,4 i s b: VRT.TDAG 12 FEBRUARI 1937 HAARLEM'S DAGBLAD 13 AAN ALLEN. Als we in dezen wintertijd oudere menschen hooren praten over winters in hun jeugd, dan heet het altijd, dat er vroeger veel strengere winters waren dan nu. En dan bedoelen ze met dat vroeger niet aleen hun eigen jeugd tijd, maar ook dien van vader en grootvader en misschien ook wel van over- en betover grootvader, want ook die hadden het volgens hen altijd over strenge winters in hun tijd. Ik ben daarom eens aan 't snuffelen gegaan om te zien of ze al of niet gelijk hadden en ik moet eerlijk bekennen, dat ik, uit alles wat' ik gevonden heb, geneigd ben om te beslui ten, dat ze gelijk hebben. Lees maar .eens wat ik over vroegere strenge winters gevonden heb. Ik begin heel lang geleden; in 't jaar 994 begon het 14 October te vriezen en het bleef vriezen tot in Mei van 't volgend jaar. De jaren 1126, 1206 en 1287 staan eveneens be kend om hun strenge winters. Vooral in 't laatste jaar was de koude zoo hevig, dat men leest van zuigelingen, die in de wieg be vroren evenals grijsaards in hun bed. Toch moet 13 Februari 1361 nog kouder geweest zijn, want het heet in de oude kronieken, dat die „de koudste dag sinds menschenbeugenis' was. Ook de jaren 1464 en 1468 onderscheid den zich door buitengewone strenge winters In 't jaar 1511 begon het den llden November te vriezen en de vorst hield aan tot eind Fe bruari. Men reed toen met paard en wagen over de Maas en een hoefsmid te Rotterdam besloeg de paarden op het ijs voor het Oude Hoofd. Ook het jaar 1564 staat bekend om zijn strengen winter. Het vroor van Kerstmis tot Maart; men reed met paard en wagen over de Zuiderzee. In 1571 begon het den lOen October te vriezen en het bleef vriezen tot 2 Februari 1572. Volgens een Friesch kroniek schrijver viel er in de omgeving van Franeker zooveel sneeuw, dat de stadsgrachten er bijna geheel mee gevuld waren. Uit vrees dat de Spaansche kolonel Caspar de Robles de stad nu zou overvallen, werd de bevolking door den stadsomroeper opgeroepen om de sneeuw met water te overgieten, opdat er een gladde ijsiaag op zou vriezen. Mochten de Spanjaar den dan een poging doen de stad te overrom pelen, dan zouden ze natuurlijk in de sneeuw wegzinken. Of de Spanjaarden een poging ge waagd hebben, heb ik niet gelezen. Ook in 15S6 was de Zuiderzee dicht gevroren. De Spaansche veldheer Taxis, die met een lé ger in Gelderland lag, maakte van de ge legenheid gebruik om met 930 ruiters en 2500 soldaten over de ijsvlakte langs de Friesche kust te trekken en daar een groote plunder tocht te houden en ten slotte trok hij Fries land binnen, waar hij den 17den Januari bij Boxum nabij Leeuwarden verslagen werd. Ook de winter van 1608 op 1609 was zeer streng. In Maart reed men nog van Harlin- gen naar Enkhuizen. Een groot aantal vrucht hoornen bevroren en een prachtige esch te Eennekom spleet tengevolge van den stren gen vorst van onder tot boven. De grond had zoo van den vorst geleden, dat het volgend jaar de weilanden bijna niet groen wilden worden. Ook het jaar 1612 staat met een zwarte kool aangeteekend. De koude was zoo groot, dat men zich bijna niet buiten durfde wagen. De doktoren kregen tal van patiënten met bevroren oor en. neus, vingers of teenen. Oude menschen bleven maar in "t bed liggen, dat voortdurend met „beddepannen" ver warmd werd. In 1615 begon het in 't begin van Februari voor de 2de maal te vriezen en dit na wintertje duurde tot eind Maart. Laten we hopen, dat h^t dit jaar niet zoo gaat. In 1617 begon het 8 December te vriezen en het bleef vriezen tot 18 Maart 1618 en wel zoo streng, dat men met paard en kar over de Zuiderzee reed evenals men dit gedaan had in den winter van 1609 op 1610. In dezen winter toch zag men op 1 dag 172 sleden met paarden bespannen op de zee voor Enkhui zen. 't Leek wel jaarmarkt op het ijs. Ook de winter van 1620 op 1621 was zoo streng, dat men de Zuiderzee, waarin het ijs eenige voe ten dik zat, in alle richtingen per arreslede doorkruiste. In dezen winter was een En- gelsch schip op de Zuiderzee ingevroren en de lading bracht men met paard en wagen naar 'Enkhuizen, Hoorn en Amsterdam. Ook van de Noordzee was een breede strook langs het strand bevroren. En op 10 en 29 December van 't volgende jaar trok een vendel soldaten over het ijs van Enkhuizen naar Stavoren en terug. In den winter van 1638' op 1639 raakte nabij Enkhuizen een schip in 't ijs vast en den 18den Januari ging men van uit Enkhuizen met paard en wagen en slede over het ijs naar het schip om de goederen naar de stad te brengen. Ook het voorjaar van 1646 kenmerkte zich door hevige koude, even als de winter van 1658 op 1659. Men reed toen op den 3den April nog schaatsen op het IJ en den lsten Mei plantte men toen den Mei boom in de Groote Belt op het ijs. Ook de winter van 1667, het jaar van den tocht naar Chattam, was zoo streng, dat men in den be ginne bang was, dat de tocht niet doorgaan kon, want de schepen konden van wege den strengen vorst niet uitvaren. Ook de jaren 1670 en 1674 kenmerkten zich door strenge vorst. In 't laatste jaar duurde de vorst tot einde Februari, terwijl de jongens den 7den Maart reeds weer in de Haarlemmertrekvaart zwommen. In de 18de eeuw is de eerste stren ge winter die van 1709. Men reed toen met paard en slede dwars over de Zuiderzee en den 12den Januari reden 29 arresleden achter elkaar over het ijs in de Amsterdamsche stadsgrachten. Ook de winters van 1740 en 1760 en 1763 op 1764 en van 1776 waren bui tengewoon streng, evenals die van 1805 en 1808 en die van 1844 op 1S45. toen men den 23en Maart Paascheieren op het ijs at. In de zen winter is men begonnen met het oprich ten van ijsclubs. Zeif herinner ik me nog heel goed den strengen winter van 1890 toen het in 't laatst van November begon te vriezen dadelijk heel hard en bleef vriezen tot ver in Maart en ook in 1888 vroor het tot half Maart heel hard en velen van jullie herin neren zich nog wel den strengen winter van 1929. Als we van al deze strenge winters le zen. dan lijkt het er toch wel op dat de win ters vroeger een beetje strenger waren dan nu. W. B.—Z. SERAFIENTJE EN HET HOFPROTOCOL Van een prinsesje, dat wegliep, omdat zij „iets te doen wilde hebben." Hoe koning Fladivarius zijn luiheid kwijtraakte. In Rustigrijk. een land hier heel ver van daan, regeerde eens een koning, die Fladiva rius de elfde heette. Zijn vader, die vóór hem geregeerd had. was Fladivarius de tiende ge weest. zijn grootvader Fladivarius de negen de, zijn overgrootvader Fladivarius de acht ste. Zijn bet-overgrootvader Fladivarius de zevende. Al die Fladivariussen hadden op hun beurt het land van Rustigrijk geregeerd met nog zes andere Fladivariussen vóór hen. De portretten van al die tien koningen, fraai ten voeten uit geschilderd, hingen in de groote ontvangzaal van het paleis: vijf Fla divariussen aan den eenen en vijf aan den anderen kant lederen morgen, als koning Fladivarius de elfde met de hulp van zijn zeven kamerdie naren uit zijn praalbed was gestegen en zich had laten aankleeden, werden de breede vleu geldeuren van de groote ontvangzaal wijd opengeworpen en stapte de koning met de kroon op het hoofd en gehuld in zijn herme lijnen staatsiemantel, die door vier kleine blondiokkige pages werd opgehouden, plech tig de zaal binnen. Eerst deed hij dan vier stappen naar vo ren, vervolgens maakt hij een diepe buiging voor al de Fladivariussen bij elkaar en daarna schreed hij langzaam en waardig de rij langs en sprak: „Goeden morgen, doorluchte majesteit Fladivarius de eerste, ook goeden morgen, doorluchtige majesteit Fladivarius de tweede, én u„ doorluchtige majesteit Fladivarius de derde, eveneens goeden morgen! En nadat hij zoo al.zijn doorluchtige voor vaders goeden morgen had gewenscht, trad hij achterwaartsbüigende terug tot aan de deur en sprak: „Doorluchtige Majesteiten, ik hoop vandaag weer onberispelijk en precies zóó te regeeren, als gij dit vóór mij hebt gedaan." Vervolgens draaide de koning' zich buigende om, de vier pages beurden den zwaren sleep van zijn staatsiemantel over den drempel en de breede vleugeldeuren van de ontvangzaal vielen geruischloos toe Waarom koning Fladivarius de elfde dit allemaal deed, zul je vragen? Ja, lieve kin deren. dat moest hij nu eenmaal doen. omdat het in het Hofprotocol stond. Het Hofprotocoldat was een héél zwaai en dik boek met twee gouden sloten erop. Het lag in de kast van den eersten minister Archivarius en alles, wat de vorige tien ko ningen iederen dag van het jaar gedaan had den en wat koning Fladivarius de elfde dus ook moest doen. stond er haarfijn in be schreven. Vond koning Fladivarius dat dan niet vreeselijk vervelend? wil je stellig weten. Och neen, nu niet meer. Hij was er al aan gewend geraakt. Als er een beslissing moest worden genomen, dan gaapte hij eens en ze) tegen den ouden minister Archivarius: „Kijk maar in 't protocolen daarmee was dan de zaak afgedaan. De koning riep zijn ze ven kamerdienaars, liet zich zijn kroon af zetten en zijn mantel afnemen en ging een dutje doen Eens op een morgen was 't prachtig' zon nig weer. De paradijsvogels, die bij honder den in den paleistuin rondvlogen, zongen een lustig liedje en de lucht was zoo blauw als een porceleinen schoteltje. Van de ontvangkamer begaf koning Fladi varius zich naar de groote eetzaal, waar zijn gemalin koningin Lamentinia en hun eenig dochtertje prinses Serafientje reeds op hem wachtten. De koninging stond nog achter haar stoel, terwijl vier kleine zwartlokkige pages den sleep van haar staatsiegewaad, die tien meter en zeven centimeter lang was. vasthielden, en maakte drie diepe buigingen, evenals het prinsesje. „Goeden morgen, doorluchtige Majesteit", zeiden beiden en toen de koning hen ook goeden morgen had gewenscht, gingen ze alle drie aan tafel zitten. De koning liet zich driemaal bedienen van een heerlijke pastij, gemaakt van kikkerboutjes, nachtegaalton getjes en honing met slagroom, doch de ko ningin at enkel een beschuitje met een paar geconfijte vlindervleugeltjes en het prinsesje Serafientje, een fijn blond meisje van acht jaar, wilde heelemaal niets eten, zelfs niet een stukje roompudding met vla van blauwe viooltjes. Het prinsesje was boos en verdrietig en twee dikke tranen liepen langs haar wan gen en vielen op haar gouden bordje. „Waarom eet mijn kindje niet?" vroeg de koning bezorgd en de koningin zuchtte diep en begon ook haast te huilen. „Kom, komwat is er?" vroeg de ko ning verder. „Hare Hoogheid de prinses heeft malle ideeën in haar doorluchtig hoofdje," klaagde de koningin. „Heele malle ideeën. Verbeeld ia. doorluchtige Majestet: Zij wil iets te doen hebben!" „Iets te doen!" riep de koning verbaasd. „Maai'maar ik kan toch niet gelooven, dat mijn kindje wil gaan werken of leeren of zich moe maken!" „Ja, ja", riep het prinsesje opeens verrukt uit. „Dat wil ik juist, vader!" „Doorluchtige Majesteit verbeterde de koningin. „Ach, laat haar maar," zei de koning. „Kom eens hier op m'n knie, mijn Serafientje en vertel eens, hoe je daar nu toch bijkomt!" En toen had het prinsesje Serafientje op eens een heeleboel te vertellen. Gisteren had ze met de hofdame gewandeld in het groote park van het paleis en toen was gravin Sym- faroza eventjes op een bank gaan zitten om uit te rusten, want het was zóó warm. En toen was zij, Serafientje, bij ongeluk een klein hekje uitgeloopen en achter het park terecht gekomen. En daar had ze zooiets leuks gezien: een heele troep jongens en meisjes met schooltasschen in de hand of op den rug. En die hadden natuurlijk niet geweten, dat zij prinses Serafientje was en haar van alles verteld: dat ze iederen dag naar school gin gen om te leeren en welke spelletjes ze alle maal deden en nog veel meer. En één van de meisjes heette Grietje Gort en die was hard weggeloopen en had geroepen: „O, ik moet nog aardappelen schillen voor Moeder!"' En toe had Serafientje niet eens weer zou gauw kunnen vragen, wat aardappelen waren en dat wou ze zóó graag weten en Toen ze zoover gekomen was, legde de prinses haar hoofd op de armen en, begon hard te snikken. „Maar kindje, maar kindje!" zuchtte ko ning Fladivarius wanhopig en koningin La mentinia zei: „Ze is heelemaal overstuur, dat lieve schepseltje!'' „Luister eens, Serafientje," zei toen de ko ning zoo streng als hij kon: „Hou op met huilen en vertel, wat je eigenlijk wilt!" „Iets te doen hebben.leeren uit de boek jessommen makenaardappelen schillensnikte de prinses. Het hart van den koning werd bijna week bij die smeekbeden van zijn kind. Ja, dat al les had hij vroeger ook weieens gewild, be halve dan het aardappelen schillen. Maar er stond niets van in het Hofprotocol en dus.... „Wat je wilt is onmogelijk," verklaarde hij plechtig. „Totaal onmogelijk!" verzekerde ook de koningin. „Waarom, o, waarom dan?" huilde Sera fientje. „Het Hofprotocolzeiden toen de ko ning en de koningin tegelijk met sombere grafstemmen. „Het Hofprotocol....'" Maar nu werd Serafientje heelemaal woe dend. „Dat nare, papieren ding met die gou den sloten, dat zoo duf ruikt!" riep ze uit. „Ikik wou, dat het in den vijver viel, Ik wou, dat het verbrandde! Ik wou...." „Zwijg!" zei de koning. „Geen woord meer!'' En de koningin was van schrik en flauw gevallen en moest met geurige olie van Duizendschoontjes worden bijgebracht. 's Middags was prinses Serafientje weer heelemaal vroolijk. Ze had haar betraand gezichtje door haar kamermeisjes laten af- wasschen en haar zachte blonde haren netjes laten opmaken. „Mevrouw de gravin", vleide ze toen tegen de hofdame, „gaat U mee een eindje wan delen in het park? Het staat in het Hofpro tocol". „Werkelijk, Hoogheid? Nu, dan gaan we maar direct," zei mevrouw Symforoza. En Serafientje deed achter haar rug een paar danspasjes van pleizier. Toen ze een poosje gewandeld hadden, hoorde de prinses vlak buiten het park, bij het hek. bekende geluiden. Ze keek eens ter sluiks door de spijlen: ja, daar zat weer het heele troepje jongens en meisjes in het gras en Grietje Gort was er ook bij. En opeens kwam een echt dol plan in Serafientje's hoofdje op. ,,'t Is zoo warm. mevrouw de gravin, wilt U niet eventjes rusten?" vroeg ze heel vriendelijk „Ja. Hoogheid, dat kon ik wel doen." En de gravin zette zich op een bank en stak haar parasol op. En nu wachtte Serafientje tot ze zag. hoe de hofdame zachtjes begon te knik kebollenéén voorzichtig stapjenog éénde gravin hoorde nietsnog drie stappen en ze was bij het hekje.Nu vlug. het hekje opengedaan ende kleine prin ses zette het op een loopen zoo hard ze maar kon! Ze zag de kinderen juist een hoek omgaan en kon ze dus nog net inhalen. En terwijl ze achter hen aan holde, riep ze hijgend„Griet je Gort, Grietje Gort, wacht toch even!" Eén meisje hoorde het en keerde zich om. Ja, dat was Grietje Gort. „Wat is er?" vroeg ze. „Watwat zijn aardappelen?" hijgde 't prinsesje. En toen kwamen alle kinderen er bij staan en waren heel erg verbaasd, dat het mooie blonde meisje niet eens wist, wat aardappe len waren! „Wat eet jij dan thuis?" vroeg Grietje. „Beschuitjes met...." maar toen zweeg Serafientje opeens en kreeg een kleur. Ze wilde voor geen geld, dat de kinderen zou den merken, dat zij de prinses van Rustig rijk was. „Hoe heet je?" vroeg Grietje verder, „en waar ga je heen?" „Fientje. Ik wandel maar zoo'n beetje. Wil ik je thuisbrengen?" „Mij best," zei Grietje. „Wat heb je een mooie jurk aan, zeg." „Oheel gewoon,'" zei Fientje. En ze begon gauw over iets anders to praten In het paleis van koning Fladivarius den elfden heerschte de allervreeselijkste opwin ding: Prinses Serafientje was weg! De Koningin zat handenwringend op den troon en had zich reeds twaalf keer een schoonen zakdoek laten brengen om haar oogen te betten en de zeven kamerdienaren des konings waren al een half uur bezig, te trachten, den koning, die zijn middagslaapje deed, wakker te krijgen. Eindelijk gelukte dit en kwam Zijne Majes teit doodelijk ontsteld de ontvangzaal bin nenstappen. Zelfs de vier kleine blondiokkige pages, die zijn mantel ophielden, hadden dikke tranen in de oogen. „Doorluchtige Majesteit," zuchtte de ko ningin op droevigen toon „wat moeten we toch beginnen!" De koning nam naast haar op den troon plaats, zette met bevende handen zijn kroon recht en tikte driemaal met zijn scepter op den grond. Een dienaar verscheen. „Laat onmiddellijk minister Archivarius roepen en verzoek hem. het Hofprotocol mee te brengen," beval de koning. Aldus geschiedde. Nog geen vijf minuten later verscheen de minister diep buigende voor den troon. Twee pages, die drie meter achter hem aan kwamen, droegen het dikke, zware boek met de gouden sloten. „Archivarius", zei de koning op angstigen toon, „ik verzoek u, onmiddellijk hiér ter plaatse het protocol op te slaan en te kijken, wat wij moeten doen, ingeval een prinses uit het ouderlijk paleis wegloopt." „Wègloopt?" stotterde de minister, „maar „Zwijg, geen woord meer! Raadpleeg het protocol!" De minister begon haastig te bladeren, ter wijl een doodsche stilte in de ontvangzaal viel. De koning en de koningin, de hofdames, de lakeien en de kleine pages hielden hun adem in en keken met angstige oogen naai den minister. Een half uur ging voorbij. Toen sloeg mi nister Archivarius het boek dicht. „Nu?" vroeg de koning. De minister liet zich op één knie voor den troon neder en zei met fluisterende, gebro ken stem: „Het spijt mij Uwe doorluchtige Majesteit te moeten meedeelen, dat er nog nooit eerder een prinses uit het Rustigrijk- sche vorstenhuis is weggeloopen. En dus. „En dus kunnen wij niets doen!" snikte de koningin. „O, Majesteit, mijn arm kind!" F.n ze verborg snikken het gelaat in de handen, terwijl alle hofdames eveneens in tranen uit barstten. Maar de koning van Rustigrijk huilde niet. Hij had zich plotseling in zijn volle lengte op den troon verheven. Hij zag eruit of hij nu pas wakker was geworden en hij bulderde den minister toe: „Dus gij wilt beweren, dat ik mijn kind. mijn lief klein Serafientje. moet verliezen om een protocol, om dat dikke boek met de gouden sloten, dat zoo duf ruikt? Dat nooit! Dat nooit!" „Maar Majesteit, hodr mij aan „Neen, zwijg" zei de koning val waardigheid „Ik beveel, dat onmiddellijk honderd man nen te paard zullen worden uitgezonden om prinses Serafientje te zoeken. En ik beveel verder, dat het Hofprotocol zal worden ver brand!" De hofhouding sidderde als" een espenblad. En koningin Lamentinia en minister Archiva rius zaten stokstijf, als door den bliksem ge troffen, terwijl hun haren langzaam ten berge rezen Den volgenden morgen reden twee man nen te paard voorbij het huisje van Grietje Gort in een stil, eenvoudig straatje van de hoofdstad. En ze riepen luide, dat ieder, die prinses Serafientje vond en in het paleis te rugbracht. duizend gulden belooning zou ont vangen. Het prinsesje had dien nacht bij haar nieuw vriendinnetje geslapen, nadat ze ver teld had, dat ze van huis was weggeloopen. Maar Grietje en haar ouders wisten nog al tijd niet, wie zij was Maar nu kwam ze opeens met Grietje Gort en haar zusje Antje op de stoep staan en riep heel hard, zoodat ieder het hooren kon: „Hier is prinses Serafientje, zie nu maar, dat je haar krijgt!" De dienaren schrokken ervan. Ze hadden nooit geweten, dat de prinses zoo'n brutaal meisje was. En één van hen zei eerbiedig: „Hoogheid, U moet direct mee naar het pa leis," FEBRUARI-WEDSTRIJDEN. Dit keer geef ik eens een wedstrijd voor jongens, meisjes en kleintjes. De jongens en meisjes van Afdeeling I leef tijd 10 jaar en ouder) moeten eens een ver haaltje maken bij nevensgaande plaatjes. De meisjes zien hier een plaatje getiteld: Waar Mies over denkt? Jg I Nu wou ik aan de meisjes verzoeken eens op papier te willen zetten, waar Mies nu wel zoo ernstig over denkt, 't Opstel mag niet korter zijn dan één schriftvelletje (aan één zijde beschreven) en niet langer dan twee schriftvelletjes. Het tweede plaatje draagt tot titel: Wat een stropl De jongens moeten daar nu eens een ver haaltje over maken. Wat ik aan de meisjes over de lengte gezegd heb, geldt ook voor de jongens. De kleintjes (Afdeeling n, leeftijd 9 jaar en jonger) moeten beide plaatjes eens voor me kleuren. Alle inzendingen, voorzien van naam en leeftijd, moeten 1 Maart in mijn bezit zijn. Als prijzen loof ik uit: Meisjes-wedstrijd, Afdeeling I: lste prijs: Boek naar keuze. 2de prijs: Boek. 3de prijs: Foto-album. Jongens-wedstrijd, Afdeeling I: lste prijs: Boek naar keuze. 2de prijs: Boek. 3de prijs: Postzegelalbum Rubriekertjes, Afdeeling II: lste prijs: Boek. 2de prijs: School-étui. 3de prijs: Kleurpotlooden. W. B.—Z. „Nee hoor!" zei Serafientje. „Maar Hoogheid, verlangt U dan niet naar Uwe doorluchtige vader en moeder?" Toen werd Serafientje wel even stil. Maar dan zei ze dapper: „Vraag maar, of de Ko ning zelf hier wil komen, want met jullie ga ik beslist niet mee." Dienzelfden dag nog kwam de Koning zelf en en hij sloot zijn stout meisje lachend en snikkend in de armen „Lieve, lieve vader!" juichte Serafientje. „Hoe komt U hier? Kon U wel weg van liet protocol?" „Het protocol?" zei de Koning plechtig, „het protocol is verbrand!" „Verbrand! O Vaderen mag ik nu óók lessen leeren en spelletjes doen en aardap pels schillen nét als Grietje en. ..Alles, alles wat je maar wilt, mijn en geltje!" Zoo eindigde de geschiedenis van het groote Hofprotocol. Maar de geschiedenis van Serafientje ein digt nog lang niet. Zij werd een heel knap en verstandig meisje en haar vriendinnen Grietje en Antje Gort kwamen nog vaak bij- haar spelen. En koning Fladivarius de elfde geraakte zijn luiheid heelemaal kwijt. Hij begon nu pas écht te regeeren en het land Rustigrijk kwam tot grooten bloei. En eens heb ik hooren vertellen, dat hij iederen morgen een langen neus trok tegen de portretten der tien vorige Fladivariussen, die hem zóó lang voor 't lapje hadden ge houden. Maar vertel dit maar niet verder, want 't lijkt me érg raar voor een koning Jullie ook niet? R. DE RUYTER-v. d. FEER,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 7