RDAGAVOND BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD Siroomaf langs de Athabaskarivier. Ervaringen Taxi-chauffeur. JHLJD. ZATERDAG 16 JANUARI 1937 HAARDE M'S D A G B E A D Een tocht vol gevaren. Eén worsteling met het water. Volle kracht vooruit! was het laatste com mando vlak voor de ijzeren spoorbrug over de Athabaskarivier. Dan alleen werkt ons roer, dat met voetenstuur bediend wordt, dan heb je de meeste kans over een steen of grïndbank heen te schieten als je er op mocht loopen. Dan schiet je het snelst door en over de krul lende golftoppen heen. Wij mikken op de opening tusschen de beide middelste pijlers, maar de stroom trok heelemaal naar links, bovendien bruiste en kookte het water in het midden zoo, dat wij alleen rechts roeiende met vaart midden onder den eersten boog door schoten, een golf om de borst, maar de schou ders bleven droog' en dus vol goeden moed verder. Niet, dat het kwaadste punt voorbij was. Neen, de Ghost rapids liggen voor den boeg, stroomversnellingen, waar de dapperste mannen geesten zien, spoken zien van angst. Maar dat is zeker een dag varen verder. Dus rustig voort. Af en toen splitst de rivier zich. wij houden het met den sterksten stroom, maar als wij weer een keer heel erg gehobbeld hebben, nemen we toch ook eens zoo'n zijkreek waar het water zoo zacht glijdend uitstroomt. Eenige seconden later raken onze peddels den steenbodem, maar van stoppen is geen sprake meer, daar bonkt de bootbodem over de grindbak en juist als ik zal uitstappen loopt de voorpunt schuin langs een grooten steen, de booi zwaait, blijft hangen en de stroom drukt met volle kracht tegen den bo dem. de boot kantelt, wordt omgedrukt, tot de kameraad plots met volle 150 pond in 't ge vecht treedt en heelemaal buitenboord leu nend de kracht van den stroom in evenwicht weet te houden en mij gelegenheid geeft uit te stappen en de dan zooveel lichtere boot langs den steen verder stroomaf te schuiven. Zoodra is de zaak niet los of ik moet mij haas ten mij in de boot te laten ploffen, zoo gaat de stroom er met ons vandoor. Da's eens maar nooit meer. Voortaan altijd vlak langs de groote golven in het diepe water. Jawel! Als je alles vooruit overzien kon. Wij hebben ze ker nog 5 keer over de keien gereden in die 5 dagen, - maar altijd met goeden afloop ge lukkig. Onze rubbervouwboot gleed met ons over banken, waar een Canadees aan flarden zou zijn gestooten. Even bekomen van den schrik, het begint ook te druppelen en juist als wij onder een grooten spar zijn geland, breekt een geweldige kletterbui los. Maar de spar hield ons droog, wij konden nog een rus tig uur doorvaren, een groote stroomversnel ling afrijden en toen de lucht weer begon te dreigen kamp op slaan in een mooi, rustig kreekje aan den rand van het bosch. Even verkennen, veel hertensporen, enkele grootere van eland, een wildpaadje dwars over onze kampplaats. Maar droog hout genoeg om een flinke balustrade te bouwen rondom de tentjes. Wij hebben de herten hooren snui ven en stampen, maar dat heeft onzen nachtrust na den eersten langen dag op het water nauwelijks gestoord. Lekker geslapen, lekker ontbeten (dan droogt de tent onder- tusschen van den dauw). Wij hebben nog een paar uur voor de Ghost-versnellingen, moeten eerst de Old Man river passeeren, een groote zijrivier en dan nog een uurtje en dan wordt het oppassen. Wij leeren ondertusschen aar dig hoe je die stroomversnellingen hanteer en moet, zijn het altijd eens over de beste ma nier van handelen, dus vol goeden moed. Mooi zonnig weer en een prachtig landschap, steeds interessante plekken in de rivier, dus wat wilt ge nog meer! Een hooge steile wand nadert rechts, daar kan de Old Man river tegenover liggen. Ja, daar is hij al. Wat mooi, helder wa ter. de groote rivier is nog steeds troebel van gletscherslib. Nu nog een uur, misschien een half. Alles in orde. Jawel, zoowat, straks nog wel eens nazien. Neen beter nu, je kunt niet weten en warempel net om den volgenden bocht, een paar minuten later zien wij een kokende versnelling, met golven in het diepe stroombed, die langer zijn dan onze boot en misschien 1 a V/z meter hoog, als dat het be gin, de inleiding is, kan er nog heel wat vol gen, iets rechts van de groote golven! Jawel, daar drukt de stroom alles samen naar het midden toe. Toch lukte het uit den ergsten stroom te blijven. Kameraad kreeg een golf over de borst, maar de schouders bleven droog. Maar nauwelijks is de rivier bedaard of daar begint het weer. En nog eens, drie zware versnellingen vlak achter elkaar. En als ik even later het schetskaartje nog eens raad pleeg blijkt, dat wij eigenlijk onwetend het gevaarlijkste punt op de rivier glansrijk ge passeerd zijn. Kleine booten slaan daar on herroepelijk vol. werd ons gezegd. Maar een Berger vouwboot niet, kunnen wij voortaan tegenspreken! Maar die heele 2de dag zou een worsteling met het water worden! Na onze overwinning op de spookversnelling namen we een zalig uur rust in de zon, maar een uur later lagen we weer onder een spar te schuilen voor een kletsbui. E11 de tweede bui. Wij zagen hem aankomen, probeeren tweemaal te landen bij een overhangenden spar, maar de stroom is te sterk, sleurt ons mee, Een derde poging doet ons bijna vergaan, doordat de stroom dreigt ons onder een omgevallen populier te drukken. Tegen zoo'n-stroom van een 30 kilo meter per uur begin je niets. En die heeft ons te pakken, want met een geweldige hagelstorm recht tegen suizen we een groote versnelling af, die we door het noodweer heelemaal niet hadden zien aankomen. Die kletsende re gen en hagel maakten ons natter dan de ver snellingen hadden gedaan en wij maakten vroeg kamp op een eiland in de rivier om eens rustig alles te kunnen drogen. Dat is wel prettig op zoo'n kale grindbank, dat je voor wild geen bepaalde voorzorgsmaatrege len hoeft te nemen. Een heerlijke avondzon zorgde voor een stillen avond na een wilden dag! En de volgende dag zou die van het wild worden. Nauwelijks van wal zagen we een ste kelvarken op zijn dooie gemak in een boom klimmen en even later nog eens langs den wal scharrelen. De rivier is breed. open. zon nig. splitst zich rondom eilandjes, die altijd van die hobbelende grindbanken vormen, T waar je zoo gemeen overheen kunt hobbelen en dansen. Horlepiep noemen we die dingen voor het gemak. De keus is wel eens moeilijk, welk kanaal het beste is. Eén keer weifel ik en zie achter een der kanalen een heel donkere vlek in 't lichte landschap. Een beest? Dan die richting. En als wij aankomen snellen- richt zich daar op den grindoever een groote bruine beer op zijn achterpooten op om te zien wat daar nu wel aankomt. Als we op 50 meter zijn wandelt hij weg, komt nog" even kijken over een zandruggetje en als onze boot over het grind schuurt, holt hij al weg, zóó snel, dat de camera niet volgen kan. In de boot dan maar weer. Een kwartier later staat een hinde te drinken aan den waterkant en laat ons op een meter of tien voorbij glijden. Ik moet in de handen klappen om het sier lijke beestje te doen wegspringen. Wij gaan aan land om wat te eten. Hot cakes, een soort pannekoeken, want het brood is op. Natuur lijk even op sporen letten, herten bij de vleet, maar nog wat anders. Een sleepend spoor door het gras brengt mij bij een boomstam vol lar- vengaten, die heelemaal uit elkaar geklauwd is. Daar heeft een beer zitten smullen! Wat ligt daar? Een hertenkop met prachtig gewei, een eind verder een poot, de karkas. Daar heeft een beer een hert geslagen. Het gewei wordt achter op de boot gebonden en verder gaat het weer. Een uurtje later weer een donkere vlak aan den overkant. De stroom brengt ons t e snel er langs, een prachtige mannetjes eland, rustig grazend. Hij hoort iets, keert zich om, staat te kijken, één en al aan dacht. 20 meter een aarzeling, 15 meter daar licht iets op in de donkere oogen, het mach tige gewei wordt over iets achterover gedrukt. 10 meter met een sprong en een zwaai klau tert hij de steile helling op. Ik dacht even dat hij op ons afkwam en dan was ons bootje en waren daardoor wij ook verloren geweest. En ineens dringt het roekelooze van onze on derneming tot mij door. Wij zijn nog een 100 kilometer van het naaste dorp in een volko men verlaten streek met nog voor 3 dagen voedsel. Verlies van ons bootje zou een wan deling door de wildernis beteekenen met heel weinig kans om het eindpunt te bereiken. Maar die gedachten verdwijnen weer als- nog een stekelvarken langs wandelt, nog eens twee herten nieuwsgierig blijven staan kijken enz. En als wij haastig onze tenten opslaan voor een aanstormende donderbui is het alweer zes uur geweest en weten we dat er nog wild en romantiek in Canada te vinden zijn. De vierde dag op de rivier. Verveelt het u al? Ons niet. Geen oogenblik rust. Altijd uit kijken naar herten en stroomversnellingen. Je vergist je altijd wel eens en om dan weer uit de perikelen te raken als je eenmaal in een nauw, ondiep gat zit in een sterken stroom. Leuk werk. Om 9 uur vertrokken. Om 12 uur zie ik rook eneen haverveldje. Gauw aan leggen! Daar vliegt een musch. vast teeken der beschaving. Daar staan brandnetels, ho- nigklaver, wikke, onkruiden, die de mensch uit Europa heeft overgebracht. Echter geen huis in zicht. Maar als wij later onze boot nogeens in een kreekje sturen, vinden wij IV2 uur loo pen verder Whitecourt met spoorstation, post kantoor en een Chinees, die eten kan koken. 150 mijl, 250 kilometer in V/2 dag. Toch leuk. In 6 dagen geen menschen gezien en nu weer een krant. Maar wij willen nog verder, koopen voorraden en maken 's avonds kamp bij Blue Ridge bij een ouden goudwasscher, die daar bezig is. Leuk type. Eerst voor dominee gestu deerd, toen geologie. Ruzie gemaakt en als ma troos gaan varen op zeilschip. In Australië ge zworven, als gouddelver naar Chili en naar Alaska en nu hier aan de Athabaskarivier aan het goudwasschen om straks een pony te kun nen koopen, die hem naar het Noordwesten zal brengen, waar hij nog een rijke plaats weet. Met goudmijnspeculatie wel eens 50.000 dollar verdiend, maar ook weer verloren. Nu *s zomers goudwasschen en leven van fram bozen, boschbessen en wat meel, en 's winters van vleesch en vet. gekregen door vallen zet ten voor den pelshandel. Een leuk huishou den. Open tentje gesloten door een reuzen houtvuur. Bretel van auto-binnenband zelf gelooid hertenleder, eigengemaakt jak en broek en geweerfoudraal, alles hertenleer, dat één nadeel heeft, zegt hij, het is al nat, een dag voordat het begint te regenen. Ongeloof lijk handig springt hij met zijn houtvuur om, rookt zijn pijpje en vertelt van oude tijden, te beginnen bij Cortez en Pizarro of hij er zelf bij geweest is. En hij zingt voor ons zijn eigen compositie „Where the Athabaska flows". Een gezellige avond. En nu stroomen- de regen. Dat beteekent een dag oponthoud, voor wij onze Hollandsche vrienden in Neer- landia ontmoeten. Jammer, maar de mensch wikt God beschikt. Het zij zoo! VAN DER SLEEN van een Mijn eerste baantje. We staan buiten, de geslaagden van het eindexamen der vijfjarige H.B.S. Een aardige speech van den directeur, met tal van wijze raadgevingen voor de toekomst, hebben we zooeven aangehoord. Als een lawine is het ons overvallen; we zijn geslaagd, we zijn van school af en we kunnen een baantje gaan zoeken. Maar dat heeft den tijd nog, we zullen het er eerst eens fijn van nemen. Een paar weken vacantie voor het harde blokken van de laat ste maanden hebben we wel verdiend! We maken afspraken voor de volgende dagen, want we zijn er van overtuigd dat het koor het be roemde koor van 5 B, niet maar zoo zonder meer uiteen mag vallen! En we hebben plezier gemaakt die volgende dagen! In gesloten colonne hebben we gemar cheerd door de hoofdstraat, met aan iederen kant een agent en de halve stad achter ons aan. We hebben in de bioscoop het halve schellinkje afgehuurd en zijn er en bloc uit gesmeten! Volle vier dagen hebben we plezier gemaakt op alle mogelijke en onmogelijke ma nieren En toch spat dat beroemde koor uiteen als een zeepbel, eigenlijk tegen ieders wil. Het is opmerkelijk hoe gauw men zijn schoolvrien den vergeet, als men ze nog slechts weinig ontmoet! Na een half jaar kom je nog eens iemand tegen, je zegt Hallo. Na een jaar denk je aan niemand meer en als je gegroet wordt, groet je terug terwijl je je afvraagt; „Wat zou die tegenwoordig uitvoeren?" We staan dus al gauw alleen en worden stilzwijgend opgenomen in het leger van sol- liciteerende „Algemeen ontwikkelde jonge- menschen". dat brieven schrijft op alle moge lijke advertenties in alle mogelijke bladen en blaadjes. Ook ik moet er aan gelooven! Ik behoor niet tot die gelukkige categorie menschen. die zoo van school in een baantje stappen door con nectie van pa of oom of andere kruiwagens. Ik moet me er op voorbereiden zelf een werk kring te vinden en schrijf dus verwoed brie ven. Ik schrijf ze zelfs in serie's, en als ik geen brieven schrijf, verveel ik mezelf en m'n huis- genooten Daarin ga ik verandering brengen, want dat gaat zoo niet langer! Ik heb een idee gekre gen, waarmede misschien iets te verdienen zal zijn. In mijn buurt is een garage gevestigd, waarvan ik den baas wel ken. Met hem ga ik eens praten, ik heb een rijbewijs en ben een goed chauffeur. Na eenig heen weer praten worden we het eens. Ik kan bij hem in dienst treden als vierde man. Graag neem ik het aan en vanaf dien dag breng ik m'n tijd door op of onder een auto. In m'n vrijen tijd schrijf ik brieven De zaak waarin ik een baantje heb gekregen is onder den vorigen eigenaar een beetje ver- loopen, maar de baas is vol goeden moed en de drie chauffeurs in vasten dienst zijn dat ook, hoewel ze het thans nog best afkunnen. De baas en ik zijn al heel gauw de beste vrien den: samen sloopen we motoren en zetten ze weer in elkaar. Ik leer massa's in enkele we ken. weet mee te praten over lekke olieleidin gen en vette bougies, over krukassen en zui gers. Het trekt me allemaal buitengewoon aan Van verveling is nu geen sprake meer! Na drie weken ben ik nog niet met een vrachtje op den weg geweest, maar de baas is toch tevreden over mij. Ik ben geweldig trotsch op mijn eerste eigen verdiende geld en spreek met mijn vrienden enthousiast over mijn werk. Intusschen doen reclame en goede bedie ning wonderen, de klantenkring breidt zich snel uit en al spoedig 'hebben m'n collega's ge regeld werk. Nu zal ook gauw mijn beurt komen! Op een drukken Zaterdagavond krijg ik dan eindelijk m'n eerste vrachtje. Ik ben alleen in de garage als de telefoon gaat en het geeft me waarlijk een schok van nieuwsgierigheid! Wilt U oogenblikkelijk voorkomen met een wagen, waarop een groote koffer kan wor den meegenomen! Zeker, meneer ik ben direct bij U. Nu, dat treft, de Fiat heeft een groot kof- ferrek. Ik laad vlug benzine en olie en rijd naar het opgegeven adres in Aerdenhout. Voor ik aanbel, poets ik de klep van m'n nieuwe chauffeurspet nog even met m'n mouw op, want het is een eerste vereischte, dat een chauffeur er altijd netjes uitziet! Ais de deur op mijn bellen bijna dadelijk opengaat, sta ik voor een heer, die blijkbaar haast heeft. Zoo, ben jij van garage S.. volg me'maar even! - Ik loop achter hem aan drie trappen op tot een soort zolderkamer, waar een monster van een koffer staat. Die moet mee, maar denk er om dat ie zwaar is! Samen sleepen we den koffer de drie trappen af en met moeite krijgen we hem op het rek. Een paar einden rouw vind ik in den wagen en ik sjor den koffer stevig vast. Dan, terwijl ik beleefd het portier openhoud, vraag ik waar meneer naar toe moet. Oh. even hier naar het stationnetje! Driehonderd meter verder ligt namelijk het kleine forensenstation aan den rand van de stad. Woedend sla ik de Fiat aan; heb ik daar voor dien beroerden koffer zoo goed verzekerd? Kwaad begin ik drie minuten later de touwen weer los te trekken, maar zie, terwijl ik nog bezig ben, rijdt de trein reeds binnen. Die hebben we dus gemist! Zeg, chauffeur, ik had toch graag dien koffer nog vanavond in Warmond, wat zullen we daaraan doen? Dat is de kans van m'n leven, denk ik en na even m'n kilometerboekje te hebben geraad pleegd, noem ik hem den naasten pijs voor dien rit. En dadelijk hapt hij toe! Sjor den koffer aan maar weer vast, dan halen we even m'n vrouw en dan kun je ons er heen rijden. Fluitend trek ik de touwen weer om dien gezegenden koffer en leg er nog een paar extra knoopen bovenop! We halen mevrouw en ik rijd naar Wax-mond. De Fiat houdt zich best. Zonder de minste stoornis komen we aan. Wachten, chauffeur. Ik wacht. Een half uur zit ik geduldig in een tijdschrift te bladeren, dat ik in den wagen heb. gevonden. Dan verschijnt, er een aardig dienstmeisje, dat waagt of ik misschien koffie wil. Ik volg haar naar de keuken een ouder - wetsche, gezellige keuken, met blauwe tegels en leuke, geruite gordijnen. Ik krijg koffie met koek en we kunnen het best samen vinden. De tijd vliegt siiel om! Eindelijk na twee uur wordt ik geroepen. Correct houd ik het portier open en meneer en mevrouw stappen in. Onderweg bedenk ik wat de jongens zullen opkijken als ze hooren dat ik met een nieuwen klant naar buiten ben geweest. Als ik in Aerdenhout stop, regent het flink. Nu eerst aanbellen! Ik open'het portier pas als het meisjes heeft opengedaan. Ik help mevrouw bij het uitstappen en houd het hekje voor haar open. Dank je, chauffeur. Meneer rekent af! Zeg boy, zeg maar aan je baas dat ik heel tevreden ben, en kom Woensdagavond om denzelfden tijd en met denzelfden wagen voor. Heel graag, meneer. Als ik naar de garage terugrijdt zing ik! Wat heb ik daar een fijnen klant voor onze zaak gewonnen! H VERTELLING T reinscène. door BERT LOVEN. Generaal Lafontaine schrok uit zijn slapen de houding op. toen de trein stopte en het portier opengeworpen werd. Bonjour, m'sieu! groette de binnenstap pende reiziger. Lafontaine beantwoordde den groet vriendelijk beleefd. 't Is vreeselijk stil in den trein, mijnheer, hervatte de vreemdeling, nadat hij zijn bruin- lederen valies in het bagagenet had gedepo neerd en zich tegenover den generaal in de kussens had laten vallen. Lafontaine glimlachte. Zijn coupégenoot scheen iemand te zijn, die hem in praatlustig heid evenaarde, misschien wel overtrof,- Inderdaad zei hij, dat heb ik zooeven in Parijs ook opgemerkt, toen ik instapte. Vree selijk stil is het. Mag ik zoo vrij zijn? Hij haalde zijn portefeuille te voorschijn en diepte daaruit zijn naamkaartje op, dat hij aan zijn metgezel px-esenteerde. Deze las met stij gende belangstelling: G. J. W. LAFONTAINE Generaal d.s. chez l'Armée de France. Hij maakte een beleefde buiging voor den veldheer en zei: Zeer aangenaam, generaal. Het is een buitengewone eer voor mij, in uw gezlschap te mogen reizen. Mijn naam is Charly Leblanc, advocaat en procureur. Lafontaine glimlachte en mompelde eveneens iets vriendelijks. Le blanc liet het glanzende kaartje in zijn jas zak glijden en gaandeweg begon het gespi-ek te vlotten. Lafontaine wist smakelijk te vertel len uit zijn militaire loopbaan en Leblanc vermaakte zijn metgezel met grappige mo menten uit de rechtzaal. Is het brutaal, als ik waag, wat het doel van de reis is? vroeg de advocaat na een poosje. Orleans! zei Lafontaine lachend. Maai' het is geen dienstreis. Even aarzelde hij, toen vervolgde hij op meer zakelijken toon: Waar om zou ik het niet zeggen? Ik zal toch zeker een advocaat wel kunnen vertrouwen? Stel u voor. Enkele dagen geleden nam ik in het centrum van Parijs een taxi en daarin vond ikwat denkt u? Leblanc haaide de schouders op. Ik geef het op, zei hij lachend. Een por- temonnaie? Misgeraden! lachte de generaal. Schrik niet. Ik vond in de auto, half tusschen de kussens verborgen een damestachje. waarin zich een halssnoer bevond, bezet met een groot aantal zeer kostbare diamanten. Ai!riep de ander verbaasd. Dat was een buitenkansje voor u. Pardon, antwoordde Lafontaine glim lachend. Het is een buitenkansje voor de dame, die zoo nonchalant was, het taschje te laten liggen. Ach natuurlijk! vei'beterde de advocaat haastig. Het is een groot geluk voor haar, dat het juist een hooggeplaatst militair zijn moest, die het taschje vond. Er zijn zooveel oneerlijke menschen op de wereld. Daar kan ik over oor- deelen. Mijn beroep als advocaat brengt dat met zich mede. En nu gaat u het halssnoer terugbezorgen? Precies! zei de ander trotsch. In het taschje zat een kaartje met haar naam en adres. Madame Tournier, Rue Jeanne d'Arc, Orleans. Ik heb haar geschreven en ze ver wacht mij nog vanavond. Raad eens. hoeveel waarde het snoer vertegenwoordigt? Hoe kan ik daar over ooraeeien, ais ik het voorwerp in kwestie niet gezien heb? zei Le blanc schoudei'ophalend. Ach ja, natuui'lijk. De generaal stond op en nam zijn koffertje uit het net, waarbij de ander constateerde, dat dit valies en dat van hemzelf vrij nauwkeurig op elkaar geleken. Een oogenblik later hield hij een schitterend juweel tusschen zijn vingers. Zachtjes floot hij tusschen zijn tanden. Schitterendzei hij met oprechte bewon dering. Hoe kan iemand met zoo'n kostbaar sieraad zoo onachtzaam omspringen? Mag ik eeps taxeer en? Heel graag. Tweehonderd duizend franc? Verbaasd keek Lafontaine hem aan. Op z'n kop af. Juwelier Bi-ouchard uit de Rue de Paix schatte precies hetzelfde bedrag. Bent u kenner van juweelen? Leblanc bevestigde het met de wooi'den: Ik taxeer nogal veel. het is bijna mijn da gelij ksch werk. Maar als u eens wist, hoeveel minderwaardig werk er in omloop is. Hij gaf het siei'aad terug fn Lafontaine leg de het uiterst vooi'zichtig weer in het dames- taschje en dit in het valies, dat hij boven zijn hoofd in het net plaatste. Madame Tournier zal u wel dankbaar zijn. vei-volgde Leblanc. In ieder geval is dit een juweel van ongerepte zuiverheid. Geen vlekje zit erop. Het gesprek werd voortgezet, waarbij de advocaat verhaalde van diverse trucs met valsche juweelen en van het groote aantal op lichters waarmede hij uit den aard van zijn beroep herhaaldelijk in aanraking kwam. Ten slotte gaf hij Lafontaine den welgemeenden raad voorzichtig te zijn, als hij in Orleans uitstapte, want juist daar wemelde het van ;eroutineerde juweelendieven. De ander knikte bevestigend: Laat dat maar aan mij over, waarde heer, lachte de generaal. De man, die mij een poets wil bakken, moet nog geboren worden. Guil- laume Lafontaine is niet zoo dom, dat hij zich door een oplichter laat beet nemen. Dat geloof ik graag, zei Leblanc met over tuiging. Men kan het u wel aanzien, dat u niet gemakkelijk te overrompelen bent. Trouwens het commentaar in de dagbladen tijdens de jongste manoeuvres geven voldoende blijk van uw tactiek en rustige zelfverzekerdheid. Maar toch is voorzichtigheid geboden. Lafontaine glimlachte gevleid. De trein begon vaart te verminderen en de advocaat maakt zich gereed. Gelukkig behoef ik niet zoover als u, zei hij. Mijn reis is bijna teneinde, althans voor vandaag. Het spijt mij, dat ons samenzijn zoo kort geduurd heeft, maar ik hoop u spoedig weer te ontmoeten en dar. stel ik mij voor, de kennismaking meer .(•mrzaam te bevesti gen. kunt dan tevens mijn vrouw leeren kennen Ik heb uw adres en u het mijne. Hij voelde nog even in zijn zak en knikte. Uw kaartje zit veilig opgeborgen. Mijn adres is Boulevard Jean Jaures 23, Pai'ijs. Afgesproken, zei Lafontaine. Ze reikten elkaar de hand ten afscheid en toen de trein stilstond greep Leblanc het kof fertje uit het net en sprong lenig tusschen de reizigers op het perron. Lafontaine liet zich weer in de kussens val len en toen viel zijn blik op het bruine valies in het bagagenet tegenover hem. Mon Dieu! riep hij verschrikt. Dat komt van dat geklets. Daar heeft mijnheer Leblanc bij vergissing het verkeerde valies meegeno men. Hij sprong uit den coupé en klampte een kruier aan. Loop ais de weerlicht dien mijn heer met dat bruine valies en die grijze regen jas achterna, beval hij. Neem dit koffertje mee en breng het andere, dat hij in zijn hand heeft terug. Die mijnheer heeft bij vergissing mijn valies meegenomen. Haast je wat. want de trein vertrekt dadelijk. De kruier, belust op een goede fooi. snelde weg en juist toen de chef het vertreksein gaf, was hij weer terug. Hij reikte Lafontaine het zelfde valies over en zei; Het was bepaald een vergissing van u, mijnheer. Die mijnheer had zijn eigen koffer. Hij liet mij zien, dat er een koperen plaatje op we 3 aangebracht met den naam Lafontaine en liet mij ook zijn naamkaartje zien. Het is een hooge oome, mijnheer. Hij is generaal. Hier is het kaartje, ik moest u de groeten doen. Vlug sprong hij van de treeplank zonder fooi en de generaal liet zich zuchtend in zijn hoekje vallen. Zoo'n schobbejak!Zoo'n fielt, siste hij tusschen zijn tanden. En aan hem zou ik mijn geheele vermogen durven toevertrouwen. Hij keerde zijn eigen naamkaartje om en las met ingehouden woede: Generaal. Met dank voor de gezellige reis. die voor mij tevens voordeelig is. Het ge luk moet je maar dienen. U was zoo gelukkig het taschje te vinden. Gun mij ook wat geluk. Ik verzeker u, dat ik het halssnoer voordeelig zal weten te vei-koopen. Gedeelde vreugde is dubbele vreugde, nietwaar? De groeten aan madame Tournier en nogmaals bedankt door: Charley Leblanc, advocaat, alias Jean Rouge, zakkenroller. Verschil in snelheid. De eerste locomotief in Duitschland reed op 7 Dec. 1835 tusschen Neurenberg en Fürth met een snelheid van 40 kilometer per uur. De nieuwe Duitsche lo comotief ontwikkelt een snelheid van 175 ki lometer per uur. De machine van de eerste ontwikkelde een kracht van 10 paardekrach- ten, die van de laatste een van 2800 paarde- krachten. Oefening 45. De teekening bij deze oefening ziet er nogal ingewikkeld uit. Toch is het slechts een eenvou dige zwaaioefening voor één arm, die dient om de schouders beweeglijk te maken. We beschrijven met één hand een liggende „acht" in de lucht. Eerst maar even langzaam, maar zoodra U de route te pak ken hebt, met forsche, breede zwaaien. De arm blijft zoo ongeveer gestrekt, maar hij mag toch geen moment gespannen worden. Na dit zes keer gedaan te hebben, afwissen met zes zwaaien van den anderen arm. Het wordt een prach tige. alzijdige oefening als U dezen zwaai com bineert met veerende medewerking van enkels en knieën. De zwaai gaat dan wel wat lang zamer, maar alles verloopt dan geleidelijker, breeder, meer rhytmisch. (Oefening 45a). Oefening 46. Een proef op de som of het wel noodig is iederen dag tien minuten te oefenen! Gaat U eens op de knieën liggen. Nu langzaam de heupen naar buiten draaien, terwijl het boven lichaam en de armen naar den anderen kant draaien, teneinde niet om te vallen (zie de teeke ning). Steeds dieper zakken we dan naar beneden, tot U tenslotte vlak naast Uw voeten (die niet verschoven mogen wor den!) op den grond zit. Bent U omgevallen, of hebt U maar even met een hand gesteund, dan is het een grandioze mislukking. Is het gelukt, dan zonder met de handen af te zet ten weer met een rukje oprichten en aan den anderen kant hetzelfde. Deze oefening is vrij moeilijk. Laten we hopen, dat het een aan sporing is om nog velen te „bekeeren". Heusch. het is niet noodig, na uw dertigste jaar vast te roesten. Tien minuten of een kwartiertje per dag als vaste gewoonte besteed aan Uw lichamelijk welzijn, zal U lenigen gezond hou den tot op hoogen leeftijd! Nu worden eerst even Oefenin gen 22 en 23 gerepeteerd. Daarna beginnen we pas aan Oefening 47. Op de teenen staande buigen we heel langzaam de knieën, terwijl het lichaam nagenoeg gestrekt achterover hangt. De armen kun nen prachtig helpen om het even wicht te bewaren. Steeds dieper, steeds lager gaan de knieën, tot 1 ze beide tegelijk zachtjes op den i grond komen. Eerst maar even een kussen leggen op de plaats waar U neer denkt te komen. De fami lie mocht eens wakker worden van Uw mis lukte eerste pogingen! Oefening 48. De oefeningen zijn deze week wel wat lastig, maar toch tamelijk rustig uitgevallen. r Daarom eindigen we met een sprongoefening, die nog heel wat van U eischt. In gehurkte hou ding, met beide armen om de knieën geslagen, kleine spronge- tjes vooruit, achteruit, en zij waarts maken. Steeds met twee beenen tegelijk. Denkt U er om: Ook deze oefening veerkrachtig, losjes; vooral niet stijf! JULES KAMMEIJER, Lich. Opv. M.O,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13