VERKADÉS Dr. COLIJN VERDEDIGT HET RECEERINCSBELEID. Ons land nu krachtiger dan vier jaar geleden. Vestigingswet voor vreemdelingen. .SlïCcl wafels HE, HOOREN DIE TWEE BIJ ELKAAR? De Angelinaop de rotsen. Welke reclame toeristen ttekt WOENSDAG 24 FEBRUARI 1937 I-I A'A'EEE M'S D A G B E A D 3 EERSTE KAMER. Algemeene beschouwingen ten einde. DEN HAAG Dinsdag. Op de tribunes was het stampvol. Men wist het: heden zou Minister Col ij n het woord voeren. Dat trok. want terecht geniet deze bewindsman o.m. naam als een voor treffelijk spreker. De belangstellenden zullen, onverschillig hun politieke gezindheid, in dien zij tot een eerlijk en onbevangen oordeel willen geven, moeten erkennen, dat de man, dien zij vanmiddag hoorden, werkelijk een van de beste vertegenwoordigers is van Hol land-op-zijn-best. Hier sprak een figuur, van wie tegelijkertijd een weldadig aandoende rust als een niet minder krachtige overtui ging uitgaat. Hier was iemand aan het woord, die ten volle dooioelt wat in het overgroote deel van ons volk leeft. En wan neer deze of gene mocht meenen. dat na vier zware jaren de huidige Minister-President misschien toch ook wel eens teekenen van ambtsmoeheid zou toonen, dan logenstrafte heel het betoog, door Dr. Colijn vandaag ge houden. de juistheid van een dergelijke ver onderstelling ten volle. Want het was een en al frisenheid wat zijn optreden kenmerkte. In het algemeen mocht het grootste ge deelte van het debat in de Eerste Kamer langs het Kabinet zijn heengegaan, dit nam niet weg, dat de Premier op geslaagde wijze het door hem en zijn ambtgenooten gevoer de beleid verdedigde. Zoo toonde hij o.m. aan. dat er voor de, vooral ook wel van so cialistische zijde, op de aanpassingspolitiek uitgeoefende kritiek geen gegronde reden bestond en zoo kon hij er voorts aan herin neren. dat hij zelf de eerste was geweest, die al een zestal jaren geleden verkondigd had, dat we niet met een conjunctureele doch met een structueele crisis te doen hadden. Sprekende over het aanpassingsvraagstuk liet de Minister-President niet na zijn waar deering te uiten voor de ook door de vakver- eenigingen ten dien opzichte in het vrije be drijfsleven aan den dag gelegde medewer king. Mr. Mendels had beweerd, dat er meer groote werken uitgevoerd hadden moeten worden, en als lichtend voorbeeld op Zweden gewezen. Doch Dr. Colijn kon met sprekende cijfers voorrekenen, dat wij ten onzent in den loop der jaren waarlijk niet stil hebben gezeten, terwijl het huidige Kabinet even eens het noodige liet aanpakken en voorts nog doet onderzoeken Maar men moest wel bedenken, dat het tenslotte slechts zin heeft, en alleen goed te verantwoorden valt, open bare werken te doen aanpakken, die inder daad economisch nut zullen opleveren. Sterk bestraffende woorden kreeg de N.S. B.'er de Marcliant et d'Ansembourg te hoo- ren o.a. wegens diens pretenties op het stuk van de ware liefde voor ons vorstenhuis, waarvan hij met en voor zijn partij het mo nopolie geliefde op te eischen. Blijkbaar was deze spreker dan vergeten, zoo zeide dr. Colijn, wat er b.v. in 1918, toen van socialis- tischen kant zekere gevaren dreigden, spon taan uit heel ons volk naar v\ - en was ge komen. Dezelfde afgevaardigde had het Ka binet ook verweten ten aanzien van de ge- zagshandhaving gefaald te hebben. Hoe komt het dan. dat ons "land in den vreemde geroemd wordt als een verblijdend voorbeeld van orde en rust? Dat de Regeering anderen zou beletten kritiek uit te oefenen, kan hier niet bepaald beweerd worden. Zou zij de theorieën van nationaal-socialistische huize in toepassing brengen, waar zou hier dan wel de N.S.B. zijn? Gij kunt er u over ver heugen, zoo gaf de Minister den nat.-soc. senator te verstaan, dat het in ons land an ders is dan elders en moogt u wel eens af vragen, of er niet meer ware regeerkracht is daar, waar men vrij mag spreken dan daar, waar men eenvoudig een slot op den mond krijgt. Wat het beleid van het Kabinet aangaat, concludeerde Dr. Colijn, dat het ons land in alle mogelijke opzichten krachtiger heeft gemaakt dan het vier jaar geleden was. Ook de toekomst roerde de Minister-Presi dent nog even aan. Sprekende over Kabi netsformatie stelde hij den heer d'Ansem bourg de door dezen meer beantwoorde vraag, welk standpunt de N.SJB. eigenijk wel zou innemen, als. zoo ze ooit eens de meerder heid mocht krijgen wat volgens den heer Colijn overigens uitgesloten is de Kroon niet den Führer van die partij, doch Ir. AI- barda. of. nog erger, Dr. Colijn met een Ka binetsformatie zou belasten. Den heer v. Lanschot gaf hij met betrekking tot diens opmerkingen omtrent de bij formatie-op drachten toe te passen regels te kennen, dat de Kroon volkomen vrij is en moet blij ven om eventueel nadat A. vergeefs gepoogd heeft een parlementair Kabinet samen te stellen, aan een ander, B.. op te dragen te probeeren een extra-parlementair bewind te formeeren. De Minister onderschreef volkomen, dat samenwerking tusschen de partijen en tus- schen partijen en Kabinet op overeenstem ming van geestelijken aard moet berusten, doch hij gaf tevens te kennen, dat men z.i. de basis niet te eng behoeft te nemen. Zoo kon hij in tweede instantie bepaald verzeke ren, dat hij zich voor de eer van dit Kabinet verplicht gevoelde op te komen, tegen som- miger bewering als zou dit bewind minder christelijk geregeerd hebben dan andere Kabinetten. Met de hand op het hart wensch- te hij te verklaren, dat hij. die toch zeker wel met eenige ervaring sprak (gezien zijn vele ministerieele levens), kon getuigen, dat de moeilijkheden binnen dit Kabinet heusch niet grooter waren geweest dan onder vo rige. Met andere woorden realist, als de heer Colijn is. achtte hij het verstandig de vu rige ij veraars voor herstel eener rechtsche coalitie vast voor te bereiden op de in zijn oogen blijkbaar zeer groote kans. dat het daartoe toch niet zal kunnen komen, maar wel tot een bewind van ongeveer dezelfde makelij als het huidige. Iets wat Prof. Lohman niet zoo prettig scheen te vinden, hetgeen echter aan het feit zelf van dit in zicht van een man als de Minister-President niets afdeed. Deze bewindsman besloot zijn rede met een scherpe, tegelijkertijd zeer waardige en hoog staande, kritiek op het geen Vrijdag j.l. de nat. soc. d'Ansembourg die hierover in tweede instantie ook geducht onder handen genomen weid door Mr. v. Lanschot omtrent het Christendom en de N. S. B. had beweerd. „Niet de staat, niet de leider van een partij kan van slechte Christenen goede maken; dat kan God alleen, maar dan moet het Evangelie vrij zijn en niet in de boeien geslagen worden", aldus ongeveer de indrukwekkende peroratie. Na den Minister-President zette Minister Oud in een helder betoog uiteen, waarom het onmogelijke ware de richtlijnen voor het ega lisatie-fonds, waarvan hij tevens de doelstel ling in het juiste licht stelde, te openbaren, terwijl hij voorts Mr. Mendels (s.d.) ook nog een lesje gaf omtrent de be teekenas van den grooten goudvoorraad, waarover we momenteel beschikken. Duidelijk toonde Mr. Oud aan, dat het on verantwoord ware deze aan te spreken voor groote werken als de heer Mendels voor stond. Van Mr. Mendel's repliek zij nog vermeld, dat hij daarin de nationaal-socialisten fel aan viel wegens hun schelden op vakvereeni- gingsleiders en hun anti-semietische uitingen buiten de Kamer, terwijl ze naar zijn oordeel binnen 's lands vergaderzaal o zoo netjes doen. Aan het slot der bijeenkomst ging o.m. de begrooting van het Departement van Kolo niën er z.h.st. door, nadat Prof. v. Embden v.d.) den Minister de toezegging ontlokt had diens verzoek om naamsverandering van het Departement (b.v. van overzeesche gewesten, of van Indische Zaken) te zullen overwegen. TWEEDE KAMER. Waarom liet openbare behandeling zoo lang op zich wachten Het wetsontwerp dat aan het zelfstandig uit oefearen van beroepen en bedrijven door vreem delingen paal en perk gesteld wil zien, door een vergunnings-stelsel, lokte in hoofdzaak verwijten uit omtrent den langen tijd, die er mee heen was gegaan, eer het eindelijk bij de Kamer kwam. Tegenover deze kritiek van de hoeren v. Dijken (a.r.), Drees (s.d.), Wester man (ex nat. herstel), kon Minister Ge lissen niet anders dan met de hoeren betreuren, dat het zoo lang geduurd had. Als nog is aange stipt, dat met Dr. Vos (lib.) verschillende andere sperkers waarschuwden tegen verkeerd gebruik van de groote machtsbevoegdheid, welke deze wet aan den Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart toekent, zij verder alleen vermeld, dat de Kamer het ontwerp z. h. st. aannam. Daarna kwaan het voorstel in zake wettelijke regeling van heit handelsonder wijs en wat daarmee samenhangt aaai de orde. Hierover morgen nader. E. v. R. Motorrijder tegen trein gebotst Slachtoffer onmiddellijk gedood. Dinsdagmiddag om half twee is op den on- bewaakten overweg bij de Zevenhuizenlaan de 28-jarige drukker P. Eriks uit Heiloo met zijn motorfiets tegen een uit de richting Am sterdam komenden electrischen personentrein gebotst. Hij kwam in aanraking met het vierde rijtuig en werd door den trein mee gesleurd. De man werd zoodanig verminkt, dat de dood onmiddellijk moet zijn ingetre den. E. beoefende het motorrijden nog slechts zeer kort en hij was nog niet in het bezit van een rijbewijs. Waarschijnlijk heeft hij den trein wel zien aankomen, doch heeft hij niet tijdig kunnen stoppen. Het treinpersoneel heeft van het ongeluk niets bemerkt, doch toen de trein even na het gebeurde aan het station Heiloo stopte, heb ben reizigers een en ander gerapporteerd. Reiziger op Nieuw Guinea gedood? Sinds 26 September heeft men niets meer van hem gehoord. BATAVIA, 23 Februari (Aneta-A.N.P.) De op Noord-Guinea reizende Duitscher, de heer T. N. E. Schoch, is vermoedelijk door een gewelddadigen aanslag gedood. De heer Schoch arriveerde in het begin van September 1936, komende van Makassar, in Sorong (Noord Nieuw-Guinea). Hij stak van daar op 7 September over naar Manokwari, ondanks waarschuwingen van het Binnen- landsch Bestuur, en na onderteekening van een verklaring, dat de tocht geheel op eigen verantwoordelijkheid ondernomen werd en hem door het Bestuur geen bescherming of hulp kon worden toegezegd. De heer Schoch die met enkele koelies reisde werd op 26 September van het vorige jaar het laatst gesignaleerd te Sedjoi. per ons 14 cent (Adv. Ingez. Med.) (Adv. IngeMed.) Bemanning van tankschip gered. Het Nederlandsche tankschip „An gelina", dat 2086 ton meet en door de Rising Sun Company was gechar terd, is Dinsdagochtend ter hoogte van Formosa gestrand. Het schip werd ernstig beschadigd. De acht Neder landsche officieren en de uit dertig koppen bestaande Chineesche beman ning werden gered. De Angelina is een twee schroefs-motor- schip ,in 1931 gebouwd bij de Nederlandsche Dok Maatschappij te Amsterdam. Het schip was op 20 Januari te Foetsjau aangekomen voor het lossen van een gedeelte der lading. Het schip is eigendom van de Nederl-Indische Tankstoomboot Maatschappij, in Den Haag. Parkeergeldheffingen van de baan? Regecring heeft bezwaren. De regeering heeft, naar aanleiding van een in den raad van Voorburg aangenomen uitbreiding van de preearioverordening in die gemeente, waarbij een belasting zou worden geheven voor het innemen van gemeentegrond door motorrijtuigen medegedeeld, naar Ged. Staten aan B. en W. van Voorburg hebben bericht, dat zij in het algemeen bedenking heeft tegen deze heffingen, op grond van de cumulatiei van belastingen, welke reeds thans een zwaren last voor de houders van motor- tuigen beteekent. Naar wij van de zijde van den A.N.W.B., die steeds met kracht tegen de parkeergeld heffingen gestreden heeft, vernemen, laat het zich aanzien, dat de invoering van nieuwe parkeerbelastingen hierdoor definitief van de baan is. Automobiel-rijdend Nederland zal zeker met een zucht van verlichting hiervan kennis nemen. Echter zijn in verschillende gemeenten reeds heffingen van kracht, waarbij het laten staan van een auto voor huis of bedrijf belast wordt. De A.N.W.B. heeft thans tot de besturen dezer gemeenten het verzoek gericht de be treffende verordeningen te willen intrek ken. Kunst in Haarlem en daarbuiten. EEN HAARLEMSCH FAMILIEPORTRET. De vriendelijke lezer dezer aanteekeningen herinnert zich misschien nog dat wij indertijd den Nijkerker kippenboer-schilder Wouter de Nooy hier voor het voetlicht hebben gebracht, den schilder, van wien ons Frans Halsmuseum dat aardige doorkijkje naar de Groote Markt (van de Pandpoort uit) bewaart. Dat artikel tje heeft ons een paar briefjes en opmerkingen over dien artist bezorgd, die, daar hij gerui- men tijd in Haarlem geleefd en gewerkt heeft, nog wel eenige meerdere sporen blijkt te heb ben achtergelaten dan het Pandpoortje en de vroeder reeds genoemde aquarellen in Teyler's verzameling. Die correspondenties met belang stellende lezers zijn altijd aangenaam en vaak nuttig, vooral als men probeert iets meer over een onbekenden of vergeten sinjeur aan de weet te komen. Het is wel eigenaardig immers dat noch de brave Immerzeel, noch de niet minder brave heeren Van Eynden en Van der Willigen iets over onzen artistieken Haarlem- schen poelier weten te vertellen en zelfs zijn naam verzwijgen, terwijl toch vooral de laat- sten zeer royaal met aanteekeningen en gege vens over hun tijdgenooten van meer of min der beteekenis omspringen. Enfiner moet altijd nog iets te ontdekken overblijven voor wie daar, als schrijver dezes in zijn vrijen tijd, behagen in schept. Zoo vond ik later, in de buurt van Nijkerk, nog enkele sporen van De Nooy's werkzaamheid en zal daar bij gelegen heid iets over vertellen. Voor vandaag zullen we ons bepalen tot een schilderijtje, dat mij door een vriendelijk tele foontje van Mr. Deenik te Haarlem onder de aandacht gebracht werd. Het is een familie portret in het bezit van den Haarlemschen advocaat, en dus ook al om de voorstelling eener oude Haarlemsche familie van belang. Een interieur dat wel sterk den tijd typeert, waarin De Nooy het schilderde. Dus: het eer ste kwart der negentiende eeuw. Een soort Hollandsche Biedermeyer-stijl, braaf en knus, zonder al te veel fantasie, maar zeer degelijk. De Nooy heeft zich van de hem opgedragen taak even degelijk gekweten: meneer en me vrouw en de drie kinderen hadden gelijkelijk zijn aandacht: een coloristisch brandpunt is er in zijn compositie niet en die compositie zelve is zoodanig dat ge vermoeden kunt dat hij ze in twee gedeelten heeft geconcipieerd en die deelen dan eenvoudig nevens elkaar heeft gebracht. Niet ongebruikelijk overigens bij soortgelijke opdrachten. Rechts vormen de moeder met de twee knapen gedrieën een eenigszins conventioneele groep, links is het de vader die de dochter schijnbaar een les over hoort, waardoor een op zich zelf staand groepje ontstaat. Wat in onze kleine reproduc tie natuurlijk ontbreken moet is de kleur en nu pleit het wel voor De Nooy dat die beide groepen door de kleur heel aardig worden saamgebonden, waaruit wel blijkt dat. al mo ge onze poelier dan al geen hoogspringer in het vak geweest zijn, hij dat vak toch zeer be hoorlijk verstond wat wij trouwens aan zijn Pandpoortje konden constateeren. Maar een portretgroep schilderen is wel weer wat an ders. Voor de locale historie van Haarlem is De Nooy's schilderij zeker ook interessant. De over-grootvader van Mr. Deenik behoorde blijkbaar al evenzeer tot de Haarlemsche bur gers, die iets in de melk te brokken hadden. Niet alleen is dat af te leiden uit het feit dat hij zich met zijn gezin deed conterfeiten, wat ook in die jaren nu niet direct bij leden der kleine burgerij zal zijn opgekomen, maar ook het interieur, sober als in die jaren als het ware mode-voorschrift was. wijst op welstand. Dat hij ook tot de geestelijke élite onder zijn medeburgers gerekend werd bewijst het feit, dat hij in de annalen van het Haarlemsche Gymnasium onder de Curatoren dier inrich ting genoemd wordt. Eigenaardiglijk droegen die heeren in die jaren een andere titel: men sprak niet van „curatoren" doch noemde hen „scholarchen", al zal de functie op zich zelf wel ongeveer op hetzelfde neergekomen zijn. Aardiger nog is dat men in het meest recht sche knaapje, dat met een soort diabolo aan het spelen is, iemand terug vindt, die zich in zijn later leven op verschillend gebied ver dienstelijk zou maken. Hij ging namelijk in Leiden studeeren, werd er Dr. A. A. Deenik en in zijn studententijd de oprichter en eerste voorzitter van het Studenten-muziekgezel schap Sempre Crescendo, dat nog steeds be staat en floreert. Zoo komen over half of geheel vergeten menschen nog wel eens aardige bijzonderhe den aan- het licht, terwijl men aan het zoeken is naar gegevens op gansch ander terrein. Men moet die bezigheden niet overschatten, maar ook niet geheel als Spielerei en van nul en geener waarde beschouwen. Immers, van het één op het ander komend, al snuffelend en neuzend, blijft altijd de kans bestaan dat men stuit op iets wat van onverwacht belang is en waardoor soms iets opgehelderd wordt dat his torisch duister bleef. De heer Mr. Jeltes, die al geruimen tijd zich bezig hield met het speuren naar verdwenen werken van Gerard Bilders, een veel be langrijker figuur dan onze De Nooy publi ceert in Elseviers Maandschrift van deze maand een vervolg op zijn vondsten en voor ziet die van zeer interessante commentaar. Ik heb dien speurders-arbeid hier indertijd be sproken en kreeg toen van één onzer lezers een indicatie over werken van Bilders, die ik aan Mr. Jeltes heb overgebracht. Als de ééne hand de andere waschtenz. enz. Wij houden ons aanbevolen. J. H. DE BOIS Familieportret van De Nooy, Volendam verandert. Visscherszonen gaan schoenen maken. Fabriek Dinsdag geopend. Toen het visschersbedrijf achteruitging, heeft Volendam uitgezien naar nieuwe wegen. Voor de mannen, die op de botters hun brood niet meer konden verdienen, zochten ondernemen de lieden bronnen van verdiensten te scheppen door de stichting van industrieën. In de afge- loopen jaren zijn aldus opgericht een fabriek tot verwerking van paardenhaar en een con fectiefabriek. waarin te zamen ongeveer zestig personen werk vinden. Het was een Volendamsch schoenwinkelier. Jaap Veerman, die op de gedachte kwam een schoenenfabriek in Volendam op te richten. In Augustus 1933 voerde hij de eerste bespre kingen en in 1934 kon hij met tien arbeiders in een oude timmermanswerkplaats, het werk aanvangen. In dat jaar werd de N.V. Schoen fabriek Volendam opgericht. Aanvankelijk be paalde de productie zich tot klompensokjes, dat zijn de ïeeren muiltjes die de Volendam- mers in hun klompen droegen. Geleidelijk ging de fabriek over tot den aanmaak van modern schoenwerk voor baby's en kinderen. In October 1936 werd een nieuwe fabriek be trokken. De proefperiode was voorbij en de directie wierp zich met kracht op de binnen- landsche markt. Reizigers reizen het land af en ook op de Jaarbeurs zijn de Volendamsche schoenen verschenen. De fabriek heeft thans een wekelijksche productie van 2200 paar. Zij biedt de mogelijkheid de productie tot meer dan 4000 paar per week uit te breiden. Het bedrijf is met particulier kapitaal opge richt. De overheidssubsidie, welke zij ontvangt, bestaat in een opleidingstoelage, welke krach tens de Zuiderzeesteunwet van het vakonder- richt aan visscherszonen wordt uitgekeerd. Dinsdag is deze fabriek, waar ruim zestig visscherszonen hun brood verdienen, plechtig geopend. Volendam, waar de tradities van het visschersvolk zoo lang veilig waren, verandert. Terwijl de oude visschers met hun verweerde koppen en wijde zeemansbroeken ledig loopen in de straatjes, werkt binnen in een van ijzer en baksteen opgetrokken loods het jongere geslacht: in overalls aan rate lende machines. Een enkele draagt nog zijn duffelsche jasje met zilveren knoppen bij het stikken van telkens één naadje. De badplaatsen van Noord- Wales maken collectief reclame en trokken daar een bedrag van 17.000 pond sterling voor uit 65% hiervan belegden zij in dagbladreclame. In de Algemeene Vergadering der Vereeniging dier badplaat sen verklaarde de voorzitter onlangs, dat het behaalde groote succs de waarde van couranten reclame overtuigend heeft be wezen. 70% der bezoekers had den verklaard, dat zij door advertenties op de door hen bezochte badplaatsen opmerk zaam waren geworden. Vuilnisbak als brandkast. DEVENTER, 23 Februari Een groenteboer hier ter stede, heeft, toen hij zijn huis voor eenigen tijd verliet., een geldkistje, waarin zich vijf honderd gulden aan contanten, als mede een spaai-bankboekje waarop 2000 gul den was bijgeschreven, bevonden zoolang in denvuilnisbak opgeborgen en verzuimd het er uit te halen. De gemeentereiniging ledigde den bak en het kistje verdween. Thans is uitgekomen, dat een der werklie den van de gemeentereiniging het kistje had gevonden. Hij had het met het spaarbank boekje in het water gegooid. De contanten had hij grootendeels reeds opgemaakt. De man is in arrest gesteld. Paard geschrokken voor stoomwals. Dinsdagmiddag reed een militair van het regiment veldartillerie te paard op den Bilt- schen straatweg nabij Utrecht. Op een zeker oogenblik schrok het dier voor een stoom wals, waarmede men aan het werk was voor de asphalteering van den weg. Het deed een zijsprong, waardoor de berijder werd afge worpen en het dier zelf voor een aanrijden de personenauto terecht kwam. Het paard werd door den wagen aangereden en was onmiddellijk dood. De militair bleef bewusteloos liggen. Een juist voorbijkomend geneesheer verleende de eerste hulp. waarna het slachtoffer ern stig gewond naar het militair hospitaal te Utrecht werd overgebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 5