Schoolschaaktournooi te Amsterdam.
De Landverrader
De verlichte en versierde ingang van H. K. H. Prinses Juliana en Z. D. H. Prins Bernhard luisterend naar de zanghulde op het Regentesseplein te den Haag tijdens de Jhr. dr. G. Beelaerts van Blokland (rechts), bruids-
de Marinierskazerne te Rotterdam huldiging Dinsdagmiddag in de Residentie door de bij het Haagsshe Comité aangesloten verenigingen v3^mmTm'ddmt%n
A. von Cramm (links)
De aankomst op het Regentesseplein te den Haag van het galarijtuig met H. K. H. Prinses Juliana en Z. D. H. Prins
Bernhard voor de huldiging welke Dinsdagmiddag in de Residentie aan het vorstelijk paar en H. M. de Koningin gebracht
werd
In de Militiezaal te Amsterdam is Dinsdag het schoolschaaktournooi begonnen, dat door het Plaatselijk Comité
voor Schaken onder de Jeugd georganiseerd wordt voor leerlingen van Lagere, M.U.L.O. en Middelbare
Scholen
De standbeelden op Parliament Square te Londen worden Op weg naar het jeugdtennistournooi, dat deze week te
.ingepakt* om ze te vrijwaren tegen beschadiging bij de te n i l /c j l j
verwachten drukte tijdens de kroning van Koning George VI Dulw,ch werd
van Engeland
Z. D. H. Prins Bernhard (links vooraan)
maakte Dinsdag een ochtendritte paard
in gezelschap van luit. Römer (naast
hem). Daarachter links Prins Aschwin
en rechts graaf C. Ahlefeldt. Het gezel
schap op de Wittebrug te Scheveningen
FEUILLETON
Naar bet Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden);
37)
Hoelang had ze aldus gezeten? Met de
handen in haar schoot, licht gebogen haar
rug. met de oogen dof starend, in haar fees
telijke avondjapon? Ze wist het niet. Ze had
alle begrip van tijd en plaats verloren.
Wat moet ik doen, wat moet ik doen?
was de eenige vraag, die ze zich aanhoudend
stelde zonder een antwoord te kunnen ge-
ven-
Waar was haar vijand, waar was Blash
mere nu?
Plotseling begon de ongelukkige jonge
vrouw te lachen; een harde, vreemde lach,
die niets natuimlijks meer had, wrong zich
uit haar keel. Het was akelig om aan te hoo-
ren.
Gladys lachtemaar haar oogen ston
den even dof als zooeven, haar blik was hul
peloos en duister.
Ze streek met haar handen langs haar
kleed en het angstaanjagende lachen nam in
hevigheid toe, toen ze zich zelf langzaam en
nauwkeurig van boven tot onder bezag.
Ze droeg een feestkleed, ze was toch de
gevierde gravin Boroughbridge, ze had toch
zulk een schitterende avondpartij gegeven,
diep in haar hart geloofde ze zich bemind
door een Montleven, ze was immers geen ty
piste meer, Blashmere kon haar toch niet
meer lastig vallen en grootvader was toch
dood, dóód, dóód, gestorven in Madrid en
er was toch een notaris in Londen, ach, hoe
was zijn naam ook weer? een notaris, een
vriendelijk behulpzaam man, die ook gezegd
had, dat zij nu de eenige wettige erfgename
was, de laatste aftammelinge uit éen be
roemd geslacht?
En was dit niet haar slot, had hier majoor
Peacock haar niet begroet en geïnstalleerd
als eenige meesteres? wie kon haar nog wat
maken, was ze niet vrij, had ze het portret
van haar vader niet op de oude plaats doen
hangen, was haar vader ook niet dood? En
tante Clare, leefde die? Waar was ze? En
waar bleef Ronald?
Een hevige zenuwcrisis had het arme, be
klagenswaardige meisje te doorstaan. Ze zag
om zich heen, terwijl al deze gedachten, snel
en pijnigend door haar hoofd gingen; waar
was ze?
Langzaam bedaarde de zenuwaanval; lang
zaam, maar wreed herinnerde zij zich de
ontzettende werkelijkheid.
De eerste zonnestralen drongen zwak het
sombere bibliotheekvertrek binnen, het werd
dag. Nu wist ze het weer: vandaag zou ze
Blashmere haar jawoord moeten geven, of
anders, of anders, voor grootvader de dood
straf en voor haar de gevangenis.
O, waarom had ze geaarzeld Ronald Mont
leven deelgenoot van haar zorgen te maken?
Dan.. ..neen, zooals het nu was was het
toch beter.
Maar wat moest zij doen? Wat -kon zij
doen? Wie zou haar gelooven? Was Blash
mere niet een algemeen bekend journalist,
aan wiens verklaringen onvoorwaardelijk ge
loof zou worden gehecht? En, als men al
wilde aannemen, dat zij van het verblijf van
haar grootvader onkundig was, was de oude
man daar dan mede gered? Mocht zij haar
eigen geluk stellen tegenover het leven van
den man, die toch een Boroughbridge. die
toch, ondanks al zijn fouten, haar groot
vader, de vader van haar vader was?
Neen, dat mocht zij niet. Zij was een Bo
roughbridge, zij behoorde haar geslacht te
verdedigen tot iederen prijs. Beter was het,
ongelukkig te worden in de paar jaren, die
ze nog te leven had (want als vrouw van
Blashmere wenschte zij maar één ding: den
dood), dan dat opnieuw het geslacht Bo
roughbridge in de oogen der menschen te
schande werd gemaakt, dan dat de laatste
mannelijke telg smadelijk zijn leven moest
eindigen aan den schandpaal. Zou zij, door
haar grootvader aan Blashmere's willekeur
over te leveren, de prachtige daad van haar
vader, die toch ook niet had geaarzeld alle
schuld op zich te nemen en de gevolgen van
de misdaden van een ander te dragen, niet
volkomen doelloos maken? Nee. haar vader
mocht niet tevergeefs geleden hebben. Alles
liever verduren dan den edelen moed van
haar vader zonder gevolg te maken.
Haar besluit was genomen.
Ze repte zich naar haar eigen vertrekken.
Door de doodstille gangen van 'l kasteel, dat
in diepe rust verkeerde, haastte zij zich naar
den zijvleugel. Zonder gedruisch opende ze
de deur van haar zitkamer.
Alle vrees had ze afgelegd, ze was enkel
een Boroughbridge.
Ze zette zich aan haar klein mahoniehou
ten bureau en schreef:
Waarde Lord Montleven.
Nu ik mij in een rustig oogenblik bezin op
het onderhoud, dat ik gisteravond met u
mocht hebben, geloof ik toch, dat het geen
reden heeft, dat ik een bezoek breng aan
de voor een spoorlijn bestemde gronden.
U zoudt wellicht de verwachting gaan
koesteren, dat ik van mijn oorspronkelijk
voornemen zou terugkeeren. Ik blijf echter
van meening, dat de gronden van Borough
bridge onaangetast moeten blijven, en ik
meen, dat een onderhoud dus geen reden
heeft.
Hier hield ze een oogenblik stil. Ze schreef
een leugen neer. Want ze was er bij zichzelf
zeer wel van overtuigd, dat ze, wanneer ze
hem er een genoegen mee kon doen, haar
bezwaren zon laten vallen Ze was immers al
lang besloten om zijn verzoek in te willigen,
Waarom deea ze dan aldus en schreef ze een
brief in dien toon? Omdat ze voorkomen
wilde, dat hjj uit zou spreken, wat ze ver
moedde, dat hij gevoelde. Een ander had
haar in zijn macht. Ze mocht niet meer aan
Ronald Montleven denken.
Ach, misschien verbeeld Ik me wel, dat
ik hem sympathiek vind en het zal wel een
dwaas verzinsel van mij zijn, dat hij
Ze wilde den zin niet verder uitspreken.
Snel boog ze zich over den brief en beëin
digde hem:
„Met vriendelijke groeten,
Gladys Boroughbridge".
Voorzichtig vouwde Gladys het briefje
dicht, sloot het in een enveloppe, voorzag
deze van een adres en stak den brief tus-
schen haar kleeren. Ze zag doodsbleek, haar
lippen prevelden; Doe ik goed hieraan, doe
ik zoo goed?
Ze stond op en liep eenige passen in de
kamer, ze voelde zich wankelen, met een
lichten kreet viel ze voorover op den divan,
naast het venster.
Over de velden en bosschen was de dag
verrezen, onvergelijkelijk schoon.
Omstreeks elf uur in den morgen was Mary
Brown ontwaakt en daar ze al leven in huis
hoorde, stond ze op, kleedde zich en liep
naar de kamers van tante Clare, met wie ze
wat praten wilde.
De oude dame zat vergenoegd voor haar
venster en keek met onverzadigbare bewon
dering uit over het heerlijke landschap Kent,
dat in al zijn voorjaarsweelde zich zoo ver
het oog reikte, uitstrekte.
Opgewekt beantwoordde ze den morgen
groet van Mary en vroeg aanstonds naar het
verloop van het feest.
Het was zoo heerlijk, tante Clare, ver
telde Mary druk, het was zoo heerlijk, u kunt
er zich geen voorstelling van maken. En
Gladys werd door iedereen geluk gewenscht-,
iedereen vond het prachtig, ze was de heldin
va® öen avond. Ngfeayia Bï&mton is er ook
geweest, niet lang, hij wilde nog naar Lon
den terug met den nachttrein, maar vele
andere gasten zijn gebleven, Richard ook.
Welke Richard?
Houdt u maar niet van den domme,
Gladys heeft u vast al alles verteld. Ziet u
wel, u lacht. Het is niet mooi van u, mij
verlegen te maken.
- En Gladys, heeft die al veel vereerders
gevonden?
Natuurlijk. Den heelën avond was ze
omzwermd van bewonderaars. Maar u weet
ze is niet erg toeschietelijk. Eén had er meer
succes. Lord Montleven, een ingenieur bij de
spoorwegen. Ze zeggen, dat hij onterfd zal
worden, omdat hij met de familietraditie
geen rekening heeft gehouden. Of zooiets,
precies heb ik het niet kunnen onthouden.
Maar Gladys scheen wel met hem op te heb
ben. Hij lijkt mij anders een erg ongemakke
lijk heer.
Op dat oogenblik klonken de tonen van
een gong tot de vertrekken van tante Clare
door.
Dat is voor het gemeenschappelijk ont
bijt. Ik ben benieuwd of er veel langslapers
zijn. Ik ga even zien naar Gladys, of ze al
bij de hand is. Gaat u niet even mee?
Dat kon ik wel doen en de daad bij het
woord voegende, nam tante Clare den arm
van Mary en samen liepen ze naar de ver
trekken van de gravin.
Op het luidruchtige kloppen van Mary
volgde eerst, na herhaling, een zwak: ja bin
nen.
De beide vrouwen gingen de kamer in. ver
onderstellend Gladys nog op bed te vinden.
Maar het meisje lag nog op den divan in
haar baljapon en scheen geruimen tijd al
wakker te hebben gelegen.
Ze zag niet op, toen Mary naderbij kwam.
Maar tante Clare was aanstonds vol bezorgd
heid en begreep wel, dat er iets niet. in orde
was. Ze boog zich voorover en trad onmid
dellijk een schrede terug.
IWordt vervolgd^