RDAGAVOND H.D.* Blijft Fit! 7 A TERDAG 12 DECEMBER 1936 HAARDE M'S DAGBIAD BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Hoe 's Gravenhage Hofstad werd. VERTELLING II Een „wonderput' in Zuid-Slavië. 7 Het „dorp der dorpen". Den Haag in vogelvlucht, einde 16de eeuw. (Detail uit de prent van Nic. de Clerck en Joh. Londerseel). Telkens, wanneer er in verband met ons Vorstelijk Huis „iets officieels" te doen is, mag Den Haag hiervan in den regel de primeur genieten. Er zijn zelfs gebeurtenissen, zooals thans het huwelijk van Prinses Juliana met Prins Bernhard, waarvan het 't alleenrecht bezit. Intusschen is de Residentie haar bevoor rechte positie van harte gegund, want daar is ze nu eenmaal Hofstad voor. Het woordje „Hofstad" brengt ons onwil lekeurig tot de vraag, wanneer Den Haag ge sticht en zetel van het landsbestuur is ge worden. Het is den lezer volstrekt niet kwalijk te hemen, wanneer hij op deze vraag een onmid dellijk antwoord schuldig blijft. Wel zijn de verschillende jaartallen uit de vaderlandsche geschiedenis gedurende onze schooljaren met zoodanige kracht in onze hersenen gehamerd, dat ze er oogenschijnlijk nimmer meer uit, kon den losraken, maar voor dit geval kan men redelijkerwijs geen beroep meer doen op iemands primaire schoolkennis. Daarvoor bestaan encyclopedieën en andere nuttige werken. Het ontstaan van 's- Gravenhage De Haagsche mentaliteit van deftigheid echt of namaak is misschien te danken aan het feit, dat de stad van vorstelijke afkomst is! Heel anders dan b.v. Amsterdam of Rot terdam, die maar door eenvoudige visschers werden gesticht. Een dergelijk vulgair ont staan zou voor de latere Hagenaars natuurlijk affreus zijn geweest en daarom heeft het lot goedgunstig beschikt, dat 's-Gravenhage van vorstel ij ken oorsprong werd. Eerst kwam het Hof en daarna ontstond Den Haag. Deze gelukkige omstandigheid had een bij zondere oorzaak. De graven uit het Hollandsche Huis (u weet het waarschijnlijk nog wel: 9221299) moe ten een meer of minder zwervend leven heb ben geleid, nu eens hier, dan weer daar ver blijvend, om hun bestuur uit te oefenen. Daar toe woonden ze in hun kasteelen op het land of in de „steenen huizen" in of nabij de lang zamerhand opkomende steden. In het algemeen vatten zij hun taak ern stig op, maar ook de verstrooiingen des levens versmaadden ze niet en hiertoe behoorde in de eerste plaats de jacht. De uitgestrekte bosch- en geestgronden, wildert of wildernis genoemd, met de toen daarin nog levende wolven, vossen en herten, boden ruimschoots gelegenheid tot dit vermaak. Vooral het „Het Haghehoute", de bosch streek tusschen 's-Gravenzande en Leiden, behoorde tot de uitverkoren jachtgronden en het ligt voor de hand, dat er in deze streek al spoedig een eenvoudig jachthuis werd getim merd, dat beschutting bood bij slecht weer, maar dat tevens werd ingericht tot het ge ven van jachtmalen en andere feesten. Toch kan het jachtgenot alleen niet de aanleiding zijn geweest, dat de jonge Graaf Willem II, toen hem de Duitsche keizerskroon werd aangeboden en hij Roomsoh-Koning werd, hier omstreeks 1250 zijn kasteel bouw de en op deze plek zijn hof stichtte. De keuze van de plek had een dieperen grond. Vooreerst vereischte nu zijn prestige, dat hij een waardig gebouw bezat, waarin hij zijn Rijksgenooten ter vergadering kon ontvangen en waar hij hen tevens kon herbergen. Zijn vazallen mochten niet den indruk krijgen, dat zijn paleis moest onderdoen voor de vorstelij ke verblijven van de Hohenstaufen, zijn te genstanders. Hij had zijn hof ook kunnen vestigen in Leiden of in Delft, van waaruit hij zijn jacht terrein ook gemakkelijk kon bereiken en toch kwamen deze steden niet in aanmerking. Naar de oorzaak hiervan kan slechts wor den gegist. Misschien wilde Willem II geen naijver tusschen de steden opwekken, mis schien ook vertrouwde hij zijn onderdanen aan de zeekust niet al te best! Het is zeer goed mogelijk, dat hij bij de keu ze van zijn nieuw verblijf dit alles voor oogen heeft gehad en dat hij zich niet heeft willen vestigen binnen omwalde of ommuurde ste den, waar de burgers zich waarschijnlijk niet zouden hebben ontzien, hun vorst nu en dan de les te lezen. Mogen we onze oude kroniekschrijvers ge- looven, dan was het in den winter van 1249 op 1250, toen Koning Willem in Januari op zijn slot te 's-Gravenzange verbleef, dat hij het ontwerp voor zijn kasteel „die Haghe" liet maken. Hij heeft zijn stichting echter niet voltooid gezien. In de eerste plaats vorderde de bouw slechts langzaam bij gebrek aan de aller noodzakelijkste bouwstof, het geld. Hij was gul en goedgeefsch van aard, vooral als het betrof het bouwen of herbouwen van kerken en kloosters en zoo kwam de bouw van „die Haghe" geregeld in het gedrang. Bovendien stierf de vorst op jeugdigen leef tijd: bij den strijd tegen de Friezen nabij Hoogwoud in 1256 zakte zijn paard door het ijs en hij werd door zijn vijanden doodgesla gen. Zijn zoon, de latere Floris V, was toen pas anderhalf jaar oud en de bouw van het kas teel werd gestaakt, totdat hij als Graaf van Holland en Zeeland aan de regeering kwam. De omstandigheden waren toen echter ge wijzigd: een paleis voor den Duitschen keizer was niet meer noodig en Floris veranderde de bouwplannen ingevolge de veranderde behoef ten. Het was Gerard van Leijden, 's Graven Flo ris Clerc, die volgens Philippus a Leijdis den kasteelbouw heeft geleid. Het grootste deel der werkzaamheden werd vermoedelijk uitge voerd tusschen 1274 en 1284 en van Augustus van het laatstgenoemde jaar af zijn bijna alle oorkonden van Floris V geteekend ,.in die Haghe" of „in Hagam", zoodat hij dien zomer waarschijnlijk het kasteel heeft betrokken en dus 1284 als het eigenlijke geboortejaar van 's-Gravenhage kan worden beschouwd. De stichting van het Grafelijk kasteel was tegelijk de stichting van 's-Gravenhage, want rondom de vorstelijke woning verrees lang zamerhand 'een dorp, dat later zou uitgroeien tot stad, maar dat meer dan vier eeuwen den naam van dorp bleef behouden, al was het dan ook volgens Huygens „het dorp der dor pen". De afleiding van den naam is niet met vol komen zekerheid te verklaren. Ze kan betrek king hebben op een haag of heg, omheining of omtuining, die een gedeelte van het grafe lijk bezit omringde, ze kan ook doelen op den wildbaan of warande in zijn geheel. (Het Duitsche „Gehege" heeft nog altijd de betee- kenis van wildbaan). De Graven uit het Henegouwsehe en bour- gondische Huis zetten den naam over in „La Haye", waarin hetzelfde begrip wordt weer gegeven, evenals dit het geval is met het Engelsche „The Hague". Het Binnenhof, waar het hart van Holland klopt. Het Binnenhof is de geboorteplek van de Residentie en, zooals Johan Gram het zegt, het tabernakel van Nederland's historie. Zooals het oorspronkelijk in 1284 was, is het niet meer. Toen was nog nauwelijks 1/10 deel bebouwd, al het overige was vrij en het ter rein, dat nu wordt ingenomen door Korten Vijverberg, Lange Houtstraat en Plein, was een lust-warande, waar de pluimgraaf voor het gevogelte en een zwanengraaf voor de zwanen zorgde. Midden op dat Binnenhof verhief zich, hoog boven de ommuring en boven de poorten uit .,de Schone, Hoghe, Grote Zaele" met haar ronde traptorens, van welker spitsen de Hol landsche banier wapperde. „Zij was getuige van de pracht en weelde der Riddertijden, van de rijpende beschaving, van de zangen der minstreels en der tor nooien der Heeren; zij zag de wording onzer Republiek, haar bloei, haar kracht, haar bloe dige offers, haar verval". (Arn. Isïng). Bijna zeven eeuwen zijn verstreken, sedert Willem H den grondslag heeft gelegd voor het grafelijk 's-Gravenhage. De wisselingen der historie hebben ook het oude Binnenhof niet onberoerd gelaten, maar hoe het ook ging in ons land, in voor- en in tegenspoed, met Oranje of zonder Oranje, het hart van Holland bleef altijd kloppen op en om het Binnenhof, waarmee Den Haag als het ware staat of valt. Toen de goedhartige, doch wispelturige Bo dewijk Napoleon, den zetel van ons landsbe stuur naar Amsterdam verplaatste, nam hij tegelijk een stuk leven van Den Haag weg, met als gevolg een duidelijk zichtbaar verval. Het Hof en de Regeering drukken een bij zonder stempel op de Residentie en zonder de ze beide is het Haagsche maatschappelijk le ven haast ondenkbaar. Nogmaals gaan onze gedachten terug naar het jaar 1284, toen Floris V zijn pas voltooid kasteel betrok en het in werkelijkheid werd: 's-Graven-hage. Veel is er in den loop der tijden veranderd en veel kan er nóg veranderen, doch een groot deel van ons volk zal in deze dagen instem men met de laatste regels uit het gedicht van P. Louwerse: Slechts één wensch zij uitgesproken,. nedrig, maar uit 's harten drang: 's-G raven h age moogt ge heeten! 's-Koningshage b 1 ij f dat lang! W. A. P. SMIT De Brieven GUUS BETLEM Jr. De juffrouw is effies naar de kapper, meheer, en ik mos' u vragen of u op d'r kamer wilde wachten, 't Zou niet lang duren, annonceerde de hospita, toen Henri Dorèl zich aan het huis van z'n verloofde Mia Heinin gen, vervoegde. Wat aarzelend, trad hij Mia's kamer bin nen, waarin hij tevoren nog nimmer een voet had gezet, en schuchter, met een vreem de beklemming, keek hij om zich heen. Hoe gezellig zag het er hier uit! Zoo echt Mia, om haar kamer zoo knus in te richtendie schemerlamp daar, haar bureautje. Hé Henri deed een pas naar voren daar stond z'n laatste portret, dat hij haar ter gelegen heid van haar verjaardag had geschon ken. Goed kwam het hier uit met dat kleine lampje ernaastkon ze hem altijd zien. als ze aan haar bureautje zat te schrijven had ze hem verteld. Te schrijvenWat had ze feitelijk te schrijven, Mia? Familie had ze niet, één broer, maar daarmee correspondeerde ze niet, naar Henri wist, en kennissen hield ze er ook niet op nanou ja, een enkele oppervlakkige, die je met een verjaardag of met Nieuwjaar hoogstens een kaartje stuurde, maar daarmee hield het dan ook op. Neewat dat betrof.... te schrijven viel er niet veel! Maar, niettemin de foto stond daar goed.Hij liet zich in een luie stoel vallen, stak, aarzelend toch. een sigaret op. Ziezooals het maar niet te lang duurde nu, want die bezoeken aan kappers hij kende ze! Meestal waren daar uren mee gemoeid. Dom van 'm, dat-ie niet eens aan die hospita had gevraagd, hoe laat ze naar dien vent was toegegaankon-ie zoo'n beetje berekenen: Zou-ie nog Hij stond wat weifelend op. Och neehij wist niet eens waar dat goeie mensch uithing, misschien wel in d'r keukentje, of zoo. En hij schoot er toch geen steek mee op, want wachten moest-ie immers toch! Had-ie maar wat te lezen? Wacht daar, Oefening 29. Als er één oefening geschikt is om fit te blijven dan is het wel deze! Zooals de teekening aangeeft beginnen we zittend met opgetrokken knieën, de armen er omheen, hoofd bijna op de knieën en de rug zoo rond mogelijk. Daarna snel de beenen strekken, tegelijkertijd den rug volkomen recht maken, terwijl de armen krachtig schuin omhoog ge zwaaid worden. De armen gaan zóó ver naar achteren dat ze niet verder kunnen en vanzelf weer terug kaatsen. Doet dit vooral niet stijf of „verkrampt". Deze oefening twintig keer achter elkaar en zoo snel, dat u in zestien seconden er mee klaar bent. Probeert u het later nóg iets sneller. Heusch, het zal wel lukken Oefening 30 is een buitengewoon zware oefening, die bedoeld is om de heupen lenig te houden. Het is ook een voortreffelijk slank makende beweging. We zitten met de beenen recht naar voren. (Zie het tweede figuufitje van de vorige oefening). Nu worden de voe ten ongeveer tien centimeter van den grond geheven terwijl we er, door met de armen te balanceeren, voor zorgen, niet achterover te vallen. Met kleine, rukkende bewegingen van de heupen probeeren we ons naar voren te wer ken. De beenen mogen zooveel gebogen wor den als u maar wilt, maarze mogen den grond niet meer raken. Ook de armen zijn vol komen vrij. Als u op deze wijze een meter naar voren bent gekomen, is het al een respecta bele prestatie. Oefening 31. De bedoeling van deze oefe ning is de spieren aan de voorzijde van het lichaam te verster ken. Moeilijk is zij echter niet, zoodat ook de minst-geoefenden mee kunnen doen. Gaat u eens languit op den rug liggen met de armen gebogen onder het hoofd7~Nu een been een klein stukje optillen en daarmee snelle cirkeltjes beschrijven. Zorgt u er voor dat de hiel den grond niet meer raakt, maar dat u deze oefening toch zoo dicht mogelijk langs den grond uitvoert. Eerst tien keer met het linker been, daarna met het rechter. Véél en véél zwaarder wordt de oefening als u het met twee beenen tegelijk doet. Probeert u het maar eens! Als het lukt zult u toch in ieder geval merken, dat het aanmerkelijk langzamer moet gaan. (Oefening 31a). Oefening 32. Tenslotte een hup-oefening. Al huppende de voe ten steeds verder uit elkaar tot ze niet verder kunnen. Daar na op dezelfde ma nier terug. Als u bij deze sprongen de ar men goed mee laat helpen, zult u merken hoe enorm veel ge makkelijker het gaat. Houdt u dit nu eens flink lang vol, en re peteert u daarna nog een stuk of vier oefe ningen uit vorige se ries, bijvoorbeeld de nummers 6, 19 13 en 23. JULES KAM MEIJER, Lich. Opv. M.O. een krant! Hij greep net dagblad, maar legde het met een verveeld gezicht weer weg. Natuurlijk, een ouwe, had-ie al gelezen. Mistroostig beende hij wat door de kamer, ging eens voor het raam staan, om te zien of ze er al aankwam. Misschien.... Aardig uitzicht wel, prees hij in gedachten. Daar, aan den overkant had-ie al wat ge staan, wachtend tot ze kwam, nadat hij het bekende signaaltje had laten hooren. Hij liep weer terug naar z'n stoel, waarin hij zich opnieuw liet neervallen. Hè, dat wachten toch zóó lang duurde zat-ie hier nauwelijks nog maar tien minuten en 't scheen een uur warempel. Hij trommelde nerveus met z'n vingers op de stoelleuning. Zou ze nou nergens een tijdschrift of zoo 'hebben liggen? Op d'r bureautje misschien..? Hij sprong weer overeind, stond het volgend oogenblik weer bij de kleine sierlijke dames- schrijftafel, waarover hij speurend z'n blikken liet gaan. Nietsmaarhé, wat was dat? Z'n adem stokte hem in z'n keel, toen z'n oog viel op een klem bundeltje brieven, keurig door een lintje samengehouden. Zou datzou MiaMaar dat was toch niet mogelijk? Alhoewelvroeger mis schien, heel vroeger....? Maar, neen, dan zou ze het hem verteld hebbenzoo was Mia! Wat gingen hem die brieven aan, die wie-weet hoe oud al waren? Hij boog zich wat naar voren, bekeek het stempel van de bovenste enveloppe10 Januari! M'n Hemel dat was de vorige week! Henri liet zich neervallen op de stoel die voor het bureau stond geschoven. De vorige week? Wat had Mia.met wie had Mia te correspondeeren. zonder dat hij het wistzonder dat hem daarvan iets be kend was? Wat dekselhij was toch met haar verloofdhij had toch het recht te weten Aarzelend strekte hij z'n hand uit, trok deze dan snel weer terug. Neehet was oneerlijk wat hij ging doen. Hij Maar de gedachte liet hem niet meer los. Nerveus sprong hij overeind, ging voor het raam staan. Kwam ze toch maar, dan kon hij haar opheldering vragen, neeeischen, want dat er iets met die brieven niet in orde was, bleek duidelijk, anders had ze hem er immers we! over gespreken. Een hevige angst greep hem aan. En enals er eens werkelijk iets niet in orde was, dan had Mia hem beHij durfde het woord niet uitspreken. Maardan was het nu nog niet te laat, misschien kon hij nog ingrijpen, al vorens 'n breuk onvermijdelijk was. Moge lijk was er een ander, die het haar lastig maakte met z'n correspondentie, waarvan zij niet gediend was en waarover ze hem, Henri niet durfde spreken.ja. natuurlijk, dat zou het zijnMaar dan was het ook zijn plicht over haar te waken. Voor haar te handelen, meisjes waren zoo zwak, zoo weinig onder nemend in die dingen Met twee groote passen stond hij weer naast haar bureautje en andermaal strekte hij de hand uiteven nog aarzelde hij, dan had hij den eersten brief reeds uit de enve loppe geruktopengevouwen, en vlogen zijn nerveus-glinsterende oogen langs de dicht-be- schreven regels Het getuigt van een groote, alles-omvat- tende liefdelas hij. Een schemer kwam voor z'n oogen, terwijl hij moe opeens het hoofd in de handen liet steunen. Dus toch. dus toch Dan haastig jachtend, bang nu plots, dat Mia zou thuiskomen, vouwde hij een tweede brief open en weer vlogen z'n zoekende oogen over de regels, met hetzelfde handschrift, waarvan hij slechts enkele zinnen zag en be greep, in z'n opwinding. En dieper nog werd z'n blik, terwijl hij las. maar in jouw liefde zijn nog te veel zwakke punten die opgehelderd moeten worden om tusschen ons tot een vergelijk te kunnen komen. Wat ik erin mis, is de ernstige toe wijding Woedend smeet hij het epistel neer. Hoe durfde zoo'n kerel.... zoo'n vent! Wat verbeelde hij zich wel, diedie hij zocht naar de onderteekening Jacob Ja-cob! Natuurlijk de één of andere idioot, die Mia het hoofd op hol had gebracht met z'n laffe praatjes en van wie ze zich ver beelddeja, natuurlijk verbeeldde, te zijn gaan houden! Stel je voor. de dwaaseen kereleen kerel van niks, natuurlijk! Een prul van een vent, een Het was hem een genot, z'n hart te luchten in het bedenken van scheldwoorden, die hij den onbekende in korte, venijnige zinnetjes naar het hoofd smeet. Dan bleef hij moe voor zich uit zitten staren, de handen onder het, hoofd, de oogen dof-berustend. Zoo vond Mia hem, toen ze, frisch en rozig van het harde loopen, de kamer binnen stoof. Zoo boylang gewacht? O. jongen, 't was ook zoo vreeselijk druk bij dien kapper en het duurde zoo Dan eensklaps brak ze af, keek met verwon derde, nietbegrijpende oogen naar zijn vreem de houding, daar voor haar schrijfbureautje.. Zegaarzelde haar stem, wat heb je, Han? is er iets? Met een ruk draaide hij zich om, z'n ge zicht vertrokken van drift. Of er iets is? Jadat is er! en hij deed een wilde greep in de brieven, die hij triomfantelijk omhoog hield daten dat Ze deinsde verschrikt achteruit. Heb je?begon ze en haar stem klonk vreemd-schor, maar hij, niets ziende, niets lioorend, vervolgde opgewonden: Van Jacob, hè? Van JacobDat had je niet ge dacht, hè, dat ik die zou lezendie waren voor mijn oogen niet bestemd! Maar en hier lachte hij hoonend hij moet je niet, jouw Jacobhjj wil je niet! In jouw liefde zijn nog te veel zwakke punten;; de idioot de dwaasen daarom ben ik goed genoeg. ik! Maar Z'n stem brak af in een snik. Dan, met twee sprongen stond Mia naast hem en met een innig-teeder gebaar legde ze haar arm om z'n hals. Jongen! sprak ze dan en haar stem klonk heesch, jongen hoe heb jedat kunnen denken van me? Ja, dien ik liefheb als niets op de wereld. datdat had je niet mogen doen, die Gehucht wordt tot bedevaart-oord. Onze Weensche correspondent schrijft ons: Een klein dorpje in Zuid-Slavië neen, men kan eigenlijk beter gehucht zeggen, want de plaats bestaat slechts uit een paar huizen Vrpolje geheeten, dat niet ver van Slawonisch-Brod ligt, is hard op weg een mid delpunt van vreemdelingenverkeer en een soort van bedevaartsoord te worden. Want te Vrpolje werd een „wonder" ontdekt. De eerste die dit wonder zag, was een twaalfjarige her dersknaap, Hinko geheeten. die steeds met een troep geiten ronddwaalt en die naar een put was gekomen om ei* water uit te scheppen. Toen hij zich over den rand van den put boog, zag hij in den spiegel van het water een Madonna-beeltenis. De jongen gaf een gil en liep zoo hard zijn beenen hem dragen kon den naar de huizen toe, waar hij opgewonden aan een ieder vertelde, wat hij zooeven gezien had. Verscheidene boeren gingen naar den put toe en bogen zich er over heen, enkele mannen meenden wat te zien, andere weer niet. maar toen een hunner, die toevallig de aanzien lijkste en rijkste boer van den heelen omtrek was. verklaarde, dat hij ook de Madonna beeltenis duidelijk ontwaarde, geloofde men, dat dit dan wel waar moest zijn. Van nu af waagde niemand het meer aan het „wonder" van den put te twijfelen. Niemand dorst er ook meer water uit omhoog te halen en men omgaf den put met een soort van hek, opdat geen vreemde de plek zou kunnen ontwijden. Bewoners van het land in den omtrek en van naburige dorpen en gehuchten kwamen toegestroomd, allen wilden het wonder met eigen oogen aanschouwen en velen zagen ook iets! Het was echter niet altijd dezelfde beel tenis. Soms was het een kruis en soms was het een soort van altaar en in sommige geval len zag men niet veel meer dan een toch altijd nog merkwaardigen en bovennatuurlijken glans. Er kwamen telkens méér menschen naar Vrpolje. soms wel honderden op één dag. Vooral des Zondags kwamen veel nieuwsgie rigen. Ze stonden in een lange queue en wachtten geduldig tot zij aan de beurt zouden komen een blik in den wonderput te mogen wei-pen. Een groote opwinding maakte zich van allen meester en het duurde niet lang, of er ge schiedden ook merkwaardige dingen. Een lamme wierp plotseling zijn krukken weg en maakte een sprong in de lucht, een meisje, dat koorts had. werd opeens gezond, een man, die sedert jaren doofstom was, begon te stot teren en wat te zeggen en beweerde, dat hij nu weer hooren kon en al die dingen maakte de bevolking nog meer overstuur en versterkte de lieden in het geloof, dat de put een wonder put was. Vrpolje werd steeds beroemder, er werden barakken gebouwd om vreemde be zoekers in onder te brengen, levensmiddelen- kooplui breidden hun zaken uit en ook de andere winkeliers kregen meer te doen, een autobusonderneming opende een nieuw lijn van en naar Vrpolje en het gehucht ver heugt zich thans in een nooit gekenden bloei. De autoriteiten begonnen zich ook voor de zaak te interesseeren, vanwege de belastingen natuurlijk, maar ook in verband met de ge zondheidstoestanden. Want het kon wel eens gevaarlijk worden, wanneer er voortdurend té veel zieken van alle kanten naar het ge hucht stroomden. Gedurende de laatste maan den zijn ongeveer drieduizend personen van buitenaf in Vrpolje geweest. Vroeger zag men er nooit een vreemdeling. En thans is men bezig oen hotel te Ipouwen. dat de vreemde bezoekers zal moeten huisvesten. De herdersknaap is wat trotsch op zijn ont dekking. Hij wordt den vreemdelingen, be halve de put, als óók een bezienswaardigheid getoond. Het zal misschien wel niet lang meer duren, of zijn portret wordt in den vorm van prentbriefkaarten verkocht! brieven lezen, jij domme, domme jongen Ze streek hem door z'n haar. M-maarstamelde hij ontdaan ik begrijp nietNee, sprak ze dan wat bit ter, jij niet, maar ik wel! Ik begrijp hoe jij hier hebt gezeten, alleenheelemaal alleen wachtend op mijhoe je die brieven hebt gevonden en de argwaan je heeft gegrepen, plotseling, felhoe je ze hebt openge maaktgelezen en in je verblinde jaloezie zinnen, brokstukken hebt over geslagen, zoe kend naar bewijzen? Ze lachte smalend. Wel, vervolgde ze dan even later, gekal meerd ik heb het je nooit verteld, dat ik schreef! Dat ik de avonden, die ik niet bij jou was, vulde met het maken van schet sen, novellen. Het leek me zoo onbelangrijk in het begin,Ik wist niet of ik ooit zou slagen en daarom verzweeg ik je dit. Ik wilde eerst zekerheid, hoe anderen mijn werk be oordeelden. ik was, dom genoeg bang misschien, dat jij me zoudt uitlachen. En daar om stuurde ik m'n eerste schetsen naar den uitgever Jacobs, niet Jacob, hoor je goed? met verzoek ze te willen plaatsen in één van z'n tijdschriften. Drie waren het erdrie in 't geheel! Ik ken de titels nog precies uit m'n hoofdde eerste heete Roode rozen de tweede Liefdestranen, daarna schreef ik Jouw Liefde. En hier, ze had intusschen den laatsten brief van haar uitgever opengevouwen schrijft mijnheer Jacobs letterlijk: In jouw Liefde zijn nog te veel zwakke pun ten. Maar Henri had met een gedecideerd ge baar z'n hand op den brief gelegd, haar zoo belettend verder te lezen. Ik weet het!, sprak hij dan zacht, ik was een dwaas.... een domme onzinnige, achterdochtige dwaas... kun je mevergeven Mia? Natuurlijk, jongen! sprak Mia ernstig, dat heb ik immers al gedaan! Alles be grijpen, is alles vergeven Op dat moment werd er met een schuife lend geritsel iets onder de deur doorgescho ven. De post! sprak Mia, opspringend en even later was ze bij hem terug, terwijl ze triomfantelijk een tijdschrift in de hoogte hield. Van Jacob! plaagde ze en dan, het blad openvouwend, toonde ze hem haar eerste ge plaatste novelle: Jouw Liefde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13