Minister Van Sehaik antwoordt.
was-
Peinzerijen bij een klontje.
De Haagsche zaak toegelicht.
ZATERDAG 21 NOVEMBER 1936
HAARLEM'S DAGBLAD
3
DEN HAAG Vrijdag.
Nadat de communist S c h a 1 k e r een heel
klachtenregister heeft afgerateld over de
terreur van fascistische zijde, waartegen de
overheid veel te weinig zou doen, gaf Mr.
Duys Cwild-soc.) een schildering van het
geweld door communisten bedreven, die in
het bijzonder in de Jordaan in Amsterdam
op ongehoorde manier te keer plegen te gaan.
Spr. keurt onomwonden af het gewelddadig
uiteenjagen van de Dageraads-vergadering
te Utrecht. Overigens moet men deze din
gen weer niet tg tragisch nemen en te een
zijdig voorstellen, in 't bijzonder wat betreft
het verstoren van tooneelopvoeringen. Vroe
ger zijn zulke dingen ook wel gebeurd. Ten
slotte dringt deze spr. er op aan, dat de Mi
nister in verband met de bekende Haagsche
zaak, ronduit op de door Ds. v. d. Heide ge
stelde vragen zal antwoorden. Het allererg
ste is, dat het z.g.n. belastend materiaal niet
in het dossier aanwezig schijnt te zijn. Mr.
v. Sehaik heel't ronduit te zeggen of dat zoo
is. En wanneer dat materiaal niet in 't dos
sier was, dan is dat wel het allerergste wat
er in deze zaak tegen het recht misdreven is.
Nog een vraag dient beantwoord: heeft de
politie heelemaal niet een behoorlijk proces
verbaal opgemaakt, dat de feiten tegen el-
ken verdachte precies omschreven inhoudt
of heeft men te doen met alleen maar een
achter elkaar opgeschreven verhaal?
Mr. v. Sehaik bedankte allereerst den
leden, die in deze debatten „waarbij het
nogal gestormd heeft", den Minister hulde
voor zijn beleid hadden gebracht.
Door allerlei beslommeringen in vele zaken
die de bewindsman persoonlijk moet be
handelen, kan hij momenteel niet zooveel
tijd meer geven aan arbeid van wetgeven-
den aard. Invoering van de nieuwe bepalin
gen i.z. de arbeidsovereenkomst tusschen
kapiteins en schepelingen moest in verband
met de economische crisis, waarvan de
groote reeder ij en zwaren druk ondervonden,
tot dusverre blijven wachten. Maar wellicht
•kan thans een gedeelte er van rechtskracht
krijgen. Een regeling i.z. verplichte verzeke
ring van automobilisten tegen de gevolgen
van wettelijke aansprakelijkheid zal de Kamer
nog in de loopende parlementaire periode
bereiken.
Wat de handhaving van 't gezag betreft,
dient men wel te bedenken, dat er onder de
bestaande wetgeving groote vrijheid van het
woord heerscht. Men passé op voor te veel
ingrijpen in dezen, voor noodelooze onder
drukking.
Intusschen in deze tijden valt er een vrij
sterke psychische onrust' waar te nemen, die
gewenseht maakt misbruik van onze natio
nale vrijheden, waaruit dan excessief optre
den volgt, met vaste hand tegen te gaan.
Welnu, de Regeering heeft hiertegen allerlei
maatregelen getroffen, ook op wetgevend
gebied (uniformgebied enz.) Heusch, wij zijn
in dit opzicht niet zoo achter als men soms
wel beweert.
Zeker meer dan eens komen er sprekende
gevallen van excessen voor, doch het ware
verkeerd op grond hiervan generaliseerend
te beweren, dat het met de bescherming der
openbare orde en het ingaan tegen excessen
ten onzent reeds, droef gesteld zou zijn. In
het algemeen gesproken is er geen reden de
politie in dezen te becritiseeren, al begaat
ook zij wel eens fouten.
De N.S.B. gaat wat het verstoren van ver
gaderingen betreft zeer zeker allesbehalve
vrij uit en zij geeft daarmee blijk van revo-
Tut'ionnaire tendenzen, terwijl de leiding der
gelijk optreden goed schijnt te keuren, al
thans toelaat. Dit zal uit den aard der zaak
verder de houding van de Regeering tegen
over die partij beïnvloeden.
Onder groot gelach, zegt de Minister, als
hij het heeft over het door een der afge
vaardigden bepleite denkbeeld om tot in
voering van lijfstraffen over te gaan, „dit
denkbeeld ziet er op 't eerste gezicht wel
aardig uit". De bezwaren hiertegen acht de
bewindsman echter zeer groot.
En nu het hoofdpunt van het debat: de
Haagsche zaak. Het feit dat tegen een be
paalden ambtenaar een voorloopig onder
zoek was ingesteld en deze gearresteerd werd,
had de Minister niet lichtvaardig genoemd.
Deze uitdrukking sloeg niet op andere din
gen. Overigens kan hij thans nog geenszins
alles beoordeelen wat er in de bewuste zaak
was gebeurd. i
Het gaat tenslotte om 'n groot aantal zoo
nauw met elkaar verbonden zaken, dat er in
wezen meer van één complex gesproken kan
worden, dan van 'n aantal afzonderlijke
zaken. In deze als eenheid te beschouwen
zaak worden nog 'n aantal verdachten wèl
verder vervolgd, terwijl voor de rèst de proce
dure is afgeloopen en afgesloten.
Ingaan op wat er t.a.v. één verdachte is ge
beurd kan niet in verband met de andere
zaken. Er moet trouwens met de rechtmatige
belangen van derden rekening gehouden.
Spr. beseft wel degelijk dat hij met betrek
king tot het O.M. verantwoordelijk is. Zooveel
als mogelijk is doch hierop komt het aan
zal hij verantwoording afleggen. De Minister
schetst nu zijn aandeel in deze zaak. Hem
was o.m. meegedeeld dat er ernstige verden
king bestond tegen 'n paar ambtenaren. Met
Minister Oud, dien hij terstond raadpleegde,
kwam hij tot de conclusie, dat het recht, d.w.z.
het onderzoek zijn loop moest hebben. Beiden
stonden op het standpunt, dat als er objec
tief grond bestond voor aanhouding, zij zich
hiertegen niet moesten verzetten noch trach
ten dit te voorkomen.
Is er niet te snel tot ingrijpen overgegaan?
zoo vraagt men zich nu af. Doch welke kritiek
zou zich ontketend hebben als eens tengevolge
van ministerieel ingrijpen achteraf precies
het tegenovergestelde zou zijn gebeurd: mis
lukking van een vervolging, die achteraf wel
gerechtvaardigd zou zijn geweest?
De beide Ministers hebben na lang beraad
gedaan wat huns inziens hun harde plicht
vorderde.
De politie-autoriteiten ontkennen ten sterk
ste eenige mededeeling of bevestiging te heb
ben gedaan van de berichten in de pers ge
openbaard.
Het gemeenschapsbelang eischte ingrijpen
als nu gebeurd is, o.m. met 't oog op het ge
vaar voor vlucht of (en) onderlinge samen
spanning, wat juist bij zedenmisdrijven veel
voorkomt. Ei' zijn dan ook eenige personen,
voor men ze kon arresteeren, naar 't buiten
land gevlucht.
Wat den getuige aangaat, de Officier van
Justitie wist van diens betrouwbaarheid af.
Dat de verdachte door de rechtbank in vrij
heid is gesteld en er tenslotte ook van ver
volging is afgezien, is op zichzelf nog geen
bewijs, dat er op !t tijdstip van de voorloopige
aanhouding- geen voldoende reden voor dien
maatregel bestond.
Naast de verklaringen van den getuige, was
er materiaal, dat zelfs tot bekentenissen (van
anderen, niet van den thesaurier-generaal!
heeft geleid.
Alle gegevens bevinden zich in het straf
dossier; nog eens, men bedenke dat de zgn.
Haagsche zaak als één geheel moet worden
beschouwd.
De Minister acht 't mogelijk, dat hetgeen
Ds. v. d. Heide niet als bezwarend materiaal
beschouwt, in de oogen van politie en justitie
wel voldoende bedenkelijke aanwijzingen
scheen te vormen.
Tenslotte sprekende over den Rechter-Com-
missaris, verklaart de Minister daai'omtrent
op dit oogenblik nog niets te kunnen zeggen,
aangezien hij nog onderzoekt wat of er van
de in dat verband in de brochure voorkomen
de beweringen waar is.
Al moge er op bepaalde onderdeelen aan
merking te maken zijn, de Minister gelooft
nog steeds dat in 't algemeen het beleid van
politie en justitie juist is geweest.
Vol spanning had de Kamer geluisterd naar
het door Mr. v. Sehaik in vrij vlug tempo voor
gelezen betoog, dat in elk geval in breeden
kring den indruk maakte van te zijn, de uit
eenzetting van een man, die diep doordron
gen was en is van den ernst van heel deze ge
schiedenis; het kostte hem een enkel moment
moeite zijn ontroering te beheerslchen! En
men had ook het gevoel, dat de Minister van
Justitie en zijn ambtgenoot van Financiën in
dezen volkomen gehandeld hadden, naar wat
zij verplicht meenden te zijn, te doen,
zeker aldus de strekking van de slotwoor
den van Minister v. Sehaik ook wel degelijk
acht slaande op de belangen van de hooge
ambtenaren, om wie het in dezen mede ging.
Het sprak vanzelf dat het niet goed doenlijk
was en ook niet aanging, thans terstond te
Prinses en Prins te Zeist.
Politiecordon verbroken.
Enkele krassen op de auto.
Vrijdagmiddag om kwart voor vijf brach
ten Prins Bernhard en Prinses Juliana een
onverwacht bezoek aan Zeist teneinde een
visite te maken bij de familie van jhr, mr. F.
v. d. Poll.
Al was het hooge bezoek slechts aan enke
len bekend, toch verspreidde het nieuws zich
spoedig door Zeist met als gevolg, dat al gauw
wel een drieduizend menschen aanwezig wa
ren om het prinselijk paar te kunnen zien.
De aanwezige politiemacht, waarbij ook de
commissaris, de heer de Lange, en de in
specteur Goorhuis, zag zich voor een uiterst
moeilijke taak geplaatst om voor huize „Beek
en Roy en" aan de Dorpsstraat behoorlijke
ruimte vrij te houden. En toen tenslotte de
grijze two-seater, komende van Soestdijk, en
bestuurd door Prins Bernhard kwam aan
rijden, was er geen houden meer aan.
Ook door handreiking konden de agenten
de opdringende menigte niet langer tegen
houden, zoodat de kleine auto, die dank zij
de groote stuurmanskunst van den prins nog
net kon voorrijden, in no time door het publiek
was ingesloten.
Terwijl de Prinses en de Prins binnenshuis
waren, gelukte het zij het met moeite, een
open ruimte vrij te maken, maar het publiek
groeide geregeld aan en gaf door het zingen
van het Wilhelmus duidelijk blijk van zijn
geestdriftige belangstelling. Het verkeer
moest aan ook stopgezet worden, daar van
verplaatsing der menigte geen sprake meer
Nauwelijks had de politie haar doel be
reikt, of het bezoek aan „Beek en Royen"
was al weer beëindigd en opnieuw verbrak de
menigte in haar geweldig enthousiasme de
niet vol te houden afzetting. Men drong en
werd gedrongen tot rond de auto, die nolens
volens eenige krassen opliep, terwijl het num
merbord werd verbogen en een flard van een
regenjas aan een treeplank hing. De politie
deed het mogelijke, maar kon geen resultaat
meer bereiken, dat te betreuren was, omdat
nu maar weinigen de Prinses en den Pnns
hebben gezien, die glimlachend het geweldig
enthousiasme hebben aanschouwd.
MOTORFIETSRIJDER DOODELIJK
VERONGELUKT.
Vrijdagmiddag omstreeks half drie Is de
heer J. M. van der V-, uit Oosterbeek, die met
zijn motorfiets van den van Limburg Stirum-
weg te Arnhem kwam, op den Amsterdam-
schen weg, ter hoogte van het landgoed
„Lichtenbeek" waarschijnlijk door het ne
men van een te grooten draai, door een auto,
komende uit de richting Ede, aangereden.
Hij werd over den weg geslingerd en zwaar
gewond. Tijdens het vervoer naar het ge
meente-ziekenhuis is het slachtoffer over
leden.
Het Prinselijk paar te Soestdijk
Inrichting van het paleis besproken.
Prinses Juliana en Prins Bernhard hebben
Vrijdagmiddag wederom een bezoek aan het
paleis Soestdijk gebracht.
Omstreeks drie uur arriveerde Prinses Ju
liana, vergezeld van haar hofdame, jkvr. de
Brauw. in een zwarte limousine, waarop de
prinselijke standaard wapperde, op het paleis
Soestdijk, Eenige minuten later kwam ook
Prins Bernhard in zijn bekende grijze Ford,
welke hij zelf bestuurde, in gezelschap van
Ir. J. de Bie Leuveling Tjeenk, architect te
Amsterdam, bij het paleis aan, waar hij door
zijn verloofde werd verwelkomd.
Het doel van de komst gold ditmaal een be
spreking met architect Tjeenk van het door
hem ontworpen plan tot verbetering van een
gedeelte van het paleis. Onder voorlichting-
van ir. Tjeenk werd een rondgang door het
paleis gemaakt, waarbij de toekomstige bewo
ners zich tevens op de hoogte stelden van de
reeds aangebrachte verbeteringen.
Het door ir. de Bie Leuveling Tjeenk ont
worpen plan zal ter goedkeuring aan de Ko
ningin worden voorgelegd.
Het uitleggen van den looper en het openen
van de blinden had zooals gewoonlijk ook nu
veel publiek getrokken, dat de hooge gasten
zoowel bij aankomst als vertrek hartelijk toe
juichte.
repliceeren. Z.h.st. nam de Kamer het voor
stel-v. d. Heide aan, om de replieken tot Dins
dag uit. te stellen, terwijl later besloten werd
den sprekers in plaats van 10 minuten, 15 mi
nuten repliek-tijd toe te kennen.
De rest van den middag was voldoende om
het debat aan de verschillende afdeelingen
van dit begrootingshoofdstuk tot een einde te
brengen.
Mededeeling- der Duitsche regeering.
Nieuw artillerie-instructie-
schip.
Bouw aan Rotterdamsche Droogdok
Maatschappij opgedragen.
UITGIFTE VAN EEN SLUITZEGEL BIJ HET
VORSTELIJK HUWELIJK.
Gistermorgen in een van onze Haagsche
kopje-koffie-gelegenheden met nieuwe-oude
meubeltjes en jonge-oude meesters aan den
wand, een van die allergezelligste gelegen
heden waar allemaal allergezelligste men
schen zitten te gezelsen en praten over het
nieuwe boek van Gulbranssen, het nieuwe
hoedje van Willy Waardoetzenetvan en de
nieuwe film met Cary Cooper gistermor
gen in een van die gezellige echt-Haagsche
ochtend-zaken, vol nieuwe menschen van
den nieuwen tijd, die al maar het allernieuw
ste nieuwe achterna zitten tot ze op hun
tachtigsten verjaardag buiten adem en ho
peloos tot de overtuiging komen, dat het toch
niet kan en hun nieuwsten allerlaatsten
adem uitblazen in den adem van de eeuwig
heid gistermorgen dacht ik dat dit alle
maal toch wel prettig is in een wereld met
zulke gezellige menschen te kunnen leven
en kopje-koffie-drinken.
Héérlijk moet het zijn ik roerde aan
dachtig een suikerklontje tot-heelemaal-
niets-meer héérlijk moet het zijn, niet te
beseffen, dat wij zelve in het bittere drab des
levens worden om-en-omgeroerd, steeds ver
minderend en slinkend om en om door
den grooten lepel van Vader Tijd tot er
nog één korreltje overblijft, dat hij dan maar
ongemoeid laat, omdat dit uit zich zelf wel
verdwijnen zal, even nog een zoet smaakje
zal nalaten de lieve herinnering aan
hemdien gezegenden leeftijden
dan, klok-klok, in het diepe duistere keelgat
gaat verdwijnen.
Zoo zat Ik maar een beetje te peinzen;
heelemaal niet om het óp te schrijven. En
dus geheel en al niet litterair. Zelfs wel een
beetje in goedkoope beeldspraak en érg ge-
meenplaatsig, om een mensch met een suiker
klontje te vergelijken, vindt u niet?
Maar de kern van die gedachte is het toch,
die mij altijd weer treft, overal waar feeste
lijke, druk-babbelende, rookende, lachende,
klontjes-roerende menschen bijeen zijn, dat
er nog zooveel gelukkigen en benijdenswaar-
digen zijn, die het leven leven kunnen met
de kopjes koffie, de bioscopen, de reuze-
metsen, de bestuursverkiezing van de tennis
club en de nieuwe Szekely-Lulofs als hoog
tepunten en een afgevallen kies-kroon, een
affe verloving, de melk-die-zuur-geworden-is
en het genegeerd worden door de haute volée
van de straat als smartelijke diepe plekken in
den glinsterenden, zonnigen stroom des le
vens. De tanden op mekaar, de oogen naar
den horizont gericht, de vuisten gebald, en
er komt weer een nieuwe kroon, de kiespijn
gaat over en bij leven en welzijn komt zoo
dadelijk de melkboer met versche, onge
schifte melk, nietwaar?
En ze zwermen alléén nog maar af op de
prikkelendste, de meest-belovende, de ver'
leidelijkste aanbevelingen.
Een krant moet. al op z'n minst een „extra
editie" zijn; een foto, een programma van fees
telijkheden moet „orrieziieneel", een huldiging
moet „geweldig-spontaan", zijn en een film
„adembeklemmend" of „beslist de allerbeste
vaai alle tijden".
Deze menschen, deze Haagsche menschen,
zij kunnen niet wachten, geen dag en geen
nacht. Zij moeten alles meemaken, overal bij
zijn, nergens hun neus niet tusschen steken.
Is er mets in Milaan wij óók naar Milaan;
gaan de buurlui voor vacantie tiaar Madeira
wij óók voor vacantie naar Madeira; heeft
Willy Waardoetzenetvan een zilvervos, ikke
óók een zilvervos; of met een vliegtuig over
den Oceaan: of over den Oceaan heen en te
rug; of te voet van den Haag naar Tokio; als
het maar in de krant komt, als ze er maar over
spreken, al is het maar één dag. En 's morgens
rusten ze uit, aemachtig en roerend in hun
kopje koffe: „heb je Mr. Deeds niet gezien?
Mensch, ik heb het veertien dagen geleden al
gezien; je moet het zien! Heb je nog geen
raam gehuurd voor den zevenden Januari?
Zal je fl'r vlug bij moeten zijn. Wij hadden 't
een maand geleden al. Waar gaan jullie skiën
dit jaar? Wij in Garmisch
Een beetje beduusd en duizelig en met een
droge keel en een stokkenden adem zit ik er
tusschen in. Dat je zóóveel missen kunt en
tóch nog leven
't Is, bij mijn kopje koffie, tusschen de
menschen, het klontje roerend totterdood,
wel moeilijk om te beseffen, dat die allemaal,
zóó als ze hier om mij heen zitten,, modern,
eisehend, verlangend, snel en jachtend, over
honderd jaar de wereld niet meer zien zullen.
Dat ze het zullen moeten verdragen, eens de
allernieuwste auto, de absoluut-orriezjieneel-
ste extra-editie, de geweldigste film ooit-door-
ons-gebracht niet meer méé te beleven.
En om- hun ouderwetsche traagheid, hun
kinderlijke geestdrift voor primitieve dingen,
hun belachelijke hoedjes en zilvervossen (hoe
durfde Oma zich daarmee vertoonen!") op
zijn hoogst het verteederd medelijden van de
toonaangevers dan zullen deelachtig worden.
Als er dan nog iemand is, die aan al die
aanstaande-Oma's-van-vandaag-den-dag ten
minste nog dénkt.
Mr. E. ELLAS.
Staking bij Almelo'sche
confectiefabriek.
500 a 600 meisjes leggen het werk neer.
ALMELO, 20 November. Bij de N.V.
Bendien's Confectiefabrieken te Almelo zijn
heden tusschen de 500 en 600 meisjes uit de
naaierij in staking gegaan uit protest tegen
de rationalisatie van den z.g. loopenden
band en een loonkwestie. Vanmorgen had
een deputatie der meisjes een onderhoud
met de directie.
De ontevredenheid zou zich voornamelijk
richten tegen eenige ingenieurs, die de ratio
nalisatie leiden.
Vanmiddag heeft een bespreking met de
arbeidersorganisaties plaats.
Soember-Bopongzaak in
hooger beroep.
M. tot twintig jaar veroordeeld.
BATAVIA, 20 November (Aneta) Het hoog
gerechtshof, in revisie uitspraak doende, in de
zaak M. de Soember Bopong-affaire ver
oordeelde H. J. M. tot twintig jaar gevangenis
straf.
Zooals bekend was M. door den raad van
justitie te Soerabaja veroordeeld tot levens
lang.
HET ONGELUK MET DE „KRIEL".
BATAVIA, 20 November (Aneta) Het hoog
militair gerechtshof veroordeelde sergeant k"
Inzake het ongeluk met de „Kriel", waarbij
een dame het leven verloor, conform het oor
deel van den krijgsraad, tot ze maanden
hechtenis.
Naar wij vernemen heeft de Duitsche
regeering aan de Nederlandsche doen
mededeelen, dat zij zich op het stand
punt stelt, dat door de opzegging van
de desbetreffende bepalingen van het
verdrag van Versailles de acte van
Mannheim van 1868 niet weder in
kracht is getreden.
DIENSTWEIGERAARS STAAN TERECHT.
In hooger beroep hebben Vrijdag voor het
Hoog Militair Gerechtshof terecht gestaan de
gewoon dienstplichtigen C. S., K. H., J. D., T.
K„ M. L. en J. M. van D., die allen wegens
dienstweigering door den krijgsraad te 's-Her-
togenbosch zijn veroordeeld tot gevangenis
straffen met ontslag uit den militairen dienst,
zonder ontzegging van het recht om bij de
gewapende macht te dienen.
In al deze zaken trad als raadsman van
verdachten op mr. H. J. Marius Gerlings te
Utrecht.
Alle beklaagden bekenden het hun ten las
te gelegde en met uitzondering van J. M. van
D., die daartoe wel het verzoek heeft gedaan,
maar zonder succes, weigerden zij ook in plaats
van den werkelijken dienst andere diensten te
verrichten, omdat naar hun meening daarin
een verkapt dienen van militaire overheid
was gelegen.
Door den advocaat-fiscaal is in de zaak van
J. M. van D., die tot zes maanden gevangenis
straf is veroordeeld, verhooging van straf tot
tien maanden gerequireerd en in de overige
zaken bevestiging van het vonnis van den
krijgsraad.
Herberekening Indische
pensioenen.
Huidige regeling geldt tot 1 Mei 1937.
De minister van Koloniën heeft een nota
van wijziging ingezonden op het wetsontwerp
tot herberekening van de Indische pensioenen.
Ter toelichting daarvan wordt gezegd:
Blijkens van de Indische regeering ont
vangen telegrafisch bericht is het voor de In
dische administratie een onmogelijkheid ge
bleken om het omvangrijk werk, verbonden
aan de herberekening der pensioenen, nadat
over het daartoe strekkend wetsontwerp zal
zijn beslist, op 1 Januari 1937 gereed te heb
ben, zoodat bij in werking treding der wet op
dien datum de pensioenen meerendeels tot
onjuiste bedragen zouden worden uitbetaald.
Ten einde dit te voorkomen, is het noodza
kelijk een bijzondere voorziening te treffen
voor de pensioenen, uit. te betalen in het tijd
vak 1 Januari tot 1 Mei 1937, aangezien de
huidige kortingswet op eerstgenoemd tijdstip
ophoudt te werken.
Voorgesteld wordt gedurende dit tijdvak
den vigeerenden toestand te bestendigen op
zoodanige wijze, dat niemand daarvan nadeel
zal ondervinden. Degenen, die door de her
berekening of uitsluiting van herberekening
meer moeten ontvangen dan zij thans genie
ten, zullen dit meerdere met terugwerkende
kracht tot 1 Januari 1937 uitgekeerd krijgen.
Voor de overigen zal de nieuwe toestand eerst
op 1 Mei 1937 intreden.
Rotterdam gaat 23 millioen
leenen.
De gemeenteraad van Rotterdam, heeft
Vrijdagmiddag in een spoedepehende ver
gadering met algemeene stemmen het voor
stel van B. en W. goedgekeurd tot het aan
gaan van een onderhandsche leening ten be
drage van 23 millioen gulden.
VROUW IN BRAND GERAAKT.
AMSTERDAM. 20 November. Vanavond om
kwart over acht is een 71-jarige vrouw, wo
nende in de Oosterparkstraat met" haar klee-
ren in aanraking gekomen met een brandend
petroleumstel. Haar rok vatte vlam waardoor
zij ernstige brandwonden Ban de beide bee-
nen en het onderlichaam kreeg. De vrouw is
in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis opgeno
men.
's-GRAVENHAGE, 20 November. Het
Haagsche Comité dat zich gevormd heeft ter
viering van het huwelijk van het vorstelijk
paar is thans met de posterijen tot overeen
stemming gekomen omtrent de uitgifte van
een sluitzegel verkrijgbaar bij alle postkan
toren in het geheele land. De opbrengst van
den verkoop komt aan genoemd Comité ten
goede. 10 sluitzegels worden ad f 0.25 ver
krijgbaar gesteld. De uitgifte kan in de laatste
helft van de volgende week tegemoet worden
gezien. De zegel is een uitwerking van een
luchtfoto van de K. L. M„ voorstellende het
paleis Soestdijk. De wapens van Oranje en
Lippe en van Den Haag zijn in de afbeeldin
gen verwerkt-, alsook initialen van de vorste
lijke verloofden: J. B.
De kleur van den zegel is Nassau-Blauw.
V. D. B. vergadert.
Openingsrede van prof. Kranenburg.
Hedenochtend is in hotel „Krasnapolsky", te
Amsterdam, de tweedaagsche jaarlijksche al
gemeene vergadering van den Vrijzinnig De-
mocratischen Bond begonnen onder voorzit
terschap van prof. mr. Kranenburg.
Na de overleden medestrijders te hebben her
dacht en de verlooving van de Prinses met
vreugde te hebben gememoreerd, vervolgde spr.
Verder heeft het voorbijgegane jaar ons niet
veel vreugdevols doen beleven. In de staat
kunde wordt met steeds cynischer openhartig
heid de verheerlijking van de macht als al
leen zaligmakend beginsel verkondigd.
Alle staten en staatkundige groepen, die aan
het recht een zelfstandige waarde toekennen,
worden door deze steeds dreigender wordende
machtspolitiek gedwongen tot maatregelen
van verdediging dier levenswaarde. Ook onze
partij heeft dit in het afgeloopen jaar moeten
doen, evenals de Engelsehe Labour Party en de
Belgische WerkliedenpartijOnze Nederland
sche S. D. A. P. studeert nog vlijtig, maar de
uitingen van haar voormannen en haar pers
doen steeds meer vermoeden, dat oolc zij de
harde feiten wel onder de oogen zal zien en
de onvermijdelijke conclusies voor haar prac-
tische politiek zal trekken.
Wat de binnenlandsche staatkunde betreft,
staan wij thans aan het einde eener parle
mentaire periode en voor de nieuwe verkiezin
gen. Hoe is de balans? Dat deze periode voor
onze partij bijzondere moeilijkheden zoude mee
brengen, was, voor ons allen vanaf de beginne
duidelijk genoeg en wij waren er ons dan ook
volkomen van bewust. Wij hebben ons daarom
niet van de wijs laten torengen, althans de
meesten onzer niet, door de doorzichtige tac
tiek van onze bestrijders, die hebben trachten
te speouleeren op de omstandigheid, dat in de
bij uitstek ongunstige economische en finan
cieel© verhoudingen verschillende onzer de
siderata voor onmiddellijke verwezenlijking
niet vatbaar waren.
Wij stonden in deze periode in het verweer,
en terug 'blikkende kunnen wij constateeren,
dat de regeering in deze verdedigende positie
in verschillende opzichten ons volksleven heeft
weten te beschermen tegen verwoestende in
vloeden. De sociale wetgeving is in haar groote
trekken intact gebleven, onze vrije en demo
cratische staatsinstellingen zijn in haar fun-
damenteele structuur in stand gebleven. De
genen, die van het aanvaarden van regeerings
verantwoordelijkheid door onze partijgenoo-
ten niets dan- nadeel zien, zou spr, hierop
met nadruk willen wijzen. „Zijt gij er b.v. zoo
zeker van", zou spr. hun willen vragen, „dat
onder de voorstellen tot grondwetsherziening
door de regeering ingediend, geen voorstel tot
beperking der drukpersvrijheid zou zijn voor
gekomen, als er geen vrijzinnig-democraten in
de regeering hadden gezeten?" De gang van
zaken in de staatscommissie voor de grond
wetherziening was met betrekking tot dit punt
zeker niet bemoedigend, om het zacht uit te
drukken. En de beteekenis van de drukpers
vrijheid voor het, constitutioneel bestel kan
moeilijk hoog genoeg worden aangeslagen.
Natuurlijk zien wij ook debetposten. Met
name de politiek met betrekking tot de con
centratie van het lager onderwijs is voor ons
een red-en tot groote teleurstelling geweest en
is dit nog.
Wat de beginselverklaring en het werkpro
gram van den V. D. B. betreft, welke opnieuw
zullen worden vastgesteld, kan de algemeene
strekking volledig behouden blijven.
Dat stemt ons tot vertrouwen in de deugde
lijkheid van ons beginsel, en legt op ons te- I
vens de dure verplichting voor de verwezenlij
king daarvan te wei'ken en te strijden. I
TWEEDE KAMER.
Mevr. Mr. Bakker—Nort (v.d.) klaagde
over te veelvuldig vegeteeren bij den griffier op
volontairs, waarna Mr. Donker (s.d.) de
vraag stelde of er door middel van de bevoegd
heden die de Hooge Raad ten dezen heeft,
niets gedaan kan worden tegen rechters, die
lid zijn v-an de voor ambtenaren verboden N.
S. B. Mr. Terpstra (a.r.) verzocht aan de
Kamer het advies, dat de Hooge Raad over dit
probleem aan den Minister zal uitbrengen,
mettertijd te willen overleggen. Tenslotte zij
nog even een vermakelijk tooneeltje beschre
ven. Ds. Ling beek (Herv. Ger.) had weer
eens gejeremieerd over te veel bevoorrech
ting van Katholieken bij rechters-benoemin-
gen, waarop Mr. Kor ten horst (R.K.) te
kennen gaf dergelijke boutades van „den Ne
derlander John Knox" niet ernstig te kunnen
nemen. Ds Lingbeek riep hierop uit, dat hij
den heer Kortenhorst niet serieus nam en
daarom de zaal verliet. Hij voegde terstond
de -daad bij het woordvermoedelijk, om
dat- hij zijn trein anders zou hebben gemist!
Minister v. Sehaik betoogde dat de volon
tairs zooveel mogelijk vergoeding ontvangen
en dat men er naar streeft meer betaalde
krachten te kunnen aanstellen.
Omtrent N. S. B.-rechters wacht hij het
advies van den Hoogen Raad af; in beginsel
is hij bereid dit aan de Kamer over te leggen.
Hij li-et intusschen niet na te verklaren, on
aangenaam getroffen te zijn door de houd in;
van rechters, welke lid van een voor ambte
naren verboden vereeniging zijn, wat ze kun
nen -doen, doordat het betreffende verbod nu
eenmaal niet slaat op de onafzetbare leden
van de rechterlijke macht.
E. v. R,
Hoofdpijn, Kiespijn. 0umn~dj|
pijnen te verdrijven is een Mijnhardt's Poeder.
Per stuk 8 ct.; doos 45 ct. Bij Uw Drogist.
(Adv. Ingez. Med.)
Acte van Mannheim niet van
kracht.
Door den minister van defensie a.i.
is opdracht gegeven voor den bouw
van een nieuw artillerie-instructie-
schip, ten laste van het defensie-
fonds.
Het schip zal worden gebouwd bij de Rot
terdamsche Droogdok Maatschappij; de ma
chines en ketels zullen worden geleverd door
Stork-Hengelo en de electrische installatie
door de firma De Hoop.
Het schip zal een waterverplaatsing hebben
van pl-rn. 2100 ton, de snelheid zal ongeveer 25
mijl zijn. De bewapening zal bestaan uit
kanons van 12 c.M. en twee dubbel-mi-
trailleurs van 40 m.M., de bouwtijd van het
nieuwe schip is 27 maanden.
Opleiding voor oorlogsvlieger.
Luchtverdedigingsfonds zou worden
opgericht.
Op Zaterdag 20 November a.s. zal de Ver
eeniging van Nationale Veiligheid haar alge
meene vergadering te Utrecht houden, in
welke vergadering volgens het Hd.bld. rae-
dedeelingen zullen worden gedaan over de
oprichting van een Luchtverdedigingsfonds,
De bedoeling hiervan is volgens het blad,
om aan jongelieden uit de burgermaatschap
pij de gelegenheid te geven, zich te bekwa
men voor hun taak als oorlogsvlieger. Aldus
zou een reserve ontstaan, welke in geval van
oorlogsgevaar van het grootste belang moet
worden geacht, temeer nu het luchtwapen
in een komend conflict van groote beteekenis
zal zijn. Het zal dan zelfs gemakkelijker zijn,
zich in beperkten tijd van nieuw materieel
te voorzien, dan van een groep reserve
vliegers.