UGD VRIJDAG 5 FEBRUARI 1937 HAARLEM'S DAGBLAD IT AAN ALLEN. Terwijl ik dit schrijf is wel de sneeuw laag weer verdwenen, maar toch denk ik aan een groote groep vrienden van ons menschen. die juist, door wat jullie jongeren zoo'n groot ple zier verschaft heeft, gebrek begonnen te lijden. Jullie snappen natuurlijk al, wie ik met die vrienden bedoel. Ik hoef het niet te zeggen, dat het de vogels zijn. De vogels onze vrienden? Ja, want wat zou er van onze tui nen, onze vruchtboomen, onzen oogst terecht komen als er geen vogels waren. Als je be denkt dat één merel in enkele maanden mil- lioenen en millioenen larven verslindt. Tal van vogels, die we in onze tuinen en stads parken zien, zooas roodborstjes, vinken, spechten, leeuweriken, leven bijna uitsluitend van schadelijke insecten. Zeker er zijn er ook, als de musschen en de spreeuwen, die zich ook graag te goed doen aan onze rijpe vruchten, Maar ze hebben zich van te voren verdienstelijk gemaakt door 't verslinden van allerlei rupsjes en wormen. Laten we ze dus in den zomertijd een enkele rijpe vrucht niet misgunnen. En laten we nu. nu ze van dit al les of niets of maar zeer weinig kunnen vin den vooral niet vergeten. Laten we nu onze dankbaarheid toonen door voor ze te zorgen. Hoe we dat kunnen doen? U, heel gemakkelijk. Voor wie een voe derhuisje in den tuin heeft, is de zaak na tuurlijk heel gauw opgelost. Maar voor wie dit niet heeft, is 't een klein kunstje er een te maken. Sla een niet al te kort paaltje in den grond en spijker daar een niet te klein plankje op. Strooi hierop nu wat zaad b.v. wat gemengd kippenvoer, of wat rijst of hennep zaad, wat brood, wat apenootjes, Spijker er een flink stuk spekzwoerd aan vast en je zult eens zien, hoe gauw je tuin wemelt van aller lei gevogeltje. 't Is of ze mekaar vertellen, dat er bij je wat te halen is. Zag je van te voren bijna alleen de straatjongens onder de vogels in den tuin, nu zie je weldra allerlei gevogelte. Vinken, meezen, roodborstjes, me rels, soms een enkele specht of een bonte kraai en natuurlijk de musschen en de spreeuwen. Al heel gauw merk je, dat het bij de vogels net is, als bij de menschen. De smaken verschillen. De musschen en spreeu wen schijnen hierop een uitzondering te maken. Die eten alles wat onder hun bereik is. Maar let eens op de vinken. Die zoeken eerst het hennepzaad er uit. Het roodborstje en de merel schijnt geen voorkeur te hebben voor zaad of brood. De meezen vliegen het eerst af op het spek, eerst later komen de apennootjes bij hen aan de beurt. Niet alleen dat er verschil van smaak onder de vogels valt op te merken, er is ook verschil in de manier, waarop ze op het voedsel aanvaren. Als ze eenmaal weten, dat de tafel op be paalde tijden van den dag voor hen gedekt wordt, dan kun je er op rekenen, dat ze in den regel al lang voor dien tijd in je tuin zitten. Duurt het wachten hun wat lang, dan geven ze door luid getjilp en gefluit wel van hun aanwezigheid blijk. Als willen ze zeggen „Maakt wat voort, het is onze tijd." En heb je ze eenmaal hun portie gebracht dan vliegt de musch en de spreeuw er dadelijk brutaal op af, pikt er liefst een stuk brood uit en vliegt er of een eind mee weg om het daar op te peuzelen of gaat er mee op den grond zitten. Het roodborstje is niet zoo gulzig. Het schijnt of het in de buurt van de voedertafel zittend even uitkijkt, wat het uit den voor raad nemen zal. Heeft het wat uitgekozen, dan vliegt het er op af, pikt het op en gaat er in den regel mee op den grond zitten en om straks het spelletje te herhalen. Zorg er ook voor dat er tusschen het voer wat fijn gemaakte kaaskorstjes liggen. Als je ze eens extra tracteeren wil, leg er dan een halve kokosnoot neer. Het is dan al heel gauw of er een heele meezenfamilie in je nabijheid heeft gelogeerd, want ze behooren al heel gauw tot je trouwe klanten. Bij het strooien van brood is 't beste bruin brood, want witte brood wordt gauw puur. Voor de roodborstjes zijn miereneieren een tractatie. Behalve het voer is ook drinkwater 'n levensbehoefte voor de vogels, niet alleen om te drinken maar vooral ook om te baden. Vriest het, zorg er dan voor het water een paar keer per dag te ververschen. Ook onder de vogels geldt, even als helaas nog zoo vaak onder de menschen, het recht van den sterkste. Zien de spreeuwen een lekkere brok voor zich, laat dan geen musch probeeren het voor zich op te eischen, want een nijdige beet van de spreeuw zal zijn straf zijn; evenzoo gaat het tusschen merel en bonte kraai. In Noorwegen bestaat in sommige streken de gewoonte om den vo gels een kerstmaaltijd te bezorgen. Op Kerst morgen is dan iedere^gevel, poort of schuur versierd met een korenschoof, die grooter of kleiner is. naarmate de rijkdom van den be woner. Niemand, al is hij nog zoo arm. zal op dien morgen nalaten de vogels te tracteeren. W. B.—Z. O! DIE WIND! door W. B.Z. 'k Ben een mannetje van buten, Ik verlang nu naar mijn huis. Maar de wind heeft mij te pakken, 't Is daar buiten lang niet pluis. Hoor de kale boomen kraken, 'k Ril zelfs in mijn dikke jas. Nee, die sneeuwstorm is niet prettig 't Komt vandaag mij niet van pas. 'k Deed gelukkig nog mijn das aan En mijn wanten zijn ook dik; Ik ga gaarne naar de stad toe Maar nu ben 'k niet in mijn schik. Hoor die wind nu toch eens gieren. Bij mij op de boerderij Tocht het vast door alle kieren 'k Heb de brandstof ook niet vrij. Was ik nu maar thuis bij moeder. Bij mijn kinder* en mijn vee. Jongens, wat die vind kan buldren, Nee, dat tochtje valt niet mee. VOORLOOPERS VAN DEN AUTOMOBIEL. De „Molenwiekenwagen'' van een schran- deren Italiaan en de zeilkar van Simon Stevin Als je in Amsterdam langs den Oude Zijds Achterburgwal loopt, dan moet je je wel eens verbazen over de smalheid van den weg tus schen de huizen en het water. Een beetje breede wagen vindt er ternauwernood ruimte, en passeeren is vrijwel onmogelijk. Hoe komt dat toch? Wel, de verklaring is niet moeilijk. In den ouden tijd, toen deze en an dere burgwallen gegraven werden, gebruikte men geen wagens, het vervoer van goederen ging per schuit, en de menschen gingen te voet. Vrachtwagens en rijtuigen zijn nog niet oud, ze komen eerst voor den dag, als da straatwegen gelegd zijn, en dat geschiedde pas in het laatst van de middeleeuwen. De oudste Nederlandsche straatweg is die van Utrecht naar De Bilt, en die is eerst in 1433 gelegd. Vóór dien tijd waren er alleen maar klei-, zand- en veenwegen, en die zijn een groot deel van het jaar niet te berijden. In de oudheid werden lasten door de muilezels ge dragen, en de reizigers gingen te paard. Al leen in den oorlog gebruikten sommige Oos- tersche volken strijdwagens. Toen er eenmaal betere wegen waren, wer den ook al spoedig wagens gebouwd, door paarden en ossen getrokken, en nu is het merkwaardige dat bijna dadelijk de gedachte is ontstaan aan wagens zonder trekdieren, aan automobielen (letterlijk zelf bewegers) dus. Eir zijn oude teekeningen bewaard geble ven van zulke wagens, maar de meeste ideeën die daarin tot uitdrukking komen, zijn niet te verwerkelijken. Een „auto" moet na tuurlijk uitmunten door groote kracht en be trekkelijk gering gewicht, en aan die eischen kon men in die tijden, eeuwen vóór de uitvin ding van den benzinemotor, niet voldoen. Als we echter het plaatje bekijken, dat hier bij staat, dan zien we 'n constructie, die werke lijk uitvoerbaar moet zij. Zijn is van een Ita- liaanschen constructeur en dagteekent uit 't jaar 1460. Je kunt zien dat hij zich den windmolen tot voorbeeld, heeft gesteld, en als hij nu de wie ken maar wat grooter had genomen, dan zou hij bij matigen wind zijn wieken wel aan 't draaien hebben gekregen door middel van zijn goed geplaatste tandraderen. Van den zeilwagen van Simon Stevin, den grooten wis- en werktuigkundige, die van 1548 tot 1620 leefde, heb je zeker al eens ge hoord. Een goede idee van Stevin: een wa gen te bouwen met breede wielen, een stel zeilen er aan te bevestigen en er dan mee langs het strand te gaan rijden. Hij heeft met zijn wagen verscheidene tochten op het Sche- veningsche strand gemaakt en herhaaldelijk heeft Prins Maurits, die van Stevin les kreeg in de Wiskunde, een ritje meegemaakt. Ste- vin's wagen bereikte een voor die dagen enorme snelheid, n.l. niet minder dan 50 a 60 K.M. per uur, dat is dus 3 a 4 maal zoo hard als je tegenwoordig op de fiets kunt vooruit komen. Omstreeks 1650 reed een kreupele, zekere Stephan Farfler, door de straten van Neu renberg, met een wagentje dat hij zelf door handkracht voortbewoog. Dit wagentje had drie wielen. De heer Farfler bereikte zijn doel door middel van 'n tweetal slingers, die met behulp van een paar kamraderen het voorwiel deden draaien. Maar groote snelheid kon de heer Farfler met zijn wagentje niet bereiken. Dat gaat beter met de voeten en er lillllllllillllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllillll HENRY MORTON STANLEY De man die „een naald in een hooiberg vond!" Een bekend spreekwoord zegt dat het heel moeilijk is een naald in een hooiberg te vin den, maar er zijn dingen, die nog veel moei lijker zijn. Bijv. in een reusachtig, grooten- deels onbekend werelddeel een verdwenen mensch opsporen. Dat heeft de man, wiens energieke kop wij hierbij afbeelden, gedaan. Stanley heette eigenlijk James Rowland; hij werd den 28en Januari 1847 in Wales geboren, maar omdat zijn ouders heel arm waren, stak hij al op 14-jarigen leeftijd als koks maat den Atlantischen Oceaan over. In New Orleans werd hij door den koopman Stanley als zoon aangenomen, waarmede hij zijn B'ritsche afkomst prijsgaf om Amerikaan te worden. Na den dood van zijn pleegvader, nam hij in de gelederen der Geconfedereerden deel aan den Amerikaanschen Burgeroorlog Later trad hij op als reizend correspondent voor verschillende Amerikaansche nieuws bladen, vooral voor 't leveren van kopij op 't gebied van oorlogen, expedities en ontdek kingsreizen. Voor dit werk was Stanley als ge knipt. Hij bezat een vrij ruime talenkennis, een vlotte ondernemingsgeest, fantasie, in tuïtie enbrutaliteit. Hij maakte reizen door Turkije, Klein-Azië, Perzië en Indië en vergezelde als oorlogscorrespondent in 1867 en '68 het Engelsche leger in Abessinië totdat hij in 1869, tijdens een verblijf in Spanje, de opdracht kreeg van zijn blad „New-York He rald", om den beroemden Engelschen zende ling en ontdekkingsreiziger Livingstone, die als vermist werd beschouwd, te gaan opspo ren. We kunnen ons tegenwoordig nauwelijks meer voorstellen wat een dergelijke opdracht in dien tijd te beteekenen had. Immers, al kunnen we in onzen tijd Afrika nog wel niet een beschaafd gebied noemen, sinds de groote en kleine mogendheden er de blikken op sloe gen, werd de oppervlakte van het onbekende binnenland al kleiner en kleiner, werd al meer en meer in kaart gebracht en werden verschillende wegen van verkeer geopend zoodat men niet zoo heel lang meer 2al be hoeven te wachten of Afrika is op zijn minst even bekend, bereikbaar en bereisbaar als bestaat dan ook een teekening van het jaar 1690, voorstellende een zekeren dokter Ri chard te La Rochelle, die trappende zijn pa tiënten bezocht. De uitvinding van de stoommachine bracht ook op de gedachte van een motorwagen, 't Was de beroemde Isaak Newton, die feite lijk omstreeks 1680 de eerste automobiel heeft gebouwd, 't Was een klein wagentje waarop een spiritusvlam het water in een ketel deed koken. De stoom bracht geen zuiger in bewe ging maar stroomde met kracht achteruit en de terugstoot van dien stoom tegen de u;-rr deed den w Napoleon heeft zich veel met het vraag stuk der motorwagens bezig gehouden en heeft zelfs een artikel geschreven over de automobiel in den krijgsdienst. Het duurde echter nog wel tot omstreeks 1895, voordat een bruikbare benzinemotor werd gecon strueerd en eerst hierdoor werd het mogelijk het grondtype van onzen modernen, bijna volmaakten auto te bouwen. O KEE! Hoe vaak hooren we op onze wandeling in en buiten de stad niet een paar jongeren, want dit zijn 't vooral, elkaar toeroepen: O kee! Van waar komt die uitdrukking en wat beteekent ze? Er zijn hierover verschillende verklaringen. De meest waarschijnlijke is dunkt me de volgende. Aan de kust van het eiland Haiti ligt de havenplaats Aux Cayes. die vooral bekend als uitvoerhaven van le klas rum en tabak. Bij de verkoop dezer ar tikelen was de gewone vraag van den a.s. kooper, „Is het Aux Cayes?" Indien ja, dan wist hij, dat het goed was. En zoo kwam de uitdrukking in gebruik voor alles wat goed was en op deze klank afgaande schreef men alleen de eerste letters O. K. en dit werd vol gens Amerikaansche uitspraak O Kee. Een andere eveneens aannemelijke verkla ring is de volgende. Èr moet ergens in Ame rika een douane-beambte geweest zijn, die bekend stond om zijp betrouwbaarheid. Waar hij zijn naam opzette, kon men er van op aan dat het in orde was. De initialen van dezen mijnheer waren O. K. De expediteurs wisten dit natuurlijk ook en riepen ai gauw; „begin maar met die pakken kisten of balen, want die zijn O. K." W. B.—Z. bijv. Zuid-Amerika. Maar 65 jaar geleden was Afrika nog het geheimzinnigste land van allerlei wilde dieren, ongewone natuurver schijnselen, woeste wilden, van ossenwagens, kraalhutten, olifanten, nijlpaarden, struis vogels, slaven en dwergvolken. Men hield het donkere binnenland voor een doolhof, een gevaarlijk draken- en tooverland. dat den vermetele, die het waagde het te doorkruisen opslokte en vernietigde. Bovendien zou Li vingstone met zijn gezelschap al niet lang en voorgoed verdwenen zijn? Misschien door honger en dorst of ziekte bezweken, door moordzuchtige stammen beroofd, vermoord of opgegeten, door wilde dieren verscheurd of in een rivier verdronken, kortom de kans om Livingstone te vinden was een' op hon derdduizend. Stanley nam de opdracht zon der commentaar aan en won die eene kans! Hij had „geluk": in Januari 1871 bereikte hij Zanzibar en vertrok vandaar met 200 man naar het Tangajika-meer. Te Oedsjidsji ont moette hij reeds in November van datzelfde jaar Livingstone. Eenige maanden later ver-' baasde hij Amerika en Europa door zijn be richt, dat hij den verdwenen man aan zijn werk en aan de maatschappij teruggaf. De geheele wereld was opgetogen en prees den held. die in Afrika's pikzwarte en onbekende duisternis dat kleine lichtje had weten te ontdekken. Hartelijke vrienden zijn Stanley en Livingstone nooit geworden; vier maan den reisden ze nog samen, toen ging, met on derling goedvinden, ieder zijns weegs. De boeken, die beiden geschreven hebben, kun nen uitmaken wat er van hun verhouding te denken viel, wij zullen daarop hier niet ver der ingaan. Stanley's reis had ongeveer 120 NOG MEER WERK VOOR VLIJTIGE HANDEN Wat je van notedoppen en schelpen voor leuke dingen kunt maken. Een vorige keer hebt ik je verteld hoe je van een notedop, een aardig wiegje kunt maken, waar je kleine zus, die misschien zoo'n paar grappige poppetjes van wol heeft of steenen poppetjes is natuurlijk ook goed heel blij mee zal zijn. Maar je kunt nog veel meer leuke dingen maken van notedoppen! Wil Je nu b.v. voor afwisseling eens vader of moeder of tante met een aardig cadeautje verrassen, dan weet ik iets geschikts. Wanneer er na het eten noten worden rond gedeeld, dan vraag je. of jij alle doppen moogt hebben en of alle huisgenooten vooral willen zorgen, dat de doppen heel blijven. Ge kraak tusschen de deur of erger nog tusschen de tanden is dus streng verboden. Maar misschien is vader wel op je hand en maakt hij met een stevig mes de noten voor de heele familie open, zóó dat de doppen niet breken. Als je nu een tijdje alle doppen verzameld hebt en ook wat notedoppengruis, dan zoek je een stevig sigarenkistje op. Nu. daar helpt vader je ook wel aan of anders een van je kennissen. Dit kistje gaan we leuk versieren. Natuur lijk heb je wel wat plasticine, waar van die aardige gekleurde kleivormpjes van gemaakt worden en heb je dit niet, dan neem je een flinke kluit stopverf. Spreid hier tworzichtig met een mesje een dun laagje plasticine of stopverf over het deksel van het kistje, zoek twaalf gave note- dophelften uit en druk ze in dit laagje, zoo dat een aardig patroon gevormd wordt: elf aan den rand en één in het midden. Op onze teekening is, rondom de middel ste dop, een stukje doos uitgespaard. Je kunt dit leuk maken door het te verven ln een helle kleur waterverf, b.v. rood of blauw. De bakjes daarnaast, die wel van een laagje plasticine voorzien zijn, steek je netjes vol met kleine notedopsnippers. Tenslotte kun je het werk nog mooier maken door de dop pen met goudbrons of zilverbrons te beschil deren en de tusschengelegen stukjes met een fijn"penseel weer een ander kleurtje te geven. Maar dit laatste moet wachten, tot het werk minstens een paar dagen gedroogd heeft. Dan nog een laagje vernis er overheen en het wordt een schitterende doos, die voor het op bergen van briefkaarten, postzegels en allerlei andere dingen kan worden gebruikt en waar mee vader of moeder zeker erg blij zal zijn! Hetzelfde idee kan je toepassen op schel pen, zooals je op de teekening ziet. Het ronde doosje is versierd met één groote en twee kleine schelpen en bovendien met een ge kleurde kraal en een mooie glazen knoop Alle mogelijke voorwerpjes kan je hiervoor gebruiken, a.ls je maar zorgt, dat de kleuren helder zijn en goed bij elkaar passen. Veel succes! NOG ZOO DOM NIET. Onderwijzer: „Piet, als jij elf aardappelen hebt en je moet die onder vijf kinderen ver- deelen, hoe zou je dat klaarspelen?'' Piet: „Ik zou er purée van maken, mijn heer." Wist je dat? Het hoogste bouwwerk ter wereld is het 328 meter hooge Empire-State gebouw in New York. duizend gulden gekost, maar vermoedelijk zal de „New Yox-k Herald" dat geld niet be treurd hebben! Vermeldenswaard is dat Stan ley, na de Engelsche expeditie tegen de As- hantynen te hebben medegemaakt in 1873 nog tijdig genoeg te Londen terugkwam om Livingstone's plechtige begrafenis in West minster Abbey bij te wonen. Na dien tijd heeft Stanley nog veel in Afri ka gereisd en hij is 't eigenlijk die den stoot heeft gegeven tot de stichting van den Con- go-staat. Hij doorkruiste het zwarte wereld deel van het Oosten naar het Westen, spoor de den loop van den Nijl na. verrijkte onze aardrijkskundige kennis omtrent Afrika met tallooze gegevens en legde op die wijze den grondslag voor een kennis, waarop latere ge slachten betrekkelijk gemakkelijk konden voortboxiwen. In 1887 ondernam Stanley, voor rekening van Engelsche kapitalisten, zijn be kende expeditie, tot bevrijding van Eimin Pa cha. Ook deze onderneming bracht S. zij het ook na ongeloofelijke inspanning en ontbe ring tot een goed einde. Men moet zijn boe ken lezen om met zijn wederwaardigheden en zijn karakter op de hoogte komen. Bij zijn terugkomst te Londen werd de groote Afrika- reiziger als een vorst ontvangen. De eens doodarme jongen zag zich in den adelstand ferheven, vereenigingen schonken hem me dailles, universiteiten en steden boden hem onderscheidingen aan. In 1890 huwde Stan ley met de schilderes Dorothy Tennant; over zijn bruiloft, die door een schitterend gezel- schaft werd bijgewoond, sprak de wereldpers nog lang. Blijkbaar om de gewoonte niet te verliezen, maakte Stanley in de volgende ja ren een uitstapje naar Amerika en Austra lië, keerde in 't voorjaar van '92 naar Enge land terug en besloot weer Engelschman te worden door zich te laten naturaliseer en. Hij was van 18951901 lid van het Lagerhuis. •Stanley overleed den lOen Mei 1904 te Londen. Onder groote Afrika-reizigers neemt hij een eerste plaats in. Hoewel zijn geringschat ting van wetenschappelijk onderzoek, zijn roe- kelooze behandeling van do inboorlingen inder tijd scherpe critiek uitlokten, worden zijn groote verdienst en voor de openlegging van 't Afrikaansche binnenland toch algemeen er kend. VOOR 'T AQUARIUM. door W. B.Z. Dat is mijn zusje Tootje Ze haalt water uit 't slootje Er drijven kleine plantjes in Ook een enkle waterspin 't Water uit de leidingkraan Heeft mijn planten geen goed gedaan, 't Aquarium is voor dier en plant, Daarom, wat dor is maar aan den kant. Wat torren en kevers, een enkle spin, Een stekelbaarsje voor 't begin En wordt het voorjaai- dan neem ik meer, Als alles nu maar wil groeien dit keer. UIT DE NATUUR SKUA MEEUWEN. Dit is een heel groot soort meeuwen, want een volwassen Skua meet wel 1 M. van kop tot staart. Hun veeren zijn bruin getint van licht tot donker, met lichtere randen langs vleugels en staartveeren. De vleugelpunten hebben een breede witte streep, welke goed te zien is bij het vliegen. Het zijn keurige vo gels om te zien. maar ze zijn niet zoo be schaafd als ze zich voordoen, man en vrouw zijn echte boosdoeners. Als ze de kans schoon zien, stelen ze wat van hun gading is, kleine visschen, schaaldieren niet alleen, maar ook eieren en jongen van pinguins en zelfs die van hun eigen soortgenooten. Ze voeden zich ook met allerlei afval, wat Pooi- vaarders niet kunnen gebruiken. Was er een zeehond geslacht en het noodige vleesch er afgesneden voor het gebruik, dan deden ze zich te goed aan de overblijfselen echter on der zoo'n gevecht en gekrijsch, dat het vaak gebeurde, dat er weinig voedsel meer van te halen viel. omdat het reeds hard bevroren was. zoodat ze er zelfs met hun scherpe sna vels niets meer van konden afpikken. De huid van den zeehond werd met den haarkant op het ijs gelegd en dan haalden de skua's spoe dig alle achtergebleven vleesch- en vetdeelen van den binnenkant af. Ze zijn wel erg gesteld op reinheid en in de open sneeuwmeren zijn ze bij massa's aan te treffen, waar ze spelen en baden in het zoe te water. Met de vleugels werpen ze het water om zich heen en laten het tusschen de op gezette veeren loopen. Is het bij vorst niet mogelijk in zoet water te baden, dan zoeken ze het zeewater op, maar dat vinden ze toch niet zoo prettig en doen het ook alleen uit noodzaak om zich schoon te houden. gfeaJs: Sk o a hieei/W /nek In December, dan is het zomer ln het Zuid poolgebied, beginnen ze een broedplaats uit te zoeken, de wijfjes maken dan verschillende kuiltjes in het fijne kiezel net zoo lang tot ze een geschikt plekje hebben gevonden. De eieren. 2 in getal, zijn ongeveer 7 c.M. lang, groenbruin van kleur met donkerbruine vlek ken. Na ongeveer 3 weken, komen de jongen te voorschijn. De ouden houden mogelijke vijanden met schelle angstkreten en htm groote vleu gels van het nest vandaan, want zoo'n klap van een vleugel komt niet zacht aan, dat Ls te begrijpen. Hun klauwen of snavels gebruiken ze bij den aanval niet. De kuikens zijn lichtgrijs van kleur met blauwachtige snavels en pooten. Bijna zoodra ze het ei verlaten hebben, kunnen ze loopen en niet lang daarna beginnen ze met elkaar zelfs zonder noodzaak te vechten. Bij het ouder worden verliezen ze veel van hun jeugaschoonheid en worden leelijke. langbee- nige vogels, totdat ze hun volwassen veeren pak krijgen. S. FIJN GESLEED door W. B.—Z. Wij hebben toch zoo fijn gesleed Mijn vriend Bob en ik We gleden langs 't kopje neer En hadden reuze schik. Bob lag steeds maar op zijn buik. Ik bleef zitten hoor, Hij was bang, dat ik opeens. Nog mijn stuur verloor. Je moest letten op een boom. Op een hek of paal Maar ons paadje was zoo mooi En het was er kaal. Jongens, 'k heb zoo fijn gesleed Met mijn vriendje Bob. Maar de sneeuw is nu weer weg Hè, dat is een strop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13