Volkenbond of geen Volkenbond? Rusland zoekt samenwerking met de Baltische landen. Vóór den Volkenbond, WOEWSn'A'G 3 HAART Ï937 'HSAREEM'S DA'GBCKB" IT De reis van maarschalk Jegorov naar de Randstaten. Litauen als troetelkind der Sovjet Unie. (Van onzen Baltischen correspondent) KAUNAS, Februari Het is wel verrassend den nieuwen vredelie- tenden koers te volgen, dien de Sovjet Russi- iche buitenlandsche politiek thans ten aan zien van de Baltische landen inslaat. Amper twee maanden geleden hield de Russische volkscommissaris Zdanov een rede, waarin hij liet doorschemeren, dat de Sovjet-Unie wei eens haar venster naar de Oostzee wijder kon openzetten, indien haar dit gewenseht voor kwam. De Baltische staten en ook Finland za gen in deze woorden een bedreiging van hun zelfstandigheid, waarop men van Sovjet Rus sische zijde een verduidelijking heeft gegeven, die veel onrust voorloopig heeft weggenomen. De rede van Zdanov zou meer bedoeld zijn als een waarschuwing aan het adres van die mo gendheid, welke het zou wagen Finland of de drie randstaten als uitvalspoort tegen de Sovjet Unie te gebruiken. En thans heeft de Russische maarschalk Jegorov een reis naar Litauen, Letland en Estland ondernomen, een bezoek waarin men hier niet alleen een verste viging van de wederzijdsche betrekkingen, maar ook een gewichtigen vredesfactor meent te moeten constateeren. Geen wonder, dat de komst van maarschalk Jegorov gepaard ging met opvallend veel fees- teïjkheden en vriendelijke ontvangsten. De Russische gast stond in het middelpunt dei- belangstelling van de, o ironie, semi-fascis- tisch georganiseerde randstaten. Achter dit vriendelijk vertoon is angst te bespeuren. De tegenstellingen tusschen Duitschland en Sov jet Rusland, die steeds scherper aan den dag treden, hebben een zwenking in de buiten landsche politiek der Sovjets ten aanzien van de Baltische landen veroorzaakt, een zwenking die klaarblijkelijk den randstaten niet onwel gevallig is. Mede door de verkiezing van den nieuwen staatspresident van Finland, Kallio, en het bezoek, dat de Finsche minister van buitenlandsche zaken, Holsti, kortgeleden aan Moskou bracht, is een geheel gewijzigde toe stand ontstaan. Immers, het belang van den vrede in Oost-Europa brengt mede, dat alle krachten geconcentreerd worden op het bewa ren van het evenwicht in de machtsverhou dingen. Het ligt voor de hand, dat de Balti sche landen, wier geografische ligging als bufferstaten tusschen twee machtige rijken in zoo belangrijk is, daarbij een uiterst ge wichtige rol kunnen spelen. Het is van de drie randstaten in het bijzon der Litauen, dat zich in de gunst van de Sov jet Unie mag verheugen. De vriendschappe lijke betrekkingen tusschen Litauen en Sovjet Rusland hebben menigmaal critiek uitgelokt in de zuster-randstaten. Letland en Estland hebben zich tot dusver steeds veel minder toe schietelijk jegens de Sovjets getoond. Hoe is nu deze Litausch-Sovjet Russische vriend schap ontstaan? Naar aanleiding van Jegorov's bezoek schreef de „Lietuvos Aidas", het officieuze orgaan in Litauen, dat wel zelden twee lan den. zonder door formeele bondgenootschap pen met elkaar verbonden te zijn, zich in zulke goede wederzijdsche betrekkingen ver heugen kunnen als Litauen en Sovjet Rus land. Deze betrekkingen dateeren van 1920, toen het vredesverdrag tusschen beide lan den werd afgesloten. Dat gebeurde op een tijdstip, waarop de groote mogendheden de republiek Litauen nog niet'lb de jure hadden erkend. De vriendschap tusschen beide lan den werd later door nieuwe verdragen ver sterkt. Zoo werd in 1926 het Litausch-Sovjet Russisch non agressie-pact te Moskou onder teekend. Na de intrede van Sovjet-Rusland in den Volkenbond en zijn bemoeiingen om binnen het kader van dien bond in samen werking met andere staten, den vrede actief te dienen, openden zich wijde perspectieven voor een gemeenschappelijk arbeidsveld tus schen Litauen en Sovjet Rusland. Niet alleen voor de algemeene doeleinden van beider buitenlandsche politiek, maar ook op economisch en cultureel gebied. Den laatsten tijd zelfs van militairen aard. Het vorige jaar bezocht de chef van den Litau- schen staf, Cernius, de Sovjet Russische le- gerautoriteiten in Moskou, en ditmaal is het de chef van den generalen staf in Sovjet Rusland, die met eenigen van zijn officieren in Kaunas vertoeft. Dat dit bezoek samen valt met de herdenking van de onafhanke lijkheid van Litauen verheugt ons des te meer. Wij zien hierin opnieuw een bevestiging van de politiek, die men van Sovjet Russi sche zijde ten aanzien van Litauen volgt, nl. het bij voortduring en zonder eenige voor waarde geïnteresseerd zijn in de handha ving van de Litausche onafhankelijkheid en territoriale onkwetsbaarheid. Ook die on langs in Kaunas gearriveerde Sovjet Russi sche gezant, minister Podolski, heeft gewe zen op de noodzakelijkheid van nauwe sa menwerking tusschen alle landen, die bereid zijn den vrede te waarborgen. Wij zijn er van overtuigd, zoo besluit de„Lietuvos Aidas", dat het krachtige leger van de Sovjet Unie in dienst van den vrede staat en dat de tusschen de legers van beide lan den aangeknoopte betrekkingen behalve de traditioneele vriendschap tusschen Sovjet Rusland en Litauen ook den algemeenen vrede zullen dienen. Het optimisme, dat men in Litauen ten aanzien van het bezoek van den Russischen maarschalk aan den dag legt, zou in de twee andere randstaten, Letland en Estland, wel eens minder groot kunnen zijn, al erkent men ook hier dat deze reis voor de onafhan- kelijkheidspolitiek van de Baltische landen buitengewoon belangrijk is. Herinneringen aan ondergrondsche communistische actie binnen de eigen grenzen, die nog versch in het geheugen liggen, kunnen het wantrou wen niet bij tooverslag wegnemen een wantrouwen, dat evenzeer uitgaat naar het schijnbaar toevallige „jachtbezoek". dat Goe- ring aan Polen bracht Want ook dit laatste land weet zich het operatieterrein in geval van een Duitsch-Russisch conflict. „HAARLEM'S BLOEI". „Haarlem's Bloei", jij nieuwelinge, „Welkom" in de Bloemenstad, die je zoo.vol goeden wille, moed en hoopmaar „arm" betrad. Tochje werd als Vriend ontvangen en als Vriend zal 't je vergaan, als een ieder zijn belangen nu maargoed weet te verstaan. Want Haarlem's naam bekend te maken als de woonstadup-to-date, tot „dat doel" wilt gij geraken endaar staat ge voor gereed. Haarlem „populair" te maken in den besten zin van 't woord, met haar mooi-moderne zaken, pracht-natuur, die steeds bekoort. Onderwijshet allerbeste, Goed verkeer en blij vermaak, Een gezonde, mooie „Veste". „Haarlem's Bloei", ge kent Uw taak. Hulde dan voor al je werken, heel veel lof wordt dan Uw deel, als ge gauw maar gaat bemerken ook „interesse".financieel. Want zonder steun ook geen successen, men denke aan de „V.V.V." Nu geen „critiek", kortzichtig klessen, tast in Uw beurs, vecht nu eens mee. Uw gave gaat maar uit logeeren, het komt weer in Uw zak terecht, want zoo gaat „Haarlem" weer floreeren door „Haarlem's Bloei". Ik heb gezegd. EEN LID VAN HET ALGEMEEN BESTUUR H. B. G. B. CROMMELIN t In den ouderdom van bijna 75 jaar (15 Maart zou hij dien leeftijd bereikt heb ben) is te 's-Gravenhage. waar hij zich, na Haarlem verlaten te hebben, had gevestigd, overleden de heer G. B. Crommelin. De heer Crommelin was indertijd in onze stad een zeer bekende figuur, die vooral voor k het muzikale leven te Haarlem van veel beteekenis is geweest. Nooit werd te vergeefs een beroep gedaan op zijn mede werking en steun, niet alleen op muzikaal t errein, maar ook op ander gebied. De heer Crommelin. die een effectenkan toor te Amsterdam leidde en ook eenigen tijd geassocieerd is geweest met de firma Crom melin en Bouwmeester alhier, is van onge veer 1904 tot Juni 1911 voorzitter geweest van de Haarl. Orkestvereeniging. na te vo ren zitting te hebben gehad in het bestuur der Concertvereeniging „Haarlem's Muziek- coi-ps". Ook de Haarlemsche Bachvereeniging heeft zeer veel aan den overledene te dan ken. Hij was gedurende tientallen van ja ren, tot ongeveer 1926, voorzitter'en heeft de vereeniging groot gemaakt. Voorts was hij ook een groote steun voor de Vereeniging „Koninginnedag", waarvan hij van ongeveer 1904 tot 14 Juni 1911 het voorzitterschap bekleedde. Bij zijn aftre den werd hij benoemd tot eerelid, een ver diende erkenning van het vele, dat- de heer Crommelin voor de vereeniging heeft ge daan. De heer Crommelin is voorts geweest: bestuurslid van de afdeeling Haarlem er omstreken van de Nat. Vereeniging tot Steun aan Miliciens; voorzitter van den in dertijd hier bestaanden Muzikalen Vrien denkring, die ten doel had de bevordering der toonkunst, door beoefening der instru mentale muziek; Prins ondervoorzitter der Sociëteit „Trouw moet Blijcken" er Regent van het Hofje van Heythuïjzen. De heer Crommelin was Ridder der Orde van Oranje Nassau. De begrafenis is bepaald op Vrijdag a.s. te 12 uur, op de Begraafplaats Oud Eyk en Duinen, te 's-Gravenhage. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1887 3 Maart; De Salvation Army. Leger des Heils, is van plan weldra Nederland te be zoeken. Donderdag kwam te Amsterdam uit Londen een zaakgelastigde van dat leger, om voorbereidende maatregelen te nemen voor dat bezoek. Binnen drie of vier weken wordt de veldtocht in Amsterdam geopend. Gisteren is de zaakgelastigde naar Stuttgart vertrokken, dat na Nederland een bezoek krijgt. 4 Maart: Op de heden alhier gehouden paar denmarkt waren aangevoerd 284 stuks. De prijzen liepen van f 450 tot f 50. De handel was vrij levendig. BLOEMENDAAL JAARVERGADERING „VOLKSONDERWIJS". Dinsdagavond hield de afdeeling Bloemen- daal van Volksonderwijs haar jaarvergadering in café Rusthoek. De voorzitter mr. J. H. Schultz van Haegen, opende met een woord van welkom aan de weinige aanwezigen. Bij de ingezonden stukken was een schrij ven van den heer C .G. Bleeker, waarin hij kennis gaf van zijn bedanken als bestuurslid, daartoe door drukke bezigheden gedwongen. Mej. T. Noorman bracht het jaarverslag uit. Hieruit stippen we aan: de beide nieuwe schoolgebouwen in de gemeente Bloemendaal beantwoorden volkomen aan de verwachtin gen. Het leerlingenaantal te Overveen en te Aerderihout neemt steeds toe. De in 1935 ge opende kleuterschool te Vogelenzang voorziet in een dringende behoefte, het aantal leerlin gen bedroeg plm. 22. De exploitatie van deze school bleef in handen van de afd. Bloemen daal van Volksonderwijs. 18 Mei werd de kleuterschool te Bloemen daal geopend, gehuisvest in een der lokalen van de U.L.O.-school. Pogingen, om ook in Overveen een kleuter school op te richten, hadden in 1936 nog geen succes. In '37 hoopt men gelukkiger te zijn. Evenals vorige jaren, zorgde de afdeeling voor een tractatie op de scholen op Sint- Nicolaas-dag. De afdeeling leed een gevoelig verlies door het overlijden van mevr. MeesSchuckink Kool. Mevi-. Leendertz bedankte als bestuurs lid en werd vervangen door mevr. Boot. Op 1 Jan. '37 bedroeg het aantal leden 58. De rekening en verantwoording van den penningmeester, sluitende in ontvangsten en uitgaven met een bedrag van f 412.28 en een batig saldo van f 20.08, werd nagezien en in orde bevonden. De begrooting 1937 werd ingediend en goed gekeurd. Tot bestuurslid werd gekozen de heer Klay. Bij de rondvraag vroeg een der leden of de voorzitter, wien hij hulde bracht als voort varend en energiek man, zich bereid verklaar de, bij voorkomende verkiezingen voor het hoofdbestuur, een candidatuur te aanvaarden. Mr. Schultz v. Haegen antwoordde hier op, dat hij hier niet afwijzend tegenover stond. Nadat de heer Broeckhuyzen had aange drongen, er het hoofdbestuur op te wijzen, dat het al te scherp staat tegen de „grondwets verkrachting" door de regeering inzake de ge lijkschakeling. werd, na gedane toezegging, de vergadering gesloten. ZAND VOORT CABARET. Zaterdag a.s. wordt in Monopole een buiten gewoon cabaret-programma vertooond Hier aan zullen o.a. medewerken The Cavelli's, ac cordeon, de drie Retichini's, het beroemde danstrio, Johnny en John, jazz-zangers, Jean ne Horsten, cabaretière en Henri Teunisse. conferencier. Dit programma werd speciaal samengesteld door Paul Ostra voor de H. S. V. „De Kampioen", in verband met haar 32e jaarfeest. De zaal is ook voor niet-leden van bovengenoemde vereeniging toegankelijk. Na afloop bal. HEINTJE DAVIDS. Op Dinsdag, 16 Maart, treedt Heintje Davids op in Monopole. Zij wordt dezen avond o.a. bijgestaan door den bekenden cabaretier, John Bronckhouse. N. H. OPERETTE GEZELSCHAP. Zondag, 21 Maart, geeft het Noordhollandsch Operettegezelschap een uitvoering in Mono pole. Voor de liefhebbers van operette is dit zeker een datum om te onthouden. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantiooordelijk. Van ingezonden stukkengeplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. HET PACIFISME. En wat daar bij moet komen, wil het gestelde doel bereikt worden. Donderdag 10 Februari verscheen in dit blad een artikel van dr. J. Roorda over het pacifisme, aan welk stuk de hoofdredacteur Vrijdag nog een hoofdartikel wijdde. Een dergelijke houding van de redactie van een dagblad is werkelijk niet hoog genoeg te waardeeren, want een eerlijke voorlichting op dit gebied is vooral in den tegenwoordigen tijd zeer noodzakelijk. Maar hoe is het toch mogelijk, dat wij steeds over oorlogsdreiging hooren, lezen en praten, terwijl ieder voor zich de oorlog als schrikbeeld voor oogen heeft. Wij kunnen het er gerust over eens zijn, dat alle volken, zelfs de oorlogszuchtigste in hun hart liever in vrede en welvaart zouden leven, dan col lectief afgeslacht te worden. Wanneer het dus van de menschen zelf zou afhangen, dus als ieder persoonlijk en onbeïnvloed zijn stem zou kunnen uitbrengen, dan zou de zaak van den vrede er zeer hoopvol uitzien. Om den vrede te verstoren moet er dus een oorzaak zijn die de menschen bereid maakt, zich tegen him ware natuur in toch in dat avontuur te laten meesleepen. De vredesbeweging heeft zich daarom bezig te houden met de opsporing der oorzaken, die tot een oorlog leiden; zij heeft dan ook zeer terecht het onverantwoordelijke gekonkel der wapenindustrie en nationale en internatio nale politici, ijverig ter zijde'gestaan door het van hen afhankelijke deel der dagbladpers, aangewezen als hen die in troebel water vis- schen en zoo lang met vuur spelen, dat er tenslotte brand ontstaat. Maar wanneer er niets brandbaars was, zou er toch ook geen brand kunnen ontstaan? Volkomen waar, want in water, zand of ijzer is ook geen brand te stichten. Maar heeft de vredesbeweging echter niet heel lang dezelfde taktiek gevolgd, als iemand, die om brand te voorkomen zou trachten het gebruik van lucifers te doen verbieden en bij eiken brand den lucifersfabrikant aansprakelijk stelt alsof er geen andere brandoorzaken kunnen optre den. Zou het niet veel doeltreffender zijn om al onze huizen brandvrij te bouwen en alie sterk vlambare stoffen zoo te bewerken en te bewaren, dat ze onschuldig worden? Mis schien zullen er dan wat minder lucifers ge bruikt worden voor het aansteken van balans opruimingen en zullen de verzekeraars wat minder te doen hebben, maar er wordt dan genoeg materiaal, dus geld, uitgespaard om de gedupeerden op een andere manier wat te laten verdienen. Deze vergelijking is natuur lijk wel wat overdreven, want de zaak van de vredesbeweging is niet zoo eenvoudig als dat der brandgevaarlijkheid en niettemin is dat laatste nog niet van deze aarde verdwenen De schuld daarvan is niet een gebrek in ons tecnisch kunnen, maar veeleer in dom heid, onachtzaamheid en onverantwoordelijk heid te zoeken. De wapenfabrikanten verdienen wel hun geld door het verkoopen van wapenen en het is hun belang zooveel mogelijk te verdienen. Maar toen er nog geen wapenindustrie be stond. voerde men toch ook oorlogen, alleen maakte men toen zijn tegenstander op een minder beschaafde manier af met zelfge maakte knuppels, steenen hamers of aange punte beenderen. De oorzaak van alle oorlogen in de oud heid was steeds gebrek, waardoor men op zoek ging naar beteren of naar meer grond, waar bij "men dan veelal eerst een ander moest Dan: aldus minister de Graeff. Naar aanleiding van de vraag van som mige leden omtrent de bedoeling van 's mi nisters rede op 2 Juli jl te Genève. zegt de minister in de Memorie van Antwoord be treffende de begrooting van Buitenlandsche Zaken, dat hij met die rede geen andere be doeling heeft gehad, dan die, welke daarin uitdrukkelijk is neergelegd; te wijzen op het nut van een onderzoek, in hoevrre door een opheffing van de algemeene verplichting tot deelneming aan sancties met volledige handhaving van alle overige in het Volken bondsverdrag neergelegde beginselen de universaliteit van den Volkenbond zou kun nen worden bevorderd. Het is zeer wel mo gelijk dat. gelijk een aantal leden meent, de universaliteit langs dezen weg niet kan wor den bereikt. Ook de minister, al mist hij de verzekerdheid omtrent de houding van an dere staten, waarvan de zienswijze van een aantal leden getuigt, is te dezer zake niet zeer hoopvol gestemd. Maar hij heeft zich afgevraagd, of het niet beter is althans een poging in die richting te wagen, dan, tegen over afbrokkelend ledental en prestige, zich er toe te bepalen, de loftrompet over de be staande regeling te steken, of zich te beper ken tot het aanbevelen van wijzigingen op ondergeschikte punten, die, zelfs indien zij in het pact werden opgenomen, in de po litieke constellatie geenerlei wijziging zou den vermogen te brengen. De minister erkent ten volle de groote beteekenis van de collec tieve veiligheid in een universeele of bijna universeele statenorganisatie, maar hij kan niet de pogen sluiten voor het feit, ,dat de inkrimping van het ledental een zoodanig punt kan bereiken, dat het stelsel der ver plichte santies, in het bijzonder voor de kleine staten, in een geheel ander licht zou komen te staan dan waarin het oorspronke lijk was bezien. Niet in de laatste plaats om te verhinderen, dat het zoover zou kunnen komen, dat de kleine staten moeten gaan overwegen, of het lidmaatschap van den Volkenbond niet voor hen zoodanige gevaren medebrengt dat zij zich niet langer verant woord achten daarvan deel uit te maken, is het naar de meening van den minister drin gend noodzakelijk aan het vraagstuk der universaliteit de volle aandacht te wijden. Met het pleiten alleen voor een „krachtigen Volkenbond" komt men er niet. Het treft den minister, hoe onjuist in de discussies over de z.g. verzwak king van het Volkenbondverdrag, het probleem veelal wordt gesteld. De voorstelling wordt gewekt, alsof het zou gaan tusschen eenerzijds een met sanctieverplichtingen toegerus- ten, krachtigen Volkenbond, ander zijds een consultatief, tot machte loosheid gedoemd organisme. Deze wijze van voorstellen is daarom min der juist, omdat, hoe/eer men ook de sanctieverplichtingen zou versterken tusschen de staten, welke thans van den bond deel uitmaken, men daar mede toch niet een krachtige orga nisatie verkrijgt, die inderdaad aan het doel van een „Volkenbond" kan beantwoorden. Anderzijds mag de beteekenis van een universeele statenorganisatie met consultatief karakter, waarbij de mogelijkheid van een gemeen schappelijk ingrijpen als gevolg van het onderling overleg in elk bepaald geval geenszins a priori is uitgeslo ten, niet worden onderschat. Ging het om de tegenstelling: machtelooze of krachtige Volkenbond, de mi nister zou zich met overtuiging onder de voorstanders van een krachtigen bond scharen. Maar, indien het in wezen gaat om de tegenstelling: Volkenbond of geen Volkenbond, dan aarzelt hij niet, om het voor den Vol kenbond op te nemen. Van een actie der groote olie-concerns in het Italiaansch-Abessynisch conflict en dan gericht tegen een petroleum-embargo bezit de minister geen enkele aanwijzing, wel van het tegendeel. Van het ..Koninklijke" concern bijv. is der regeering gebleken dat dit zijn eigen belangen hier achterstelde bij hetgeen te Genève in het wereldbelang mocht worden besloten. Wat de betrekkingen met Duitschland be treft, stelt ook de regeering er hoogen prijs op dat deze betrekkingen niet minder goed zijn dan die welke tusschen Nederland en andere mogendheden bestaan, en het is haar dan ook aangenaam te kunnen verklaren dat na de schaduwen die kort geleden geduren de eenigen tijd op de verhouding tusschen Nederland en het oostelijk buurland waren gevallen, die verhouding thans weer goed en normaal is. Het door verscheidene leden geopperde denkbeeld om in de toekomst met bepaalde landen slechts tractaten met korten wer kingsduur te sluiten, kan naar 's ministers oordeel geen oplossing brengen. Indien men ten aanzien van eenige weder partij niet het vertrouwen zou kunnen koeste ren. dat zij door haar aanvaarde verplich tingen ook zal nakomen, zou het sluiten van eenig verdrag, welk ook, met zoodanigen staat doelloos zijn. verdrijven, die zich natuurlijk maar niet zoo zonder meer terugtrok, maar zijn grondge bied met meer of minder succes verdedig de. En ook nu nog kan de oorzaak, waarom de massa voor een oorlog in beweging gebracht kan worden, alleen maar verklaard worden, door den slechten economischen toestand en de wanhoop waarin de menschen leven. Een welvarend volk, dus een volk, waarvan alle leden naar hun behoeften in welstand leven, in niet zoo gauw geneigd om gezin, huis en omgeving op te geven en zich in een avon tuur te storten, waarbij het alleen kan ver liezen en waarbij het zoo goed als zeker is, dat de menschen als slachtoffer vallen zonder dat er iets goeds tegenover staat, niet voor hen zelf, noch voor hun nabestaanden. Maar in de tegenwoordige omstandigheden kan er niet meer van welvaart gesproken worden. Reeds gedurende jaren stagneert in de wereld het economische leven. Overal valt een verarming waar te nemen, die vooral de minstbedeelden, dus de arbeiders en de mid denstanders het eerst trof. Werkloosheid trad over de geheele wereld op. de noodzake lijke ondersteuning der werkloozen moet door de nog werkenden en bezittenden opgebracht worden. Het gevolg daarvan is natuurlijk on tevredenheid in alle lagen der bevolking; de ondersteunden weten niet hoe ze van het ge ringe bedrag moeten leven, zij die nog een inkomen hebben kunnen of willen de belas- tingverhoogingen niet goedschiks betalen en moeten zich ook al bekrimpen. Dit alles geeft aanleiding tot spanningen tusschen de ver schillende belangengroepen, dus tusschen de verschillende lagen der bevolking. De re geeringen moeten nu maar probeeren om explosies te voorkomen, wat meestal alleen bereikt kan worden door de sterksten hun zin te geven, zoodat dus de zwakkeren verder ontrecht en verdrukt worden. Kan een re geering tenslotte niet het hoofd bieden aan de verschillende krachten, dan blijft haar nog het middel over zich met geweld te hand haven en alle burgers te ontrechten door een dictatuur in te stellen. Maar de grondoorzaak van alle ellende wordt zelden of nooit aangeraakt, want die zit in het geldstelsel en dat stelstel is volgens de generaals van dat stelsel zoo gezond, dat het publiek, dat op dit punt oliedom ge houden wordt, niet anders doet dan blinde lings aan de bevelen van zijn superieuren te gehoorzamen en voor het ideaal van het „gezonde financieele stelsel" zijn economisch leven laat. In de groote steden vindt men het graf van deze onbekende soldaten in de arm ste gedeelten, waar de slachtoffers geheel vergeten worden en nooit te hunner eere redevoeringen gehouden of kransen gelegd worden. Maar de regeerders gaan door te verzeke ren dat alle ellende haar oorzaak vindt in het buitenland, dat haar producten niet koopen wil. En daarom willen zij ook de buitenlandsche artikelen niet hebben en het buitenland zegt hetzelfde van hen. Alle ontevredenheid in elk land wordt afgeleid op het buitenland en de militaire voorberei dingen tegen het buitenland worden door de gedupeerden goedgekeurd. De haat wordt aangewakkerd en iedereen gelooft tenslotte dat het buitenland de oorzaak is van zijn el lende. De vredesbeweging heeft nu ook tot taak en m.i. tot eerste taak om de ooi-zaken van de stagnatie in het economische leven te be- studeeren. Wanneer wij niet eerst onze maat schappelijke toestanden gezond maken, hoe kunnen wij dan tot internationaal gezonde verhoudingen komen? Wanneer wij den paradoxalen toestand bestendigen, dat er overal in de wereld overvloed van producten bestaat, die voor de fabri kanten en producenten onverkoopbaar 6 zijn, terwijl de consumenten graag die pro ducten zouden willen gebruiken, maar geen geld hebben om de producenten te betalen, blijkt toch wel overduidelijk, dat er iets niet in orde is met ons geld. Ons geldstelsel heeft zich in den loop der tijden ontwikkeld tot wat het nu is en wij zijn zoo afgestompt door het gebruik, dat wij van het geld maken en zien maken, dat wij er ons geen reken schap meer van geven, dat geld een ruil middel behoort te zijn, dat wil dus zeggen, een middel of hulpwerktuig, waarvan wij ons bedienen om het ruilen van goederen en diensten te vergemakkelijken. Aan deze functie voldoet het geld allang niet meer zooals het behoorde. Overal blijkt geldgebrek te bestaan tegelijk met een goederenteveel. Het geld schijnt dus niet meer in een goede verhouding tot onzen goederenrijkdom en vermogen om goederen te produceeren te staan. Maar als de melkproductie bijv. toe neemt in gelijken tred met de vraag naar melk, gooien we dan toch maar een ge deelte van de melk weg, omdat we geen fleschjes genoeg hebben en laten we onze kinderen dan maar water drinken? Neen, natuurlijk niet, we laten nieuwe flesschen maken. Zoo moet het ook met ons financieele stelsel gebeuren. Er zijn wel instellingen die geld maken, maar de hoofdbron van ons geld is niet de Munt, die onze pasmunt maakt, maar het particuliere bankstelsel, met aan het hoofd de particuliere circulatiebank, die het credietstelsel beheeren en beheerschen. En het credietgeld, dus het geld, dat elk oogenblik uit niets, dus op papier geschapen of weer vernietigd wordt, is tegenwoordig het bloed van ons economisch leven. En dit cre dietstelsel, dat als geldschepper dus eigenlijk aan den staat moest behooren, is in handen van particulieren die het naar hun goed dunken gebruiken, dus in hun belang en dat van hun stelsel, zonder zich uitsluitend te laten leiden door de behoeften der gemeen schap en de eischen die toch aan een ruil middel gesteld kunnen worden. Het crediet- wezen heeft tot nu toe zijn werkzaamheden uitsluitend beperkt tot het financieren der industrie, die aaax-door in de schuld kwam. Het financieren der verbruikers liet zij over aan de overheid, die door middel van opge nomen credieten openbare werken liet uit voeren en zoodoende het koopkrachttekort ge deeltelijk ophief tenkoste van enorme schul den aan hetzelfde bankstelsel. De vredesbeweging zou geen beter werk voor den vrede kunnen verrichten dan het bestudeeren dezer vraagstukken om zoodoen de de hoofdoorzaak der internationale en nationale spanningen op te heffen. Op dit gebied hoeft zij niet van vorenaf te beginnen, doch kan gebruik maken van het verdienstelijke werk dat door den Engelsch- man Major Douglas is verricht, die een heel goede analyse geeft van de fout in ons financieel stelsel en daarbij ook een zeer eenvoudige oplossing aangeeft om dat stelsel volkomen aan zijn taak te laten beantwoor den. De vredesbeweging zal dan tot de ontdek king komen dat de strijd eigenlijk op finan cieel gebied uitgevochten moet worden, een gebied waarvoor iedereen zich moet interes seeren zonder dat er politiek aan te pas komt. Wel zullen de tegenstanders yan de vredes beweging geheel of nagenoeg geheel dezelfden zijn als die o pdit Nieuw-Ëconomische ter rein. J. W. J. VAN NIFTRIK, Amsterdam,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 3