,4
i
s
b:
VRT.TDAG 12 FEBRUARI 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
13
AAN ALLEN.
Als we in dezen wintertijd oudere menschen
hooren praten over winters in hun jeugd, dan
heet het altijd, dat er vroeger veel strengere
winters waren dan nu. En dan bedoelen ze
met dat vroeger niet aleen hun eigen jeugd
tijd, maar ook dien van vader en grootvader
en misschien ook wel van over- en betover
grootvader, want ook die hadden het volgens
hen altijd over strenge winters in hun tijd.
Ik ben daarom eens aan 't snuffelen gegaan
om te zien of ze al of niet gelijk hadden en
ik moet eerlijk bekennen, dat ik, uit alles wat'
ik gevonden heb, geneigd ben om te beslui
ten, dat ze gelijk hebben. Lees maar .eens wat
ik over vroegere strenge winters gevonden
heb.
Ik begin heel lang geleden; in 't jaar 994
begon het 14 October te vriezen en het bleef
vriezen tot in Mei van 't volgend jaar. De
jaren 1126, 1206 en 1287 staan eveneens be
kend om hun strenge winters. Vooral in 't
laatste jaar was de koude zoo hevig, dat
men leest van zuigelingen, die in de wieg be
vroren evenals grijsaards in hun bed. Toch
moet 13 Februari 1361 nog kouder geweest
zijn, want het heet in de oude kronieken, dat
die „de koudste dag sinds menschenbeugenis'
was. Ook de jaren 1464 en 1468 onderscheid
den zich door buitengewone strenge winters
In 't jaar 1511 begon het den llden November
te vriezen en de vorst hield aan tot eind Fe
bruari. Men reed toen met paard en wagen
over de Maas en een hoefsmid te Rotterdam
besloeg de paarden op het ijs voor het Oude
Hoofd. Ook het jaar 1564 staat bekend om
zijn strengen winter. Het vroor van Kerstmis
tot Maart; men reed met paard en wagen
over de Zuiderzee. In 1571 begon het den lOen
October te vriezen en het bleef vriezen tot 2
Februari 1572. Volgens een Friesch kroniek
schrijver viel er in de omgeving van Franeker
zooveel sneeuw, dat de stadsgrachten er bijna
geheel mee gevuld waren. Uit vrees dat de
Spaansche kolonel Caspar de Robles de stad
nu zou overvallen, werd de bevolking door
den stadsomroeper opgeroepen om de sneeuw
met water te overgieten, opdat er een gladde
ijsiaag op zou vriezen. Mochten de Spanjaar
den dan een poging doen de stad te overrom
pelen, dan zouden ze natuurlijk in de sneeuw
wegzinken. Of de Spanjaarden een poging ge
waagd hebben, heb ik niet gelezen. Ook in
15S6 was de Zuiderzee dicht gevroren. De
Spaansche veldheer Taxis, die met een lé
ger in Gelderland lag, maakte van de ge
legenheid gebruik om met 930 ruiters en 2500
soldaten over de ijsvlakte langs de Friesche
kust te trekken en daar een groote plunder
tocht te houden en ten slotte trok hij Fries
land binnen, waar hij den 17den Januari bij
Boxum nabij Leeuwarden verslagen werd.
Ook de winter van 1608 op 1609 was zeer
streng. In Maart reed men nog van Harlin-
gen naar Enkhuizen. Een groot aantal vrucht
hoornen bevroren en een prachtige esch te
Eennekom spleet tengevolge van den stren
gen vorst van onder tot boven. De grond had
zoo van den vorst geleden, dat het volgend
jaar de weilanden bijna niet groen wilden
worden. Ook het jaar 1612 staat met een
zwarte kool aangeteekend. De koude was zoo
groot, dat men zich bijna niet buiten durfde
wagen. De doktoren kregen tal van patiënten
met bevroren oor en. neus, vingers of teenen.
Oude menschen bleven maar in "t bed liggen,
dat voortdurend met „beddepannen" ver
warmd werd. In 1615 begon het in 't begin
van Februari voor de 2de maal te vriezen en
dit na wintertje duurde tot eind Maart. Laten
we hopen, dat h^t dit jaar niet zoo gaat.
In 1617 begon het 8 December te vriezen
en het bleef vriezen tot 18 Maart 1618 en wel
zoo streng, dat men met paard en kar over
de Zuiderzee reed evenals men dit gedaan
had in den winter van 1609 op 1610. In dezen
winter toch zag men op 1 dag 172 sleden met
paarden bespannen op de zee voor Enkhui
zen. 't Leek wel jaarmarkt op het ijs. Ook de
winter van 1620 op 1621 was zoo streng, dat
men de Zuiderzee, waarin het ijs eenige voe
ten dik zat, in alle richtingen per arreslede
doorkruiste. In dezen winter was een En-
gelsch schip op de Zuiderzee ingevroren en de
lading bracht men met paard en wagen naar
'Enkhuizen, Hoorn en Amsterdam. Ook van
de Noordzee was een breede strook langs het
strand bevroren. En op 10 en 29 December
van 't volgende jaar trok een vendel soldaten
over het ijs van Enkhuizen naar Stavoren
en terug. In den winter van 1638' op 1639
raakte nabij Enkhuizen een schip in 't ijs
vast en den 18den Januari ging men van uit
Enkhuizen met paard en wagen en slede over
het ijs naar het schip om de goederen naar
de stad te brengen. Ook het voorjaar van
1646 kenmerkte zich door hevige koude, even
als de winter van 1658 op 1659. Men reed toen
op den 3den April nog schaatsen op het IJ
en den lsten Mei plantte men toen den Mei
boom in de Groote Belt op het ijs. Ook de
winter van 1667, het jaar van den tocht naar
Chattam, was zoo streng, dat men in den be
ginne bang was, dat de tocht niet doorgaan
kon, want de schepen konden van wege den
strengen vorst niet uitvaren. Ook de jaren
1670 en 1674 kenmerkten zich door strenge
vorst. In 't laatste jaar duurde de vorst tot
einde Februari, terwijl de jongens den 7den
Maart reeds weer in de Haarlemmertrekvaart
zwommen. In de 18de eeuw is de eerste stren
ge winter die van 1709. Men reed toen met
paard en slede dwars over de Zuiderzee en
den 12den Januari reden 29 arresleden achter
elkaar over het ijs in de Amsterdamsche
stadsgrachten. Ook de winters van 1740 en
1760 en 1763 op 1764 en van 1776 waren bui
tengewoon streng, evenals die van 1805 en
1808 en die van 1844 op 1S45. toen men den
23en Maart Paascheieren op het ijs at. In de
zen winter is men begonnen met het oprich
ten van ijsclubs. Zeif herinner ik me nog heel
goed den strengen winter van 1890 toen het
in 't laatst van November begon te vriezen
dadelijk heel hard en bleef vriezen tot ver
in Maart en ook in 1888 vroor het tot half
Maart heel hard en velen van jullie herin
neren zich nog wel den strengen winter van
1929. Als we van al deze strenge winters le
zen. dan lijkt het er toch wel op dat de win
ters vroeger een beetje strenger waren
dan nu.
W. B.—Z.
SERAFIENTJE EN HET HOFPROTOCOL
Van een prinsesje, dat wegliep, omdat zij
„iets te doen wilde hebben."
Hoe koning Fladivarius zijn luiheid
kwijtraakte.
In Rustigrijk. een land hier heel ver van
daan, regeerde eens een koning, die Fladiva
rius de elfde heette. Zijn vader, die vóór hem
geregeerd had. was Fladivarius de tiende ge
weest. zijn grootvader Fladivarius de negen
de, zijn overgrootvader Fladivarius de acht
ste. Zijn bet-overgrootvader Fladivarius de
zevende. Al die Fladivariussen hadden op
hun beurt het land van Rustigrijk geregeerd
met nog zes andere Fladivariussen vóór hen.
De portretten van al die tien koningen,
fraai ten voeten uit geschilderd, hingen in de
groote ontvangzaal van het paleis: vijf Fla
divariussen aan den eenen en vijf aan den
anderen kant
lederen morgen, als koning Fladivarius de
elfde met de hulp van zijn zeven kamerdie
naren uit zijn praalbed was gestegen en zich
had laten aankleeden, werden de breede vleu
geldeuren van de groote ontvangzaal wijd
opengeworpen en stapte de koning met de
kroon op het hoofd en gehuld in zijn herme
lijnen staatsiemantel, die door vier kleine
blondiokkige pages werd opgehouden, plech
tig de zaal binnen.
Eerst deed hij dan vier stappen naar vo
ren, vervolgens maakt hij een diepe buiging
voor al de Fladivariussen bij elkaar en
daarna schreed hij langzaam en waardig de
rij langs en sprak:
„Goeden morgen, doorluchte majesteit
Fladivarius de eerste, ook goeden morgen,
doorluchtige majesteit Fladivarius de tweede,
én u„ doorluchtige majesteit Fladivarius de
derde, eveneens goeden morgen!
En nadat hij zoo al.zijn doorluchtige voor
vaders goeden morgen had gewenscht, trad
hij achterwaartsbüigende terug tot aan de
deur en sprak: „Doorluchtige Majesteiten, ik
hoop vandaag weer onberispelijk en precies
zóó te regeeren, als gij dit vóór mij hebt
gedaan."
Vervolgens draaide de koning' zich buigende
om, de vier pages beurden den zwaren sleep
van zijn staatsiemantel over den drempel en
de breede vleugeldeuren van de ontvangzaal
vielen geruischloos toe
Waarom koning Fladivarius de elfde dit
allemaal deed, zul je vragen? Ja, lieve kin
deren. dat moest hij nu eenmaal doen. omdat
het in het Hofprotocol stond.
Het Hofprotocoldat was een héél zwaai
en dik boek met twee gouden sloten erop.
Het lag in de kast van den eersten minister
Archivarius en alles, wat de vorige tien ko
ningen iederen dag van het jaar gedaan had
den en wat koning Fladivarius de elfde dus
ook moest doen. stond er haarfijn in be
schreven.
Vond koning Fladivarius dat dan niet
vreeselijk vervelend? wil je stellig weten.
Och neen, nu niet meer. Hij was er al aan
gewend geraakt. Als er een beslissing moest
worden genomen, dan gaapte hij eens en ze)
tegen den ouden minister Archivarius:
„Kijk maar in 't protocolen daarmee was
dan de zaak afgedaan. De koning riep zijn ze
ven kamerdienaars, liet zich zijn kroon af
zetten en zijn mantel afnemen en ging een
dutje doen
Eens op een morgen was 't prachtig' zon
nig weer. De paradijsvogels, die bij honder
den in den paleistuin rondvlogen, zongen een
lustig liedje en de lucht was zoo blauw als
een porceleinen schoteltje.
Van de ontvangkamer begaf koning Fladi
varius zich naar de groote eetzaal, waar zijn
gemalin koningin Lamentinia en hun eenig
dochtertje prinses Serafientje reeds op hem
wachtten. De koninging stond nog achter
haar stoel, terwijl vier kleine zwartlokkige
pages den sleep van haar staatsiegewaad,
die tien meter en zeven centimeter lang was.
vasthielden, en maakte drie diepe buigingen,
evenals het prinsesje.
„Goeden morgen, doorluchtige Majesteit",
zeiden beiden en toen de koning hen ook
goeden morgen had gewenscht, gingen ze
alle drie aan tafel zitten. De koning liet zich
driemaal bedienen van een heerlijke pastij,
gemaakt van kikkerboutjes, nachtegaalton
getjes en honing met slagroom, doch de ko
ningin at enkel een beschuitje met een paar
geconfijte vlindervleugeltjes en het prinsesje
Serafientje, een fijn blond meisje van acht
jaar, wilde heelemaal niets eten, zelfs niet
een stukje roompudding met vla van blauwe
viooltjes.
Het prinsesje was boos en verdrietig en
twee dikke tranen liepen langs haar wan
gen en vielen op haar gouden bordje.
„Waarom eet mijn kindje niet?" vroeg de
koning bezorgd en de koningin zuchtte diep
en begon ook haast te huilen.
„Kom, komwat is er?" vroeg de ko
ning verder.
„Hare Hoogheid de prinses heeft malle
ideeën in haar doorluchtig hoofdje," klaagde
de koningin. „Heele malle ideeën. Verbeeld ia.
doorluchtige Majestet: Zij wil iets te doen
hebben!"
„Iets te doen!" riep de koning verbaasd.
„Maai'maar ik kan toch niet gelooven,
dat mijn kindje wil gaan werken of leeren
of zich moe maken!"
„Ja, ja", riep het prinsesje opeens verrukt
uit. „Dat wil ik juist, vader!" „Doorluchtige
Majesteit verbeterde de koningin.
„Ach, laat haar maar," zei de koning. „Kom
eens hier op m'n knie, mijn Serafientje en
vertel eens, hoe je daar nu toch bijkomt!"
En toen had het prinsesje Serafientje op
eens een heeleboel te vertellen. Gisteren had
ze met de hofdame gewandeld in het groote
park van het paleis en toen was gravin Sym-
faroza eventjes op een bank gaan zitten om
uit te rusten, want het was zóó warm. En toen
was zij, Serafientje, bij ongeluk een klein
hekje uitgeloopen en achter het park terecht
gekomen. En daar had ze zooiets leuks gezien:
een heele troep jongens en meisjes met
schooltasschen in de hand of op den rug. En
die hadden natuurlijk niet geweten, dat zij
prinses Serafientje was en haar van alles
verteld: dat ze iederen dag naar school gin
gen om te leeren en welke spelletjes ze alle
maal deden en nog veel meer. En één van de
meisjes heette Grietje Gort en die was hard
weggeloopen en had geroepen: „O, ik moet
nog aardappelen schillen voor Moeder!"' En
toe had Serafientje niet eens weer zou gauw
kunnen vragen, wat aardappelen waren en
dat wou ze zóó graag weten en
Toen ze zoover gekomen was, legde de
prinses haar hoofd op de armen en, begon
hard te snikken.
„Maar kindje, maar kindje!" zuchtte ko
ning Fladivarius wanhopig en koningin La
mentinia zei: „Ze is heelemaal overstuur,
dat lieve schepseltje!''
„Luister eens, Serafientje," zei toen de ko
ning zoo streng als hij kon: „Hou op met
huilen en vertel, wat je eigenlijk wilt!"
„Iets te doen hebben.leeren uit de boek
jessommen makenaardappelen
schillensnikte de prinses.
Het hart van den koning werd bijna week
bij die smeekbeden van zijn kind. Ja, dat al
les had hij vroeger ook weieens gewild, be
halve dan het aardappelen schillen. Maar er
stond niets van in het Hofprotocol en dus....
„Wat je wilt is onmogelijk," verklaarde hij
plechtig.
„Totaal onmogelijk!" verzekerde ook de
koningin.
„Waarom, o, waarom dan?" huilde Sera
fientje.
„Het Hofprotocolzeiden toen de ko
ning en de koningin tegelijk met sombere
grafstemmen. „Het Hofprotocol....'"
Maar nu werd Serafientje heelemaal woe
dend. „Dat nare, papieren ding met die gou
den sloten, dat zoo duf ruikt!" riep ze uit.
„Ikik wou, dat het in den vijver viel,
Ik wou, dat het verbrandde! Ik wou...."
„Zwijg!" zei de koning. „Geen woord
meer!'' En de koningin was van schrik en
flauw gevallen en moest met geurige olie van
Duizendschoontjes worden bijgebracht.
's Middags was prinses Serafientje weer
heelemaal vroolijk. Ze had haar betraand
gezichtje door haar kamermeisjes laten af-
wasschen en haar zachte blonde haren netjes
laten opmaken.
„Mevrouw de gravin", vleide ze toen tegen
de hofdame, „gaat U mee een eindje wan
delen in het park? Het staat in het Hofpro
tocol".
„Werkelijk, Hoogheid? Nu, dan gaan we
maar direct," zei mevrouw Symforoza. En
Serafientje deed achter haar rug een paar
danspasjes van pleizier.
Toen ze een poosje gewandeld hadden,
hoorde de prinses vlak buiten het park, bij
het hek. bekende geluiden. Ze keek eens ter
sluiks door de spijlen: ja, daar zat weer het
heele troepje jongens en meisjes in het gras
en Grietje Gort was er ook bij. En opeens
kwam een echt dol plan in Serafientje's
hoofdje op. ,,'t Is zoo warm. mevrouw de
gravin, wilt U niet eventjes rusten?" vroeg ze
heel vriendelijk
„Ja. Hoogheid, dat kon ik wel doen." En
de gravin zette zich op een bank en stak haar
parasol op. En nu wachtte Serafientje tot ze
zag. hoe de hofdame zachtjes begon te knik
kebollenéén voorzichtig stapjenog
éénde gravin hoorde nietsnog drie
stappen en ze was bij het hekje.Nu vlug.
het hekje opengedaan ende kleine prin
ses zette het op een loopen zoo hard ze maar
kon!
Ze zag de kinderen juist een hoek omgaan
en kon ze dus nog net inhalen. En terwijl ze
achter hen aan holde, riep ze hijgend„Griet
je Gort, Grietje Gort, wacht toch even!"
Eén meisje hoorde het en keerde zich om.
Ja, dat was Grietje Gort.
„Wat is er?" vroeg ze.
„Watwat zijn aardappelen?" hijgde 't
prinsesje.
En toen kwamen alle kinderen er bij staan
en waren heel erg verbaasd, dat het mooie
blonde meisje niet eens wist, wat aardappe
len waren!
„Wat eet jij dan thuis?" vroeg Grietje.
„Beschuitjes met...." maar toen zweeg
Serafientje opeens en kreeg een kleur. Ze
wilde voor geen geld, dat de kinderen zou
den merken, dat zij de prinses van Rustig
rijk was.
„Hoe heet je?" vroeg Grietje verder, „en
waar ga je heen?"
„Fientje. Ik wandel maar zoo'n beetje. Wil
ik je thuisbrengen?"
„Mij best," zei Grietje. „Wat heb je een
mooie jurk aan, zeg."
„Oheel gewoon,'" zei Fientje. En ze
begon gauw over iets anders to praten
In het paleis van koning Fladivarius den
elfden heerschte de allervreeselijkste opwin
ding: Prinses Serafientje was weg!
De Koningin zat handenwringend op den
troon en had zich reeds twaalf keer een
schoonen zakdoek laten brengen om haar
oogen te betten en de zeven kamerdienaren
des konings waren al een half uur bezig, te
trachten, den koning, die zijn middagslaapje
deed, wakker te krijgen.
Eindelijk gelukte dit en kwam Zijne Majes
teit doodelijk ontsteld de ontvangzaal bin
nenstappen. Zelfs de vier kleine blondiokkige
pages, die zijn mantel ophielden, hadden
dikke tranen in de oogen.
„Doorluchtige Majesteit," zuchtte de ko
ningin op droevigen toon „wat moeten we
toch beginnen!"
De koning nam naast haar op den troon
plaats, zette met bevende handen zijn kroon
recht en tikte driemaal met zijn scepter op
den grond.
Een dienaar verscheen.
„Laat onmiddellijk minister Archivarius
roepen en verzoek hem. het Hofprotocol mee
te brengen," beval de koning.
Aldus geschiedde. Nog geen vijf minuten
later verscheen de minister diep buigende
voor den troon. Twee pages, die drie meter
achter hem aan kwamen, droegen het dikke,
zware boek met de gouden sloten.
„Archivarius", zei de koning op angstigen
toon, „ik verzoek u, onmiddellijk hiér ter
plaatse het protocol op te slaan en te kijken,
wat wij moeten doen, ingeval een prinses uit
het ouderlijk paleis wegloopt."
„Wègloopt?" stotterde de minister,
„maar
„Zwijg, geen woord meer! Raadpleeg het
protocol!"
De minister begon haastig te bladeren, ter
wijl een doodsche stilte in de ontvangzaal
viel. De koning en de koningin, de hofdames,
de lakeien en de kleine pages hielden hun
adem in en keken met angstige oogen naai
den minister.
Een half uur ging voorbij. Toen sloeg mi
nister Archivarius het boek dicht.
„Nu?" vroeg de koning.
De minister liet zich op één knie voor den
troon neder en zei met fluisterende, gebro
ken stem: „Het spijt mij Uwe doorluchtige
Majesteit te moeten meedeelen, dat er nog
nooit eerder een prinses uit het Rustigrijk-
sche vorstenhuis is weggeloopen. En dus.
„En dus kunnen wij niets doen!" snikte de
koningin. „O, Majesteit, mijn arm kind!" F.n
ze verborg snikken het gelaat in de handen,
terwijl alle hofdames eveneens in tranen uit
barstten.
Maar de koning van Rustigrijk huilde niet.
Hij had zich plotseling in zijn volle lengte op
den troon verheven. Hij zag eruit of hij nu
pas wakker was geworden en hij bulderde den
minister toe: „Dus gij wilt beweren, dat ik
mijn kind. mijn lief klein Serafientje. moet
verliezen om een protocol, om dat dikke boek
met de gouden sloten, dat zoo duf ruikt? Dat
nooit! Dat nooit!"
„Maar Majesteit, hodr mij aan
„Neen, zwijg" zei de koning val waardigheid
„Ik beveel, dat onmiddellijk honderd man
nen te paard zullen worden uitgezonden om
prinses Serafientje te zoeken. En ik beveel
verder, dat het Hofprotocol zal worden ver
brand!"
De hofhouding sidderde als" een espenblad.
En koningin Lamentinia en minister Archiva
rius zaten stokstijf, als door den bliksem ge
troffen, terwijl hun haren langzaam ten
berge rezen
Den volgenden morgen reden twee man
nen te paard voorbij het huisje van Grietje
Gort in een stil, eenvoudig straatje van de
hoofdstad. En ze riepen luide, dat ieder, die
prinses Serafientje vond en in het paleis te
rugbracht. duizend gulden belooning zou ont
vangen.
Het prinsesje had dien nacht bij haar
nieuw vriendinnetje geslapen, nadat ze ver
teld had, dat ze van huis was weggeloopen.
Maar Grietje en haar ouders wisten nog al
tijd niet, wie zij was
Maar nu kwam ze opeens met Grietje Gort
en haar zusje Antje op de stoep staan en riep
heel hard, zoodat ieder het hooren kon:
„Hier is prinses Serafientje, zie nu maar,
dat je haar krijgt!"
De dienaren schrokken ervan. Ze hadden
nooit geweten, dat de prinses zoo'n brutaal
meisje was. En één van hen zei eerbiedig:
„Hoogheid, U moet direct mee naar het pa
leis,"
FEBRUARI-WEDSTRIJDEN.
Dit keer geef ik eens een wedstrijd voor
jongens, meisjes en kleintjes.
De jongens en meisjes van Afdeeling I leef
tijd 10 jaar en ouder) moeten eens een ver
haaltje maken bij nevensgaande plaatjes. De
meisjes zien hier een plaatje getiteld: Waar
Mies over denkt?
Jg
I
Nu wou ik aan de meisjes verzoeken eens
op papier te willen zetten, waar Mies nu wel
zoo ernstig over denkt, 't Opstel mag niet
korter zijn dan één schriftvelletje (aan één
zijde beschreven) en niet langer dan twee
schriftvelletjes.
Het tweede plaatje draagt tot titel: Wat
een stropl
De jongens moeten daar nu eens een ver
haaltje over maken. Wat ik aan de meisjes
over de lengte gezegd heb, geldt ook voor de
jongens.
De kleintjes (Afdeeling n, leeftijd 9 jaar
en jonger) moeten beide plaatjes eens voor
me kleuren.
Alle inzendingen, voorzien van naam en
leeftijd, moeten 1 Maart in mijn bezit zijn.
Als prijzen loof ik uit: Meisjes-wedstrijd,
Afdeeling I:
lste prijs: Boek naar keuze.
2de prijs: Boek.
3de prijs: Foto-album.
Jongens-wedstrijd, Afdeeling I:
lste prijs: Boek naar keuze.
2de prijs: Boek.
3de prijs: Postzegelalbum
Rubriekertjes, Afdeeling II:
lste prijs: Boek.
2de prijs: School-étui.
3de prijs: Kleurpotlooden.
W. B.—Z.
„Nee hoor!" zei Serafientje.
„Maar Hoogheid, verlangt U dan niet naar
Uwe doorluchtige vader en moeder?"
Toen werd Serafientje wel even stil. Maar
dan zei ze dapper: „Vraag maar, of de Ko
ning zelf hier wil komen, want met jullie ga
ik beslist niet mee."
Dienzelfden dag nog kwam de Koning zelf
en en hij sloot zijn stout meisje lachend en
snikkend in de armen
„Lieve, lieve vader!" juichte Serafientje.
„Hoe komt U hier? Kon U wel weg van liet
protocol?"
„Het protocol?" zei de Koning plechtig,
„het protocol is verbrand!"
„Verbrand! O Vaderen mag ik nu óók
lessen leeren en spelletjes doen en aardap
pels schillen nét als Grietje en.
..Alles, alles wat je maar wilt, mijn en
geltje!"
Zoo eindigde de geschiedenis van het
groote Hofprotocol.
Maar de geschiedenis van Serafientje ein
digt nog lang niet. Zij werd een heel knap en
verstandig meisje en haar vriendinnen
Grietje en Antje Gort kwamen nog vaak bij-
haar spelen.
En koning Fladivarius de elfde geraakte
zijn luiheid heelemaal kwijt. Hij begon nu
pas écht te regeeren en het land Rustigrijk
kwam tot grooten bloei.
En eens heb ik hooren vertellen, dat hij
iederen morgen een langen neus trok tegen
de portretten der tien vorige Fladivariussen,
die hem zóó lang voor 't lapje hadden ge
houden.
Maar vertel dit maar niet verder, want 't
lijkt me érg raar voor een koning Jullie ook
niet?
R. DE RUYTER-v. d. FEER,