lijft Fit! Jasper-National-Park Het paleis Noordeinde. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD „De gemakkelijkste weg ZATERDAG 19 DECEMBER 1936 HAAREEM'S D AG B E A D MOUNT ROBSON en BERG LAKE (Jasper-National-Park Alberta, Canada.) Toen de Canadian Pacific zich met razende enelheid tot een wereldlichaam ontwikkelde, stonden natuurlijk concurrenten op, die echter te iaat kwamen om nog van den besten tijd te profiteeren. Drie spoorlijnen liepen even wijdig aan elkaar van Oost naar West. Twee stonden aan den rand van faillissement, toen de staat ze met een paar kleinere overnam en als Canadian National Railways ging exploi- teeren. Ook deze Can. National wil toeristen trekken en zij exploiteert o.a. als grootste at tractie Jasper Park, waarheen mede door het Gouvernement nu de nieuwe weg gebouwd wordt, van Banff uit, waarover ik reeds eerder schreef. Ondertusschen werkt de Canadian National nog met groot verlies, bijna half zoo groot als dat van onze spoorwegen, maar heeft zijn spulletjes toch keurig in orde. Goede trei nenloop, goede wagens, observationcars en reuze-locomotieven. Ook hier natuurlijk weer buitengewone vergezichten op de reis terug, dwars door Selkirks en Rocky Mountains, want Kamloops ligt al aardig dichtbij de Pa cific, die wij echter den rug toekeeren. De spoorweg loopt vlak langs een der hoogste toppen van het Rotsgebergte, Mount Robsen, en waar we er het dichtste bij zijn, stopt de trein een minuut of vijf om ons even rustig te laten kijken. Dat moesten ze in den bollen velden en Betuwetijd in Holland ook doen. Het is zoo gemoedelijk. Jasper-Park ligt evenals Banff dich bij de Prairie, op een honderd ki lometer afstand van het kolonisatiecentrum Edmonton, waar in de buurt ook heel wat Hollanders zitten. De hoofdstad is Jasper, gebouwd door en voor de spoorlijn en voor het natuurmonument. Een leuk stadje in het dal der Athabaska ri vier. Goedkoop ook. Als ge uw kelder uitgraaft hebt ge steenen genoeg om een huis van te bouwen. Groote ronde rivierkeien natuurlijk, maar het staat leuk. De bovenste helft der meeste huizen bestaat uit horizontaal liggen de boomstammen, blokhuttype dus. Niet meer dan twee verdiepingen, dat mag niet. Alles wordt zoo landelijk mogelijk gehouden. Voor de toeristen heeft de C. N. R. Jasper Lodge laten bouwen, een heele reeks kleine en groo- tere huisjes met in hoofdzaak slaapkamers. Eten en dansen enz. gebeurt gezamenlijk in het hoofdgebouw, waar om den anderen avond bioscoop is ook. Het heele geval ligt aan een alleraardigst meer, mooi zwembassin, cano's op het meer en op 't grasveld en tusschen de bungalows zwarte en bruine beren, die haast zonder eenige vrees rondtippelen. Een moe- derbrumebeer met drie jongen was wel het toppunt. In het meer leven bevers, die druk bezig zijn alle populieren in het Natuurmonu ment te vellen. Leuk gezicht, hoe ze telkens een takje komen halen en het dan, half op een ondergedompelden boomstam hangend, gaan opeten. Maar de grootste aantrekkelijkheid van Jas per Park vormt weer de bergachtige omge ving. Op 10 mijl afstand rijst Mount Edith Ca- vell tot pl.m. 4000 Meter omhoog, met een steilen rotswand en gletschers, zoo geweldig, dat ze een bezoek overwaard zijn. Een goede rijweg brengt u tot aan den voet van den gletscher en dan kunt ge vrijwel gevaarloos een urntje over het ijs~ rondklauteren, de gletscher taf els bewonderen en vooral ook de gletscherbeken, die zich soms tot twee meter diepe groeven in het blauwe gletscherijs heb ben uitgeslepen. Dat is één tocht; er zijn er vele, maar binnenkort zal er maar één zijn. die a 1 het andere overtreft. Dat is de tocht naar den Athabaskagletscher, die dicht aan den nieuwen autoweg Jasper-Banff komt. Nu is er nog een speciale permissie noodig om zoover te gaan. Een uitstekende autoweg brengt ons onderlangs Mount Cavell en nóg zoo'n stel reuzen, eerst naar den grooten waterval der Athabaska-rivier, naar een uitzichtpunt over het breede dal. naar de Sunwaptavallen, langs een prachtige kloof. Dan na een dikke 100 ki lometer ligt een boomstam over een brug met een keurig bordje er aan „Weg verder niet be rijdbaar". Boomstam op zij gelegd en door gereden eerst over een kilometer, waar het heel goed kon, toen over 5 kilometer, waar het niet kon, maar we deden het toch. Ik heb zel den een wagen zoo zien dansen als de oude Chevrolet, waar ze ons voor deze speciale ge legenheid ingezet hadden. Zoo worstelden we nog een 20 kilometer verder tot een punt waar het niet alleen niet kon, maar ook werkelijk niet ging. Vandaar dan maar te voet verder tot kamp 22, waar het werkvolk druk bezig was met het vermalen van roastbeef, tomaten en appeltaart. Gauw een handje meegeholpen en even naar den makkelijksten weg gevraagd. „O, als u even terug loopt, gaat de rivier door een nauwe kloof en daar zijn drie boom stammen zóó in vast geraakt, dat je er mak kelijk over kunt loopen!" Mooie boodschap. Maar eens gaan kijken. De breede gletscher- rivier met zijn ijskoud troebel water vernauwt zich uit een bed van zeker 30 Meter tot een kloof van nog geen tien. Daar liggen een paar zware dennenstammen dwars over den brui senden watervloed, vastgeklemd tusschen de rotsen. De onderste eigenlijk te smal om goed op te staan, de tweede ligt net zoo dat je je knieën er tegen stoot en de derde is net te dik om er een stevig houvast aan te hebben. Dus gaat het vrij goed. Nog een klauterpartijtje langs de rots en dan zijn we veilig aan den overkant en wandelen stroomop op den glet scher af. Rechts van ons verheft zich een zeer steile berg, die met groote puinhellingen in het dal afdaalt en warempel een half uur later staan we voor een flinke bergbeek, on derdeel van den hoofdstroom, die zóó langs de puinhelling laagt, dat verder gaan onmoge lijk lijkt, tenminste door het dal. De puinhel ling is ook volkomen onbegaanbaar, dus doorloopen. Doorwaden eigenlijk. Mijn kame raad is bang voor natte kousen, ze bestijgt den super-intendant, die onze gids(?) was. Het water is nauwelijks kniediep net even boven mijn vetlaarzen uit en de stroom zoo sterk, dat onze leider na de 4de beurt volkomen uitge put in de knieën zinkt. Well, zegt hij, ik heb 20 dollar verdiend, 5 per keer, nu is het uw beurt. Nu, ik ben gewend aan een zwaren rug zak, dus zoo'n 150 pond er bij kan ook nog wel. Na nog drie keer zoo'n stroompje van een meter of tien word ik weer afgelost. Zeker twaalf keer zijn wij zoo de gletscherrivier doorgetrokken. Geen last van zweetvoeten en eindelijk stonden we aan den voet van den grooten Dome gletscher met den Mount Atha baska en zijn gletscher op den achtergrond. Beide gletschers vereenigen zich hooger op en vormen met nog een heel stel andere het Co lumbia ijsveld en dat moet overweldigend mooi zijn. Wat wij hier beneden zagen was al best te vergelijken met den grooten Aletsch glet scher en dat is wel zeker, dat wanneer hier over een paar jaar de groote weg naar Banff klaar is, de toerist hier met een minimum van inspanning een der interessantste landschap pen van onze aarde zal kunnen bestudecren. Maar zooveel plezier als wij zullen ze onder weg niet meer hebben en de voldoening van tóch te hebben bereikt, wat je in den zin had, niettegenstaande allerlei moeilijkheden, kijk, dat zijn dingen waar de luxetoerist niet aan toe komt en daarom beklaag ik die stakkers. Zijn het ouderen van dagen, best, die hebben het verdiend lui te genieten, maar jonge ke rels moeten hier de spijkerschoenen aan, of bovenop een peerd en als ze het alleen niet aandurven dan met een gids die prachtige bergwereld in. Ik kom hier terug! Maar eerst moesten we terug. Maar vijf keer van den weg afgezakt of gereden en met alle mannenmacht de kar weer in gang gekregen. Hier een brug getje gebouwd, daar met behulp van boom stammetjes als hefboomen een paar groote steenen uit den weg geduwd (een bijl vindt je hier in elke auto) en zoo kwamen we juist, voor donker weer op het berijdbare deel van den weg. Een prachtige zonsondergang en ook dit deel van het programma was weer afge werkt. Bleef nog de tocht naar Maligne Lake, waar gletschers afdalen tot de oppervlakte van het door dennebosschen omgeven meer. Een tocht van drie dagen en we hadden drie uur beschikbaar. Dat kon dus net. Want ik had op één onzer zwerftochten een water vliegtuig in een der mooie meertjes zien lig gen en wij waren het met den exploitant al gauw eens. Niet zooals gewone menschen doen naar het theehuis aan het benedeneind van het meer, daar wat wandelen of een mo torboottochtje en 's middags terug. Neen, met een naar het bovenste eind van het meer, da len tusschen twee gletschers, fotografeeren en filmen en rrrt weer terug. Dan 's middags de boot in elkaar en de Athabaskarivier af naai de Hollandsche kolonisten. Ja, 't was mooi be dacht, maar het zou anders loopen. Een ge weldige donderbui en naregenen uit een strakke lucht, maakte dat toen de lastauto voorkwam, wij de kletsnatte tenten moesten opvouwen en inpakken. Wij hebben twee uur zitten wachten op kantoor van de parkdirec tie. Toen klaarde het op, maar ondertusschen was bericht binnengekomen, dat de rivier even beneden de stad volkomen dicht zat door hoo rnen en ander drijfhout. Dus een uurtje met de auto het Noorden in naar Fiddle Creek. Die had ongeveer 2 centimeter water en dat is zelfs voor onze boot te weinig. Langs de beek naar de rivierper auto hoor, door dik en duin, door kreupelhout, over zandvlakten en als het heelemaal niet anders ging door een beekbedding; toen een stuk ouden spoordijk langs, maar een bruggetje ontbrak, doch er waren boomstammen genoeg bij de hand, dus dat kwam ook in orde. Zoo scharrelden we in drie uur tijd drie uur van den weg af, maar bereikten toen de rivier op een prachtig plek je, een grindbak, een breede kom prachtig helder langzaam stroomend water van de Fiddle Creek en daarachter de snelstroomende groote rivier, troebel van gletscherpuin met vaart schurende langs de rotsen aan den overkant, 't Was te laat om nog te vertrekken. Tenten opgeslagen en waarachies daar begint het weer te gieten. Geen kans om de boot in elkaar te zetten. Dus maar een potje gekookt en onder het dons. Volgenden morgen, wind, kou en regen. En nu zitten we al drie volle dagen op die grindbak naar de rivier te kij ken op 6 mijl afstand van de naaste mensche- lijke woning zonder ander vervoermiddel dan onze boot. Die is nu piekfijn in orde. Morgen gaan we weg, regen of geen regen. Vandaag gelukkig een uurtje zon gehad. Het wordt een lange tocht, een kleine 400 kilometer langs de rivier geheel op eigen kracht. Wij komen twee dorpen langs, maar die zijn van de rivier af niet te zien, als er niet toevallig menschen aan het water staan. Kaarten en kompas zijn in orde. Als nu de zon nog maar komt. Dan zijn wij over een week bij de Hollandsche boeren boven Edmonton. En dan hoort ge weer meer. Dr. W. G. N. VAN DER. SLEEN De eerste Vorstelijke bewoners Natuurlijk kent iedereen het Koninklijk paleis in het Noordeinde, zij het dan niet uitt eigen aanschouwing, dan toch van foto of teekening. Niemand zal zeggen, dat dit stijve, witte huis een vorstelijk aanzien heeft. Het staat daar ingebouwd tusschen woon- en winkel huizen en toch gaat er niettegenstaande zijn soberheid een zekere bekoring van uit. Oorspronkelijk werd het niet als paleis doch als deftige particuliere woning gebouwd, in het begin van de 16e eeuw, toen het Noord einde het Noordelijk einde van 's Graven- hage nog in vrij landelijken toestand ver keerde en bestrating bijv. nog een ongekende weelde was. Het terrein, waarop thans het paleis is gelegen, was nog onbebouwd en eigendom van het St. Nicolaas-gasthuis, dat eveneens een groot deel van de weiden, boomgaarden en henneptuinen aan de westzijde bezat. Nu en dan werden perceelen land aan particulieren in huur gegeven of verkocht en zoo kwam een aanzienlijk Hagenaar, Wil lem Goudt. rentmeester-generaal van Holland door aankoop in het bezit van den grond, waarop hij in 1533 een aanzienlijke woning liet bouwen, die de grondslag werd voor het tegenwoordige paleis. Het ligt buiten het bestek van dit artikel, de geheele geschiedenis van het gebouw na te gaan. Ons interesseert in hoofdzaak, hoe het de woning werd van de leden van het Oranjehuis. Van particuliere woning tot paleis. Prins Willem I was in 1584 te Delft door moordenaarshand gevallen en zijn gemalin Louise de Coligny bleef met haar zoon en vier stiefdochters in tamelijk zorgvolle om standigheden achter. Prins Maurits was in alle rechten van zijn vader getreden en ook diens rijke inkomsten waren op hem overge gaan. Het sombere St. Agatha-klooster, waar de Prins gewoond had, herinnerde haar dage lijks aan het drama van dien noodlottigen lOden Juli. De bevolking van Delft was haar niet goed, ja zelfs vijandig gezind wegens haar Fransche afkomst en haar verdraag zaamheid in godsdienstzaken. Zelfs kwam het nu en dan tot vijandelijke betoogin gen. Ook moest deze hoogst beschaafde vrouw met haar fijngevoelige natuur zich voort durend ergeren aan de dikwijls ruwe Holland sche zeden en gewoonten en daarom valt het te begrijpen, dat zij plannen maakte om zoo spoedig mogelijk met haar kinderen naar Vlissingen te verhuizen, waar zij dichter bij Fransche vrienden zou zijn. Toen zij het verzoek daartoe indiende, ver zochten de Staten haar dringend in Holland te blijven, doch toen zij bij haar plannen bleef, werd haar de toestemming om naar Zeeland te gaan verleend op voorwaarde, dat zij haar kinderen in Holland zou achterla ten. Daar Louise de Coligny dit niet wilde, was zij noodgedwongen verplicht het vertrek op te geven en voorloopig ging ze nu te Leiden wonen. In het voorjaar van 1585 verzocht ze opnieuw met haar kinderen naar Vlissingen te mogen gaan. De Staten hadden thans geen bezwaren of voorwaarden en einde Mei of begin Juni nam zij haar intrek in de woning, welke Prins Willem I als markgraaf van Veere en Vlissingen daar in eigendom bezat. Haar illusie was en bleef nog eens naar Frankrijk te mogen gaan en haar zoon Fre- derik Hendrik een Fransche opvoeding te kunnen geven. Alle middelen nam zij hiertoe te baat. o.a. het bezooek van Hendrik van Turenne, haar neef, die hier in de Nederlan den hulp kwam zoeken voor de Fransche Protestanten. Zij vroeg Turenne haar wensch aan de Staten en aan Prins Maurits over te brengen. Het verzoek werd wel niet botweg geweigerd, doch men zocht een uitvlucht en verklaarde zich bereid toestemming te verleenen, wan neer de rust in Frankrijk zou zijn hersteld. Louise de Coligny begreep wel, dat dit uit stel afstel zou kunnen worden. De binnen- landsche toestand in Frankrijk gaf haar op dat punt niet veel hoop. Lr tusschen begon Maurits er steeds meer op aan te dringen, dat zijn stiefmoeder zich in Den Haag zou komen vestigen en daarbij deed hij vage be loften voor de toekomst van Frederik Hen drik. Tenslotte dorst zij niet langer te weigeren en begin Augustus 1591 kwam zij met haar gezin naar Den Haag. Als verblijf hadden de Staten voor haar gehuurd de „Huysinge van Brandtwijck", zooals het paleis in het Noordeinde in' die dagen naar een van zijn vroegere eigenaars werd genoemd. Daar het verblijf in Den Haag Louise de Coligny wel scheen te bevallen, huurden de Staten het huis in 1592 voor drie jaar in en in 1595 werden ze eigenaar. Geregeld werden nu verbeteringen aange bracht. Zoo werd in 1603 een nieuwe paarden stal gebouwd en de oude stal tot turfschuur ingericht, daar de turf tot dan toe op den zolder moest worden bewaard „tot groote des-commoddteit ende apparent dangier van deselve huysinge". De Huysinge van Brandtwijck eigendom van de Oranjes. De Prinses leidde in Den Haag een kalm leven. Het grootsite deel van den dag bracht zij door in haar kabinet, dat zij gezellig had ingericht met souvenirs aan haar stiefdoch ters, die gehuwd waren en aan haar klein kinderen. Ook haar zoon, Prins Frederik Hendrik, was in die jaren opgegroeid tot man en leger aanvoerder. Toen hij in 1604 benoemd was als gouverneur van de Vlaamsche steden, die op de Spanjaarden waren veroverd, ging zij met hem mee naar Sluis, doch het ongezon de klimaat dwong haar na een paar maan den reeds naar Holland terug te keeren. Juist in verband met de geschiedenis van het paleis in het Noordeinde kunnen we in het. bijzonder wijzen op de groote rol. die Louise de Coligny gespeeld heeft bij het slui ten van het Twaalfjarig Bestand in 1609. dat voorloopig een einde maakte aan den strijd tusschen de Nederlanden en Spanje. In het belang van den vrede wist zij met vrouwelij ken tact een groote invloed uit te oefenen op haar stiefzoon, Prins Maurits en eindelijk diens tegenstand te overwinnen. Bijna da gelijks kwam hij in het voorjaar van 1609 bij haar soupeeren en de staatslieden, die bij de onderhandelingen over den vrede betrokken waren, traden voortdurend met haar in overleg. Eindelijk kon den 9den April 1609, wel is waar geen definitieve vrede, maar toch een voor Holland eervolle wapenstilstand van twaalf jaar worden gesloten. De Staten toonden zich niet ondankbaar. Het tractement van de Prinses van Oranje werd verhoogd van 15000 tot 20.000 pond per jaar en bovendien kreeg Frederik Hendrik de vorstelijke woning in het Noordeinde in eigendom. Louise de Coligny trok het zich sterk aan, dat de vrede met Spanje vertroebeld werd door binnenlandsche godsdiensttwisten en meer aan eens trachtte zij bemiddelend op te treden. Algemeen wordt aangenomen dat zij ook nog getracht heeft Oldenbarneveldt's leven te redden. Reeds spoedig kocht Frederik Hendrik een groot stuk grond achter en naast het paleis, waardoor hij gelegenheid kreeg een ruimen tuin te doen aanleggen. Daar zijn moeder er gaarne wandelde sprak men al gauw van den „Princessetuin". Na den dood van Louise de Coligny in 1620 en ook na zijn huwelijk met Amalia van Solms in 1625 ging de Prins het stadhouder lijk kwartier op het Buitenhof bewonen, waardoor het paleis kwam leeg te staan, en slechts nu en dan werd gebruikt tot het ge ven van feesten, waarvoor het stadhouder lijk kwartier niet geschikt was. Iratusschen liet de Prins het paleis In- en uitwendig onder de bekwame leiding van Pieter Post en Jacob van Campen veel ver fraaien en verbeteren. Zoo kwamen de eerste Oranjes in het pa leis in het Noordeinde. dat van alle paleizen in Den Haag steeds het nauwste met het hef en leed van Nederland was verbonden. W. S. We hopen, dat zij, die van het lezen alleeen van deze rubriek al moe worden, zich voor genomen hebben, eens dagelijks wat oefe ningen uit te voeren. Als u er eerst maar eens mee begonnen bent! Spoedig wordt het dan een vaste gewoonte, en dat moet u juist zien te bereiken. Ter wille van de „bekeerden" be ginnen we deze week met een eenvoudige armoefening. Oefening 33. We staan goed recht op, de beenen iets uit el kaar, en laten een arm snel in de rond- fr*\ te slingeren, langs N 't lichaam. Het moet i snel en soepel, vooral niet stijf gaan. De arm moet door de t lucht suizen, zooals een rondgeslingerde steen aan een touw. Deze oefening niet te lang, want door de middelpuntvliedende kracht stroomt veel bloed naar de hand. Voor we deze zelfde oefening met den anderen arm herhalen, laten we even het bloed uit den eerst-gebruikten arm terugvloeien, door die hand even boven het hoofd te houden. HET OUDE HOF. (Paleis in het Noordeinde, Den Haag.) Begin 18e eeuw. Oefening 34. De laatste buikspier oefening, die we in één der voorgaande series gaven, was wel wat èrg gemakkelijk. Daarom nu een zwaardere! We gaan languit op den rug liggen en steu nen desnoods met de handen onder een kast. (Het kan ook zonder steun!) Nu beide beenen tegelijk een centimeter of tien optillen. De beenen blijven bij elkaar en volkomen gestrekt. Dan langzaam een heel grooten cirkel in de lucht beschrijven. Minstens vijf van deze cir kels achter elkaar! Nog één ernstige waarschuwing; u moét rus tig en diep blijven ademhalen! U zoudt er den Schlager van den dag bij kunnen zingen; dan houdt u zéker uw adem niet in! Oefening 35 is weer veel eenvoudiger. Het doel is de heupen lenig en beweeglijker te ma ken. We gaan staan met de beenen ver uit el kaar en maken met de heupen een zoo groot mogelijken cirkel. U kunt er zich geheel vrij bij bewegen, dus als de heupen naar voren zijn, gaat de romp vanzelf achterover en als de heupen achter zijn, wordt het lichaam diep voorover gebogen. De knieën hoeven ook niet recht te blijven. Eerst tien keer links om; daarna tien keer naar den anderen kant. Oefening 36. Deze oefening is een krachtige springocfe- ning.. als de beschikbare f/S ruimte der- f gelijke caprio- len tenminste m toelaat! Met beide beenen - bij elkaar een flinken sprong maken en minstens anderhalve meter verder veerkrachtig (dus nagenoeg onhoorbaar!) op het voorste gedeelte der voeten neerkomen. Zoo eenige sprongen snel achter elkaar: tel kens met twee voeten tegelijk afzetten en op twee voeten neerkomen. Een goed gebruik van de armen helpt u hierbij geweldig. Bij het af zetten zijn de armen achter, tijdens den sprong zwaaien ze ongedwongen naar voren. Probeert u maar eens hoeveel minder vér u zult komen, als de armen juist verkeerd (dus teeen den sprong in) zwaaien. Doet u behalve deze oefeningen ook noe een stuk of vier uit vorige series. Oefent iederen dag minstens tien minutenl Het zal u fit houden! JULES KAMMEIJER. Lich. Opv. M. O,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1936 | | pagina 13