UGD
VRIJDAG 5 FEBRUARI 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
IT
AAN ALLEN.
Terwijl ik dit schrijf is wel de sneeuw
laag weer verdwenen, maar toch denk
ik aan een groote groep vrienden
van ons menschen. die juist, door
wat jullie jongeren zoo'n groot ple
zier verschaft heeft, gebrek begonnen te
lijden. Jullie snappen natuurlijk al, wie ik
met die vrienden bedoel. Ik hoef het niet te
zeggen, dat het de vogels zijn. De vogels onze
vrienden? Ja, want wat zou er van onze tui
nen, onze vruchtboomen, onzen oogst terecht
komen als er geen vogels waren. Als je be
denkt dat één merel in enkele maanden mil-
lioenen en millioenen larven verslindt. Tal
van vogels, die we in onze tuinen en stads
parken zien, zooas roodborstjes, vinken,
spechten, leeuweriken, leven bijna uitsluitend
van schadelijke insecten. Zeker er zijn er
ook, als de musschen en de spreeuwen, die
zich ook graag te goed doen aan onze rijpe
vruchten, Maar ze hebben zich van te voren
verdienstelijk gemaakt door 't verslinden van
allerlei rupsjes en wormen. Laten we ze dus
in den zomertijd een enkele rijpe vrucht niet
misgunnen. En laten we nu. nu ze van dit al
les of niets of maar zeer weinig kunnen vin
den vooral niet vergeten.
Laten we nu onze dankbaarheid toonen
door voor ze te zorgen. Hoe we dat kunnen
doen? U, heel gemakkelijk. Voor wie een voe
derhuisje in den tuin heeft, is de zaak na
tuurlijk heel gauw opgelost. Maar voor wie
dit niet heeft, is 't een klein kunstje er een
te maken. Sla een niet al te kort paaltje in
den grond en spijker daar een niet te klein
plankje op. Strooi hierop nu wat zaad b.v. wat
gemengd kippenvoer, of wat rijst of hennep
zaad, wat brood, wat apenootjes, Spijker er
een flink stuk spekzwoerd aan vast en je zult
eens zien, hoe gauw je tuin wemelt van aller
lei gevogeltje. 't Is of ze mekaar vertellen,
dat er bij je wat te halen is. Zag je van te
voren bijna alleen de straatjongens onder de
vogels in den tuin, nu zie je weldra allerlei
gevogelte. Vinken, meezen, roodborstjes, me
rels, soms een enkele specht of een bonte
kraai en natuurlijk de musschen en de
spreeuwen. Al heel gauw merk je, dat het bij
de vogels net is, als bij de menschen. De
smaken verschillen. De musschen en spreeu
wen schijnen hierop een uitzondering te
maken. Die eten alles wat onder hun bereik
is. Maar let eens op de vinken. Die zoeken
eerst het hennepzaad er uit. Het roodborstje
en de merel schijnt geen voorkeur te hebben
voor zaad of brood. De meezen vliegen het
eerst af op het spek, eerst later komen de
apennootjes bij hen aan de beurt. Niet alleen
dat er verschil van smaak onder de vogels
valt op te merken, er is ook verschil in de
manier, waarop ze op het voedsel aanvaren.
Als ze eenmaal weten, dat de tafel op be
paalde tijden van den dag voor hen gedekt
wordt, dan kun je er op rekenen, dat ze in
den regel al lang voor dien tijd in je tuin
zitten. Duurt het wachten hun wat lang, dan
geven ze door luid getjilp en gefluit wel van
hun aanwezigheid blijk. Als willen ze zeggen
„Maakt wat voort, het is onze tijd." En heb
je ze eenmaal hun portie gebracht dan vliegt
de musch en de spreeuw er dadelijk brutaal
op af, pikt er liefst een stuk brood uit en
vliegt er of een eind mee weg om het daar
op te peuzelen of gaat er mee op den grond
zitten. Het roodborstje is niet zoo gulzig. Het
schijnt of het in de buurt van de voedertafel
zittend even uitkijkt, wat het uit den voor
raad nemen zal. Heeft het wat uitgekozen,
dan vliegt het er op af, pikt het op en gaat
er in den regel mee op den grond zitten en
om straks het spelletje te herhalen. Zorg er
ook voor dat er tusschen het voer wat fijn
gemaakte kaaskorstjes liggen. Als je ze eens
extra tracteeren wil, leg er dan een halve
kokosnoot neer. Het is dan al heel gauw of
er een heele meezenfamilie in je nabijheid
heeft gelogeerd, want ze behooren al heel
gauw tot je trouwe klanten. Bij het strooien
van brood is 't beste bruin brood, want witte
brood wordt gauw puur. Voor de roodborstjes
zijn miereneieren een tractatie. Behalve het
voer is ook drinkwater 'n levensbehoefte voor
de vogels, niet alleen om te drinken maar
vooral ook om te baden. Vriest het, zorg er
dan voor het water een paar keer per dag te
ververschen. Ook onder de vogels geldt, even
als helaas nog zoo vaak onder de menschen,
het recht van den sterkste. Zien de spreeuwen
een lekkere brok voor zich, laat dan geen
musch probeeren het voor zich op te eischen,
want een nijdige beet van de spreeuw zal zijn
straf zijn; evenzoo gaat het tusschen merel
en bonte kraai. In Noorwegen bestaat in
sommige streken de gewoonte om den vo
gels een kerstmaaltijd te bezorgen. Op Kerst
morgen is dan iedere^gevel, poort of schuur
versierd met een korenschoof, die grooter of
kleiner is. naarmate de rijkdom van den be
woner. Niemand, al is hij nog zoo arm. zal op
dien morgen nalaten de vogels te tracteeren.
W. B.—Z.
O! DIE WIND!
door W. B.Z.
'k Ben een mannetje van buten,
Ik verlang nu naar mijn huis.
Maar de wind heeft mij te pakken,
't Is daar buiten lang niet pluis.
Hoor de kale boomen kraken,
'k Ril zelfs in mijn dikke jas.
Nee, die sneeuwstorm is niet prettig
't Komt vandaag mij niet van pas.
'k Deed gelukkig nog mijn das aan
En mijn wanten zijn ook dik;
Ik ga gaarne naar de stad toe
Maar nu ben 'k niet in mijn schik.
Hoor die wind nu toch eens gieren.
Bij mij op de boerderij
Tocht het vast door alle kieren
'k Heb de brandstof ook niet vrij.
Was ik nu maar thuis bij moeder.
Bij mijn kinder* en mijn vee.
Jongens, wat die vind kan buldren,
Nee, dat tochtje valt niet mee.
VOORLOOPERS VAN DEN AUTOMOBIEL.
De „Molenwiekenwagen'' van een schran-
deren Italiaan en de zeilkar van Simon Stevin
Als je in Amsterdam langs den Oude Zijds
Achterburgwal loopt, dan moet je je wel eens
verbazen over de smalheid van den weg tus
schen de huizen en het water. Een beetje
breede wagen vindt er ternauwernood ruimte,
en passeeren is vrijwel onmogelijk. Hoe
komt dat toch? Wel, de verklaring is niet
moeilijk. In den ouden tijd, toen deze en an
dere burgwallen gegraven werden, gebruikte
men geen wagens, het vervoer van goederen
ging per schuit, en de menschen gingen te
voet. Vrachtwagens en rijtuigen zijn nog niet
oud, ze komen eerst voor den dag, als da
straatwegen gelegd zijn, en dat geschiedde
pas in het laatst van de middeleeuwen. De
oudste Nederlandsche straatweg is die van
Utrecht naar De Bilt, en die is eerst in 1433
gelegd. Vóór dien tijd waren er alleen maar
klei-, zand- en veenwegen, en die zijn een
groot deel van het jaar niet te berijden. In de
oudheid werden lasten door de muilezels ge
dragen, en de reizigers gingen te paard. Al
leen in den oorlog gebruikten sommige Oos-
tersche volken strijdwagens.
Toen er eenmaal betere wegen waren, wer
den ook al spoedig wagens gebouwd, door
paarden en ossen getrokken, en nu is het
merkwaardige dat bijna dadelijk de gedachte
is ontstaan aan wagens zonder trekdieren,
aan automobielen (letterlijk zelf bewegers)
dus. Eir zijn oude teekeningen bewaard geble
ven van zulke wagens, maar de meeste
ideeën die daarin tot uitdrukking komen, zijn
niet te verwerkelijken. Een „auto" moet na
tuurlijk uitmunten door groote kracht en be
trekkelijk gering gewicht, en aan die eischen
kon men in die tijden, eeuwen vóór de uitvin
ding van den benzinemotor, niet voldoen. Als
we echter het plaatje bekijken, dat hier bij
staat, dan zien we 'n constructie, die werke
lijk uitvoerbaar moet zij. Zijn is van een Ita-
liaanschen constructeur en dagteekent uit 't
jaar 1460.
Je kunt zien dat hij zich den windmolen tot
voorbeeld, heeft gesteld, en als hij nu de wie
ken maar wat grooter had genomen, dan zou
hij bij matigen wind zijn wieken wel aan 't
draaien hebben gekregen door middel van
zijn goed geplaatste tandraderen.
Van den zeilwagen van Simon Stevin, den
grooten wis- en werktuigkundige, die van
1548 tot 1620 leefde, heb je zeker al eens ge
hoord. Een goede idee van Stevin: een wa
gen te bouwen met breede wielen, een stel
zeilen er aan te bevestigen en er dan mee
langs het strand te gaan rijden. Hij heeft met
zijn wagen verscheidene tochten op het Sche-
veningsche strand gemaakt en herhaaldelijk
heeft Prins Maurits, die van Stevin les kreeg
in de Wiskunde, een ritje meegemaakt. Ste-
vin's wagen bereikte een voor die dagen
enorme snelheid, n.l. niet minder dan 50 a 60
K.M. per uur, dat is dus 3 a 4 maal zoo hard
als je tegenwoordig op de fiets kunt vooruit
komen.
Omstreeks 1650 reed een kreupele, zekere
Stephan Farfler, door de straten van Neu
renberg, met een wagentje dat hij zelf door
handkracht voortbewoog. Dit wagentje had
drie wielen. De heer Farfler bereikte zijn
doel door middel van 'n tweetal slingers, die
met behulp van een paar kamraderen het
voorwiel deden draaien. Maar groote snelheid
kon de heer Farfler met zijn wagentje niet
bereiken. Dat gaat beter met de voeten en er
lillllllllillllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllillll
HENRY MORTON STANLEY
De man die „een naald in een hooiberg vond!"
Een bekend spreekwoord zegt dat het heel
moeilijk is een naald in een hooiberg te vin
den, maar er zijn dingen, die nog veel moei
lijker zijn. Bijv. in een reusachtig, grooten-
deels onbekend werelddeel een verdwenen
mensch opsporen. Dat heeft de man, wiens
energieke kop wij hierbij afbeelden, gedaan.
Stanley heette eigenlijk James Rowland; hij
werd den 28en Januari 1847 in Wales geboren,
maar omdat zijn ouders heel arm waren,
stak hij al op 14-jarigen leeftijd als koks
maat den Atlantischen Oceaan over. In New
Orleans werd hij door den koopman Stanley
als zoon aangenomen, waarmede hij zijn
B'ritsche afkomst prijsgaf om Amerikaan te
worden. Na den dood van zijn pleegvader,
nam hij in de gelederen der Geconfedereerden
deel aan den Amerikaanschen Burgeroorlog
Later trad hij op als reizend correspondent
voor verschillende Amerikaansche nieuws
bladen, vooral voor 't leveren van kopij op 't
gebied van oorlogen, expedities en ontdek
kingsreizen. Voor dit werk was Stanley als ge
knipt. Hij bezat een vrij ruime talenkennis,
een vlotte ondernemingsgeest, fantasie, in
tuïtie enbrutaliteit. Hij maakte reizen
door Turkije, Klein-Azië, Perzië en Indië en
vergezelde als oorlogscorrespondent in 1867
en '68 het Engelsche leger in Abessinië totdat
hij in 1869, tijdens een verblijf in Spanje, de
opdracht kreeg van zijn blad „New-York He
rald", om den beroemden Engelschen zende
ling en ontdekkingsreiziger Livingstone, die
als vermist werd beschouwd, te gaan opspo
ren. We kunnen ons tegenwoordig nauwelijks
meer voorstellen wat een dergelijke opdracht
in dien tijd te beteekenen had. Immers, al
kunnen we in onzen tijd Afrika nog wel niet
een beschaafd gebied noemen, sinds de groote
en kleine mogendheden er de blikken op sloe
gen, werd de oppervlakte van het onbekende
binnenland al kleiner en kleiner, werd al
meer en meer in kaart gebracht en werden
verschillende wegen van verkeer geopend
zoodat men niet zoo heel lang meer 2al be
hoeven te wachten of Afrika is op zijn minst
even bekend, bereikbaar en bereisbaar als
bestaat dan ook een teekening van het jaar
1690, voorstellende een zekeren dokter Ri
chard te La Rochelle, die trappende zijn pa
tiënten bezocht.
De uitvinding van de stoommachine bracht
ook op de gedachte van een motorwagen, 't
Was de beroemde Isaak Newton, die feite
lijk omstreeks 1680 de eerste automobiel heeft
gebouwd, 't Was een klein wagentje waarop
een spiritusvlam het water in een ketel deed
koken. De stoom bracht geen zuiger in bewe
ging maar stroomde met kracht achteruit
en de terugstoot van dien stoom tegen de
u;-rr deed den w
Napoleon heeft zich veel met het vraag
stuk der motorwagens bezig gehouden en
heeft zelfs een artikel geschreven over de
automobiel in den krijgsdienst. Het duurde
echter nog wel tot omstreeks 1895, voordat
een bruikbare benzinemotor werd gecon
strueerd en eerst hierdoor werd het mogelijk
het grondtype van onzen modernen, bijna
volmaakten auto te bouwen.
O KEE!
Hoe vaak hooren we op onze wandeling in
en buiten de stad niet een paar jongeren,
want dit zijn 't vooral, elkaar toeroepen: O
kee! Van waar komt die uitdrukking en wat
beteekent ze? Er zijn hierover verschillende
verklaringen. De meest waarschijnlijke is
dunkt me de volgende. Aan de kust van het
eiland Haiti ligt de havenplaats Aux Cayes.
die vooral bekend als uitvoerhaven van le
klas rum en tabak. Bij de verkoop dezer ar
tikelen was de gewone vraag van den a.s.
kooper, „Is het Aux Cayes?" Indien ja, dan
wist hij, dat het goed was. En zoo kwam de
uitdrukking in gebruik voor alles wat goed
was en op deze klank afgaande schreef men
alleen de eerste letters O. K. en dit werd vol
gens Amerikaansche uitspraak O Kee.
Een andere eveneens aannemelijke verkla
ring is de volgende. Èr moet ergens in Ame
rika een douane-beambte geweest zijn, die
bekend stond om zijp betrouwbaarheid.
Waar hij zijn naam opzette, kon men er van
op aan dat het in orde was. De initialen van
dezen mijnheer waren O. K. De expediteurs
wisten dit natuurlijk ook en riepen ai gauw;
„begin maar met die pakken kisten of balen,
want die zijn O. K."
W. B.—Z.
bijv. Zuid-Amerika. Maar 65 jaar geleden was
Afrika nog het geheimzinnigste land van
allerlei wilde dieren, ongewone natuurver
schijnselen, woeste wilden, van ossenwagens,
kraalhutten, olifanten, nijlpaarden, struis
vogels, slaven en dwergvolken. Men hield het
donkere binnenland voor een doolhof, een
gevaarlijk draken- en tooverland. dat den
vermetele, die het waagde het te doorkruisen
opslokte en vernietigde. Bovendien zou Li
vingstone met zijn gezelschap al niet lang en
voorgoed verdwenen zijn? Misschien door
honger en dorst of ziekte bezweken, door
moordzuchtige stammen beroofd, vermoord
of opgegeten, door wilde dieren verscheurd
of in een rivier verdronken, kortom de kans
om Livingstone te vinden was een' op hon
derdduizend. Stanley nam de opdracht zon
der commentaar aan en won die eene kans!
Hij had „geluk": in Januari 1871 bereikte hij
Zanzibar en vertrok vandaar met 200 man
naar het Tangajika-meer. Te Oedsjidsji ont
moette hij reeds in November van datzelfde
jaar Livingstone. Eenige maanden later ver-'
baasde hij Amerika en Europa door zijn be
richt, dat hij den verdwenen man aan zijn
werk en aan de maatschappij teruggaf. De
geheele wereld was opgetogen en prees den
held. die in Afrika's pikzwarte en onbekende
duisternis dat kleine lichtje had weten te
ontdekken. Hartelijke vrienden zijn Stanley
en Livingstone nooit geworden; vier maan
den reisden ze nog samen, toen ging, met on
derling goedvinden, ieder zijns weegs. De
boeken, die beiden geschreven hebben, kun
nen uitmaken wat er van hun verhouding te
denken viel, wij zullen daarop hier niet ver
der ingaan. Stanley's reis had ongeveer 120
NOG MEER WERK VOOR VLIJTIGE
HANDEN
Wat je van notedoppen en schelpen voor
leuke dingen kunt maken.
Een vorige keer hebt ik je verteld hoe je
van een notedop, een aardig wiegje kunt
maken, waar je kleine zus, die misschien
zoo'n paar grappige poppetjes van wol heeft
of steenen poppetjes is natuurlijk ook
goed heel blij mee zal zijn.
Maar je kunt nog veel meer leuke dingen
maken van notedoppen! Wil Je nu b.v. voor
afwisseling eens vader of moeder of tante met
een aardig cadeautje verrassen, dan weet ik
iets geschikts.
Wanneer er na het eten noten worden rond
gedeeld, dan vraag je. of jij alle doppen
moogt hebben en of alle huisgenooten vooral
willen zorgen, dat de doppen heel blijven. Ge
kraak tusschen de deur of erger nog
tusschen de tanden is dus streng verboden.
Maar misschien is vader wel op je hand en
maakt hij met een stevig mes de noten voor
de heele familie open, zóó dat de doppen niet
breken.
Als je nu een tijdje alle doppen verzameld
hebt en ook wat notedoppengruis, dan zoek
je een stevig sigarenkistje op. Nu. daar helpt
vader je ook wel aan of anders een van je
kennissen.
Dit kistje gaan we leuk versieren. Natuur
lijk heb je wel wat plasticine, waar van die
aardige gekleurde kleivormpjes van gemaakt
worden en heb je dit niet, dan neem je een
flinke kluit stopverf.
Spreid hier tworzichtig met een mesje een
dun laagje plasticine of stopverf over het
deksel van het kistje, zoek twaalf gave note-
dophelften uit en druk ze in dit laagje, zoo
dat een aardig patroon gevormd wordt: elf
aan den rand en één in het midden.
Op onze teekening is, rondom de middel
ste dop, een stukje doos uitgespaard. Je kunt
dit leuk maken door het te verven ln een
helle kleur waterverf, b.v. rood of blauw.
De bakjes daarnaast, die wel van een laagje
plasticine voorzien zijn, steek je netjes vol
met kleine notedopsnippers. Tenslotte kun
je het werk nog mooier maken door de dop
pen met goudbrons of zilverbrons te beschil
deren en de tusschengelegen stukjes met een
fijn"penseel weer een ander kleurtje te geven.
Maar dit laatste moet wachten, tot het werk
minstens een paar dagen gedroogd heeft. Dan
nog een laagje vernis er overheen en het
wordt een schitterende doos, die voor het op
bergen van briefkaarten, postzegels en allerlei
andere dingen kan worden gebruikt en waar
mee vader of moeder zeker erg blij zal zijn!
Hetzelfde idee kan je toepassen op schel
pen, zooals je op de teekening ziet. Het ronde
doosje is versierd met één groote en twee
kleine schelpen en bovendien met een ge
kleurde kraal en een mooie glazen knoop
Alle mogelijke voorwerpjes kan je hiervoor
gebruiken, a.ls je maar zorgt, dat de kleuren
helder zijn en goed bij elkaar passen. Veel
succes!
NOG ZOO DOM NIET.
Onderwijzer: „Piet, als jij elf aardappelen
hebt en je moet die onder vijf kinderen ver-
deelen, hoe zou je dat klaarspelen?''
Piet: „Ik zou er purée van maken, mijn
heer."
Wist je dat? Het hoogste bouwwerk ter
wereld is het 328 meter hooge Empire-State
gebouw in New York.
duizend gulden gekost, maar vermoedelijk
zal de „New Yox-k Herald" dat geld niet be
treurd hebben! Vermeldenswaard is dat Stan
ley, na de Engelsche expeditie tegen de As-
hantynen te hebben medegemaakt in 1873
nog tijdig genoeg te Londen terugkwam om
Livingstone's plechtige begrafenis in West
minster Abbey bij te wonen.
Na dien tijd heeft Stanley nog veel in Afri
ka gereisd en hij is 't eigenlijk die den stoot
heeft gegeven tot de stichting van den Con-
go-staat. Hij doorkruiste het zwarte wereld
deel van het Oosten naar het Westen, spoor
de den loop van den Nijl na. verrijkte onze
aardrijkskundige kennis omtrent Afrika met
tallooze gegevens en legde op die wijze den
grondslag voor een kennis, waarop latere ge
slachten betrekkelijk gemakkelijk konden
voortboxiwen. In 1887 ondernam Stanley, voor
rekening van Engelsche kapitalisten, zijn be
kende expeditie, tot bevrijding van Eimin Pa
cha. Ook deze onderneming bracht S. zij het
ook na ongeloofelijke inspanning en ontbe
ring tot een goed einde. Men moet zijn boe
ken lezen om met zijn wederwaardigheden
en zijn karakter op de hoogte komen. Bij zijn
terugkomst te Londen werd de groote Afrika-
reiziger als een vorst ontvangen. De eens
doodarme jongen zag zich in den adelstand
ferheven, vereenigingen schonken hem me
dailles, universiteiten en steden boden hem
onderscheidingen aan. In 1890 huwde Stan
ley met de schilderes Dorothy Tennant; over
zijn bruiloft, die door een schitterend gezel-
schaft werd bijgewoond, sprak de wereldpers
nog lang. Blijkbaar om de gewoonte niet te
verliezen, maakte Stanley in de volgende ja
ren een uitstapje naar Amerika en Austra
lië, keerde in 't voorjaar van '92 naar Enge
land terug en besloot weer Engelschman te
worden door zich te laten naturaliseer en. Hij
was van 18951901 lid van het Lagerhuis.
•Stanley overleed den lOen Mei 1904 te Londen.
Onder groote Afrika-reizigers neemt hij
een eerste plaats in. Hoewel zijn geringschat
ting van wetenschappelijk onderzoek, zijn roe-
kelooze behandeling van do inboorlingen inder
tijd scherpe critiek uitlokten, worden zijn
groote verdienst en voor de openlegging van 't
Afrikaansche binnenland toch algemeen er
kend.
VOOR 'T AQUARIUM.
door W. B.Z.
Dat is mijn zusje Tootje
Ze haalt water uit 't slootje
Er drijven kleine plantjes in
Ook een enkle waterspin
't Water uit de leidingkraan
Heeft mijn planten geen goed gedaan,
't Aquarium is voor dier en plant,
Daarom, wat dor is maar aan den kant.
Wat torren en kevers, een enkle spin,
Een stekelbaarsje voor 't begin
En wordt het voorjaai- dan neem ik meer,
Als alles nu maar wil groeien dit keer.
UIT DE NATUUR
SKUA MEEUWEN.
Dit is een heel groot soort meeuwen, want
een volwassen Skua meet wel 1 M. van kop
tot staart. Hun veeren zijn bruin getint van
licht tot donker, met lichtere randen langs
vleugels en staartveeren. De vleugelpunten
hebben een breede witte streep, welke goed
te zien is bij het vliegen. Het zijn keurige vo
gels om te zien. maar ze zijn niet zoo be
schaafd als ze zich voordoen, man en vrouw
zijn echte boosdoeners. Als ze de kans
schoon zien, stelen ze wat van hun gading
is, kleine visschen, schaaldieren niet alleen,
maar ook eieren en jongen van pinguins en
zelfs die van hun eigen soortgenooten. Ze
voeden zich ook met allerlei afval, wat Pooi-
vaarders niet kunnen gebruiken. Was er een
zeehond geslacht en het noodige vleesch er
afgesneden voor het gebruik, dan deden ze
zich te goed aan de overblijfselen echter on
der zoo'n gevecht en gekrijsch, dat het vaak
gebeurde, dat er weinig voedsel meer van te
halen viel. omdat het reeds hard bevroren
was. zoodat ze er zelfs met hun scherpe sna
vels niets meer van konden afpikken. De huid
van den zeehond werd met den haarkant op
het ijs gelegd en dan haalden de skua's spoe
dig alle achtergebleven vleesch- en vetdeelen
van den binnenkant af.
Ze zijn wel erg gesteld op reinheid en in de
open sneeuwmeren zijn ze bij massa's aan te
treffen, waar ze spelen en baden in het zoe
te water. Met de vleugels werpen ze het water
om zich heen en laten het tusschen de op
gezette veeren loopen. Is het bij vorst niet
mogelijk in zoet water te baden, dan zoeken
ze het zeewater op, maar dat vinden ze toch
niet zoo prettig en doen het ook alleen uit
noodzaak om zich schoon te houden.
gfeaJs:
Sk o a hieei/W
/nek
In December, dan is het zomer ln het Zuid
poolgebied, beginnen ze een broedplaats uit
te zoeken, de wijfjes maken dan verschillende
kuiltjes in het fijne kiezel net zoo lang tot
ze een geschikt plekje hebben gevonden. De
eieren. 2 in getal, zijn ongeveer 7 c.M. lang,
groenbruin van kleur met donkerbruine vlek
ken. Na ongeveer 3 weken, komen de jongen
te voorschijn.
De ouden houden mogelijke vijanden
met schelle angstkreten en htm groote vleu
gels van het nest vandaan, want zoo'n klap
van een vleugel komt niet zacht aan, dat Ls te
begrijpen. Hun klauwen of snavels gebruiken
ze bij den aanval niet.
De kuikens zijn lichtgrijs van kleur met
blauwachtige snavels en pooten. Bijna zoodra
ze het ei verlaten hebben, kunnen ze loopen
en niet lang daarna beginnen ze met
elkaar zelfs zonder noodzaak te vechten. Bij
het ouder worden verliezen ze veel van hun
jeugaschoonheid en worden leelijke. langbee-
nige vogels, totdat ze hun volwassen veeren
pak krijgen.
S.
FIJN GESLEED
door W. B.—Z.
Wij hebben toch zoo fijn gesleed
Mijn vriend Bob en ik
We gleden langs 't kopje neer
En hadden reuze schik.
Bob lag steeds maar op zijn buik.
Ik bleef zitten hoor,
Hij was bang, dat ik opeens.
Nog mijn stuur verloor.
Je moest letten op een boom.
Op een hek of paal
Maar ons paadje was zoo mooi
En het was er kaal.
Jongens, 'k heb zoo fijn gesleed
Met mijn vriendje Bob.
Maar de sneeuw is nu weer weg
Hè, dat is een strop.