Volkenbond of geen
Volkenbond?
Rusland zoekt samenwerking met de
Baltische landen.
Vóór den Volkenbond,
WOEWSn'A'G 3 HAART Ï937
'HSAREEM'S DA'GBCKB"
IT
De reis van maarschalk Jegorov naar de
Randstaten.
Litauen als troetelkind der
Sovjet Unie.
(Van onzen Baltischen correspondent)
KAUNAS, Februari
Het is wel verrassend den nieuwen vredelie-
tenden koers te volgen, dien de Sovjet Russi-
iche buitenlandsche politiek thans ten aan
zien van de Baltische landen inslaat. Amper
twee maanden geleden hield de Russische
volkscommissaris Zdanov een rede, waarin hij
liet doorschemeren, dat de Sovjet-Unie wei
eens haar venster naar de Oostzee wijder kon
openzetten, indien haar dit gewenseht voor
kwam. De Baltische staten en ook Finland za
gen in deze woorden een bedreiging van hun
zelfstandigheid, waarop men van Sovjet Rus
sische zijde een verduidelijking heeft gegeven,
die veel onrust voorloopig heeft weggenomen.
De rede van Zdanov zou meer bedoeld zijn als
een waarschuwing aan het adres van die mo
gendheid, welke het zou wagen Finland of de
drie randstaten als uitvalspoort tegen de
Sovjet Unie te gebruiken. En thans heeft de
Russische maarschalk Jegorov een reis naar
Litauen, Letland en Estland ondernomen, een
bezoek waarin men hier niet alleen een verste
viging van de wederzijdsche betrekkingen,
maar ook een gewichtigen vredesfactor meent
te moeten constateeren.
Geen wonder, dat de komst van maarschalk
Jegorov gepaard ging met opvallend veel fees-
teïjkheden en vriendelijke ontvangsten. De
Russische gast stond in het middelpunt dei-
belangstelling van de, o ironie, semi-fascis-
tisch georganiseerde randstaten. Achter dit
vriendelijk vertoon is angst te bespeuren. De
tegenstellingen tusschen Duitschland en Sov
jet Rusland, die steeds scherper aan den dag
treden, hebben een zwenking in de buiten
landsche politiek der Sovjets ten aanzien van
de Baltische landen veroorzaakt, een zwenking
die klaarblijkelijk den randstaten niet onwel
gevallig is. Mede door de verkiezing van den
nieuwen staatspresident van Finland, Kallio,
en het bezoek, dat de Finsche minister van
buitenlandsche zaken, Holsti, kortgeleden aan
Moskou bracht, is een geheel gewijzigde toe
stand ontstaan. Immers, het belang van den
vrede in Oost-Europa brengt mede, dat alle
krachten geconcentreerd worden op het bewa
ren van het evenwicht in de machtsverhou
dingen. Het ligt voor de hand, dat de Balti
sche landen, wier geografische ligging als
bufferstaten tusschen twee machtige rijken
in zoo belangrijk is, daarbij een uiterst ge
wichtige rol kunnen spelen.
Het is van de drie randstaten in het bijzon
der Litauen, dat zich in de gunst van de Sov
jet Unie mag verheugen. De vriendschappe
lijke betrekkingen tusschen Litauen en Sovjet
Rusland hebben menigmaal critiek uitgelokt
in de zuster-randstaten. Letland en Estland
hebben zich tot dusver steeds veel minder toe
schietelijk jegens de Sovjets getoond. Hoe is
nu deze Litausch-Sovjet Russische vriend
schap ontstaan?
Naar aanleiding van Jegorov's bezoek
schreef de „Lietuvos Aidas", het officieuze
orgaan in Litauen, dat wel zelden twee lan
den. zonder door formeele bondgenootschap
pen met elkaar verbonden te zijn, zich in
zulke goede wederzijdsche betrekkingen ver
heugen kunnen als Litauen en Sovjet Rus
land. Deze betrekkingen dateeren van 1920,
toen het vredesverdrag tusschen beide lan
den werd afgesloten. Dat gebeurde op een
tijdstip, waarop de groote mogendheden de
republiek Litauen nog niet'lb de jure hadden
erkend. De vriendschap tusschen beide lan
den werd later door nieuwe verdragen ver
sterkt. Zoo werd in 1926 het Litausch-Sovjet
Russisch non agressie-pact te Moskou onder
teekend. Na de intrede van Sovjet-Rusland
in den Volkenbond en zijn bemoeiingen om
binnen het kader van dien bond in samen
werking met andere staten, den vrede actief
te dienen, openden zich wijde perspectieven
voor een gemeenschappelijk arbeidsveld tus
schen Litauen en Sovjet Rusland.
Niet alleen voor de algemeene doeleinden
van beider buitenlandsche politiek, maar
ook op economisch en cultureel gebied. Den
laatsten tijd zelfs van militairen aard. Het
vorige jaar bezocht de chef van den Litau-
schen staf, Cernius, de Sovjet Russische le-
gerautoriteiten in Moskou, en ditmaal is het
de chef van den generalen staf in Sovjet
Rusland, die met eenigen van zijn officieren
in Kaunas vertoeft. Dat dit bezoek samen
valt met de herdenking van de onafhanke
lijkheid van Litauen verheugt ons des te
meer. Wij zien hierin opnieuw een bevestiging
van de politiek, die men van Sovjet Russi
sche zijde ten aanzien van Litauen volgt,
nl. het bij voortduring en zonder eenige voor
waarde geïnteresseerd zijn in de handha
ving van de Litausche onafhankelijkheid en
territoriale onkwetsbaarheid. Ook die on
langs in Kaunas gearriveerde Sovjet Russi
sche gezant, minister Podolski, heeft gewe
zen op de noodzakelijkheid van nauwe sa
menwerking tusschen alle landen, die bereid
zijn den vrede te waarborgen. Wij zijn er
van overtuigd, zoo besluit de„Lietuvos
Aidas", dat het krachtige leger van de
Sovjet Unie in dienst van den vrede staat
en dat de tusschen de legers van beide lan
den aangeknoopte betrekkingen behalve de
traditioneele vriendschap tusschen Sovjet
Rusland en Litauen ook den algemeenen
vrede zullen dienen.
Het optimisme, dat men in Litauen ten
aanzien van het bezoek van den Russischen
maarschalk aan den dag legt, zou in de twee
andere randstaten, Letland en Estland, wel
eens minder groot kunnen zijn, al erkent
men ook hier dat deze reis voor de onafhan-
kelijkheidspolitiek van de Baltische landen
buitengewoon belangrijk is. Herinneringen
aan ondergrondsche communistische actie
binnen de eigen grenzen, die nog versch in
het geheugen liggen, kunnen het wantrou
wen niet bij tooverslag wegnemen een
wantrouwen, dat evenzeer uitgaat naar het
schijnbaar toevallige „jachtbezoek". dat Goe-
ring aan Polen bracht Want ook dit laatste
land weet zich het operatieterrein in geval
van een Duitsch-Russisch conflict.
„HAARLEM'S BLOEI".
„Haarlem's Bloei", jij nieuwelinge,
„Welkom" in de Bloemenstad,
die je zoo.vol goeden wille,
moed en hoopmaar „arm" betrad.
Tochje werd als Vriend ontvangen
en als Vriend zal 't je vergaan,
als een ieder zijn belangen
nu maargoed weet te verstaan.
Want Haarlem's naam bekend te maken
als de woonstadup-to-date,
tot „dat doel" wilt gij geraken
endaar staat ge voor gereed.
Haarlem „populair" te maken
in den besten zin van 't woord,
met haar mooi-moderne zaken,
pracht-natuur, die steeds bekoort.
Onderwijshet allerbeste,
Goed verkeer en blij vermaak,
Een gezonde, mooie „Veste".
„Haarlem's Bloei", ge kent Uw taak.
Hulde dan voor al je werken,
heel veel lof wordt dan Uw deel,
als ge gauw maar gaat bemerken
ook „interesse".financieel.
Want zonder steun ook geen successen,
men denke aan de „V.V.V."
Nu geen „critiek", kortzichtig klessen,
tast in Uw beurs, vecht nu eens mee.
Uw gave gaat maar uit logeeren,
het komt weer in Uw zak terecht,
want zoo gaat „Haarlem" weer floreeren
door „Haarlem's Bloei".
Ik heb gezegd.
EEN LID VAN HET ALGEMEEN
BESTUUR H. B.
G. B. CROMMELIN t
In den ouderdom van bijna 75 jaar
(15 Maart zou hij dien leeftijd bereikt heb
ben) is te 's-Gravenhage. waar hij zich, na
Haarlem verlaten te hebben, had gevestigd,
overleden de heer G. B. Crommelin.
De heer Crommelin was indertijd in onze
stad een zeer bekende figuur, die vooral
voor k het muzikale leven te Haarlem van
veel beteekenis is geweest. Nooit werd te
vergeefs een beroep gedaan op zijn mede
werking en steun, niet alleen op muzikaal
t errein, maar ook op ander gebied.
De heer Crommelin. die een effectenkan
toor te Amsterdam leidde en ook eenigen tijd
geassocieerd is geweest met de firma Crom
melin en Bouwmeester alhier, is van onge
veer 1904 tot Juni 1911 voorzitter geweest
van de Haarl. Orkestvereeniging. na te vo
ren zitting te hebben gehad in het bestuur
der Concertvereeniging „Haarlem's Muziek-
coi-ps".
Ook de Haarlemsche Bachvereeniging
heeft zeer veel aan den overledene te dan
ken. Hij was gedurende tientallen van ja
ren, tot ongeveer 1926, voorzitter'en heeft
de vereeniging groot gemaakt.
Voorts was hij ook een groote steun voor
de Vereeniging „Koninginnedag", waarvan
hij van ongeveer 1904 tot 14 Juni 1911 het
voorzitterschap bekleedde. Bij zijn aftre
den werd hij benoemd tot eerelid, een ver
diende erkenning van het vele, dat- de heer
Crommelin voor de vereeniging heeft ge
daan.
De heer Crommelin is voorts geweest:
bestuurslid van de afdeeling Haarlem er
omstreken van de Nat. Vereeniging tot
Steun aan Miliciens; voorzitter van den in
dertijd hier bestaanden Muzikalen Vrien
denkring, die ten doel had de bevordering
der toonkunst, door beoefening der instru
mentale muziek; Prins ondervoorzitter
der Sociëteit „Trouw moet Blijcken" er
Regent van het Hofje van Heythuïjzen.
De heer Crommelin was Ridder der Orde
van Oranje Nassau.
De begrafenis is bepaald op Vrijdag a.s.
te 12 uur, op de Begraafplaats Oud Eyk en
Duinen, te 's-Gravenhage.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1887
3 Maart;
De Salvation Army. Leger des Heils,
is van plan weldra Nederland te be
zoeken.
Donderdag kwam te Amsterdam uit
Londen een zaakgelastigde van dat
leger, om voorbereidende maatregelen
te nemen voor dat bezoek. Binnen drie
of vier weken wordt de veldtocht in
Amsterdam geopend.
Gisteren is de zaakgelastigde naar
Stuttgart vertrokken, dat na Nederland
een bezoek krijgt.
4 Maart:
Op de heden alhier gehouden paar
denmarkt waren aangevoerd 284 stuks.
De prijzen liepen van f 450 tot f 50.
De handel was vrij levendig.
BLOEMENDAAL
JAARVERGADERING „VOLKSONDERWIJS".
Dinsdagavond hield de afdeeling Bloemen-
daal van Volksonderwijs haar jaarvergadering
in café Rusthoek.
De voorzitter mr. J. H. Schultz van Haegen,
opende met een woord van welkom aan de
weinige aanwezigen.
Bij de ingezonden stukken was een schrij
ven van den heer C .G. Bleeker, waarin hij
kennis gaf van zijn bedanken als bestuurslid,
daartoe door drukke bezigheden gedwongen.
Mej. T. Noorman bracht het jaarverslag uit.
Hieruit stippen we aan: de beide nieuwe
schoolgebouwen in de gemeente Bloemendaal
beantwoorden volkomen aan de verwachtin
gen. Het leerlingenaantal te Overveen en te
Aerderihout neemt steeds toe. De in 1935 ge
opende kleuterschool te Vogelenzang voorziet
in een dringende behoefte, het aantal leerlin
gen bedroeg plm. 22. De exploitatie van deze
school bleef in handen van de afd. Bloemen
daal van Volksonderwijs.
18 Mei werd de kleuterschool te Bloemen
daal geopend, gehuisvest in een der lokalen
van de U.L.O.-school.
Pogingen, om ook in Overveen een kleuter
school op te richten, hadden in 1936 nog geen
succes. In '37 hoopt men gelukkiger te zijn.
Evenals vorige jaren, zorgde de afdeeling
voor een tractatie op de scholen op Sint-
Nicolaas-dag.
De afdeeling leed een gevoelig verlies door
het overlijden van mevr. MeesSchuckink
Kool. Mevi-. Leendertz bedankte als bestuurs
lid en werd vervangen door mevr. Boot.
Op 1 Jan. '37 bedroeg het aantal leden 58.
De rekening en verantwoording van den
penningmeester, sluitende in ontvangsten en
uitgaven met een bedrag van f 412.28 en een
batig saldo van f 20.08, werd nagezien en in
orde bevonden.
De begrooting 1937 werd ingediend en goed
gekeurd.
Tot bestuurslid werd gekozen de heer Klay.
Bij de rondvraag vroeg een der leden of de
voorzitter, wien hij hulde bracht als voort
varend en energiek man, zich bereid verklaar
de, bij voorkomende verkiezingen voor het
hoofdbestuur, een candidatuur te aanvaarden.
Mr. Schultz v. Haegen antwoordde hier op, dat
hij hier niet afwijzend tegenover stond.
Nadat de heer Broeckhuyzen had aange
drongen, er het hoofdbestuur op te wijzen, dat
het al te scherp staat tegen de „grondwets
verkrachting" door de regeering inzake de ge
lijkschakeling. werd, na gedane toezegging, de
vergadering gesloten.
ZAND VOORT
CABARET.
Zaterdag a.s. wordt in Monopole een buiten
gewoon cabaret-programma vertooond Hier
aan zullen o.a. medewerken The Cavelli's, ac
cordeon, de drie Retichini's, het beroemde
danstrio, Johnny en John, jazz-zangers, Jean
ne Horsten, cabaretière en Henri Teunisse.
conferencier. Dit programma werd speciaal
samengesteld door Paul Ostra voor de H. S. V.
„De Kampioen", in verband met haar 32e
jaarfeest. De zaal is ook voor niet-leden van
bovengenoemde vereeniging toegankelijk. Na
afloop bal.
HEINTJE DAVIDS.
Op Dinsdag, 16 Maart, treedt Heintje Davids
op in Monopole. Zij wordt dezen avond o.a.
bijgestaan door den bekenden cabaretier, John
Bronckhouse.
N. H. OPERETTE GEZELSCHAP.
Zondag, 21 Maart, geeft het Noordhollandsch
Operettegezelschap een uitvoering in Mono
pole. Voor de liefhebbers van operette is dit
zeker een datum om te onthouden.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet verantiooordelijk.
Van ingezonden stukkengeplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
HET PACIFISME.
En wat daar bij moet komen, wil het
gestelde doel bereikt worden.
Donderdag 10 Februari verscheen in dit
blad een artikel van dr. J. Roorda over het
pacifisme, aan welk stuk de hoofdredacteur
Vrijdag nog een hoofdartikel wijdde. Een
dergelijke houding van de redactie van een
dagblad is werkelijk niet hoog genoeg te
waardeeren, want een eerlijke voorlichting op
dit gebied is vooral in den tegenwoordigen
tijd zeer noodzakelijk.
Maar hoe is het toch mogelijk, dat wij
steeds over oorlogsdreiging hooren, lezen en
praten, terwijl ieder voor zich de oorlog als
schrikbeeld voor oogen heeft. Wij kunnen
het er gerust over eens zijn, dat alle volken,
zelfs de oorlogszuchtigste in hun hart liever
in vrede en welvaart zouden leven, dan col
lectief afgeslacht te worden. Wanneer het dus
van de menschen zelf zou afhangen, dus als
ieder persoonlijk en onbeïnvloed zijn stem zou
kunnen uitbrengen, dan zou de zaak van den
vrede er zeer hoopvol uitzien.
Om den vrede te verstoren moet er dus
een oorzaak zijn die de menschen bereid
maakt, zich tegen him ware natuur in toch
in dat avontuur te laten meesleepen.
De vredesbeweging heeft zich daarom bezig
te houden met de opsporing der oorzaken, die
tot een oorlog leiden; zij heeft dan ook zeer
terecht het onverantwoordelijke gekonkel der
wapenindustrie en nationale en internatio
nale politici, ijverig ter zijde'gestaan door het
van hen afhankelijke deel der dagbladpers,
aangewezen als hen die in troebel water vis-
schen en zoo lang met vuur spelen, dat er
tenslotte brand ontstaat.
Maar wanneer er niets brandbaars was, zou
er toch ook geen brand kunnen ontstaan?
Volkomen waar, want in water, zand of ijzer
is ook geen brand te stichten. Maar heeft de
vredesbeweging echter niet heel lang dezelfde
taktiek gevolgd, als iemand, die om brand
te voorkomen zou trachten het gebruik van
lucifers te doen verbieden en bij eiken brand
den lucifersfabrikant aansprakelijk stelt alsof
er geen andere brandoorzaken kunnen optre
den. Zou het niet veel doeltreffender zijn om
al onze huizen brandvrij te bouwen en alie
sterk vlambare stoffen zoo te bewerken en te
bewaren, dat ze onschuldig worden? Mis
schien zullen er dan wat minder lucifers ge
bruikt worden voor het aansteken van balans
opruimingen en zullen de verzekeraars wat
minder te doen hebben, maar er wordt dan
genoeg materiaal, dus geld, uitgespaard om
de gedupeerden op een andere manier wat te
laten verdienen. Deze vergelijking is natuur
lijk wel wat overdreven, want de zaak van de
vredesbeweging is niet zoo eenvoudig als dat
der brandgevaarlijkheid en niettemin is dat
laatste nog niet van deze aarde verdwenen
De schuld daarvan is niet een gebrek in ons
tecnisch kunnen, maar veeleer in dom
heid, onachtzaamheid en onverantwoordelijk
heid te zoeken.
De wapenfabrikanten verdienen wel hun
geld door het verkoopen van wapenen en het
is hun belang zooveel mogelijk te verdienen.
Maar toen er nog geen wapenindustrie be
stond. voerde men toch ook oorlogen, alleen
maakte men toen zijn tegenstander op een
minder beschaafde manier af met zelfge
maakte knuppels, steenen hamers of aange
punte beenderen.
De oorzaak van alle oorlogen in de oud
heid was steeds gebrek, waardoor men op zoek
ging naar beteren of naar meer grond, waar
bij "men dan veelal eerst een ander moest
Dan:
aldus minister de Graeff.
Naar aanleiding van de vraag van som
mige leden omtrent de bedoeling van 's mi
nisters rede op 2 Juli jl te Genève. zegt de
minister in de Memorie van Antwoord be
treffende de begrooting van Buitenlandsche
Zaken, dat hij met die rede geen andere be
doeling heeft gehad, dan die, welke daarin
uitdrukkelijk is neergelegd; te wijzen op het
nut van een onderzoek, in hoevrre door een
opheffing van de algemeene verplichting tot
deelneming aan sancties met volledige
handhaving van alle overige in het Volken
bondsverdrag neergelegde beginselen de
universaliteit van den Volkenbond zou kun
nen worden bevorderd. Het is zeer wel mo
gelijk dat. gelijk een aantal leden meent, de
universaliteit langs dezen weg niet kan wor
den bereikt. Ook de minister, al mist hij de
verzekerdheid omtrent de houding van an
dere staten, waarvan de zienswijze van een
aantal leden getuigt, is te dezer zake niet
zeer hoopvol gestemd. Maar hij heeft zich
afgevraagd, of het niet beter is althans een
poging in die richting te wagen, dan, tegen
over afbrokkelend ledental en prestige, zich
er toe te bepalen, de loftrompet over de be
staande regeling te steken, of zich te beper
ken tot het aanbevelen van wijzigingen op
ondergeschikte punten, die, zelfs indien zij
in het pact werden opgenomen, in de po
litieke constellatie geenerlei wijziging zou
den vermogen te brengen. De minister erkent
ten volle de groote beteekenis van de collec
tieve veiligheid in een universeele of bijna
universeele statenorganisatie, maar hij kan
niet de pogen sluiten voor het feit, ,dat de
inkrimping van het ledental een zoodanig
punt kan bereiken, dat het stelsel der ver
plichte santies, in het bijzonder voor de
kleine staten, in een geheel ander licht zou
komen te staan dan waarin het oorspronke
lijk was bezien. Niet in de laatste plaats om
te verhinderen, dat het zoover zou kunnen
komen, dat de kleine staten moeten gaan
overwegen, of het lidmaatschap van den
Volkenbond niet voor hen zoodanige gevaren
medebrengt dat zij zich niet langer verant
woord achten daarvan deel uit te maken, is
het naar de meening van den minister drin
gend noodzakelijk aan het vraagstuk der
universaliteit de volle aandacht te wijden.
Met het pleiten alleen voor een „krachtigen
Volkenbond" komt men er niet.
Het treft den minister, hoe onjuist
in de discussies over de z.g. verzwak
king van het Volkenbondverdrag, het
probleem veelal wordt gesteld. De
voorstelling wordt gewekt, alsof het
zou gaan tusschen eenerzijds een
met sanctieverplichtingen toegerus-
ten, krachtigen Volkenbond, ander
zijds een consultatief, tot machte
loosheid gedoemd organisme. Deze
wijze van voorstellen is daarom min
der juist, omdat, hoe/eer men ook de
sanctieverplichtingen zou versterken
tusschen de staten, welke thans van
den bond deel uitmaken, men daar
mede toch niet een krachtige orga
nisatie verkrijgt, die inderdaad aan
het doel van een „Volkenbond" kan
beantwoorden.
Anderzijds mag de beteekenis van
een universeele statenorganisatie
met consultatief karakter, waarbij
de mogelijkheid van een gemeen
schappelijk ingrijpen als gevolg van
het onderling overleg in elk bepaald
geval geenszins a priori is uitgeslo
ten, niet worden onderschat. Ging
het om de tegenstelling: machtelooze
of krachtige Volkenbond, de mi
nister zou zich met overtuiging onder
de voorstanders van een krachtigen
bond scharen. Maar, indien het in
wezen gaat om de tegenstelling:
Volkenbond of geen Volkenbond, dan
aarzelt hij niet, om het voor den Vol
kenbond op te nemen.
Van een actie der groote olie-concerns in
het Italiaansch-Abessynisch conflict en
dan gericht tegen een petroleum-embargo
bezit de minister geen enkele aanwijzing,
wel van het tegendeel. Van het ..Koninklijke"
concern bijv. is der regeering gebleken dat
dit zijn eigen belangen hier achterstelde bij
hetgeen te Genève in het wereldbelang mocht
worden besloten.
Wat de betrekkingen met Duitschland be
treft, stelt ook de regeering er hoogen prijs
op dat deze betrekkingen niet minder goed
zijn dan die welke tusschen Nederland en
andere mogendheden bestaan, en het is haar
dan ook aangenaam te kunnen verklaren dat
na de schaduwen die kort geleden geduren
de eenigen tijd op de verhouding tusschen
Nederland en het oostelijk buurland waren
gevallen, die verhouding thans weer goed
en normaal is.
Het door verscheidene leden geopperde
denkbeeld om in de toekomst met bepaalde
landen slechts tractaten met korten wer
kingsduur te sluiten, kan naar 's ministers
oordeel geen oplossing brengen.
Indien men ten aanzien van eenige weder
partij niet het vertrouwen zou kunnen koeste
ren. dat zij door haar aanvaarde verplich
tingen ook zal nakomen, zou het sluiten van
eenig verdrag, welk ook, met zoodanigen
staat doelloos zijn.
verdrijven, die zich natuurlijk maar niet zoo
zonder meer terugtrok, maar zijn grondge
bied met meer of minder succes verdedig
de.
En ook nu nog kan de oorzaak, waarom de
massa voor een oorlog in beweging gebracht
kan worden, alleen maar verklaard worden,
door den slechten economischen toestand en
de wanhoop waarin de menschen leven. Een
welvarend volk, dus een volk, waarvan alle
leden naar hun behoeften in welstand leven,
in niet zoo gauw geneigd om gezin, huis en
omgeving op te geven en zich in een avon
tuur te storten, waarbij het alleen kan ver
liezen en waarbij het zoo goed als zeker is, dat
de menschen als slachtoffer vallen zonder
dat er iets goeds tegenover staat, niet voor
hen zelf, noch voor hun nabestaanden.
Maar in de tegenwoordige omstandigheden
kan er niet meer van welvaart gesproken
worden. Reeds gedurende jaren stagneert in
de wereld het economische leven. Overal valt
een verarming waar te nemen, die vooral de
minstbedeelden, dus de arbeiders en de mid
denstanders het eerst trof. Werkloosheid
trad over de geheele wereld op. de noodzake
lijke ondersteuning der werkloozen moet door
de nog werkenden en bezittenden opgebracht
worden. Het gevolg daarvan is natuurlijk on
tevredenheid in alle lagen der bevolking; de
ondersteunden weten niet hoe ze van het ge
ringe bedrag moeten leven, zij die nog een
inkomen hebben kunnen of willen de belas-
tingverhoogingen niet goedschiks betalen en
moeten zich ook al bekrimpen. Dit alles geeft
aanleiding tot spanningen tusschen de ver
schillende belangengroepen, dus tusschen de
verschillende lagen der bevolking. De re
geeringen moeten nu maar probeeren om
explosies te voorkomen, wat meestal alleen
bereikt kan worden door de sterksten hun zin
te geven, zoodat dus de zwakkeren verder
ontrecht en verdrukt worden. Kan een re
geering tenslotte niet het hoofd bieden aan
de verschillende krachten, dan blijft haar nog
het middel over zich met geweld te hand
haven en alle burgers te ontrechten door een
dictatuur in te stellen.
Maar de grondoorzaak van alle ellende
wordt zelden of nooit aangeraakt, want die
zit in het geldstelsel en dat stelstel is volgens
de generaals van dat stelsel zoo gezond, dat
het publiek, dat op dit punt oliedom ge
houden wordt, niet anders doet dan blinde
lings aan de bevelen van zijn superieuren
te gehoorzamen en voor het ideaal van het
„gezonde financieele stelsel" zijn economisch
leven laat. In de groote steden vindt men het
graf van deze onbekende soldaten in de arm
ste gedeelten, waar de slachtoffers geheel
vergeten worden en nooit te hunner eere
redevoeringen gehouden of kransen gelegd
worden.
Maar de regeerders gaan door te verzeke
ren dat alle ellende haar oorzaak vindt in
het buitenland, dat haar producten niet
koopen wil. En daarom willen zij ook de
buitenlandsche artikelen niet hebben en het
buitenland zegt hetzelfde van hen. Alle
ontevredenheid in elk land wordt afgeleid
op het buitenland en de militaire voorberei
dingen tegen het buitenland worden door de
gedupeerden goedgekeurd. De haat wordt
aangewakkerd en iedereen gelooft tenslotte
dat het buitenland de oorzaak is van zijn el
lende.
De vredesbeweging heeft nu ook tot taak
en m.i. tot eerste taak om de ooi-zaken van
de stagnatie in het economische leven te be-
studeeren. Wanneer wij niet eerst onze maat
schappelijke toestanden gezond maken, hoe
kunnen wij dan tot internationaal gezonde
verhoudingen komen? Wanneer wij den
paradoxalen toestand bestendigen, dat
er overal in de wereld overvloed van
producten bestaat, die voor de fabri
kanten en producenten onverkoopbaar 6
zijn, terwijl de consumenten graag die pro
ducten zouden willen gebruiken, maar geen
geld hebben om de producenten te betalen,
blijkt toch wel overduidelijk, dat er iets niet
in orde is met ons geld. Ons geldstelsel heeft
zich in den loop der tijden ontwikkeld tot
wat het nu is en wij zijn zoo afgestompt
door het gebruik, dat wij van het geld maken
en zien maken, dat wij er ons geen reken
schap meer van geven, dat geld een ruil
middel behoort te zijn, dat wil dus zeggen,
een middel of hulpwerktuig, waarvan wij
ons bedienen om het ruilen van goederen en
diensten te vergemakkelijken. Aan deze
functie voldoet het geld allang niet meer
zooals het behoorde. Overal blijkt geldgebrek
te bestaan tegelijk met een goederenteveel.
Het geld schijnt dus niet meer in een goede
verhouding tot onzen goederenrijkdom en
vermogen om goederen te produceeren te
staan. Maar als de melkproductie bijv. toe
neemt in gelijken tred met de vraag naar
melk, gooien we dan toch maar een ge
deelte van de melk weg, omdat we geen
fleschjes genoeg hebben en laten we onze
kinderen dan maar water drinken? Neen,
natuurlijk niet, we laten nieuwe flesschen
maken. Zoo moet het ook met ons financieele
stelsel gebeuren. Er zijn wel instellingen die
geld maken, maar de hoofdbron van ons geld
is niet de Munt, die onze pasmunt maakt,
maar het particuliere bankstelsel, met aan
het hoofd de particuliere circulatiebank, die
het credietstelsel beheeren en beheerschen.
En het credietgeld, dus het geld, dat elk
oogenblik uit niets, dus op papier geschapen
of weer vernietigd wordt, is tegenwoordig het
bloed van ons economisch leven. En dit cre
dietstelsel, dat als geldschepper dus eigenlijk
aan den staat moest behooren, is in handen
van particulieren die het naar hun goed
dunken gebruiken, dus in hun belang en dat
van hun stelsel, zonder zich uitsluitend te
laten leiden door de behoeften der gemeen
schap en de eischen die toch aan een ruil
middel gesteld kunnen worden. Het crediet-
wezen heeft tot nu toe zijn werkzaamheden
uitsluitend beperkt tot het financieren der
industrie, die aaax-door in de schuld kwam.
Het financieren der verbruikers liet zij over
aan de overheid, die door middel van opge
nomen credieten openbare werken liet uit
voeren en zoodoende het koopkrachttekort ge
deeltelijk ophief tenkoste van enorme schul
den aan hetzelfde bankstelsel.
De vredesbeweging zou geen beter werk
voor den vrede kunnen verrichten dan het
bestudeeren dezer vraagstukken om zoodoen
de de hoofdoorzaak der internationale en
nationale spanningen op te heffen.
Op dit gebied hoeft zij niet van vorenaf
te beginnen, doch kan gebruik maken van het
verdienstelijke werk dat door den Engelsch-
man Major Douglas is verricht, die een
heel goede analyse geeft van de fout in ons
financieel stelsel en daarbij ook een zeer
eenvoudige oplossing aangeeft om dat stelsel
volkomen aan zijn taak te laten beantwoor
den.
De vredesbeweging zal dan tot de ontdek
king komen dat de strijd eigenlijk op finan
cieel gebied uitgevochten moet worden, een
gebied waarvoor iedereen zich moet interes
seeren zonder dat er politiek aan te pas komt.
Wel zullen de tegenstanders yan de vredes
beweging geheel of nagenoeg geheel dezelfden
zijn als die o pdit Nieuw-Ëconomische ter
rein.
J. W. J. VAN NIFTRIK,
Amsterdam,