zeeland en Canada ont
zeggen aan Japansche immigranten den toe
gang. De Zuid-Amerikaansche staten begin
nen meer en meer dat voorbeeld te volgen. De
emigratie naar de Japansche koloniën en
andere daarvoor in aanmerking komende ge
bieden (zooals Mantsjoekwo) wil ook niet
vlotten: in 1933 woonden slechts in totaal
750.1)00 Japanners buiten Japan en zijn kolo
niën. Daarom tracht ook Japan aan zijn
jaarlijks met omstreeks 1 millioen zielen aan
groeiende bevolking door Industrialisatie een
bestaan te verschaffen.
Toen in de laatste decennia der vorige eeuw
het economisch nationalisme zijn intree deed,
lagen nog uitgestrekte gebieden van de we
reld open voor koloniale expansie. Nu is er
geen niemandsland meer. Bovendien zijn
overal nationale industrieën ontstaan. Zoo
zijn er nieuwe problemen gerezen. Wat die
zijn, daarover zullen wij in een volgend artikel
spreken. Voor het oogenblik is het ons vol
doende te constateeren, dat ook uit een oog
punt van bevolkingspolitiek het koloniale
vraagstuk niets eigens heeft en dat voor Ja
pan en' Italië de immigratiepolitiek der Ver.
Staten en der Zuid-Amerikaansche republie
ken van veel vitaler beteekenis is dan het. bezit
van koloniën, die dikwijls (zooals bv. in het
geval van Korea) een veel grootere bevol
kingsdichtheid vertoonen dan het moederland
zelf.
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1936
H A A R L E M'S D A G B E A D
Maar straks grinnik ik weer.
Als u in uw auto mij mocht tegenkomen op
straat, laat me dan nog wat voortleven. Ik heb
er zoo'n plezier in! U zult wel moeten rem
men, want roekeloos blijf ik.
James en de andere honden laten u ook
groeten.
En tenslotte teekent, namens zijn „kopy",
de Baas:
Adv.Ingez. Meded.
R. P.
Tot moord aangezet?
69-jarig man te Vierhouten gearresteerd.
Te Vierhouten is een 69-jari^e man aange
houden, verdacht van h,et aanzetten tot
moord. Hij zou een, jbngeman een bedrag
van f 225 hebben aangeboden voor het dood
schieten van den autohandelaar M. Volgens
den jongeman zou de misdaad Dinsdag 3 No
vember hebben moeten geschieden op een
stille plaats nabij Nierssen. De 69-jarige zou
hem een revolver des avonds in het bosch
geven, waarbij dan de autohandelaar, die den
Gort^ischeweg moest passeeren en daarbij uit
-ijn auto bou moeten stappen om de hekken
van het kroondomein te sluiten, zou moeten
worden neergeschoten. Hij stelde de politie
van een en ander op de hoogte en toen de
revolver aan den jongeman werd overhandigd
schoten verdekt opgestelde politieambtenaren
toe en arresteerden den man. Deze zou tot nu
toe ten stelligste ontkend hebben den jonge
man tot een moord te hebben aangezet.
Toscanini in 1937 naar ons
land?
Tusschen de Wagner-vereeniging en den
Italiaanschen dirigent Toscanini zouden vol
gens de Tel. momenteel onderhandelingen
worden gevoerd voor een opvoering van Ver
di's „Falstaff" in Mei of Juli van het vol
gend jaar in den Amsterdamschen Stads
schouwburg.
Koningin bezoekt het
Haagsche Stadhuis.
Burgemeesterskamer en trouwkamer in
oogenschouw genomen.
Vrijdagmiddag te 4 uur heeft H. M. de Ko
ningin een kort bezoek gebracht aan het
Haagsche stadhuis. De Koningin werd ont
vangen door den burgemeester van 's-Gra-
venhage, mr. S. J. R. de Monchy, met wien zij
zich in de burgemeesterskamer gedurende
eenigen tijd onderhield. Vervolgens nam de
koningin de burgemeesterskamer en de eer
ste klas trouwzaal in oogenschouw, waar
het burgerlijk huwelijk tusschen prinses Ju
liana en prins Bernhard zal worden voltrok
ken.
Kort voor half vijf is H. M. de Koningin
naar het Paleis Noordeinde teruggekeerd.
door Prof. Dr. B. Schrieke.
Prestige en het overbevolkingsmotief.
In ons eerste artikel toonden wij aan. dat
men noch van historisch, noch van econo
misch standpunt het koloniale vraagstuk als
een afzonderlijk probleem kan behandelen.
Niettemin is de drang daartoe groot: Italië.
Duitschland en Japan leggen immers bij
voortduring den nadruk op de noodzaak van
het beschikken over expansiegebied. Het is
vóór alles een prestige-questie. In het fascis
tisch Italië leven en worden aangekweekt de
tradities van het oude Romeinsche Rijk. Dat
Frankrijk Tunis (het oude Carthago) onder
zijn suprematie heeft gebracht, heeft Italië
nooit vergeven: het heeft indertijd de aan
leiding gevormd tot het Drievoudig Verbond.
Toen het zelf het Turksche Cyrenaïca en Tri
polis annexeerde, gaf het daaraan den naam
van de oud-Romeinsche provincie Libia. In
het glorierijk Romeinsch verleden zoekt en
vindt het fascisme inspiratie tot nieuwe na
tionale grootheid. Met een beroep op dat ver
leden kon Italië zich met recht cultuur
brenger noemen, al klonk de verzekering van
beschavingswerk te verrichten, wat hol te
midden van het oorlogsgedruis van het
Ethiopisch avontuur. Doch de geschiedenis
leert, dat autocratische Regeeringen dikwijls
koloniale veroveringen zoeken tot afleiding
van binnenlandsqhe moeilijkheden. Prestige
heeft de agressie van Abessynië Mussolini in
ieder geval gebracht, al ware het slechts, om
dat hij Engeland het succes heeft getart.
Het Duitsche Koloniale
vraagstuk.
Psychologisch beschouwd ligt het Koloniale
vraagstuk in Duitschland iets anders. De be
langstelling voor de koloniën is daar nooit
overmatig groot geweest. Toen Bismarck zelf
eindelijk tot het streven naar koloniaal bezit
bekeerd was, heeft het hem nog de grootste
moeite gekost zijn aanhang en de publieke
opinie in die richting mede te krijgen. Welis
waar had het keizerrijk zijn zinnen op een
groot centraal Afrikaansch koloniaal imperium
gezet en streefde het onvermoeid naar econo;
mische expansie naar Noord- en Midden-Azië
(Berlin-Baghdad) maar de na-oorlogsche poli
tiek was allereerst een voortzetting van de
propaganda, die Duitschland gevoerd had. Het
verlies der koloniën betreurde men niet; men
meende zelfs als gedesinteresseerde een groo
tere kans te hebben op 't verwerven van sym
pathie en populariteit, die voor den handel
met de overzeesche beiittingen van anderen
bevorderlijk zouden zijn. Vandaar, dat
Duitschland met name Berlijn het verzamel
punt werd van ontevreden lnheemsche natio
nalisten uit de overheerschte gebieden. Ook
Hitler was niet voor koloniaal gebied gepor
teerd en de stemmen van hen, die voor een
herstel van het oude bezit pleitten, waren als
die van een roepende in de woestijn. Natuur
lijk speelt bij de formuleering van nieuwe ko
loniale eischen de blaam, die het vredesver
drag op Duitschland heeft geworpen, een be
langrijke rol. De wensch tot volkomen gelijk
gerechtigdheid drijft tot het verlangen naar
erkenning van koloniale aanspraken. Boven
dien is het immer een bekende politieke tac
tiek geweest een onbereikbaar ideaal te stel
len, omdat dit niet nalaat een gevoel van
verdrukking en achteruitzetting te wekken en
levendig te houden. Doch zooals men nu in
Duitschland den kolonialen eisch ziet han-
teeren, doet dit meer denken aan den troef
van den kaartspeler. Wil men in verband met
een momenteele constellatie Engeland prik
kelen, dan komt de koloniale eisch op tafel,
dan worden redevoeringen gehouden en
schrijven de couranten, dan wordt de op
richting van een allen omvattende koloniale
vereeniging aangekondigd, een departement
van koloniën ingesteld, een groote koloniale
dejnonstratie in Breslau aangekondigd. Maar
meent men onder gewijzigde omstandigheden
Engeland te vriend te moeten hoüïlen. dan
wordt de pasopgerichte koloniale vereenigin;.
ontbonden en de demonstratie afgelast. De
koloniale eischen lijken veel op een tactische
manoeuvre met het oog op de onderhande
lingen over een nieuw Locarno, eischen. die
„Ik had met gedacht, dat hij het zoo tegen mij zou afleggen".
zijnde Fragmenten,
uit het Dagboek
van een Teckel,
den Baas toegeblaft.
yiiemve-
Stut-
FINALE
Vandaag richt ik mijn laatste Dagboek-
geblaf tot u. Het einde komt niet op mijn
initiatief, maar op dat van den Baas. Hij
vindt dat het genoeg is. De Eerste Serie telde
18 fragmenten (in boekvorm 20), deze Nieuwe
heeft het tot 16 gebracht. „Zesendertig hoofd
stukken over een hond! Het is een beetje
kras", zegt de Baas. Zelfs voor zoo'n hond
als jij!" Ik kwispelstaart. „Nooit gedacht, toen
ik begon, dat er zooveel kopy in je zou zit
ten". Ik spring tegen hem op en blaf uitge
laten. Is tenslotte mijn levensprogram niet
geheel, denBaas van dienst te zijn? En
is mij niet gebleken dat dat in zijn geval in
houdt, hem te voorzien van het geheimzinnige
iets, door hem aangeduid als „kopy"? Zonder
dat schijnt hij evenmin te kunnen bestaan als
ik zonder kattenjachten, waakzaamheid, bot-
ten-van-den-slager en ruzies met andere hon
den.
Mijn finale wordt 'in dankbaren toon uit-
geblaft. In het algemeen gegromd, is de pu
bliciteit mij niet slecht bevallen. Vanmorgen
in een winkel was er nog een dame die tegen
de Vrouw zei: ,.U moet 't mij niet kwalijk ne
men dat ik het zeg, maar alle teckels lij kei'
toch eigenlijk sprekend op elkaar".
„Heusch niet", zei de Vrouw.
„Heusch wel", zei de dame. „Deze van u lijkt
toch als twee druppels water op Tom, den
teckel in de krant!"
Ik kon mijn lachen niet houden en de Vrouw
en de winkelierster riepen precies tegelijk:
„Hij is het! Dit is Tom!Toen werd ik ge
liefkoosd en voelde mij in alle opzichten ge
streeld. De Menschen schijnen in de kranten
nogal eens wat nieuws te lezen, waarom zij
niet kunnen lachen. Nu, om mijn geblaf heb
ben ze, als ik het goed begrijp, wèl gelachen.
Dat stemt mij trotsch. Iedere teckel voelt het
als zijn plicht, den Mensch zooveel mogelijk
aan het lachen te maken. Deze kans is mij in
ruime mate gegund. Laat-st vertelde ik James
dat mijn betovergrootvader bij een heuschen
koning in dienst geweest was. „Zeker als hof
nar", zei James grijnzend. „Ik dank je voor
dat compliment", antwoordde ik ernstig. „Wij
zijn de Buziau's van het hondendom en wij
willen dat weten ook!" Hij werd er heelemaal
stil van.
Vele blijken van belangstelling zijn mij ge
worden.
Iemand heeft mij een huwelijksaanzoek in
naam van zijn teckel-teef gestuurd. Het is be
stemd voor het voorjaar van 1937. Ik zal het
gaarne overwegen als de tijd er rijp voor is
en dank voor de attentie. Wel is het bij ons
honden gebruik, dat de man het aanzoek doet.
maar uitzonderingen bevestigen den regel.
Alleen kan ik mij er nu niet voor interessee
ren. Wij plegen in de liefde een prachtige
spontaniteit te bezitten en de liefde op
het eerstye gezicht- te verkiezen. Als het mo
ment daar is zal ik derhalve niet lang in mijn
overwegingen zijn.
Een andere lezer van mijn Boek „Een
Hondenleven, den Baas toegeblaft"ver
krijgbaar in iederen boekwinkel!*) heeft-
mij een groot stuk leverworst gezonden met zijn
visitekaartje erbij. Het heeft voortreffelijk
gesmaakt.... ook het kaartje, dat heelemaal
naar de worst rook en dat ik dus achteraf
nog aangenaam beknauwd heb.
Vele brieven vol sympathie zijn mij dooi
den Baas voorgelezen. Ik heb ze met erkente
lijk gekwispel aangehoord.
Dan heeft de kater van den overkant, een
zekere Jean Matou, wiens portret ook in de
krant stond, een Open Brief tot mij gericht.
Het spijt mij, maar lk discussiëer niet met
katers. Dat doet een hond niet. Hij jaagt er
alleen op. Wel heb ik als antwoord, toen ik
onlangs met den kleinen jongen in het huis
van dien kater kwam en hij zich lafhartig
verstoken had, zijn „poezekussen"grrr!
door de kamer gesleept, omhoog gegooid en
mijn tanden erin gezet tot het eindelijk van
een behoorlijke hondenlucht voorzien was.
Dat zal hij wel gemerkt hebben, denk ik! Ha-
ha! En vanmorgen heb ik hem in een boom
gejaagddie tamme keukentijger klom er
in zijn angst zoo hoog in, dat-ie niet meer
omlaag dorst komen en de brandweer moest
uitrukken om hem eruit te halen! James, de
Schnauzer Polly, de boxer Carmen en zelfs
de bouvier hebben er zich met mij een uur
lang mee vermaakt. WDe hebben ons tranen
gelachen.
Voorts heb ik een nieuwe halsband van
iemand gekregen. Hartelijk dank. Het is een
sterke ook en ik kan er de hondenpenning
met het stadswapen tot dusver niet afkrijgen.
De pogingen worden evenwel niet opgegeven.
Nu ben ik werkelijk aan het slot van mijn
geblaf. Nogmaals hartelijk dank voor de har
telijke belangstelling en de cadeaux. Aange
zien scheiden altijd een beetje pijn doet, volgt
hier mijn beste weemoedige afscheidsblik.