Blijft Fit! Op wegnaar Wacha-Know-Nasin den Grijzen Uil. Ervaringen Taxi-chauffeur. H.D. VERTELLING ZATERDAG 6 FEBRUARI 1937 HA'ARE EM'S DAGBEAD 7 ..Vennen'' in Canada. Ons kamp te Waskesin. Links van de onder het gewicht van den beer bezweken kleine tent ligt de vouwboot. Een Indiaan met een beetje Schotseh bloed. Natuurliefhebber en beschermer, schrijver en spreker. Zijn boeken worden bij tienduizen den gedrukt, in Fransch, Duitseh, Engelsch en Japansch. Honderdduizenden stroomden toe om hem te hooren spreken. Weinig men- schen kwamen in zoo korten tijd tot zoo groote bekendheid.Ik las over hem en van hem In Duitsche en Engelsche tijdschriften, kwam er achter waar hij te vinden moest zijn en kon hem inrijen in mijn programma. Daar gaan we dus. Het rotsgebergte met zijn er voor liggende heuvels ligt achter ons. Uren heeft de trein ons reeds door de prairie gevoerd; dan slaan wij af het Noorden in, waar prairie in park landschap verandert, in de groote pro vincie Saskatchewan. Drie uur trein, drie uur per auto en dan staan wij aan den oever van een meer, door populieren, dennen en spar ren omgeven. Waterleliebladeren-schommelen op de watervlakte, biezen en riet staan langs de kanten, eenden vliegen over. De vennen van Oisterwijk natuurlijk in het tien maal vergroot, zooals alles hier in Canada. Al onze koffers staan rondom een groepje spar- reboomen. Daaronder verrijst ons tentje; er naast ligt de Bergerboothuid, zilverblinkend, op het spannende geraamte te wachten. Vóór zonsondergang he'bben we even proef gevaren en is alle bagage gesorteerd. Levensmiddelen voor een week zijn ingekocht, kijker, foto materiaal, alles ligt klaar om vroeg te kun nen vertrekken. Toch flink verpakt gelukkig! Want als ik tegen den morgen in ons klein ste kanotentje rustig ligt te slapen word ik met schrik wakker door een zwaar gewicht, da* op mijn beenen neerploft. Ik geef een schreeuw van schrik en hoor een flinken beer weg hollen.-Zijn voetprenten stonden op het tentdak deh volgenden morgen. De ach terlij nwas gebroken, dat was alle schade. Gauw ontbijten, tent opbreken,v'alles in de boot- stuwen en voort. Wij peddelen weg over bladstille meer, een reis van een vijf-en- twintig mijl voor den boeg. Maar wij zijn nog geen kwartier onder weg of er komt hulp. Een lekker windje steekt op; al gauw is het zeil geheschen en kunnen we nog rustiger uitzien naar de dingen, die komen zullen. Voorloopig trekt in hoofdzaak het landschap onze aandacht. Het meer is 20 K.M. lang en 5 of 6 breed, dan komt een nauwer gedeelte en weer een mijl of zes open meer Op de groote watervlakte is weinig te zien, maal ais vooruitspringende heuvelruggetjes of land tongen het bosch oichterbij brengen, zien wij nogal wat vogels, gaaien, ijsvogels, oever- loopers en een beetje verderin telkens een-' den en vooral ook een groot soort pareldui ker, hier Coon genoemd, die een merkwaar dig langen, luiden treurig-én roep doet hoo ren, vooral in heldere maannachten. Een geluid, dat aan onze wulpen herinnert, maar minder orgelend. In de narrows, het nauwe gedeelte, springt wat visch, dan lichten om een bocht vier groote vogels op, vier groote pelikanen zwemmen rustig rond in een stil- lenhoek. Een eenig gezicht en eigenlijk on verwacht op^oo'n grooten afstand van het tropenland, waarin ik ze vroeger zag. Maar er zit sinds mensclienheugenis een groote ko lonie een vijftigtal kilometers verder noor delijk. Even verder wandelt een beer langs den wallekant. dan vliegt een vischarend in groote kringen boven ons hoofd, aalscholvers zwemmen langs en zoo zijn zeer snel vier •uren omgevlogen als onze boeg over het zand schuurt bij een teeken van witte plankjes, dat aanduidt, dat daar de overgang naar het volgende meer het gemakkelijkst is. Wel zeer gemakkelijk ook. Een riviertje verbindt nl. de beide meren, maar een gedeelte daarvan is zoo steenachtig, dat geen boot er langs kan en dus dragen over land, een zoogenaamde portage noodig is. Wij halen het zeil neer en wenden den boeg stroomop. Kingswere rivér is ongeveer zes "meter breed en de diepte wisselt van een centimeter tot een meter. En kronkelen! Eerst gaat het nog al peddelende. Telkens loopen we in de verbreede bochten aan den grond, tot, we ontdekken, dat overal waar een oeverloopertje voor ons staat (een vo geltje als een tureluur, maar half zoo groot) een zandbankje is. Dan gaat het beter, in de buitenbochten, tot een ruischen ons vertelt, dat er een stroomversnellinkje komt. Dan de mocassins maar uit, die ik in de boot altijd draag en te water. Van teen tot knie diep. zandige of steenige bodem, niet lekker aan ongewende bloote voeten, maar we komen er, over grindbanken heen, waar het water overheen roddelt tusschen de groo te keien in het stroombed door. waar het langs heen bruist. Tot een barricade van steenblokken, waar watervalletjes overheen gutsen voor ons ligt en daar wordt het nog gemakkelijker In een breede kom loopen we weer den wal in. Er is een laddertje van rol lende balken, waartegen we de boot kunnen ophalen, de windas, die er achter staat is voor onze lichte boot overbodig. Binnen vijf minuten ligt hij op de kleine trolley en du wen wij ons vrachtje over rails voort door het mooie lichte bosch. Frambozen en boschbessen langs den kant. her-fstasters en andere oude bekenden. Het is maar een mi nuut of tien loopen, maar deze gelegenheid is er vooral om als ér boschbrand is de manschappen met hun booten en uitrusting snel over te brengen. Wij profiteeren er van. Anderen ook, want we hooren stemmen, bijl slagen rechts, geroep links; daar wordt een open ruimte zichtbaar, een paar groote ten ten, zoo iets als een wegwerkerskamp. On der een afdak staat een flinke kookkachel, daarvoor een forsche jonge kerel, in de eene hand een braadpan met een sissende bief stuk er in, in de andere hand een bijl. Twee meter vóór hem een groote zwarte beer. die schoorvoetend nadert. Het ruikt zoo heer lijkmaar weer roept de kok, ik schreeuw: „Hallo, Mr. Bear", zooals hij hier genoemd wordt. Hfj kijkt op, ziet ons en neemt de beenen. Een brutale rakker. Hij is nog één keer teruggekomen. Den volgenden dag. En vindt een groot leeg Corned beef-blik, waar echter al een ander liefhebber, een bunzing soort aan bezig is. Mister Bear licht zijn voorpoot op voor den slag, maar de skunk is hem voor en geeft hem de volle lading uit zijn stinkklier recht in den snuit Dat moet een film geweest zijn! Die beer met zijn kop tusschen de voorpooten. overal tegenop rennend, met zijn neus vegende en den grond openklauwende. Maar hij is niet teruggeweest De werklui, bezig een darn over de rivier te bouwen, cm de vischkweekerij tot één meer te beperken, kwamen uit het bosch te rug. „Come in and have dinner". Weigeren kan niet en waarom ook. Spiegeleieren met spek en warme thee. Thank you boys, that was fine!" Snel voort gaat 't weer achter ons karretje aan. Aangeboden hulp werd gewei gerd. Veel leuker om het alleen te doen! Het bosch wordt al gauw lichter, riet verschijnt tusschen de boomen en even later ligt de rivier weer voor ons, zoo vlak. zoo breed, zoo diep. dat we kalm de boot te water laten, samen instappen en gaan peddelen. De oeverloopers weer voor ons uit. een paar eenden vliegen op. Daar, juist in de bocht, een donkere opening in het struikgewas, een nog donkerder vorm. Laat loopen de boot, de kijker. Jawel, een vijftig meter vóór ons staat een groote mannetjes eland rustig te drinken. Als ik den kijker overgeef, heft hij den kop op en blijft doodstil staan, als uit brons gegoten. Wij genieten 10, 20. 30 secon den ,ik weet het niet. Het is te donker voor film, dus duw ik voorzichtig af. Een sprong, een klap van het gewei tegen de elzentakken en een geluid als van een galoppeerend paard. Dan weer stilte. Als we het uitgetre den wildpaadje passeeren is er natuurlijk niets meer te zien. Daar horlepiept het weer voor ons, dan maar weer wandelen en trekken door het mooie populierenbosch tot een woud van biezen en lischdodden voor ons opdaagt en even later Little Trout Lake voor ons ligt. De wind is gekalmeerd. De peddels zwaaien in rhytmischen gang. Eenden en duikers, rondom, daar.pelikanen. Altijd een fijn •gezicht. De overkant is zoo ver weg, dat wij het boschwachterhuisje niet kunnen onder scheiden, een kilometer of 10 naar schat ting op de kaart en als we een dik uur ge peddeld hebben zien wij rondom maar een veeg streepje land. Dan komt een bolderend windje opzetten uit het Oosten. Net wat we hebben moeten. Gauw zeil op en schuin te gen wind in aan den ho'oell. Wat zet dat water toch gauw op. Binnen een kwartier moet het spatdek goed dicht, want alle gol ven hebben overkrullende witte schuimtop- jes. Fijn gaat dat. Het boschwachtershuis ligt juist twee streken aan bakboord, dat kunnen we fijn bezeilen. En als wij er een goed uur later aankomen staat de heele fa milie op het steigertje in de beschutte kleine baai. Daar snapten ze niets van! Met zulk weer gaan de groote canoes met buitenboord motor van de jachtopzieners rustig langs de kust en wagen zich niet midden op het groote watervlak. En wij komen daar in een zilveren sigaar van vijf meter lang aanrij den over de golven heen, zoodat je zou den ken, dat het twee man met een zeiltje op een dennestam waren. En die stomme verbazing toen uit het achteronder twee tenten, uit het vooronder luchtmatrassen en slaapzakken, primus en mondvoorraad te voorschijn kwa men. Neen hoor jullie eten bij ons. Net ver- sche boschbessentaart! Gastvrijheid is nog een groote deugd in de wildernis, maar even overleggen. Wat is de beste tijd voor een bezoek bij onzen Indiaanschen vriend? J-a tegen zessen komen de bevers te voor schijn. Er is een portage van een half uur en dan een kwartier varen. Vier uur heit de klok. Dat klopt! Wij dragen bagage en boot over. En als we, door vaardige handen ge holpen onze bagaee een half uur later weer in de boot werken bij Ajawaan Lake, waar aan Grey Owl woont, is ze vermeerderd met een groot stug boschbessentaart. Nog een half uur later drijven we over een prachtig stilleven op een kleine blokhut aan. die te gen het meer aangebouwd is. De schoorsteen rookt. Grey Owl is thuis. We boffen weer. VAN DER SLEEN. van een Lesgeven. Hoewel ons bedrijf er niet speciaal voor in gericht was, gebeurde het toch wel dat er bij ons onderwijs gegeven werd in het besturen van auto's en wat daar bij komt. Meestal ging de baas zelf met die menschen op stap en slechts zelden werd het aan een van ons opgedragen. Maai' op een zekeren Woensdagmiddag, kwam er aan de garage iemand, die rijden wilde leeren en omdat de baas niet weg kon. zei die: ..Nu Piet, ga jij dan maar met meneer op stap!" Nu had die meneer die waarschijnlijk niet ouder was dan ikzelf, direct bij zijn binnen komst een buitengewoon onaangenamen in druk op mij gemaakt. Hij was wat men noemt een „opschepper" en dus had ik er werkelijk niet veel zin in! Maar ja, de klant is koning en dus moest ik er wel aan gelooven! Om dezen lesklanten de eerste beginselen van het autorijden bij te brengen gingen we meestal met- hen naar een stillen buiten weg en zoo reed ik dus met het arrogante jongmensch naar Aerdenhout. „Kijk u eens; om een auto te starten, zet ten we eerst het contact aan, nadat we ons hebben overtuigd, dat de versnellingshandle „vrij" staat. Dat wil zeggen, dat de versnel lingsbak niet staat ingeschakeld. Dit kunnen we constateeren door aan te nemen dat met deze handle een hoofdletter H kan worden be schreven. Als met de handle het horizontale middengedeelte van deze H. kan worden be schreven. staat de versnelling in de vrij- loop". Ik laat het hem zien. „Nu is er nog een tweede methode om den wagen vrij te laten loopen en dat is deze linksche pedaal, de debrayage-pedaal". „Wanneer we deze intrappen, ontstaat er eveneens een „breuk" tusschen de motor en de aandrijving op de achterwielen". „Door nu de handle in een van de pooten van de H te schuiven, kunnen we een ver snelling inschakelen en om weg te kunnen rijden, beginnen we natuurlijk met de eerste versnelling, de linkeronderpoot van de H. Bij het inschakelen houden we de debrayage- pedaal ingedrukt en daarna laten we die heel langzaam opkomen". Het jongmensch heeft intusschen de na tuur bewonderd en wuift naar een meisje, dat ons passeert! „Nu moet u opletten, anders weet u er straks niets van", zeg ik een beetje kwaad. „Oh, dat weet ik allemaal al, ik heb al een keer les gehad van een kennis en ik heb er een boek over gelezen. Ik rijd straks zoo weg, u zult er van opkijken!" Nu, vertelt u het mij dan maar eens ver der". „Nou, je schakelt in en dan rijd je weg ennedan geef je gas!" Triomfantelijk wijst hij op het gaspedaal en zegt: „En hoe harder je drukt, hoe harder hij loopt! Hoe hard kan hij wel rijden? Haalt hij de honderd?" Mijn antipathie tegen hem groeit met de minuut! Dan zijn we op den stillen weg, dien ik had uitgezocht, aangekomen en ik zet hem achter het stuur. „Nu, wat gaat u doen?" ,.1-k trap de linker pedaal in en zet de ver snellingshandle in de één, dan laat ik de pedaal langzaam opkomen en geef langzaam meer gas. Dan rijden we". „En dan?" „Dan zet ik hem in z'n twee, en dan in z'n drie!" Ik ben echter niet zoo gauw tevreden en laat hem stuk voor stuk de verschillende handelingen beschrijven. Ik wijs hem op de verschillende versnellingen en op het kostbare van verkeerde schakelingen. Ik doe erg mijn best om hem alles uit te leggen en om dat zoo duidelijk mogelijk te doen. Maar hij weet dat allemaal allang en lacht me uit, als ik spreek over afgebroken tanden en vermoorde koppelingen! Eindelijk zal hij dan zelf rijden en hij popelt van opwinding. Hij schakelt de eerste versnelling in en laat de pedaal opkomen. De wagen neemt een sprong en ik laat hem oogenblkkelijk weer stoppen. Nogmaals laat ik hem alles herhalen en tracht hem duidelijk te maken, wat er in die koppeling gebeurt. Hij snapt het! Hij rijdt weer weg en nu gaat het beter. Dan plotseling, nadat ik hem nog eens extra gewezen heb op de verschillende versnellings standen. schakelt hij de wagen van de eerste versnelling in de „achteruit"! Hoe hij hem er in kreeg is me tot op heden nog een raadsel, maar hij gaf de handle zoo'n verschrikkelijke gooi naar voren dat hij er zonder kraken inschoot! Ik trok hem er echter oogenblikkelijk weer uit. En hij is heel ver wonderd dat de wagen nu niet harder gaat want gas geeft hij genoeg! De motor ligt te brullen! Ik zeg: „Stop maar eens eventjes"! Woest ben ik. Ik open het portier achter hem om en z „Er uit!" Heel verwonderd stapt hij uit. Z'n gezicht was een daalder waard! Woedend rijd ik naar huis en zeg tegen den baas, dat ik weiger verder met het jong mensch te rijden en dat hij nooit zal leeren. De klant kwaad af! Hij heeft het inderdaad nooit geleerd. Twee zwarte beren smullen van omgeworpen vuilnisvat den inhoud van een door hen in kamp Waskesin. Laat bezoek. door RUDOLPHE LEWIS Het liep naar middernacht. Mr. Brayton zat aan zijn schrijftafel, over een stapel documenten gebogen. Met roode ooren en een bepareld, spiegel glad hoofd bestudeerde hij het concept van een contract, dat hij morgen met de „Kaar sen-, Zeep-, Smeerolie- en Kunstboterassocia- tie" wilde perfectionneeren. Een licht, vreemd gedruïseh deed hem plot seling van zijn werk opkijken. Hij hief het hoofd op, perste zijn lippen sa men en luisterde. Maar hij hoorde niets meer. Blijkbaar zinsbedrog of de wind. die buiten door de takken blies. Hij boog zich weer over zijn werk. Daar. daar had je 't weer, nu had hij het duidelijk gehoord. Het was als een zacht stappen en tasten en het kwam van den kant der voorkamer. Mr. Brayton nam behoedzaam een revolver uit de lade en sloop op z'n teenen naar het voorvertrek. Een wijle bleef het stil en dan begon het weer opnieuw. Het gedruisch kwam uit de keuken, geen twijfel aan, daar was iemand. Met een ruk sprong Mr. Brayton overeind en met één sprong was hij in de keuken. In den valen schijn van het maanlicht ontdekte hij een schaduw, die op het'aanrecht iets scheen te zoeken. Het licht aan te knippen en zijn vuurwapenen in den aanslag te brengen was voor Mr. Brayton slechts het werk van een seconde. „Oogenblikkelijk de handen omhoog of ik schiet een paar keer door je heen!" Nu had Mr. Brayton gelegenheid den in dringer van naderbij op te nemen. Het was een armzalige, ongeloofelijk ma gere man. Hij had dunne, tot op den draad versleten kleeren aan en beefde over geheel zijn lijf. Met een bleek, hongerig gezicht, door onzegbare angst verwrongen, uit diepliggen de, roodomrande oogen, die nu onder den in druk der verrassing star en glazig stonden, keek hij Mr. Brayton aan. Mr. Brayton gesticuleerde woest en drei gend met zijn pistool. „Hoe kom je hier en wat wil je hier?" De man werkte met moeite een grooten hap brood, die hem in den keel was blijven steken, angstig en gorgelen naar beneden. „Ik kwam toevallig langs het huis en daar het venster open stond en het zoo lekker rook „Dat is geen reden, geen verontschuldiging. Waar zou de wereld aan toe zijn, als iedereen die voorbij een lekker ruikend raam kwam. en dan nog wel midden in den nacht, maar naar binnen klom en zichzelf bediende Mijn keu ken is toch geen gratis-automatiek?" De man liet deemoedig het hoofd zinken. „Inderdaad meneer, dat zie ik nu ook in. Ik begrijp niet hoe ik mij plotseling zoo kon vergeten en smeek u mij te vergeven". Met bevende vingers haalde hij uit zijn jaszak een stuk brood te voorschijn en legde het op do tafel. „Ik bid u, mij te gelooven, meneer, dat is al les wat ik genomen heb en ik zal het ook nooit weer doen!" Oefening 57. De eerste oefening die we deze week op ons och tendprogramma zetten, is niet ge makkelijk. Eén knie wordt hoog opgetrokken, waarna we onder de voetzool de handen vouwen. In dezen stand twintig hupjes maken; dan verwisselen en op het andere been huppen. Het is een mooie gelegenheid om u tot de overtuiging te brengen, dat er aan uw lenigheid nog wel wat mankeert! Na eenige maanden trouw volhouden van deze series oefeningen lukt het u beter, ook al lijkt het onmogelijk! De spookachtige schim op den ach tergrond van de teekening bij oefe ning 58 is de uit gangshouding. waar uit we de oefening beginnen. Op de teenen, de armen schuin zijwaarts naar achteren, bui gen we ons ver achterover, maar laten tegelijk het lichaam een vallende be weging naar voren maken. Op het allerlaat ste oogenblik zetten we vlug een been voor uit om het lichaam op te vangen. Even volkomen ontspannen, romp en armen laten uitveeren; dan weer langzaam het achterste been bijtrekken, den rug holtrekken, enz. De oefening komt pas goed tot haar recht, als we ons werkelijk ver voorover durven laten vallen en als we alle spierspanningen zooveel mogelijk uitsluiten. Doet het vooral niet „gymnastisch" stijf 1 Oefening 59. De sphinx hier naast is een heer die op zijn buik ligt. Begint U eens volkomen slap, voorover op den grond. Nu een been ge strekt opgooien, de armen zijwaai'ts en naar achteren en het hoofd zoo hoog mogelijk. Dit even volhouden, en dan weer ontspannen. Zoo beurtelings met linker- en rechter been twin tig maal. Deze oefening is vooral belangrijk, omdat de spieren van den rug erdoor ver sterkt worden en de lenigheid vergroot. Oefening 60. Als slot van deze serie laten we hier eenige belangrijke voetoefeningen volgen. Een leelijke, vermoeiende loop wordt dikwijls veroorzaakt door te slappe onontwik kelde, te weinig getrainde voetspieren. Een vlotte, elegante loop daarentegen is één der grootste charmes van de vrouw. Een goede verzorging van onze voetspieren is dus noo dig. De eerste oefening (60 a) is: Gaat u eens zoo hoog mogelijk op uw teenen staan; dit een tiental seconden volhouden, en dan weer langzaam dalen. lederen dag tien maal her halen. Oefening 60 b. W-eer hoog op de teenen gaan staan, maar bij het dalen de hielen naar bui ten draaien. Weer omhoog, maar bij het daar op volgende dalen de hielen ver naar binnen draaien. Oefening 60 c. Eenige malen de kamer op en neer loopen op den buitenkant van de voeten, waarbij de binnenkant (de ronding) van den voet zoo rond mogelijk wordt ge trokken. JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O. Mr. Brayton schraapte zijn keel. „Doe nu niet zoo gek, man; op dat stukje brood komt het er bij mij niet aan. en mor gen is het tóch hard. Maar je zult begrijpen, dat ik als bewoner van dit huis zekere princi pes in acht moet nemen". Mr. Brayton stak de revolver in zijn zak. „Overigens, als je inderdaad een beetje eet lust begint te bespeuren Hij keek met zoekende oogen de keuken rond. „Hm. ik zou je desnoods vlug een paar roer eieren kunnen klaar maken, maar, weet-je. mijn huishoudster is een Xantippe en als die morgenvroeg hier komt, en ziet, dat ik met potten en pannen ben bezig geweest, dan heb je de poppen aan 't dansen!" Hij opende de provisiekast. „Maar als je je met wat koude spijzen wilt tevreden stellen, dan heb ik hier een stukje varkensschijf, van vanmiddag en ook nog wat gestoofde ossetong met 'n paar augurken en hier heb ik nog een paar hardgekookte eieren voor straks; die liggen, zoo laat in den nacht, een beetje zwaar op de maag. En hier heb ik nog een busje sardientjes en een stuk leverworst Maak nu maar geen praatjes, maar geef me liever dat groote stuk vetpapier even aan en help me 't zaakje inpakken". Mr. Brayton ontvouwde zorgvuldig het stuk papier, waar hij de levensmiddelen en de lek kernijen in deed en maakte er een tamelijk net pakje van. „Zoo, vriendje, neem dat nu maar mee". Hij hielp den man bij het overklimmen van de vensterbank, reikte hem het pakket aan, dat deze met een paar diepe buigingen aannam, waarna hij in het duister van den nacht verdween. Vergenoegd en tevreden over zichzelf ging Mr. Brayton naar zijn kamer terug. Op den drempel bleef hij staan, als voor het hoofd geslagen. Zoowat alles van waarde was verdwenen! De zware zilveren kandelaar op zijn schrijf tafel, het antieke klokje op den schoorsteen mantel, de prachtige kristallen vaas, de groo te massieve cassette op het rooktafeltje, ja zelfs de twee schilderijen uit de 17de eeuw. die aan den wand hingen waren uit de lijsten gesneden. Stom van schrik zocht Mr. Brayton naar zijn pistool, maar vond het niet. De zakken van zijn huisjasje waren leeg. Eindelijk kon hij een rauwen kreet slaken; daarna moest hij zich, kreunend, aan een stoelleuning vasthou den. Toen hij, eenigszins van zijn eersten schrikt bekomen, nogmaals zijn zakken door zocht, merkte hij, dat ook- z'n gouden horloge en zijn zakportefeuille met al het andere ver dwenen waren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13