Voor d
Sterk en Zwak.
ts
Geestige „uitstapjes" met naald en draad.
DONDERDAG II FEBRUARI 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
T2
Wij vr<
vrouwen praten graag over min
meer eigenzinnige onderwerpen:
daar hebben we nu eenmaal een
zwak voor. Let U eens op een ge
sprek tusschen mannen: je ruikt en proeft
al van te voren, dat eerst de zaken aan de
orde komen, dan de politiek, dan de wereld
toestand of te wel „hoogere" politiek waar
in het hooge zit, begrijpen wij weieens niet,
behalve dan. dat het ons te hoog gaat! en
dan zakt het gesprek weer af tot op het weer
en het feit, dat er zooveel zieke menschen
zijn op "t moment en vandaar op de zaken
en dan komen de handdrukken en het af
scheid. Wij vrouwen praten anders. Natuur
lijk: beginnen we te vertellen, waarom we zoo
laat zijn en al onze huiselijke beslomme
ringen komen hieraan te pas! maar als
deze lawine voorbij is, dan zoeken we 't graag
een beetje ,.in de diepte" en héél graag dok
teren we zoowat over elkanders zieletoestan-
den. En dan spreken we ook bij voorkeur
over sympathieke en „ware", over sterke en
„zwakke" menschen. Héél erg radicaal, nét
of we nog in het ouderwetsch-romantische
middeleeuwsche tijdperk leefden, dat alle
menschen óf absoluut goea óf totaal verdor
ven waren: de blonde jonkvrouwen pure le-
lien van reinheid, de zwarte je reinste gift-
mengsters en de heeren der schepping naar
rato. Natuurlijk heeft zoon tijdperk heele-
maal nooit bestaan, maar hebben alleen som
mige schrijvers het tot kinderlijk vermaak
aan een voorbijgegaan geslacht zoo sim
plistisch voorgesteld.
Wij evenwel doen in onze knusse, diepzin
nige ziele-gesprekken nog maar al te vaak
of het werkelijk zoo eenvoudig is!
„Dat vrouwtjeeen pure nul, zeg. Geen
gesprek, geen begrip, alléén een paar fluwee-
len oogen en een aardig figuurtje," dat be
hoeft nog niet eens hatelijk bedoeld te zijn.
omdat onze eigen pogingen om de slanke lijn
door de jaren heen te handhaven, ons zoovele
zweetdroppels kosten!
Neen, 't is enkel psychologisch geliefheb-
ber. 't Zijn „dooddoeners" zonder eenigen
grond.
Zoo spreken we ook nog graag over sterke
en zwakke karakters.
Die man is een kracht-figuur, je moet eens
hooren, hoe die zijn zaken heeft opgebouwd.
Geweldigen hij werkt dag en nacht. Nee,
ais je je dat indenkt, dan kun je niet. begrij
pen, hoe die het uithoudt bij dat zachte, stille
vrouwtje. Schuchter, verlegen, een huissloofje
gewoonweg.
Een vreeselijke handicap moet dat voor
hem zijn.
Ofwel een werkende vrouw, directrice van
een groote instelling, bekend schrijfster,
maatschappelijk werkster, presidente van
alle mogelijke nuttige instellingen heeft onze
onverdeelde, warme sympathie. O. een der
gelijke vrouw, wat daar niet van uitgaat, de
warmte, die zij om zich heen verspreidt, het
voorbeeld, dat zij geeft, werkelijkeen
hoogstaand iemand!
„Ongetrouwd?"
,.Ja. dat is juist 't geweldige. Den eenzame
die alles alleen doorworstelt. Een vrouw, door
het leven gerijpt. Ze woont samen met een
nicht, die de huishouding voor haar doet.
een doetje, een onoogelijk typetje
..Prachtig, zoo'n mensch! Iemand, om steun
bij te zoeken."
Zóó en in dien geest praten wij toch zoo
graag. En als we afscheid nemen, dan zakt
het gesprek wei even af tot op de pudding,
die ons gisteren zoo prima gelukt is en op de
heele afwasch, die er nog staat, om welke
reden wij ons'ijlings moeten heenspoeden,
maar tochwe hebben het luchtige en
blije gevoel van vrouwen met veel begrip te
zijn, vrouwen die graag en veel praten niet
alleen, maar die ook iets begrijpen, psycho
logisch doorgronden
En och armewat weten wij er in wer-
keiijkheid van af? Kennen wij dan de
eeuwige wetten, de lijnen waariangs de krach
ten in ons zieleleven en dat van anderen
werken en zich openbaren? Kénnen wij de
uitwisseling van die stille stroomen, die op
bouwen óf afbreken en waarmee iedere ziel
te worstelen heeft, méér en feller dan met
materieele moeilijkheden?
Napoleon was de genius van een geheel
tijdperk der wereldgeschiedenis, een magiër,
die het aangezicht van de aarde veranderde.
In zijn testament, geschreven in de bitterste
ballingschap, die misschien ooit een mensch
doorleefde, schreef hij ontroerende woorden
van dankbaarheid aan het adres van zijn ka
merdienaar, die hem gesteund had, toen al
zijn vrienden hem althans moreel in
den steek lieten. Wie was er in die bittere
dagen de sterkste, de geweldenaar van Wag-
ram of de eenvoudige knecht, die het groote,
gebroken hart te troosten wist?
Als de krachtfiguur die zijn zaken met
zooveel schwung en vitaliteit opbouwt en be-
heerscht. die bergen verzet en allen tot voor
beeld is door zijn werkkracht, straks thuis
komt, moet hij dan altijd het kleine, stille
vrouwtje steunen en schragen? Of is zij die
hem zacht verzorgt-, zijn verstrooidheid
vergeeft, zijn opgekropt zenuwhumeur ver
draagt, hem ongemerkt kalmeert en mis
schien heelemaal onbewust, nieuwe levens
kracht geeft, wellicht ook de sterkste van de
twee?
Wij oordeelen zoo snel en wij weten zoo
weinig wat sterk en wat zwak is. Wij ken
nen niet als we niet door het leven met-
den neus vlak op elkaar geduwd worden
elkanders wonde-plekken en afgronden van
zwakheid. Wij hebben er meestal geen flauw
idee van. hoe ieder sterk mensch of die
voor sterk doorgaat hangt aan draden van
geestkracht en toewijding, gedragen door
schijnbaar zwakkeren. En hoe er sommige
héél zwakke, weerlooze schepsels zijn lig
gend op een ziekbed, worstelend in de duis
ternis van een dageüjksche taak, die bijna
te zwaar is die krachten ontplooien stroo
mingen van levensgehoorzaamheid openba
ren, spanningen verduren, waaronder vele
sterken bezwijken zouden. Wie aan den weg
timmert, heeft veel bekijks niet alleen, maar
moet ook veel dragen: zwakheid en halfheid
van anderen, nijd en jaloezie, intrigue en
verlokkingen van ijdelheid. Maar hij weet en
voelt zich gedragen door machten van sym
pathie, die alle kracht tot geven in hem vrij
maken.
De mensch, die in 't verborgen zijn kleine,
schijnbaar grauwe en nietige plichten ver
vult en zijn eigen lasten in eenvoud draagt
zonder iets te wentelen op anderen, strijdt
schijnbaar alleen. Men kent hem niet, maar
hij groeit precies als de sterke naar de mate
van zijn getrouwheid niet meer en niet
minder.
En misschien neen. zeker komt er
eens een tijd voor hem. dat ook hij sterk zal
zijn.
Veel menschen weten dit niet of staan er
niet bij stil. Maar die het weten, praten niet
zoo erg veel meer en vooral niet over de zielen
van anderen en over de psychologie
Ze trachten zelf, maarmet vallen en
opstaanhun eigen kruisje te dragen.
^vergooiers" en guimpes worden weer veel gedragen
er is niets nieuws onder de zon
L
Wanneer we ervan houden, onze costuums
zelf te naaien of althans van tijd tot tijd te
veranderen en te „verfrisschen", dan snak
ken we wel eens naar een idee, dat origineel
is, een ..uitstapje" met naald en draad buiten
de platgetreden paden van: een wit kraagje,
een jabot of wat borduurwerk.
Wist u dat de guimpe als afwerking van een
eenvoudig japonnetje thans weer bijzonder
modern is? 't Woord is wel heel ouderwetsch
en roept gedachten op aan 'n zéér stijf en oude
tantesac'ntig kleedingonderdeel, doch de
nieuwe vorm van guimpes is zoo kwaad nog
niet.
Het japonnetje dat wij hier in het midden
afbeelden, is gedacht in zwart satijn met
korte mouwen en een vierkanten hals. Het
split je vari voren laat een guimpe zien van
ribszijde in een niet te zachte pasteltint, wel
ke in de mouwopslagen wordt herhaald.
Het meest reehtsche japonnetje is voor meer
sportieve gelagenheden geschikt. Het werd
gemaakt van grijze jersey en draagt langs
de naden-die in lijfje, rok en mouwen opzette
lijk worden geaccentueerd, bij wijze van ver
siering een bordeaux-rood stiksel. De das die,
eveneens bij wijze van guimpe in deze jurk
wordt gedragen is van bordeaux-roode angora
stof.
Het linksche dametje tenslotte heeft ook
„naar 't verleden teruggegrepen" met een
regelrechten „overgooier"., die evenwel slechts
halflang is en dus geheel als overkleed fun
geert, al is het natuurlijk mogelijk de japon,
die eronder wordt gedragen te vervangen door
blouse en onderstrook. Deze „overgooier" is
gedacht in wollen stof van een lichte tabaks-
kleur, de japon is van geruite cloquéstof, pas
send bij de hoofd tint.
Natuurlijk zijn op dit kleurenthema tal van
variaties mogelijk!
MENU VAN DEZE WEEK.
Zondag:
Bruine pikante soep.
Wïenerschnitzel, pom-
mes frites.
Doperwten.
Koffiebavarois.
Maandag:
Boerenkool met rook
worst.
Watergruel.
Dinsdag:
V arke nscarbona den
Spruitjes.
Aardappelen.
Appelparmekoeken.
Woensdag:
Kalfsrollade.
Schorseneeren.
Aardappelen.
Tutti-frutti met va-
nillevla.
Donderdag
groentesoep van blok
jes.
Koud vleesch.
Brusselsch lof in een
schoteltje.
Aardappelen.
Griesmeelpudding
met bessensapsaus.
Vrijdag:
Gestoofde kabeljauw
staart.
Aardappelen.
Worteltjes.
Gort met rozijnen.
Zaterdag:
Rijst met poulet-ge-
hakt en kerrysaus.
Hangop met beschuit
en bruine suiker.
RECEPTEN.
Koffiebavarois.
(6 pers.)
Benoodigd: 3 dL. melk; 3 dL. sterk koffie-
extract; 150 Gram suiker; 2 eieren; 20 Gr.
gelatines; 1/4 L. slagroom.
De eidooiers met de suiker uitroeren, de ko
kende melk er bij gieten en de vla onder flink
roeren op het vuur laten binden (niet doorko
ken). Van het vuur de in koud water ge
weekte gelatine er in oplossen, dan het koffie-
extract toevoegen en als de vla afgekoeld is
den room, die met de eiwitten stijfgeklopt is,
er op een paar lepels na doorroeren. De pud
ding keeren en met den achtergehouden room
bespuiten, of den room als rand er om heen
spuiten.
Vanillewafeltjes erbij geven.
BRUINE PIKANTE SOEP.
1. L. bouillon (van 4 bouillonblokjes)60
Gar. boter; 60 Gr. bloem; stukjes wortel, y2
ui. takje peterselie; Spaansche peper(J/2 c.M.),
4 kruidnagels; 2 laurierbladen; klein beetje
thijm; 1 tomaat of 1 paplepel tomatenpuree;
1 blikje champignons; y2 lepel soya; 1 lepel
Madeira.
De boter met alle kruiden en de tomaat of
de tomatenpuree in de pan doen en 10 minu
ten zachtjes laten bakken. Dan de bloem
toevoegen en deze meefruiten tot ze brum
begint te worden. De bouillon er langzaam bij
gieten, de soep 10 minuten door laten koken,
zeven en op smaak afmaken met soya en ma
deira. De champignons in de helft snijden en
met het vocht er doorroeren.
VEGETARISCHE MAALTIJDEN.
1. Eierschelpen; roode kool; appelmoes;
aardappelen; vanille-vla met bitterkoek
jes.
2. Rijstcroquetjes; sla van andijvie of
Brusselsch lof: aardappelen; botersaus;
broodschotel.
3. Gebakken eieren; spinazie; aardappel
koekjes; griesmeelpudding met sinaas
appelsaus.
4. Spinaziesoep met croutons; schorsenee
ren met kaassaus; aardappelen; citroen
vla.
Ontbijtkoek. Benoodigd: 250 Gr. bloem:
2 theelepels bakpoeder; 200 Gr. donkerbruine
suiker: 2 theelepels kaneel; 1 theelepel nagel-
gruis; 1 theelepel nootmuskaat; V2 theelepel
zout; 2 d.L. melk. Naar verkiezing 1 ons ge
snipperde sucade of 1 ons natte gember.
Alle ingrediënten in een kom doen en aan
mengen met de melk, zooveel als noodig is om
deeg te krijgen, dat ongeveer zoo dik is als dat
voor gewone cake.
Het deeg overdoen in een cakevorm, die met
boter ingesmeerd is en met bloem bestrooid,
en de koek in een vrij warmen oven gaar
bakken (1V2 uur). In het begin voorname
lijk onderwarmte geven. Deze koek niet te
versch eten.
'TGEZIN.... EEN
WERKGEMEENSCHAP.
Waarom zien en beleven wij het gezin nog
zoo weinig als een werkgemeenchap?
We leven in een overgangstijdperk. Achter
ons, half vergeten, ligt het tijdperk, dat moe
der de vrouw er haar hoogste eer in stelde
ailles zelf te doen. Dit is heel anders gewor
den. Natuurlijk helpt tegenwoordig, vooral in
die gezinnen, waar door de omstandigheden
sterk moet worden bezuinigd, vader mee,
zoodra er „mannewerk" te doen is: een een
voudig timmerkarweitje, een defect aan het
electrisch licht en dergelijke dingen meer.
Maar nu cte kinderen: zijn die ook al ver
bonden aan onze gemeenschap? Leeren we
hen van jongs af hun krachten te gebruiken
ook in en ten bate van het gezin? Niet in de
eerste plaats om ons maar vooral om de op
voedende kracht, die daar voor henzelf in
'igt.
Misschien dat hieraan, althans doelbewust
niet zoo heel veel ouders denken. En toch
is dit een punt, dat in vele gezinnen, als ge
volg van de moeilijke tijden, bijna ongemerkt
van groot belang is geworden.
Wat de kinderen dan eigenlijk geregeld
doen kunnen?
We bezien deze kwestie in de allereerste
plaats uit het oogpunt van de moeder, die
uit een betrekkelijk schrale beurs moet huis
houden, die weinig hulp heeft en veel zelf
moet doen.
Het spreekt vanzelf dat in ieder gezin de
schoolgaande kinderen, jongens zoowel als
meisjes, des morgens zonder zware pressie of
veel omslag, opstaan, of leeren opstaan, en
zich zonder controle behoorlijk wasschen en
kleeden, zoodat moeders toezicht overbodige
luxe wordt. De kinderen blijven verantwoor
delijk voor hun respectievelijke slaapkamers
en hebben dus te zorgen voor het correct ver
wijderen van het waschwater uit kommen of
vaste waschtafels, afhalen van het bed en
het op orde stellen van het nachtgoed en alle
voorwerpen in de kamers. Natuurlijk valt er
wel eens een steekje, maar dat is minder
als de hoofdstrekking maar begrepen wordt.
Wat een tijdsbesparing voor huisvrouw of
dagmeisje, en dan wat een aanmoedi
ging!
Ieder kind poetst zijn eigen schoenen en
goed. De oudste jongen, die misschien al elf,
of twaalf is, kan en wil graag de haard bij
vullen en opstoken, of, zoo noodig uithalen
en met een beetje toezicht aanmaken. Ook
draaft hij naar schuur of kelder om de kolen
kitten te vullen. De andere jongen poetst met
genoegen de schoenen van zijn ouders en die
van kleine zus. Onderwijl moeder brood snijdt,
thee zet, 't kleintje aankleedt, dekt 'het oud
ste zusje vlug de tafel. Nu is het werk dat
iemand alleen een uur kost, in een ommezien
gedaan, en de jongelui stappen tenslotte, wel
verzorgd en goed op tijd, en ook met een
zekere voldoening, naar school. In 't middag
uur zijn er ook allerlei kleine handreikingen
te doen. die bijna geen moeite kosten, maar
die een belangrijke tijdsbesparing voor de
huisvrouw en haar hulp beteekenen. Vlug na
schooltijd een boodschap doen of een brief
posten, even als 't noodig is meehelpen de
tafel dekken; zoodra het routine wordt gaat
het vlot en gemakkelijk. En natuurlijk leert
ieder alle rommel, die zoo in den loop van
den dag uit kleer- en speelgoedkasten te
voorschijn komt. stelselmatig en zonder par
don, zelf opruimen. Rekent u eens uit hoeveel
tijd en energie het kost om dagelijks alle
achtergelaten „rondslingerende" bezittingen
van de weggestoven jeugd op haar plaats te
bergen! En 's avonds na het eten komt voor
de meisjes het helpen afdrogen aan de orde.
In bijzondere gevallen willen de jongens wel
vlug even wegruimen. Dan is alles kant en
klaar in nog geen half uur.
Laden we, zoodoende, te zware lasten op
de schouders van de jeugdige wezentjes? Ik
geloof het niet, ik meen dat eerder het tegen
deel waar is.
De ouders die van hun kinderen iets dur
ven te vragen, zullen ook met de grootste toe
wijding zorgen voor alle ontspanning en ge
noegens, waarop zij met hun heerlijke, vroo-
lijke jeugd recht hebben.
EEN VREEMDE OMGEVING.
In een vreemde stad gaan wonen, dat is
een ondervinding die de meesten van ons
weieens hebben meegemaakt, of dit nu was
dat zij door huwelijk ertoe kwamen, of door
dat zij in den opgroeienden leeftijd eens
tijdelijk onder vreemden moesten, of mis
schien om een betrekking te aanvaarden. Alle
mogelijke redenen kunnen ervoor zijn, maar
velen herinneren zich dien tijd uit hun leven
nog als lang niet een van de gemakkelijkste.
Want dan blijkt immers duidelijk, hoe prettig
de oude, vertrouwde omgeving was, hoe goed
er thuis werd gezorgd, hoe gemakkelijk alles
liep. met hoeveel banden de vrienden en ken
nissen varen verbonden.
En nu zit men daar in de geheel nieuwe
omgeving, waar men den weg nog moet leeren
kennen, waar de avonden voor de alleenwo-
nenden lang en moeilijk te doorworstelen zijn
en waar de Zondagen met verlangen doen uit
zien naar de activiteit van den Maandag. De
zorgen van thuis reiken niet zoover als de
nieuwe omgeving; voor alles moet zelf wor
den gezorgd, geen enkele taak, hoe geving
ook, wordt ons uit de hand genomen, wan
neer wij zelf niet voor alles opkomen, gebeurt
het eenvoudig niet. En de trouwe vrienden
en kennissen betreuren het wel, dat wij ver
trokken zijn, maar voor een drukke corres
pondentie die ons steun kan geven, kan alleen
onze meest intieme vriend of vriendin tijd
en lust vinden.
Dat is een moeilijke tijd, van tevoren mis
schien met ongeduld tegemoet gezien omdat
wij dan eindelijk eens eigen baas zullen zijn,
en die ook wel degelijk het 'oekorlijke van de
vrije ontplooiing blijkt te bezitten, waar on
ontkoombaar daarnaast staan de moeilijk
heden, het verlangen naar huis, het vreemde
van de omgeving en vooral de eenzaamheid.
Dit is de periode in ons leven die ons
dwingt het goede te halen uit. een situatie,
die een samenmelting is van geluk en moeite
het geluk om de vrijheid en het nieuwe, de
moeite om de eenzaamheid en het vreem
de.
Sommige jonge menschen want deze
ondervinding wordt meestal jong gedaan
dansen daar gemakkelijk overheen, zij zien
de moeilijkheden zoo klein mogelijk en weten
overal de vreugde uit te halen die den over
gang voor hen vrij eenvoudig maakt. Maai
verreweg het meerendeel komt er niet zoo
gemakkelijk; de meesten hebben moeite om
zich aan te passen aan het nieuwe leven en
zij zijn maar al te vaak geneigd, om hun
gebrek aan aanpassing niet aar. zichzelf
maar aan omstandigheden van buitenaf
toe te schrijven. Zij mopperen over hun
nieuwe woonplaats, die te" groot is of te
klein, te grootsteedsch om gezellig te kun
nen zijn of te provinciaalsoh en daardoor
kneuterig en zonder een enkelen behoorlijken
winkel. Hun omgeving heeft het op hun por-
temonnaie voorzien, of zij trekt zich heele
maal niets van ze aan: „t zal hun niet
warm of koud maken of ik er ben, of nooit
meer terugkom". Als de omstreken mooi zijn,
heb je daar immers in den winter niets
aan en 's zomers is het er vol met bende's
menschen en als de woonplaats geen omstre
ken heeft, is dat de oorzaak van hun afkeer.
De bewoners zijn stijf exclusief, of zij zijn zóó
gemakkelijk, dat je nooit met hen op een
meer intiemen voet kunt komen. Enzoo-
voorts, enzoovoorts.
Voordat wij tot het besef komen, dat het
ons eigen ik is. dat moeite heeft om zich aan
te passen aan de nieuwe omgeving, kan er
al heel wat gemopper en aanmerkingen over
de arme onschuldige woonplaats en zijn ar-
gelooze bewoners zijn losgelaten. Om het ge
luk en de vreugde te halen uit een chaos van
nieuwe indrukken, die zich aan ons voordoen
en die ons bezwaren, is niet zoo eenvoudig,
maar de sleutel ertoe is in theorie gemakke
lijk genoeg: alle vreugdevolle kleine momen
ten tot een gebeurtenis te maken en alle
moeilijke oogenblikken precies andersom te
willen zien. alsof men den verrekijker liedren
keer omdraait.
En dan kan het gebeuren, dat wij thuis
zijn geweest en terugkomen in de plaats waar
wij werken en dat opeens een gevoel van
geluk en tevredenheid over ons komt bij het
zien van de nieuwe omgeving die niet nieuw
meer is. maar eigen en vertrouwd.
Dan is ook de verrekijker niet meer noodig,
dan zijn vreugde en zorgen een normaal ver
schijnsel geworden die op normale wijze
kunnen wordèn verwerkt. E. E. J.P.
LINGERIE, DE BASIS VAN
ONZE KLEEDING.
Niet in overdaad van garneering
doch in een fijne coupe zit het
voorname cachet.
De lingerie van de moderne vrouw wij1
weten dit natuurlijk allemaal! is minstens
even belangrijk als haar bovenkleeding. Zij is
de basis, waarop een smaakvolle kleeding
moet rusten en is deze basis niet in orde.
tien tegen één dat er aan lijn en coupe der
japonnen ook wel iets hapert.
Onze lingerie is de laatste jaren een heel
nieuw- tijdperk ingegaan. Vroeger stond het
lingeriegoed, dat in den verlovingstijd bij heele
twaalftallen tegelijk werd aangeschaft, vrijwel
los van de bovenkleeding. Het moest vele hu
welijks-jaren „mee" en was dus natuurlijk
practisch onverslijtbaar. Nu is dit alles anders
geworden. Drie of vier precies dezelfde onder
jurken in de kast vinden we al een onover
komelijk saai gezicht. We houden ervarn, als
de kleur van ieder garnituur harmonieert met
de hierbij te dragen japon en we zouden ons
eenvoudig geen raad weten met een onderjurk,
die in coupe geheel afweek van de nieuwe lijn
der bovenkleeding.
Daarom schaft de practlsche vrouw tegen
woordig geen groote stapels lingerie tegelijk
meer aan, maar ze zal steeds zorg dragen, dat
ieder stuk, dat ze koopt, goed van coupe eri
van kwaliteit is. Het behoeft daarom volstrekt
niet duur te zijn en het euvel der ongebruikte
kleedingstukken wordt tot een minimum be
perkt als wij de lijn eenvoudig houden.
Wat zegt Parijs over de moderne lingerie?
Zijn simpele oralkespreuk is „eenvoud van
garneering, raffinement in lijn".
Wanneer men over lingerie schrijft, moet
men wel even onderscheid maken tusschen
het eigenlijke ondergoed en die donkere meest
zijden of satijnen fourreaux of combinations,
die speciaal voor een bepaald avondtoilet wor
den gemaakt. Deze laatsten staan natuurlijk
apart: zij behooren tot het domein van de
naaister.
De moderne Fransche lingerie daarentegen
heeft haar vaste wetten. De lange combina
tions in princesse-model met bijpassende pan
talon hebben het eenig doel, de lijnen van het
figuur te doen uitkomen en zijn dikwijls ware
kunststukjes van naaikunst, die de voorname
Parisienne dan ook speciaal voor zich laat
vervaardigen en met evenveel zorg past als
haar japonnen. Stiksels, uitgetrokken draden
en naadjes geven nauwkeurig het beloop der
naden aan. De pantalonnetjes, vroeger met
een elastiek om het middel vastgehouden,
worden nu met figuumaadjes precies op maat
gemaakt en meest met twee knoopjes op de
heupen gesloten, zoodat zij zoo weinig moge
lijk de heupen „verzwaren". Hoewel kant als
lingerieversiering nog altijd en vogue is, is
deze garneering door het confectiebedrijf zoo
algemeen geworden, dat de vrouw, die prijs
stelt op een eigen cachet harer onderkleeding,
de voorkeur geeft aan iets anders: eenvoudige
randjes van handborduurwerk doen nu weer
opgeld en meer nog de afwisseling van mat
en glanzend satijn, die tevens als garneering
werkt. Een dof satijnen onderjurk wordt b.v.
heel aardig gegarneerd met een „juk" van
dezelfde stof met den glimmenden kant boven.
In 't algemeen is de vorm der onderjurken
glad en eenvoudig, precies het figuur volgend.
Alle fantasie wordt gespendeerd bp de ver
siering van het bovenstuk. Op een fourreau
van zacht roze crêpe-satin (doffe kant) prijkt
b.v. een puntig bovenstuk van glimmend
satijn met appliques van bladeren en bloemen
in dof. De eenige versiering van de hierbij be-
hoorende pantalon is, dat dit kleedingstukje
bestaat uit een dof en een glimmend gedeelte.
Ook door het uittrekken van draden wordt
vaak een zeer exquise versiering van het
bovenstuk bereikt, fijner dan een drukke
kantgarneering.
Het psreekt vanzelf, dat Parijs in deze win
ter nu voor 's avonds zooveel zwart gedragen
wordt, ook zeer den nadruk legt op de zwart
zijden of satijnen onderjurken, onmisbaar
onder een zwart toilet. Op de combinations en
hemden, die met deze „serieuze" onderjurken
een garnituur vormen, wordt dan dikwijls een
kleine kantgarneering aangebracht hetzij in
zwart of oker.
Het komt echter ook voor, dat de Parisienne
om het echte „ondergoed-cachet" aan haar
lingerie te ontnemen het versiert met boven
stukken van zwarte kant. Scherpe contrasten
moeten hierbij echter worden vermeden; die
geven spoedig een vulgair effect!
En waar blijft nu de lingerie van batist,
linnen en andere goedkoopere en lichtere
stoffen? Dat is „literatuur" geworden, zegt de
Parisienne, ofdat komt in den zomer 1937.
wel weer aan de orde!