RDAGAVOND
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
Siroomaf langs de Athabaskarivier.
Ervaringen
Taxi-chauffeur.
JHLJD.
ZATERDAG 16 JANUARI 1937
HAARDE M'S D A G B E A D
Een tocht vol gevaren.
Eén worsteling met het water.
Volle kracht vooruit! was het laatste com
mando vlak voor de ijzeren spoorbrug over de
Athabaskarivier. Dan alleen werkt ons roer,
dat met voetenstuur bediend wordt, dan heb
je de meeste kans over een steen of grïndbank
heen te schieten als je er op mocht loopen.
Dan schiet je het snelst door en over de krul
lende golftoppen heen. Wij mikken op de
opening tusschen de beide middelste pijlers,
maar de stroom trok heelemaal naar links,
bovendien bruiste en kookte het water in het
midden zoo, dat wij alleen rechts roeiende met
vaart midden onder den eersten boog door
schoten, een golf om de borst, maar de schou
ders bleven droog' en dus vol goeden moed
verder. Niet, dat het kwaadste punt voorbij
was. Neen, de Ghost rapids liggen voor den
boeg, stroomversnellingen, waar de dapperste
mannen geesten zien, spoken zien van angst.
Maar dat is zeker een dag varen verder. Dus
rustig voort. Af en toen splitst de rivier zich.
wij houden het met den sterksten stroom,
maar als wij weer een keer heel erg gehobbeld
hebben, nemen we toch ook eens zoo'n zijkreek
waar het water zoo zacht glijdend uitstroomt.
Eenige seconden later raken onze peddels
den steenbodem, maar van stoppen is geen
sprake meer, daar bonkt de bootbodem over
de grindbak en juist als ik zal uitstappen
loopt de voorpunt schuin langs een grooten
steen, de booi zwaait, blijft hangen en de
stroom drukt met volle kracht tegen den bo
dem. de boot kantelt, wordt omgedrukt, tot de
kameraad plots met volle 150 pond in 't ge
vecht treedt en heelemaal buitenboord leu
nend de kracht van den stroom in evenwicht
weet te houden en mij gelegenheid geeft uit
te stappen en de dan zooveel lichtere boot
langs den steen verder stroomaf te schuiven.
Zoodra is de zaak niet los of ik moet mij haas
ten mij in de boot te laten ploffen, zoo gaat
de stroom er met ons vandoor. Da's eens maar
nooit meer. Voortaan altijd vlak langs de
groote golven in het diepe water. Jawel! Als
je alles vooruit overzien kon. Wij hebben ze
ker nog 5 keer over de keien gereden in die
5 dagen, - maar altijd met goeden afloop ge
lukkig. Onze rubbervouwboot gleed met ons
over banken, waar een Canadees aan flarden
zou zijn gestooten. Even bekomen van den
schrik, het begint ook te druppelen en juist
als wij onder een grooten spar zijn geland,
breekt een geweldige kletterbui los. Maar de
spar hield ons droog, wij konden nog een rus
tig uur doorvaren, een groote stroomversnel
ling afrijden en toen de lucht weer begon te
dreigen kamp op slaan in een mooi, rustig
kreekje aan den rand van het bosch. Even
verkennen, veel hertensporen, enkele grootere
van eland, een wildpaadje dwars over onze
kampplaats. Maar droog hout genoeg om een
flinke balustrade te bouwen rondom de
tentjes. Wij hebben de herten hooren snui
ven en stampen, maar dat heeft onzen
nachtrust na den eersten langen dag op het
water nauwelijks gestoord. Lekker geslapen,
lekker ontbeten (dan droogt de tent onder-
tusschen van den dauw). Wij hebben nog een
paar uur voor de Ghost-versnellingen, moeten
eerst de Old Man river passeeren, een groote
zijrivier en dan nog een uurtje en dan wordt
het oppassen. Wij leeren ondertusschen aar
dig hoe je die stroomversnellingen hanteer en
moet, zijn het altijd eens over de beste ma
nier van handelen, dus vol goeden moed. Mooi
zonnig weer en een prachtig landschap, steeds
interessante plekken in de rivier, dus wat wilt
ge nog meer! Een hooge steile wand nadert
rechts, daar kan de Old Man river tegenover
liggen. Ja, daar is hij al. Wat mooi, helder wa
ter. de groote rivier is nog steeds troebel van
gletscherslib. Nu nog een uur, misschien een
half. Alles in orde. Jawel, zoowat, straks nog
wel eens nazien. Neen beter nu, je kunt niet
weten en warempel net om den volgenden
bocht, een paar minuten later zien wij een
kokende versnelling, met golven in het diepe
stroombed, die langer zijn dan onze boot en
misschien 1 a V/z meter hoog, als dat het be
gin, de inleiding is, kan er nog heel wat vol
gen, iets rechts van de groote golven! Jawel,
daar drukt de stroom alles samen naar het
midden toe. Toch lukte het uit den ergsten
stroom te blijven. Kameraad kreeg een golf
over de borst, maar de schouders bleven droog.
Maar nauwelijks is de rivier bedaard of daar
begint het weer. En nog eens, drie zware
versnellingen vlak achter elkaar. En als ik
even later het schetskaartje nog eens raad
pleeg blijkt, dat wij eigenlijk onwetend het
gevaarlijkste punt op de rivier glansrijk ge
passeerd zijn. Kleine booten slaan daar on
herroepelijk vol. werd ons gezegd. Maar een
Berger vouwboot niet, kunnen wij voortaan
tegenspreken!
Maar die heele 2de dag zou een worsteling
met het water worden! Na onze overwinning
op de spookversnelling namen we een zalig
uur rust in de zon, maar een uur later lagen
we weer onder een spar te schuilen voor een
kletsbui. E11 de tweede bui. Wij zagen hem
aankomen, probeeren tweemaal te landen bij
een overhangenden spar, maar de stroom is
te sterk, sleurt ons mee, Een derde poging
doet ons bijna vergaan, doordat de stroom
dreigt ons onder een omgevallen populier te
drukken. Tegen zoo'n-stroom van een 30 kilo
meter per uur begin je niets. En die heeft ons
te pakken, want met een geweldige hagelstorm
recht tegen suizen we een groote versnelling
af, die we door het noodweer heelemaal niet
hadden zien aankomen. Die kletsende re
gen en hagel maakten ons natter dan de ver
snellingen hadden gedaan en wij maakten
vroeg kamp op een eiland in de rivier om
eens rustig alles te kunnen drogen. Dat is
wel prettig op zoo'n kale grindbank, dat je
voor wild geen bepaalde voorzorgsmaatrege
len hoeft te nemen. Een heerlijke avondzon
zorgde voor een stillen avond na een wilden
dag! En de volgende dag zou die van het wild
worden. Nauwelijks van wal zagen we een ste
kelvarken op zijn dooie gemak in een boom
klimmen en even later nog eens langs den
wal scharrelen. De rivier is breed. open. zon
nig. splitst zich rondom eilandjes, die altijd
van die hobbelende grindbanken vormen,
T waar je zoo gemeen overheen kunt hobbelen
en dansen. Horlepiep noemen we die dingen
voor het gemak. De keus is wel eens moeilijk,
welk kanaal het beste is. Eén keer weifel ik en
zie achter een der kanalen een heel donkere
vlek in 't lichte landschap. Een beest? Dan
die richting. En als wij aankomen snellen-
richt zich daar op den grindoever een groote
bruine beer op zijn achterpooten op om te zien
wat daar nu wel aankomt. Als we op 50
meter zijn wandelt hij weg, komt nog" even
kijken over een zandruggetje en als onze boot
over het grind schuurt, holt hij al weg, zóó
snel, dat de camera niet volgen kan. In de
boot dan maar weer. Een kwartier later staat
een hinde te drinken aan den waterkant en
laat ons op een meter of tien voorbij glijden.
Ik moet in de handen klappen om het sier
lijke beestje te doen wegspringen. Wij gaan
aan land om wat te eten. Hot cakes, een soort
pannekoeken, want het brood is op. Natuur
lijk even op sporen letten, herten bij de vleet,
maar nog wat anders. Een sleepend spoor door
het gras brengt mij bij een boomstam vol lar-
vengaten, die heelemaal uit elkaar geklauwd
is. Daar heeft een beer zitten smullen! Wat
ligt daar? Een hertenkop met prachtig gewei,
een eind verder een poot, de karkas. Daar
heeft een beer een hert geslagen. Het gewei
wordt achter op de boot gebonden en verder
gaat het weer. Een uurtje later weer een
donkere vlak aan den overkant. De stroom
brengt ons t e snel er langs, een prachtige
mannetjes eland, rustig grazend. Hij hoort iets,
keert zich om, staat te kijken, één en al aan
dacht. 20 meter een aarzeling, 15 meter daar
licht iets op in de donkere oogen, het mach
tige gewei wordt over iets achterover gedrukt.
10 meter met een sprong en een zwaai klau
tert hij de steile helling op. Ik dacht even dat
hij op ons afkwam en dan was ons bootje en
waren daardoor wij ook verloren geweest. En
ineens dringt het roekelooze van onze on
derneming tot mij door. Wij zijn nog een 100
kilometer van het naaste dorp in een volko
men verlaten streek met nog voor 3 dagen
voedsel. Verlies van ons bootje zou een wan
deling door de wildernis beteekenen met heel
weinig kans om het eindpunt te bereiken.
Maar die gedachten verdwijnen weer als- nog
een stekelvarken langs wandelt, nog eens twee
herten nieuwsgierig blijven staan kijken enz.
En als wij haastig onze tenten opslaan voor
een aanstormende donderbui is het alweer
zes uur geweest en weten we dat er nog wild
en romantiek in Canada te vinden zijn.
De vierde dag op de rivier. Verveelt het u
al? Ons niet. Geen oogenblik rust. Altijd uit
kijken naar herten en stroomversnellingen. Je
vergist je altijd wel eens en om dan weer uit
de perikelen te raken als je eenmaal in een
nauw, ondiep gat zit in een sterken stroom.
Leuk werk. Om 9 uur vertrokken. Om 12 uur
zie ik rook eneen haverveldje. Gauw aan
leggen! Daar vliegt een musch. vast teeken
der beschaving. Daar staan brandnetels, ho-
nigklaver, wikke, onkruiden, die de mensch uit
Europa heeft overgebracht. Echter geen huis
in zicht. Maar als wij later onze boot nogeens
in een kreekje sturen, vinden wij IV2 uur loo
pen verder Whitecourt met spoorstation, post
kantoor en een Chinees, die eten kan koken.
150 mijl, 250 kilometer in V/2 dag. Toch leuk.
In 6 dagen geen menschen gezien en nu weer
een krant. Maar wij willen nog verder, koopen
voorraden en maken 's avonds kamp bij Blue
Ridge bij een ouden goudwasscher, die daar
bezig is. Leuk type. Eerst voor dominee gestu
deerd, toen geologie. Ruzie gemaakt en als ma
troos gaan varen op zeilschip. In Australië ge
zworven, als gouddelver naar Chili en naar
Alaska en nu hier aan de Athabaskarivier aan
het goudwasschen om straks een pony te kun
nen koopen, die hem naar het Noordwesten
zal brengen, waar hij nog een rijke plaats
weet. Met goudmijnspeculatie wel eens 50.000
dollar verdiend, maar ook weer verloren. Nu
*s zomers goudwasschen en leven van fram
bozen, boschbessen en wat meel, en 's winters
van vleesch en vet. gekregen door vallen zet
ten voor den pelshandel. Een leuk huishou
den. Open tentje gesloten door een reuzen
houtvuur. Bretel van auto-binnenband
zelf gelooid hertenleder, eigengemaakt jak en
broek en geweerfoudraal, alles hertenleer, dat
één nadeel heeft, zegt hij, het is al nat, een
dag voordat het begint te regenen. Ongeloof
lijk handig springt hij met zijn houtvuur om,
rookt zijn pijpje en vertelt van oude tijden,
te beginnen bij Cortez en Pizarro of hij er
zelf bij geweest is. En hij zingt voor ons zijn
eigen compositie „Where the Athabaska
flows". Een gezellige avond. En nu stroomen-
de regen. Dat beteekent een dag oponthoud,
voor wij onze Hollandsche vrienden in Neer-
landia ontmoeten. Jammer, maar de mensch
wikt God beschikt. Het zij zoo!
VAN DER SLEEN
van een
Mijn eerste baantje.
We staan buiten, de geslaagden van het
eindexamen der vijfjarige H.B.S. Een aardige
speech van den directeur, met tal van wijze
raadgevingen voor de toekomst, hebben we
zooeven aangehoord. Als een lawine is het ons
overvallen; we zijn geslaagd, we zijn van school
af en we kunnen een baantje gaan zoeken.
Maar dat heeft den tijd nog, we zullen het
er eerst eens fijn van nemen. Een paar weken
vacantie voor het harde blokken van de laat
ste maanden hebben we wel verdiend! We
maken afspraken voor de volgende dagen, want
we zijn er van overtuigd dat het koor het be
roemde koor van 5 B, niet maar zoo zonder
meer uiteen mag vallen!
En we hebben plezier gemaakt die volgende
dagen! In gesloten colonne hebben we gemar
cheerd door de hoofdstraat, met aan iederen
kant een agent en de halve stad achter ons
aan. We hebben in de bioscoop het halve
schellinkje afgehuurd en zijn er en bloc uit
gesmeten! Volle vier dagen hebben we plezier
gemaakt op alle mogelijke en onmogelijke ma
nieren
En toch spat dat beroemde koor uiteen als
een zeepbel, eigenlijk tegen ieders wil. Het is
opmerkelijk hoe gauw men zijn schoolvrien
den vergeet, als men ze nog slechts weinig
ontmoet!
Na een half jaar kom je nog eens iemand
tegen, je zegt Hallo. Na een jaar denk je
aan niemand meer en als je gegroet wordt,
groet je terug terwijl je je afvraagt; „Wat zou
die tegenwoordig uitvoeren?"
We staan dus al gauw alleen en worden
stilzwijgend opgenomen in het leger van sol-
liciteerende „Algemeen ontwikkelde jonge-
menschen". dat brieven schrijft op alle moge
lijke advertenties in alle mogelijke bladen en
blaadjes.
Ook ik moet er aan gelooven! Ik behoor niet
tot die gelukkige categorie menschen. die zoo
van school in een baantje stappen door con
nectie van pa of oom of andere kruiwagens.
Ik moet me er op voorbereiden zelf een werk
kring te vinden en schrijf dus verwoed brie
ven. Ik schrijf ze zelfs in serie's, en als ik geen
brieven schrijf, verveel ik mezelf en m'n huis-
genooten
Daarin ga ik verandering brengen, want dat
gaat zoo niet langer! Ik heb een idee gekre
gen, waarmede misschien iets te verdienen
zal zijn. In mijn buurt is een garage gevestigd,
waarvan ik den baas wel ken. Met hem ga ik
eens praten, ik heb een rijbewijs en ben een
goed chauffeur. Na eenig heen weer praten
worden we het eens. Ik kan bij hem in dienst
treden als vierde man. Graag neem ik het
aan en vanaf dien dag breng ik m'n tijd door
op of onder een auto. In m'n vrijen tijd schrijf
ik brieven
De zaak waarin ik een baantje heb gekregen
is onder den vorigen eigenaar een beetje ver-
loopen, maar de baas is vol goeden moed en
de drie chauffeurs in vasten dienst zijn dat
ook, hoewel ze het thans nog best afkunnen.
De baas en ik zijn al heel gauw de beste vrien
den: samen sloopen we motoren en zetten ze
weer in elkaar. Ik leer massa's in enkele we
ken. weet mee te praten over lekke olieleidin
gen en vette bougies, over krukassen en zui
gers. Het trekt me allemaal buitengewoon aan
Van verveling is nu geen sprake meer!
Na drie weken ben ik nog niet met een
vrachtje op den weg geweest, maar de baas is
toch tevreden over mij.
Ik ben geweldig trotsch op mijn eerste eigen
verdiende geld en spreek met mijn vrienden
enthousiast over mijn werk.
Intusschen doen reclame en goede bedie
ning wonderen, de klantenkring breidt zich
snel uit en al spoedig 'hebben m'n collega's ge
regeld werk.
Nu zal ook gauw mijn beurt komen!
Op een drukken Zaterdagavond krijg ik dan
eindelijk m'n eerste vrachtje. Ik ben alleen in
de garage als de telefoon gaat en het geeft me
waarlijk een schok van nieuwsgierigheid!
Wilt U oogenblikkelijk voorkomen met
een wagen, waarop een groote koffer kan wor
den meegenomen!
Zeker, meneer ik ben direct bij U.
Nu, dat treft, de Fiat heeft een groot kof-
ferrek. Ik laad vlug benzine en olie en rijd
naar het opgegeven adres in Aerdenhout.
Voor ik aanbel, poets ik de klep van m'n
nieuwe chauffeurspet nog even met m'n mouw
op, want het is een eerste vereischte, dat een
chauffeur er altijd netjes uitziet!
Ais de deur op mijn bellen bijna dadelijk
opengaat, sta ik voor een heer, die blijkbaar
haast heeft.
Zoo, ben jij van garage S.. volg me'maar
even! -
Ik loop achter hem aan drie trappen op tot
een soort zolderkamer, waar een monster van
een koffer staat.
Die moet mee, maar denk er om dat ie
zwaar is!
Samen sleepen we den koffer de drie trappen
af en met moeite krijgen we hem op het rek.
Een paar einden rouw vind ik in den wagen
en ik sjor den koffer stevig vast. Dan, terwijl
ik beleefd het portier openhoud, vraag ik
waar meneer naar toe moet.
Oh. even hier naar het stationnetje!
Driehonderd meter verder ligt namelijk het
kleine forensenstation aan den rand van de
stad. Woedend sla ik de Fiat aan; heb ik daar
voor dien beroerden koffer zoo goed verzekerd?
Kwaad begin ik drie minuten later de touwen
weer los te trekken, maar zie, terwijl ik nog
bezig ben, rijdt de trein reeds binnen. Die
hebben we dus gemist!
Zeg, chauffeur, ik had toch graag dien
koffer nog vanavond in Warmond, wat zullen
we daaraan doen?
Dat is de kans van m'n leven, denk ik en na
even m'n kilometerboekje te hebben geraad
pleegd, noem ik hem den naasten pijs voor
dien rit. En dadelijk hapt hij toe!
Sjor den koffer aan maar weer vast, dan
halen we even m'n vrouw en dan kun je ons
er heen rijden.
Fluitend trek ik de touwen weer om dien
gezegenden koffer en leg er nog een paar
extra knoopen bovenop!
We halen mevrouw en ik rijd naar Wax-mond.
De Fiat houdt zich best. Zonder de minste
stoornis komen we aan.
Wachten, chauffeur.
Ik wacht. Een half uur zit ik geduldig in een
tijdschrift te bladeren, dat ik in den wagen
heb. gevonden. Dan verschijnt, er een aardig
dienstmeisje, dat waagt of ik misschien koffie
wil. Ik volg haar naar de keuken een ouder -
wetsche, gezellige keuken, met blauwe tegels
en leuke, geruite gordijnen. Ik krijg koffie met
koek en we kunnen het best samen vinden.
De tijd vliegt siiel om!
Eindelijk na twee uur wordt ik geroepen.
Correct houd ik het portier open en meneer
en mevrouw stappen in. Onderweg bedenk ik
wat de jongens zullen opkijken als ze hooren
dat ik met een nieuwen klant naar buiten ben
geweest. Als ik in Aerdenhout stop, regent
het flink. Nu eerst aanbellen! Ik open'het
portier pas als het meisjes heeft opengedaan.
Ik help mevrouw bij het uitstappen en houd
het hekje voor haar open.
Dank je, chauffeur.
Meneer rekent af!
Zeg boy, zeg maar aan je baas dat ik
heel tevreden ben, en kom Woensdagavond
om denzelfden tijd en met denzelfden wagen
voor.
Heel graag, meneer.
Als ik naar de garage terugrijdt zing ik!
Wat heb ik daar een fijnen klant voor onze
zaak gewonnen!
H VERTELLING
T reinscène.
door BERT LOVEN.
Generaal Lafontaine schrok uit zijn slapen
de houding op. toen de trein stopte en het
portier opengeworpen werd.
Bonjour, m'sieu! groette de binnenstap
pende reiziger. Lafontaine beantwoordde den
groet vriendelijk beleefd.
't Is vreeselijk stil in den trein, mijnheer,
hervatte de vreemdeling, nadat hij zijn bruin-
lederen valies in het bagagenet had gedepo
neerd en zich tegenover den generaal in de
kussens had laten vallen.
Lafontaine glimlachte. Zijn coupégenoot
scheen iemand te zijn, die hem in praatlustig
heid evenaarde, misschien wel overtrof,-
Inderdaad zei hij, dat heb ik zooeven in
Parijs ook opgemerkt, toen ik instapte. Vree
selijk stil is het. Mag ik zoo vrij zijn?
Hij haalde zijn portefeuille te voorschijn en
diepte daaruit zijn naamkaartje op, dat hij aan
zijn metgezel px-esenteerde. Deze las met stij
gende belangstelling:
G. J. W. LAFONTAINE
Generaal d.s. chez l'Armée de France.
Hij maakte een beleefde buiging voor den
veldheer en zei:
Zeer aangenaam, generaal. Het is een
buitengewone eer voor mij, in uw gezlschap te
mogen reizen. Mijn naam is Charly Leblanc,
advocaat en procureur. Lafontaine glimlachte
en mompelde eveneens iets vriendelijks. Le
blanc liet het glanzende kaartje in zijn jas
zak glijden en gaandeweg begon het gespi-ek
te vlotten. Lafontaine wist smakelijk te vertel
len uit zijn militaire loopbaan en Leblanc
vermaakte zijn metgezel met grappige mo
menten uit de rechtzaal.
Is het brutaal, als ik waag, wat het doel
van de reis is? vroeg de advocaat na een
poosje.
Orleans! zei Lafontaine lachend. Maai'
het is geen dienstreis. Even aarzelde hij, toen
vervolgde hij op meer zakelijken toon: Waar
om zou ik het niet zeggen? Ik zal toch zeker
een advocaat wel kunnen vertrouwen? Stel u
voor. Enkele dagen geleden nam ik in het
centrum van Parijs een taxi en daarin vond
ikwat denkt u?
Leblanc haaide de schouders op.
Ik geef het op, zei hij lachend. Een por-
temonnaie?
Misgeraden! lachte de generaal. Schrik
niet. Ik vond in de auto, half tusschen de
kussens verborgen een damestachje. waarin
zich een halssnoer bevond, bezet met een
groot aantal zeer kostbare diamanten.
Ai!riep de ander verbaasd. Dat was
een buitenkansje voor u.
Pardon, antwoordde Lafontaine glim
lachend. Het is een buitenkansje voor de dame,
die zoo nonchalant was, het taschje te laten
liggen.
Ach natuurlijk! vei'beterde de advocaat
haastig. Het is een groot geluk voor haar, dat
het juist een hooggeplaatst militair zijn moest,
die het taschje vond. Er zijn zooveel oneerlijke
menschen op de wereld. Daar kan ik over oor-
deelen. Mijn beroep als advocaat brengt dat
met zich mede. En nu gaat u het halssnoer
terugbezorgen?
Precies! zei de ander trotsch. In het
taschje zat een kaartje met haar naam en
adres. Madame Tournier, Rue Jeanne d'Arc,
Orleans. Ik heb haar geschreven en ze ver
wacht mij nog vanavond. Raad eens. hoeveel
waarde het snoer vertegenwoordigt?
Hoe kan ik daar over ooraeeien, ais ik het
voorwerp in kwestie niet gezien heb? zei Le
blanc schoudei'ophalend.
Ach ja, natuui'lijk.
De generaal stond op en nam zijn koffertje
uit het net, waarbij de ander constateerde, dat
dit valies en dat van hemzelf vrij nauwkeurig
op elkaar geleken. Een oogenblik later hield hij
een schitterend juweel tusschen zijn vingers.
Zachtjes floot hij tusschen zijn tanden.
Schitterendzei hij met oprechte bewon
dering. Hoe kan iemand met zoo'n kostbaar
sieraad zoo onachtzaam omspringen? Mag ik
eeps taxeer en?
Heel graag.
Tweehonderd duizend franc?
Verbaasd keek Lafontaine hem aan.
Op z'n kop af. Juwelier Bi-ouchard uit de
Rue de Paix schatte precies hetzelfde bedrag.
Bent u kenner van juweelen?
Leblanc bevestigde het met de wooi'den:
Ik taxeer nogal veel. het is bijna mijn da
gelij ksch werk. Maar als u eens wist, hoeveel
minderwaardig werk er in omloop is.
Hij gaf het siei'aad terug fn Lafontaine leg
de het uiterst vooi'zichtig weer in het dames-
taschje en dit in het valies, dat hij boven zijn
hoofd in het net plaatste.
Madame Tournier zal u wel dankbaar
zijn. vei-volgde Leblanc. In ieder geval is dit
een juweel van ongerepte zuiverheid. Geen
vlekje zit erop.
Het gesprek werd voortgezet, waarbij de
advocaat verhaalde van diverse trucs met
valsche juweelen en van het groote aantal op
lichters waarmede hij uit den aard van zijn
beroep herhaaldelijk in aanraking kwam. Ten
slotte gaf hij Lafontaine den welgemeenden
raad voorzichtig te zijn, als hij in Orleans
uitstapte, want juist daar wemelde het van
;eroutineerde juweelendieven.
De ander knikte bevestigend:
Laat dat maar aan mij over, waarde heer,
lachte de generaal. De man, die mij een poets
wil bakken, moet nog geboren worden. Guil-
laume Lafontaine is niet zoo dom, dat hij zich
door een oplichter laat beet nemen.
Dat geloof ik graag, zei Leblanc met over
tuiging. Men kan het u wel aanzien, dat u niet
gemakkelijk te overrompelen bent. Trouwens
het commentaar in de dagbladen tijdens de
jongste manoeuvres geven voldoende blijk van
uw tactiek en rustige zelfverzekerdheid.
Maar toch is voorzichtigheid geboden.
Lafontaine glimlachte gevleid.
De trein begon vaart te verminderen en de
advocaat maakt zich gereed.
Gelukkig behoef ik niet zoover als u, zei
hij. Mijn reis is bijna teneinde, althans voor
vandaag. Het spijt mij, dat ons samenzijn zoo
kort geduurd heeft, maar ik hoop u spoedig
weer te ontmoeten en dar. stel ik mij voor,
de kennismaking meer .(•mrzaam te bevesti
gen. kunt dan tevens mijn vrouw leeren
kennen Ik heb uw adres en u het mijne.
Hij voelde nog even in zijn zak en knikte.
Uw kaartje zit veilig opgeborgen. Mijn adres
is Boulevard Jean Jaures 23, Pai'ijs.
Afgesproken, zei Lafontaine.
Ze reikten elkaar de hand ten afscheid en
toen de trein stilstond greep Leblanc het kof
fertje uit het net en sprong lenig tusschen de
reizigers op het perron.
Lafontaine liet zich weer in de kussens val
len en toen viel zijn blik op het bruine valies
in het bagagenet tegenover hem.
Mon Dieu! riep hij verschrikt. Dat komt
van dat geklets. Daar heeft mijnheer Leblanc
bij vergissing het verkeerde valies meegeno
men.
Hij sprong uit den coupé en klampte een
kruier aan. Loop ais de weerlicht dien mijn
heer met dat bruine valies en die grijze regen
jas achterna, beval hij. Neem dit koffertje
mee en breng het andere, dat hij in zijn hand
heeft terug. Die mijnheer heeft bij vergissing
mijn valies meegenomen. Haast je wat. want
de trein vertrekt dadelijk.
De kruier, belust op een goede fooi. snelde
weg en juist toen de chef het vertreksein gaf,
was hij weer terug. Hij reikte Lafontaine het
zelfde valies over en zei;
Het was bepaald een vergissing van u,
mijnheer. Die mijnheer had zijn eigen koffer.
Hij liet mij zien, dat er een koperen plaatje op
we 3 aangebracht met den naam Lafontaine en
liet mij ook zijn naamkaartje zien. Het is een
hooge oome, mijnheer. Hij is generaal. Hier is
het kaartje, ik moest u de groeten doen.
Vlug sprong hij van de treeplank zonder
fooi en de generaal liet zich zuchtend in zijn
hoekje vallen.
Zoo'n schobbejak!Zoo'n fielt, siste
hij tusschen zijn tanden. En aan hem zou ik
mijn geheele vermogen durven toevertrouwen.
Hij keerde zijn eigen naamkaartje om en las
met ingehouden woede:
Generaal. Met dank voor de gezellige
reis. die voor mij tevens voordeelig is. Het ge
luk moet je maar dienen. U was zoo gelukkig
het taschje te vinden. Gun mij ook wat geluk.
Ik verzeker u, dat ik het halssnoer voordeelig
zal weten te vei-koopen. Gedeelde vreugde is
dubbele vreugde, nietwaar? De groeten aan
madame Tournier en nogmaals bedankt door:
Charley Leblanc, advocaat,
alias Jean Rouge, zakkenroller.
Verschil in snelheid. De eerste locomotief
in Duitschland reed op 7 Dec. 1835 tusschen
Neurenberg en Fürth met een snelheid van
40 kilometer per uur. De nieuwe Duitsche lo
comotief ontwikkelt een snelheid van 175 ki
lometer per uur. De machine van de eerste
ontwikkelde een kracht van 10 paardekrach-
ten, die van de laatste een van 2800 paarde-
krachten.
Oefening 45. De teekening
bij deze oefening ziet er
nogal ingewikkeld uit. Toch
is het slechts een eenvou
dige zwaaioefening voor
één arm, die dient om de
schouders beweeglijk te
maken. We beschrijven met
één hand een liggende
„acht" in de lucht. Eerst
maar even langzaam, maar
zoodra U de route te pak
ken hebt, met forsche,
breede zwaaien. De arm
blijft zoo ongeveer gestrekt,
maar hij mag toch geen
moment gespannen worden. Na dit zes keer
gedaan te hebben, afwissen met zes zwaaien
van den anderen arm. Het wordt een prach
tige. alzijdige oefening als U dezen zwaai com
bineert met veerende medewerking van enkels
en knieën. De zwaai gaat dan wel wat lang
zamer, maar alles verloopt dan geleidelijker,
breeder, meer rhytmisch. (Oefening 45a).
Oefening 46. Een proef op de
som of het wel noodig is iederen
dag tien minuten te oefenen!
Gaat U eens op de knieën liggen.
Nu langzaam de heupen naar
buiten draaien, terwijl het boven
lichaam en de armen naar den
anderen kant draaien, teneinde
niet om te vallen (zie de teeke
ning). Steeds dieper zakken we
dan naar beneden, tot U tenslotte vlak naast
Uw voeten (die niet verschoven mogen wor
den!) op den grond zit. Bent U omgevallen,
of hebt U maar even met een hand gesteund,
dan is het een grandioze mislukking. Is het
gelukt, dan zonder met de handen af te zet
ten weer met een rukje oprichten en aan den
anderen kant hetzelfde. Deze oefening is vrij
moeilijk. Laten we hopen, dat het een aan
sporing is om nog velen te „bekeeren". Heusch.
het is niet noodig, na uw dertigste jaar vast
te roesten. Tien minuten of een kwartiertje
per dag als vaste gewoonte besteed aan Uw
lichamelijk welzijn, zal U lenigen gezond hou
den tot op hoogen leeftijd!
Nu worden eerst even Oefenin
gen 22 en 23 gerepeteerd. Daarna
beginnen we pas aan Oefening 47.
Op de teenen staande buigen we
heel langzaam de knieën, terwijl
het lichaam nagenoeg gestrekt
achterover hangt. De armen kun
nen prachtig helpen om het even
wicht te bewaren. Steeds dieper,
steeds lager gaan de knieën, tot 1
ze beide tegelijk zachtjes op den i
grond komen. Eerst maar even
een kussen leggen op de
plaats waar U neer denkt te komen. De fami
lie mocht eens wakker worden van Uw mis
lukte eerste pogingen!
Oefening 48. De oefeningen zijn
deze week wel wat lastig, maar
toch tamelijk rustig uitgevallen.
r Daarom eindigen we met een
sprongoefening, die nog heel wat
van U eischt. In gehurkte hou
ding, met beide armen om de
knieën geslagen, kleine spronge-
tjes vooruit, achteruit, en zij
waarts maken. Steeds met twee
beenen tegelijk. Denkt U er om: Ook deze
oefening veerkrachtig, losjes; vooral niet stijf!
JULES KAMMEIJER,
Lich. Opv. M.O,