RDAGAVOND
H.D.*
Blijft Fit!
7 A TERDAG 12 DECEMBER 1936
HAARDE M'S DAGBIAD
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Hoe 's Gravenhage Hofstad werd.
VERTELLING
II
Een „wonderput' in Zuid-Slavië.
7
Het „dorp der dorpen".
Den Haag in vogelvlucht, einde 16de eeuw. (Detail uit de prent van
Nic. de Clerck en Joh. Londerseel).
Telkens, wanneer er in verband met ons
Vorstelijk Huis „iets officieels" te doen is, mag
Den Haag hiervan in den regel de primeur
genieten. Er zijn zelfs gebeurtenissen, zooals
thans het huwelijk van Prinses Juliana met
Prins Bernhard, waarvan het 't alleenrecht
bezit.
Intusschen is de Residentie haar bevoor
rechte positie van harte gegund, want daar
is ze nu eenmaal Hofstad voor.
Het woordje „Hofstad" brengt ons onwil
lekeurig tot de vraag, wanneer Den Haag ge
sticht en zetel van het landsbestuur is ge
worden.
Het is den lezer volstrekt niet kwalijk te
hemen, wanneer hij op deze vraag een onmid
dellijk antwoord schuldig blijft. Wel zijn de
verschillende jaartallen uit de vaderlandsche
geschiedenis gedurende onze schooljaren met
zoodanige kracht in onze hersenen gehamerd,
dat ze er oogenschijnlijk nimmer meer uit, kon
den losraken, maar voor dit geval kan men
redelijkerwijs geen beroep meer doen op
iemands primaire schoolkennis.
Daarvoor bestaan encyclopedieën en andere
nuttige werken.
Het ontstaan van 's- Gravenhage
De Haagsche mentaliteit van deftigheid
echt of namaak is misschien te danken aan
het feit, dat de stad van vorstelijke afkomst
is! Heel anders dan b.v. Amsterdam of Rot
terdam, die maar door eenvoudige visschers
werden gesticht. Een dergelijk vulgair ont
staan zou voor de latere Hagenaars natuurlijk
affreus zijn geweest en daarom heeft het lot
goedgunstig beschikt, dat 's-Gravenhage van
vorstel ij ken oorsprong werd.
Eerst kwam het Hof en daarna ontstond
Den Haag.
Deze gelukkige omstandigheid had een bij
zondere oorzaak.
De graven uit het Hollandsche Huis (u weet
het waarschijnlijk nog wel: 9221299) moe
ten een meer of minder zwervend leven heb
ben geleid, nu eens hier, dan weer daar ver
blijvend, om hun bestuur uit te oefenen. Daar
toe woonden ze in hun kasteelen op het land
of in de „steenen huizen" in of nabij de lang
zamerhand opkomende steden.
In het algemeen vatten zij hun taak ern
stig op, maar ook de verstrooiingen des levens
versmaadden ze niet en hiertoe behoorde in
de eerste plaats de jacht. De uitgestrekte
bosch- en geestgronden, wildert of wildernis
genoemd, met de toen daarin nog levende
wolven, vossen en herten, boden ruimschoots
gelegenheid tot dit vermaak.
Vooral het „Het Haghehoute", de bosch
streek tusschen 's-Gravenzande en Leiden,
behoorde tot de uitverkoren jachtgronden en
het ligt voor de hand, dat er in deze streek al
spoedig een eenvoudig jachthuis werd getim
merd, dat beschutting bood bij slecht weer,
maar dat tevens werd ingericht tot het ge
ven van jachtmalen en andere feesten.
Toch kan het jachtgenot alleen niet de
aanleiding zijn geweest, dat de jonge Graaf
Willem II, toen hem de Duitsche keizerskroon
werd aangeboden en hij Roomsoh-Koning
werd, hier omstreeks 1250 zijn kasteel bouw
de en op deze plek zijn hof stichtte.
De keuze van de plek had een dieperen
grond.
Vooreerst vereischte nu zijn prestige, dat hij
een waardig gebouw bezat, waarin hij zijn
Rijksgenooten ter vergadering kon ontvangen
en waar hij hen tevens kon herbergen. Zijn
vazallen mochten niet den indruk krijgen, dat
zijn paleis moest onderdoen voor de vorstelij
ke verblijven van de Hohenstaufen, zijn te
genstanders.
Hij had zijn hof ook kunnen vestigen in
Leiden of in Delft, van waaruit hij zijn jacht
terrein ook gemakkelijk kon bereiken en
toch kwamen deze steden niet in aanmerking.
Naar de oorzaak hiervan kan slechts wor
den gegist. Misschien wilde Willem II geen
naijver tusschen de steden opwekken, mis
schien ook vertrouwde hij zijn onderdanen
aan de zeekust niet al te best!
Het is zeer goed mogelijk, dat hij bij de keu
ze van zijn nieuw verblijf dit alles voor oogen
heeft gehad en dat hij zich niet heeft willen
vestigen binnen omwalde of ommuurde ste
den, waar de burgers zich waarschijnlijk niet
zouden hebben ontzien, hun vorst nu en dan
de les te lezen.
Mogen we onze oude kroniekschrijvers ge-
looven, dan was het in den winter van 1249
op 1250, toen Koning Willem in Januari op
zijn slot te 's-Gravenzange verbleef, dat hij
het ontwerp voor zijn kasteel „die Haghe" liet
maken.
Hij heeft zijn stichting echter niet voltooid
gezien. In de eerste plaats vorderde de bouw
slechts langzaam bij gebrek aan de aller
noodzakelijkste bouwstof, het geld. Hij was
gul en goedgeefsch van aard, vooral als het
betrof het bouwen of herbouwen van kerken
en kloosters en zoo kwam de bouw van „die
Haghe" geregeld in het gedrang.
Bovendien stierf de vorst op jeugdigen leef
tijd: bij den strijd tegen de Friezen nabij
Hoogwoud in 1256 zakte zijn paard door het
ijs en hij werd door zijn vijanden doodgesla
gen.
Zijn zoon, de latere Floris V, was toen pas
anderhalf jaar oud en de bouw van het kas
teel werd gestaakt, totdat hij als Graaf van
Holland en Zeeland aan de regeering kwam.
De omstandigheden waren toen echter ge
wijzigd: een paleis voor den Duitschen keizer
was niet meer noodig en Floris veranderde de
bouwplannen ingevolge de veranderde behoef
ten.
Het was Gerard van Leijden, 's Graven Flo
ris Clerc, die volgens Philippus a Leijdis den
kasteelbouw heeft geleid. Het grootste deel
der werkzaamheden werd vermoedelijk uitge
voerd tusschen 1274 en 1284 en van Augustus
van het laatstgenoemde jaar af zijn bijna alle
oorkonden van Floris V geteekend ,.in die
Haghe" of „in Hagam", zoodat hij dien zomer
waarschijnlijk het kasteel heeft betrokken en
dus 1284 als het eigenlijke geboortejaar van
's-Gravenhage kan worden beschouwd.
De stichting van het Grafelijk kasteel was
tegelijk de stichting van 's-Gravenhage, want
rondom de vorstelijke woning verrees lang
zamerhand 'een dorp, dat later zou uitgroeien
tot stad, maar dat meer dan vier eeuwen den
naam van dorp bleef behouden, al was het
dan ook volgens Huygens „het dorp der dor
pen".
De afleiding van den naam is niet met vol
komen zekerheid te verklaren. Ze kan betrek
king hebben op een haag of heg, omheining
of omtuining, die een gedeelte van het grafe
lijk bezit omringde, ze kan ook doelen op den
wildbaan of warande in zijn geheel. (Het
Duitsche „Gehege" heeft nog altijd de betee-
kenis van wildbaan).
De Graven uit het Henegouwsehe en bour-
gondische Huis zetten den naam over in „La
Haye", waarin hetzelfde begrip wordt weer
gegeven, evenals dit het geval is met het
Engelsche „The Hague".
Het Binnenhof, waar het hart van
Holland klopt.
Het Binnenhof is de geboorteplek van de
Residentie en, zooals Johan Gram het zegt,
het tabernakel van Nederland's historie.
Zooals het oorspronkelijk in 1284 was, is het
niet meer. Toen was nog nauwelijks 1/10 deel
bebouwd, al het overige was vrij en het ter
rein, dat nu wordt ingenomen door Korten
Vijverberg, Lange Houtstraat en Plein, was
een lust-warande, waar de pluimgraaf voor
het gevogelte en een zwanengraaf voor de
zwanen zorgde.
Midden op dat Binnenhof verhief zich, hoog
boven de ommuring en boven de poorten uit
.,de Schone, Hoghe, Grote Zaele" met haar
ronde traptorens, van welker spitsen de Hol
landsche banier wapperde.
„Zij was getuige van de pracht en weelde
der Riddertijden, van de rijpende beschaving,
van de zangen der minstreels en der tor
nooien der Heeren; zij zag de wording onzer
Republiek, haar bloei, haar kracht, haar bloe
dige offers, haar verval". (Arn. Isïng).
Bijna zeven eeuwen zijn verstreken, sedert
Willem H den grondslag heeft gelegd voor het
grafelijk 's-Gravenhage.
De wisselingen der historie hebben ook het
oude Binnenhof niet onberoerd gelaten, maar
hoe het ook ging in ons land, in voor- en in
tegenspoed, met Oranje of zonder Oranje,
het hart van Holland bleef altijd kloppen op
en om het Binnenhof, waarmee Den Haag als
het ware staat of valt.
Toen de goedhartige, doch wispelturige Bo
dewijk Napoleon, den zetel van ons landsbe
stuur naar Amsterdam verplaatste, nam hij
tegelijk een stuk leven van Den Haag weg,
met als gevolg een duidelijk zichtbaar verval.
Het Hof en de Regeering drukken een bij
zonder stempel op de Residentie en zonder de
ze beide is het Haagsche maatschappelijk le
ven haast ondenkbaar.
Nogmaals gaan onze gedachten terug naar
het jaar 1284, toen Floris V zijn pas voltooid
kasteel betrok en het in werkelijkheid werd:
's-Graven-hage.
Veel is er in den loop der tijden veranderd
en veel kan er nóg veranderen, doch een groot
deel van ons volk zal in deze dagen instem
men met de laatste regels uit het gedicht van
P. Louwerse:
Slechts één wensch zij uitgesproken,.
nedrig, maar uit 's harten drang:
's-G raven h age moogt ge heeten!
's-Koningshage b 1 ij f dat lang!
W. A. P. SMIT
De Brieven
GUUS BETLEM Jr.
De juffrouw is effies naar de kapper,
meheer, en ik mos' u vragen of u op d'r
kamer wilde wachten, 't Zou niet lang duren,
annonceerde de hospita, toen Henri Dorèl zich
aan het huis van z'n verloofde Mia Heinin
gen, vervoegde.
Wat aarzelend, trad hij Mia's kamer bin
nen, waarin hij tevoren nog nimmer een
voet had gezet, en schuchter, met een vreem
de beklemming, keek hij om zich heen. Hoe
gezellig zag het er hier uit! Zoo echt Mia,
om haar kamer zoo knus in te richtendie
schemerlamp daar, haar bureautje. Hé
Henri deed een pas naar voren daar stond
z'n laatste portret, dat hij haar ter gelegen
heid van haar verjaardag had geschon
ken.
Goed kwam het hier uit met dat kleine
lampje ernaastkon ze hem altijd zien.
als ze aan haar bureautje zat te schrijven had
ze hem verteld.
Te schrijvenWat had ze feitelijk te
schrijven, Mia? Familie had ze niet, één broer,
maar daarmee correspondeerde ze niet, naar
Henri wist, en kennissen hield ze er ook niet
op nanou ja, een enkele oppervlakkige,
die je met een verjaardag of met Nieuwjaar
hoogstens een kaartje stuurde, maar daarmee
hield het dan ook op. Neewat dat betrof....
te schrijven viel er niet veel! Maar, niettemin
de foto stond daar goed.Hij liet zich
in een luie stoel vallen, stak, aarzelend toch.
een sigaret op. Ziezooals het maar niet
te lang duurde nu, want die bezoeken aan
kappers hij kende ze! Meestal waren daar
uren mee gemoeid. Dom van 'm, dat-ie niet
eens aan die hospita had gevraagd, hoe laat
ze naar dien vent was toegegaankon-ie
zoo'n beetje berekenen: Zou-ie nog
Hij stond wat weifelend op.
Och neehij wist niet eens waar dat
goeie mensch uithing, misschien wel in d'r
keukentje, of zoo. En hij schoot er toch geen
steek mee op, want wachten moest-ie immers
toch!
Had-ie maar wat te lezen? Wacht daar,
Oefening 29. Als er één oefening geschikt
is om fit te blijven dan is het wel deze! Zooals
de teekening aangeeft beginnen we zittend
met opgetrokken knieën, de armen er omheen,
hoofd bijna op de knieën en de rug zoo rond
mogelijk. Daarna snel de beenen strekken,
tegelijkertijd den rug volkomen recht maken,
terwijl de armen krachtig schuin omhoog ge
zwaaid worden. De armen gaan zóó ver naar
achteren dat ze niet verder kunnen en vanzelf
weer terug kaatsen. Doet dit vooral niet stijf
of „verkrampt". Deze oefening twintig keer
achter elkaar en zoo snel, dat u in zestien
seconden er mee klaar bent. Probeert u het
later nóg iets sneller. Heusch, het zal wel
lukken
Oefening 30 is een buitengewoon zware
oefening, die bedoeld is om de heupen lenig te
houden. Het is ook een voortreffelijk slank
makende beweging. We zitten met de beenen
recht naar voren. (Zie het tweede figuufitje
van de vorige oefening). Nu worden de voe
ten ongeveer tien centimeter van den grond
geheven terwijl we er, door met de armen te
balanceeren, voor zorgen, niet achterover te
vallen.
Met kleine, rukkende bewegingen van de
heupen probeeren we ons naar voren te wer
ken. De beenen mogen zooveel gebogen wor
den als u maar wilt, maarze mogen den
grond niet meer raken. Ook de armen zijn vol
komen vrij. Als u op deze wijze een meter naar
voren bent gekomen, is het al een respecta
bele prestatie.
Oefening 31. De bedoeling van deze oefe
ning is de spieren aan
de voorzijde van het
lichaam te verster
ken. Moeilijk is zij
echter niet, zoodat
ook de minst-geoefenden mee kunnen doen.
Gaat u eens languit op den rug liggen met
de armen gebogen onder het hoofd7~Nu een
been een klein stukje optillen en daarmee
snelle cirkeltjes beschrijven. Zorgt u er voor
dat de hiel den grond niet meer raakt, maar
dat u deze oefening toch zoo dicht mogelijk
langs den grond uitvoert. Eerst tien keer met
het linker been, daarna met het rechter.
Véél en véél zwaarder wordt de oefening als
u het met twee beenen tegelijk doet. Probeert
u het maar eens! Als het lukt zult u toch in
ieder geval merken, dat het aanmerkelijk
langzamer moet gaan. (Oefening 31a).
Oefening 32. Tenslotte een hup-oefening.
Al huppende de voe
ten steeds verder uit
elkaar tot ze niet
verder kunnen. Daar
na op dezelfde ma
nier terug. Als u bij
deze sprongen de ar
men goed mee laat
helpen, zult u merken
hoe enorm veel ge
makkelijker het gaat.
Houdt u dit nu eens
flink lang vol, en re
peteert u daarna nog
een stuk of vier oefe
ningen uit vorige se
ries, bijvoorbeeld de nummers 6, 19 13 en 23.
JULES KAM MEIJER,
Lich. Opv. M.O.
een krant! Hij greep net dagblad, maar legde
het met een verveeld gezicht weer weg.
Natuurlijk, een ouwe, had-ie al gelezen.
Mistroostig beende hij wat door de kamer,
ging eens voor het raam staan, om te zien
of ze er al aankwam. Misschien....
Aardig uitzicht wel, prees hij in gedachten.
Daar, aan den overkant had-ie al wat ge
staan, wachtend tot ze kwam, nadat hij het
bekende signaaltje had laten hooren.
Hij liep weer terug naar z'n stoel, waarin
hij zich opnieuw liet neervallen.
Hè, dat wachten toch zóó lang duurde
zat-ie hier nauwelijks nog maar tien minuten
en 't scheen een uur warempel.
Hij trommelde nerveus met z'n vingers op
de stoelleuning.
Zou ze nou nergens een tijdschrift of zoo
'hebben liggen? Op d'r bureautje misschien..?
Hij sprong weer overeind, stond het volgend
oogenblik weer bij de kleine sierlijke dames-
schrijftafel, waarover hij speurend z'n blikken
liet gaan.
Nietsmaarhé, wat was dat? Z'n
adem stokte hem in z'n keel, toen z'n oog
viel op een klem bundeltje brieven, keurig
door een lintje samengehouden.
Zou datzou MiaMaar dat was
toch niet mogelijk? Alhoewelvroeger mis
schien, heel vroeger....? Maar, neen, dan
zou ze het hem verteld hebbenzoo was
Mia! Wat gingen hem die brieven aan, die
wie-weet hoe oud al waren? Hij boog zich
wat naar voren, bekeek het stempel van de
bovenste enveloppe10 Januari! M'n Hemel
dat was de vorige week! Henri liet zich
neervallen op de stoel die voor het bureau
stond geschoven.
De vorige week? Wat had Mia.met wie
had Mia te correspondeeren. zonder dat hij
het wistzonder dat hem daarvan iets be
kend was? Wat dekselhij was toch met
haar verloofdhij had toch het recht te
weten
Aarzelend strekte hij z'n hand uit, trok
deze dan snel weer terug.
Neehet was oneerlijk wat hij ging
doen. Hij
Maar de gedachte liet hem niet meer los.
Nerveus sprong hij overeind, ging voor het
raam staan.
Kwam ze toch maar, dan kon hij haar
opheldering vragen, neeeischen, want dat
er iets met die brieven niet in orde was,
bleek duidelijk, anders had ze hem er immers
we! over gespreken.
Een hevige angst greep hem aan. En
enals er eens werkelijk iets niet in orde
was, dan had Mia hem beHij durfde
het woord niet uitspreken.
Maardan was het nu nog niet te
laat, misschien kon hij nog ingrijpen, al
vorens 'n breuk onvermijdelijk was. Moge
lijk was er een ander, die het haar lastig
maakte met z'n correspondentie, waarvan zij
niet gediend was en waarover ze hem, Henri
niet durfde spreken.ja. natuurlijk, dat zou
het zijnMaar dan was het ook zijn plicht
over haar te waken. Voor haar te handelen,
meisjes waren zoo zwak, zoo weinig onder
nemend in die dingen
Met twee groote passen stond hij weer
naast haar bureautje en andermaal strekte hij
de hand uiteven nog aarzelde hij, dan
had hij den eersten brief reeds uit de enve
loppe geruktopengevouwen, en vlogen zijn
nerveus-glinsterende oogen langs de dicht-be-
schreven regels
Het getuigt van een groote, alles-omvat-
tende liefdelas hij.
Een schemer kwam voor z'n oogen, terwijl
hij moe opeens het hoofd in de handen
liet steunen.
Dus toch. dus toch
Dan haastig jachtend, bang nu plots, dat
Mia zou thuiskomen, vouwde hij een tweede
brief open en weer vlogen z'n zoekende oogen
over de regels, met hetzelfde handschrift,
waarvan hij slechts enkele zinnen zag en be
greep, in z'n opwinding. En dieper nog werd
z'n blik, terwijl hij las.
maar in jouw liefde zijn nog te veel
zwakke punten die opgehelderd moeten worden
om tusschen ons tot een vergelijk te kunnen
komen. Wat ik erin mis, is de ernstige toe
wijding
Woedend smeet hij het epistel neer.
Hoe durfde zoo'n kerel.... zoo'n vent!
Wat verbeelde hij zich wel, diedie hij
zocht naar de onderteekening Jacob
Ja-cob! Natuurlijk de één of andere idioot,
die Mia het hoofd op hol had gebracht met
z'n laffe praatjes en van wie ze zich ver
beelddeja, natuurlijk verbeeldde, te zijn
gaan houden! Stel je voor. de dwaaseen
kereleen kerel van niks, natuurlijk! Een
prul van een vent, een
Het was hem een genot, z'n hart te luchten
in het bedenken van scheldwoorden, die hij
den onbekende in korte, venijnige zinnetjes
naar het hoofd smeet. Dan bleef hij moe voor
zich uit zitten staren, de handen onder het,
hoofd, de oogen dof-berustend.
Zoo vond Mia hem, toen ze, frisch en rozig
van het harde loopen, de kamer binnen
stoof.
Zoo boylang gewacht? O. jongen, 't
was ook zoo vreeselijk druk bij dien kapper
en het duurde zoo
Dan eensklaps brak ze af, keek met verwon
derde, nietbegrijpende oogen naar zijn vreem
de houding, daar voor haar schrijfbureautje..
Zegaarzelde haar stem, wat heb
je, Han? is er iets?
Met een ruk draaide hij zich om, z'n ge
zicht vertrokken van drift.
Of er iets is? Jadat is er! en hij
deed een wilde greep in de brieven, die hij
triomfantelijk omhoog hield daten
dat
Ze deinsde verschrikt achteruit.
Heb je?begon ze en haar stem klonk
vreemd-schor, maar hij, niets ziende, niets
lioorend, vervolgde opgewonden: Van
Jacob, hè? Van JacobDat had je niet ge
dacht, hè, dat ik die zou lezendie waren
voor mijn oogen niet bestemd! Maar en
hier lachte hij hoonend hij moet je niet,
jouw Jacobhjj wil je niet! In jouw liefde
zijn nog te veel zwakke punten;; de idioot
de dwaasen daarom ben ik goed genoeg.
ik! Maar
Z'n stem brak af in een snik.
Dan, met twee sprongen stond Mia naast
hem en met een innig-teeder gebaar legde ze
haar arm om z'n hals. Jongen! sprak ze
dan en haar stem klonk heesch, jongen
hoe heb jedat kunnen denken van me?
Ja, dien ik liefheb als niets op de wereld.
datdat had je niet mogen doen, die
Gehucht wordt tot bedevaart-oord.
Onze Weensche correspondent schrijft ons:
Een klein dorpje in Zuid-Slavië neen,
men kan eigenlijk beter gehucht zeggen,
want de plaats bestaat slechts uit een paar
huizen Vrpolje geheeten, dat niet ver van
Slawonisch-Brod ligt, is hard op weg een mid
delpunt van vreemdelingenverkeer en een
soort van bedevaartsoord te worden. Want te
Vrpolje werd een „wonder" ontdekt. De eerste
die dit wonder zag, was een twaalfjarige her
dersknaap, Hinko geheeten. die steeds met een
troep geiten ronddwaalt en die naar een put
was gekomen om ei* water uit te scheppen.
Toen hij zich over den rand van den put
boog, zag hij in den spiegel van het water een
Madonna-beeltenis. De jongen gaf een gil
en liep zoo hard zijn beenen hem dragen kon
den naar de huizen toe, waar hij opgewonden
aan een ieder vertelde, wat hij zooeven gezien
had.
Verscheidene boeren gingen naar den put
toe en bogen zich er over heen, enkele mannen
meenden wat te zien, andere weer niet. maar
toen een hunner, die toevallig de aanzien
lijkste en rijkste boer van den heelen omtrek
was. verklaarde, dat hij ook de Madonna
beeltenis duidelijk ontwaarde, geloofde men,
dat dit dan wel waar moest zijn. Van nu af
waagde niemand het meer aan het „wonder"
van den put te twijfelen. Niemand dorst er
ook meer water uit omhoog te halen en men
omgaf den put met een soort van hek, opdat
geen vreemde de plek zou kunnen ontwijden.
Bewoners van het land in den omtrek en
van naburige dorpen en gehuchten kwamen
toegestroomd, allen wilden het wonder met
eigen oogen aanschouwen en velen zagen ook
iets! Het was echter niet altijd dezelfde beel
tenis. Soms was het een kruis en soms was
het een soort van altaar en in sommige geval
len zag men niet veel meer dan een toch altijd
nog merkwaardigen en bovennatuurlijken
glans.
Er kwamen telkens méér menschen naar
Vrpolje. soms wel honderden op één dag.
Vooral des Zondags kwamen veel nieuwsgie
rigen.
Ze stonden in een lange queue en wachtten
geduldig tot zij aan de beurt zouden komen
een blik in den wonderput te mogen wei-pen.
Een groote opwinding maakte zich van allen
meester en het duurde niet lang, of er ge
schiedden ook merkwaardige dingen. Een
lamme wierp plotseling zijn krukken weg en
maakte een sprong in de lucht, een meisje,
dat koorts had. werd opeens gezond, een man,
die sedert jaren doofstom was, begon te stot
teren en wat te zeggen en beweerde, dat hij nu
weer hooren kon en al die dingen maakte de
bevolking nog meer overstuur en versterkte
de lieden in het geloof, dat de put een wonder
put was. Vrpolje werd steeds beroemder, er
werden barakken gebouwd om vreemde be
zoekers in onder te brengen, levensmiddelen-
kooplui breidden hun zaken uit en ook de
andere winkeliers kregen meer te doen, een
autobusonderneming opende een nieuw lijn
van en naar Vrpolje en het gehucht ver
heugt zich thans in een nooit gekenden bloei.
De autoriteiten begonnen zich ook voor de
zaak te interesseeren, vanwege de belastingen
natuurlijk, maar ook in verband met de ge
zondheidstoestanden. Want het kon wel eens
gevaarlijk worden, wanneer er voortdurend
té veel zieken van alle kanten naar het ge
hucht stroomden. Gedurende de laatste maan
den zijn ongeveer drieduizend personen van
buitenaf in Vrpolje geweest. Vroeger zag men
er nooit een vreemdeling. En thans is men
bezig oen hotel te Ipouwen. dat de vreemde
bezoekers zal moeten huisvesten.
De herdersknaap is wat trotsch op zijn ont
dekking. Hij wordt den vreemdelingen, be
halve de put, als óók een bezienswaardigheid
getoond. Het zal misschien wel niet lang meer
duren, of zijn portret wordt in den vorm van
prentbriefkaarten verkocht!
brieven lezen, jij domme, domme jongen
Ze streek hem door z'n haar.
M-maarstamelde hij ontdaan ik
begrijp nietNee, sprak ze dan wat bit
ter, jij niet, maar ik wel! Ik begrijp hoe jij
hier hebt gezeten, alleenheelemaal alleen
wachtend op mijhoe je die brieven hebt
gevonden en de argwaan je heeft gegrepen,
plotseling, felhoe je ze hebt openge
maaktgelezen en in je verblinde jaloezie
zinnen, brokstukken hebt over geslagen, zoe
kend naar bewijzen?
Ze lachte smalend.
Wel, vervolgde ze dan even later, gekal
meerd ik heb het je nooit verteld, dat ik
schreef! Dat ik de avonden, die ik niet
bij jou was, vulde met het maken van schet
sen, novellen. Het leek me zoo onbelangrijk
in het begin,Ik wist niet of ik ooit zou
slagen en daarom verzweeg ik je dit. Ik wilde
eerst zekerheid, hoe anderen mijn werk be
oordeelden. ik was, dom genoeg bang
misschien, dat jij me zoudt uitlachen. En daar
om stuurde ik m'n eerste schetsen naar den
uitgever Jacobs, niet Jacob, hoor je goed? met
verzoek ze te willen plaatsen in één van z'n
tijdschriften. Drie waren het erdrie in
't geheel! Ik ken de titels nog precies uit m'n
hoofdde eerste heete Roode rozen
de tweede Liefdestranen, daarna schreef ik
Jouw Liefde. En hier, ze had intusschen den
laatsten brief van haar uitgever opengevouwen
schrijft mijnheer Jacobs letterlijk: In
jouw Liefde zijn nog te veel zwakke pun
ten.
Maar Henri had met een gedecideerd ge
baar z'n hand op den brief gelegd, haar zoo
belettend verder te lezen. Ik weet het!,
sprak hij dan zacht, ik was een dwaas....
een domme onzinnige, achterdochtige dwaas...
kun je mevergeven Mia?
Natuurlijk, jongen! sprak Mia ernstig,
dat heb ik immers al gedaan! Alles be
grijpen, is alles vergeven
Op dat moment werd er met een schuife
lend geritsel iets onder de deur doorgescho
ven.
De post! sprak Mia, opspringend en
even later was ze bij hem terug, terwijl ze
triomfantelijk een tijdschrift in de hoogte
hield.
Van Jacob! plaagde ze en dan, het blad
openvouwend, toonde ze hem haar eerste ge
plaatste novelle: Jouw Liefde.