H.D;'Vertellin: Ditmaal een kamerplant. WOENSDAG 17 MAART 1937 HAARLEM'S DAGBLAD 6 Tuinbouw en Plantkunde. De afdeeling Haarlem en Omstreken van de Kon. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde hield Dinsdagavond in Hotel ».-Lion d'Or" een vergadering onder leiding van den voorzitter den heer J. L. Bouwer. Deze opende de vergadering met een woord van welkom, speciaal tot het oudste lid, den heer M. J. F. Bolderdijk, die met 't klimmen der Jaren zijn liefhebberij voor- en belangstelling in alles, wat op het gebied van den tuinbouw te vinden is nog steeds niet verloren heeft. Dit blijkt ook uit zijn inzending van prachtige azalea's en clivia's in deze vergadering, die hij in eigen huis gekweekt heeft en die volgens spreker concurreeren kunnen met de producten der kweekers. Naar aanleiding van een ingekomen stuk van het hoofdbestuur van bovengenoemde maatschappij over het onhebbelijke plukken van bloemen en planten in het duingebied, merkte de voorzitter op, dat velen er zich aan ergeren, dat sommige bezoekers van de duinen bloemen plukken, ze daarna achter op de fietsen binden om ze vervolgens mee naar huis te nemen, waar ze meestal in zulk een .slechten toestand arriveeren, dat men er eigenlijk niets meer aan heeft. Ook spreker er zich vaak aan geërgerd, maar hij heeft toch ook wel vaak medelijden met die men- schen, omdat het hem gebleken is, wanneer hij ze daarover eens onderhield, dat het niet altijd aan vernielzucht moet worden toege schreven, maar ook uit liefde tot de bloe men, die ze zóó mooi vinden, dat ze geen weerstand kunnen bieden aan het verlangen, de bloemen te plukken. Slechts enkelen zijn er, die takken uit baldadigheid afplukkeni en ze daarna weggooien. Die kan men echter met de anderen niet op één lijn stellen. In- tusschen mag dit vernielen niet voortgaan, omdat anders de duinflora te veel te lijden heeft. Besloten werd dat het bestuur zich zal ver staan met het bestuur van de afdeeling Bloe- mendaal, om gezamenlijk maatregelen te beramen, die dit euvel afdoende kunnen be strijden. De secretaris, de heer R. M. van der Hart, ging daarna over tot het uitreiken der geld prijzen. die het vorig jaar behaald zijn door inzenders op de onderlinge tentoonstellingen. De voorzitter sprak er zijn'blijdschap over uit, dat in 1936 zooveel inzendingen gekeurd konden worden; dit vroolijkt de vergaderin gen op en bevordert den lust tot kweeken. Hij hoopte, dat ook in 1937 het aantal in zendingen heel groot zou zijn. De heer Bolderdijk kreeg gelegenheid, zijn inzending in het kort toe te lichten. Hier bij waren een paar azalea's die hij vijf jaar geleden ter gelegenheid van zijn tachtigsten verjaardag in een door wijlen den bloemist Koper opgemaakt bloemstuk ten geschenke had ontvangen. Deze azalea's heeft hij ver der opgekweekt tot de prachtige planten, die In deze vergadering ieders bewondering af dwongen. De voorzitter dankte hem voor zijn uiteen zetting, Hij hoopte, dat de aanwezigen er hun voordeel mee zouden doen. Voor de onderlinge tentoonstelling waren nog veel meer fraaie bloemen en planten in gezonden. De volgende punten werden toe gekend: Aan de firma Pool 10 punten voor haar hortensia, 8 punten voor haar orchidee- plant en 9 punten voor haar Bromelia; aan den heer Bolderdijk 10 voor zijn azalea's en 10 voor zijn clivia; aan de firma Koper 8 punten voor haar Japansche azalea. De voorzitter wenschte de bekroonden geluk met dit resultaat. Rede R. M. van der Hart. Tenslotte was het woord aan den heer Van der Hart, die een uitvoerig antwoord gaf op de vraag: „Wat is Symbiose?" „Bij Symbiose zijn twee plantenlevens", aldus spreker, „die elkaar diensten bewijzen en in vele gevallen elkaar niet kunnen mis sen. Het is niet altijd uitgemaakt, in welke opzichten die levens elkaar aanvullen. Soms produceeren van voedingsstoffen voor elkaar. Soms een prikkel op den groei. Het eenvou digste voorbeeld is wel de aanslag op boomen. die bestaat uit een wier en een zwam. De wier zorgt voor de stoffen, die door de as similatie ontstaan, de zwam voor de produc tie van benoodigde voedingszouten. Vele van onze houtgewassen en heesters le ven in symbiose met zwammen.' Bij Eiken. Coniferen. Heide, enz. vindt men vaak op het wortelstelsel een vil tachtig zwammenweefsel. dat met dat wortelstelsel, voornamelijk aan de worteltoppen, in innig contact is. Soms alleen aan de oppervlakte der wortels, soms dringt het er in. Bij Orchideeën schijnt het kiemen van het zaad en het opgroeien van de kiemplanten samen te hangen met de aanwezigheid van bepaalde schimmels. Omdat het zaaien van orchideeën zooveel teleurstellingen gaf, is men reincultures van deze schimmels gaan kwee ken op voedingsbodems en zaait daarop, vaak met zeer gunstige resultaten. (Ontdekt door Bernard in 1903). Merkwaardige proeven zijn genomen m den Leidschen Hortus met Ardisia crenu- lata, die in verdikte bladranden microben her bergt, zonder welke de kiemplanten niet willen opgroeien". De heer Van der Hart. ontving applaus van de aanwezigen en een woord van hartelijken dank van den voorzitter. t VERKEERSCOMMISSIE HAARLEM EN OMSTREKEN. De Verkeerscommissie voor Haarlem en Om streken hield Maandag in het vergaderlokaal van den Transportarbeidersbond haar jaarver gadering onder voorzitterschap van den heer A. Mars. In zijn openingswoord bracht de voor zitter een kort verslag uit van de verrichtingen der Commissie over het laatste tijdperk en de gevoerde besprekingen met de autoriteiten in zake het veilig verkeer. Uit de gevoerde corres pondentie kwam vast te staan, dat de com missie nog meer dan vroeger door instellingen en personen, welke met het verkeer te maken hebben, wordt erkend en om advies wordt ge vraagd. hetwelk de commissie, die haar taak geheel belangeloos vervult en daarbij verschil lende onkosten voor eigen rekening neemt, zeer op prijs stelt. De secretaris-penningmeester, de heer P. de Vries, bracht het jaarverslag uit, welk verslag na beantwoording van eenige vragen, met al- gemeene stemmen werd goedgekeurd, waarbij dank werd gebracht voor het vele werk. in dezen verricht. Hierna werd uit de vergadering de aandacht van het bestuur gevestigd op diverse verkeers problemen in deze stad en de naaste omgeving waarbij gevraagd werd hieraan de noodige aandacht te schenken en met de autoriteiten overleg te plegen teneinde, indien mogelijk, de gewenschte oplossing te verkrijgen. Nadat ten slotte werd besloten het jaarverslag aan alle leden van de vier samenwerkende organisaties te doen toekomen, werd de vergadering ge-1 sloten. Export van onze Bloembollen. Lezing door dr. J. J. Beyer. Voor de afdeeling Haarlem van de Nederlandsche natuurhistorische ver- eenigïng hield dr. J. J. Beyer, hoofd assistent aan het Rijkslaboratorium voor bloembollenonde-rzoek, gister avond in de muziekzaal van Brink- mann, een lezing over onze bloembol lenexport. De voorzitter der afdeeling, de heer G. *A. van Schaik opende den avond met een harte lijk woord van welkom tot de leden en deelde vervolgens mede, dat prof. dr. E. van Slogte- ren, die de lezing zou hóuden, door ziekte ver hinderd was. Men had evenwel dr. J. J. Beyer bereid gevonden, de taak van prof. van Slog- teren over te nemen. Dr Beyer begon, met er op te wijzen, dat de bloembollencultuur geschiedt om de bollen, en niet om de bloemen. Toch is het verkrijgen van een fraaie bloem het doel van de teelt, doch de handel in bloemen is ondergeschikt aan den bollenhandel. Deze bedroeg in de goede jaren soms 46 millioen gulden, welk be drag thans teruggeloopen is tot ongeveer 20 millioen. Verheugend achtte spr. het evenwel, dat het aantal kilogrammen dat jaarlijks ge ëxporteerd wordt, ongeveer gelijk is gebleven. Er staan thans twee wegen tot verruiming van den handel open. En wel in de eerste plaats het zoeken van nieuwe afzetgebieden en in de tweede plaats de verbetering van de gebruiksmogelijkheden. Verruiming van afzetgebied kan men krij gen door export naar Zuid-Afrika en Zuid- Amerika, waarbij evenwel de moeilijkheid zich voordoet, dat de geëxporteerde bollen daar aankomen op een oogenblik, dat daar de lente begint, terwijl voor de Hohiandsohe bollen dan juist een tijdperk van rust aanbreekt. Men hseft- dit bezwaar ondervangen, door een bepaalde wijze van behandeling der bollen, waardoor het tijdperk van rust vroeger valt, en de export naar die streken mogelijk wordt, wat spr. aomonstreerde met een fraai lan taarnplaatjes van een hyacinten-geplanting in Petroria. In de toekomst zal hier voor onzen bloembollenexport waarschijnlijk een ruim af zetgebied liggen. Om de gebruiksmogelijkheid van de bollen te vergrooten, heeft men die verschillende bol- lenziekten, als het aaltjesziek, dat in 1917 onze narcissenouituur dreigde te vernietigen, het geelziek der hyacinten, het „kiepen" en de „ikwade grond" der tulpen te bestrijden. Bovendien worden thans de bollen met veel succes geprepareerd, waardoor de bloeitijd aanzienlijk wordt vervroegd en de handel in bloemen over een veel grootere periode loopt. De quarantainemaatre gelen hebben de bol- leneultuur veel kwaad gedaan, doch het is het goed recht van een land, te waken tegen den invoer van zefce bollen, mits dit billijk en met kennis van zaken geschiedt. Tenslotte wees spr. er nog op, dat de reclame in het buitenland geschiedt, door het aanleg gen van proefbeplantingen in de groote steden en door middel van de film „Van bol tot plant", vervaardigd dioor de N.V. Multifilm in Haarlem, in opdracht van het Centraal Bloembollen comité. Spr. leidde vervolgens deze film die een fraai beeld geeft, niet alleen van de bloemen zelf, doch ook van de cultuur, de gebruiksmogelijk heden e. d., met een kort woord in, waarna hij ook verder deze film op prettige en begrij pelijke wijze toelichtte. De mooie vrouw door M. SMIT Eduard Donker, een man van midden in de dertig, was slechts een bureaubeambte, die de stukken van A tot G in de afdeeling „Vermiste Personen" in orde hield. Zijn eerzucht was wel grooter geweest, doch langzamerhand had hij zich in zijn lot geschikt. Hij klaarde misdaden oo aan de hand van zijn detectiveromannetjes., droomde van een fabelachtige promotie en stelde zichzelf schadeloos door 50 weken van het jaar heel zuinig te leven om dan in de twee overblijvende weken een groote reis te maken. Dit jaar wilde hij naar Napels gaan. Maar het zou heel anders loopen dan hij zich voor gesteld had. Hij zette diep ademhalend den zwaren kof fer neer en keek in de hal van het station om zich heen. Daar ontmoette hij onverwacht de oogen van een vrouw. Zij was slank, donker blond, beeldschoon. Haar kleeding was een voudig, haar bruin reiscostuum was naar de laatste mode. de witte hoed was diep op haar hoofd gezet. „Dat is eerst een vrouw!" stelde hij. haar in stilte bewonderend, vast. Hij had een vreemd gevoel, toen hij achter haar naar het loket liep om een kaartje te koopen. Daar hoorde hij haar met een zachte, aangenaam klinkende stem een biljet naar Weenen vra gen. Weenen! Ook goed, in Weenen was hij nog niet geweest. De Donaustad met den nieuwen wijn van dit jaar en haar éénige walsmuziek. „Nu, waarheen wilt u?" vroeg de ongeduldige beambte achter het loket. „Weenen, enkele reis Weenen!" En dan liep hij met het spoor kaartje in de hand de dame achterna. Hij stapte in de coupé naast het compartiment waarin de dame plaats genomen had en ging aan het venster zitten, zoodat hij haar niet uit het oog kon verliezen. Aan het grensstation werden de reizigers aan een visitatie onderworpen en bij het we der instappen nam Eduard Donker in het compartiment van de dame plaats. Onopval lend sloeg hij haar gade en ving af en toe een geringschattenden blik uit haar grijze oogen op. „Ze kijkt al naar me!" verheugde hij zich. In München stond de dame plotseling op en wilde uitstappen. Eduard Donker stond haas tig op: „Mag ik u behulpzaam zijn. mevrouw?" Weer trof hem een minachtende blik, waar uit duidelijk wantrouwen sprak. „Ik dank u wel, mijnheer, maar ik stap hier heelemaal niet uit". Een oogenblik staarde Donker haar onbe grijpelijk aan. Hij dacht: „Natuurlijk, zij heeft mmers een kaartje naar Weenen genomen". Toen zag hij de spottend glimlachende ge zichten van de andere reizigers in de coupé, boog, mompelde een onverstaanbare veront schuldiging en liep den corridor in. Nu lette hij bij elk station op. Hij liep zelfs eenige keeren heel vlug voorbij haar compar timent en een gevoel van groote geruststelling •••ervulde hem steeds, als hij haar in haar hoekje zag zitten. Zij kwamen laar in den avond in Weenen in het Oosterstation aan. Eduard Donker stel de zich achter een zuil verdekt op en wacht te. Eindelijk ging de dame daar voorbij. Zij drukken werkkring en ben veel op stap, maar heb nooit vermoeide voeten. Vroeger wel eens, maar dat is afgeloopen, sedert ik TIMTUR-schoenen draag. Wat een verschil - je voelt ze niet! Ik raad U aan eens het in teressante boekje van TIM- TUR, dat bij de winkeliers en aan de fabriek te Waal wijk gratis verkrijgbaar is, aan te vragen. Daarin lees je, hoe je een schoen moet beoordeelen en buitendien kim je met een éénige prijs vraag i 250.verdienen. Neem dat van mij aan: Wie prijs stelt op goed schoeisel, koopt: (Adv. Ingez. Med.) PERSONALIA. Voor het theoretisch gedeelte van het machinistendiploma b, is geslaagd de heer E. C. ten Veen te Haarlem. BEëEDIGD. De heer C. Denijs te Haarlem is door de Rechtbank te Haarlem beëedigd als transla- teur voor de Zweedsche ,;taal. liep langzaam, haast voorzichtig. Hij ging achter haar aan, de trap af, de controle dooi en kwam zoo op het stationsplein. Daar zag Eduard Donker haar flinker doorstappen, op een taxi toegaan en er in stappen. Zij kon hem niet zien, want hij wipte vlug in een an dere taxi en gaf den chauffeur opdracht den juist weggereden wagen te volgen. Met scherpe blikken vervolgde hij de voor hem rijdende auto. Meermalen keek de dame om. Zij reden de Favoritenstraat door en stop ten toen voor een hotel in de Wiedenerstraat. „Rijd nog een klein eindje door", zei Eduard Donker tegen den chauffeur van zijn taxi en kroop in het voorbijrijden in een hoek van den wagen. Honderd meter verder liet hij den wagen stoppen, betaalde den chauffeur en ging te voet naar het hotel, waar de dame was afge stapt. Hij vroeg den portier of eenige minuten geleden een dame een kamer genomen had. Op dit oogenblik kwam zij de trap af. Toen zij Eduard Donker zag, keek zij hem eenige seconden lang met open mond aan. Hij boog echter en zei glimlachend: „Goeden avond, mevrouw". Zonder zijn groet te beantwoorden liep zij hem voorbij. Hij verzocht een kamer. Eenigszins bedrem meld ging hij naar boven. In zijn slaap droom de hij van haar. Toen hij wakker werd gold zijn eerste gedachte haar. die nu misschien aan de ontbijttafel zou zitten In groote haast kleedde hij zich aan. Bene den gekomen vroeg hij den portier. „Is de dame van gisteravond al op?" „Die?" zei de portier, „die kwam een uurtje later al weer beneden, dronk eer» kop koffie en is haastig weggegaan". „Wat, midden in den nacht?" Even later reed Eduard Donker gejaagd van het eene station naar het andere. Hij moest haar terugzien! Eindelijk kreeg hij een goede inlichting. Een Oostenrijksche collega interesseerde zich voor hem, had overal inlichtingen gevraagd en tenslotte vastgesteld, dat de dame in kwes tie om zes uur met een stoomboot vertrokken was. waarschijnlijk naar Linz. want daarvoor had zij een kaartje gekocht. Zij constateerde toen, dat de boot spoedig in Melk moest zijn. De collega belde een anderen in Melk op en verzocht den kapitein van de stoomboot te vragen, of zich een dame (hier volgde het signalement) nog aan boord van het schip bevond. Na een goed half uur ontvingen zij het bericht, dat de dame in Melk van boord gegaan was. „Maar wat heeft zij eigenlijk uitgehaald?" op. „Ik ben alleen hier om haar te surveil- leeren". Hij reisde met den trein af en stapte drie uur later in Melk uit. Hij begaf zich meteen naar het opgegeven adres en vroeg naar den collega. „Ja, mijnheer, zeker, ik zou op de vrouw letten, maar als zij zoo, dat ik vlak achter haar liep en niets kwaads vermoedde, midden op straat een auto aanhoudt instapt en weg rijdt, ja, dan ben ik machteloos". „Duivels", dacht Eduard Donker ontsteld. „Zij vlucht voor mij. wie weet wat zij van mij denkt", en hij wendde zich tot den goedmoe- digen beambte. ..Wanneer vertrekt de trein naar Salzburg?' „Hij is net weg, mijnheer Eduard drukte den beambte de hand en zei: ,De omstandigheden zijn sterker, daarmee kan niemand rekening houden". En hij nam weer zijn legitimatiepapieren te hulp en belde naar Salzburg op, of daar een De ambtswoning van den Commissaris der Koningin. Verzet tegen aankoop perceel Paviljoenslaan. Vele Tweede Kamerleden verzoeken regeering de aanhangige plannen terug te nemen. Aan het verslag der Tweede Kamer over de suppletoire begrooting van Binnenland- sche Zaken voor 1936 wordt ontleend- Vele leden gaven te kennen ernstig bezwaar te hebben tegen hetgeen de minister voorstelt in zake de ambtswoning van den Commissa ris der Koningin in de provincie Noord-Hol land. Het had hen verwonderd, dat de regee ring, terwijl de Kamer uitgesproken heeft deze oplossing niet te wenschen, wederom op deze aangelegenheid is teruggekomen. Boven dien hadden zij den indruk gekregen, dat te dezer zake met de openbare geldmiddelen niet die zuinigheid wordt betracht, als in dezen tijd wel wenschelijk is. Allereerst werd de vraag gesteld of er vol doende aanleiding was om ten aanzien van de ambtswoning van voornoemden commis saris een andere voorziening te treffen. Dat bedoeld gebouw te ver van het provinciehuis gelegen zou zijn, achten deze leden onjuist Ook zou, naar de minister mededeelt, het gebouw niet aan moderne eischeri voldoen. Hiermede waren deze leden het niet eens, naar hun meening is de huidige woning van den commissaris aan de Nieuwe Gracht te Haar lem een paleis, dat er zijn mag. Het is gele gen in een deftige omgeving en biedt vol doende ruimte. Wat den financieelen kant der zaak.be treft, waren zij van oordeel, dat een bedrag van f 60.000 als koopsom voor het pand aan de Paviljoenslaan in verband met den koop- en vraagprijs van omliggende panden veel te hoog is. De raming van het bedrag van f 23.500, noodig voor de verbouwing van het pand Paviljoenslaan, achtten deze leden wel zeer laag. Naar him meening is het onmogelijk met dit bedrag zulk een vervallen huis tot ambtswoning in te richten, zoodat het ge raamde bedrag ontoereikend zal blijken. Ove rigens waren zij van oordeel, dat nieuwbouw veel goedkooper ware geweest. Met klem werd er op aangedrongen, mede in verband met de bestrijding, welke het ontwerp ook in de plaatse lijke pers heeft gevonden, het te dezer zake gedane voorstel terug te nemen op grond van het feit, dat de gekozen oplossing overbodig, te duur en niet geschikt moet worden geacht. Wat het stelsel van ambtswoningen in het algemeen betreft, spraken .enkele leden den wensch uit, dat dit niet langer zou worden gehandhaafd. Ontvangsten hebben tegen woordig veelal niet meer in ambtswoningen plaats. PROVINCIALE STATEN VAN NOORD-HOLLAND. Het ligt in de bedoeling de eerste gewone zitting der Staten van dit gewest te openen op Dinsdag 25 Mei e.k. des voormiddags te half twaalf. dame in een groote donkerblauwe auto merk Noetric, aangekomen was, waarschijnlijk in gezelschap van een heer. Misschien was het een toeval, dat de don kerblauwe limousine inderdaad naar Salzburg gereden was en nog meer toeval was het, dat men haar daar gezien had. Ontstellend was het plan van de Salzburg- sche politie voor Donker. Men stelde zich er daar namelijk niet tevreden mee een colle ga behulpzaam te zijn, maar men ging verder en deelde den bevenden Donker mee, dat men eenige beambten zou uitsturen om de vreem de, als men haar werkelijk ontdekte, onder strenge observatie te houden. Nog steeds bevend hing Eduard Donker den hoorn weer op. Als een volkomen gebroken man reisde hij naar Salzburg en in zijn brein was slechts één gedachte: „Als ze haar eens vinden". Kort voor middernacht kwam hij in Salz burg aan. Slechts weinig reizigers stapten uit. Twee heeren in burger traden naderbij en noemden vragend Donkers naam. „O, nu word ik gearresteerd zijn hart klopte heftig. Met groote krachtsinspanning hield hij zich staande. Toen klonk een warme stem: „Wij wenschen u geluk met de groote vangst collegaprachtig heeft die kerelzich im mers opgemaakt, die Molesca, niet?" Eduard Donker wischte zich het zweet van het voorhoofd. „Ja. u zult wel vermoeid zijn van die jacht, de kerel vertelde ons namelijk, dat de Rus hem zoo vervolgd had. Maar hij was toch prachtig als vrouw verkleed, een beeld van een meisjeEn de ander sprak bij het verlaten van het perron: „Wij stonden eerst met het geval verlegen, want wij konden toch in het geheel niet vermoeden, dat zich achter deze betooverende vrouw de langgezochte wis- selvervalscher verschool. Wij vroegen hem rekenschap in de „Blauwe Gans" juist toen hij weer weg wilde gaan. Wij verzochten hem beleefd te blijven. Hij deed als vrouw eerst zeer verontwaardigd, toen vertelden wij hem, altijd nog een weinig verlegen en verontschul digend, daar wij aan een vergissing geloofden, van de telefoon, dat een Amsterdamsehe re chercheurnu en daar begint die betoo verende dame opeens met een wilde mannen stem te vloeken, noemt u een ellendigen Rusja. en toen was het gebeurd.. dus. mijn hartelijke gelukwenschen". Eduard Donker wischte zich de laatste zweetdroppels van het voorhoofd. De ijver van de beambten had hem gered, hij was nu op de hoogte. Hij keek op en zei eenvoudig: „Ja, het was niet gemakkkelijk, maar ik had ook zulke goede helpers En op de vleiende woorden, die de anderen stamelden, zei hij: „Ik maak mijn vacantie nuttig, ik ben namelijk slechts in den binnen dienst, voor de grap... JEen grap, die is goed, hahaha „Wilt u den kerel soms nog goedennacht wenschen collega?" „Neen, dank je wel, is zal nu naar Amster dam telegrafeeren, dat ik den wisselverval- scher Molesca heb laten arresteeren en mor gen reis ik weer naar huis". Zoo had Eduard Donker den grooten ver- valseher gevangen Toen hij dan in Amsterdam aankwam, stond de commissaris vol verwach ting op het perron. „Prachtig. Donker, magnifiek: natuurlijk kom je nu in den buitendienst: mijn hartelij ke gelukwenschen!" En vanaf dat oogenblik is Eduard Donker in den buitendienst van de recherche werkzaam. I Het is wat ongewis om in dezen tijd over den tuin te schrijven. Met heerlijke zonne schijn laat men zich verieiden tot een be schrijving van voorjaarsbloeiers: als de krant uitkomt, ligt de sneeuw een voet hoog en denkt niemand aan zijn tuin. Wie rekent, op gezag van den Enkhuizer Almanak, op aanhoudend guur weer en dus praat over nachtvorsten en het dekken van planten met rietmatten, wordt bedacht met kostelijk lenteweer en zoo is het wél zoo veilig, om eens iets over onzen tuin binnenshuis te ver tellen. Zoo heel erg on-actueel is dit onderwerp niet. Heerscht niet in alle huizen de schoon maak? Is dit niet de traditioneele gelegen heid om eens wat nieuws aan te schaffen en den vensterbank met een paar planten te bedenken? Is Maart bovendien niet de maand, dat er weer leven in de kamerplan ten komt en we zelfs voor de groote blad planten al aan verpotten kunnen gaan den ken? Allemaal redenen om vandaag eens een kamerplant onder de loupe te nemen en wel een ouderwetsche, maar eentje die veel te weinig gezien wordt en toch ook in de mo dernste woning decoratief werkt: Ficus elastica, de „Rubberboom" van onze groot moeders. Raadselachtig zijn de wegen der mode. Vijftig jaar terug stond Ficus elastica in iedere woning en tegenwoordig is zij een zeldzaamheid en wordt dan meestal nog bij heel erge nieuwlichters gevonden. En toch: een plant die gemakkelijk is in de cultuur, die weinig eischen stelt en heel mooi kan zijn, wat willen we meer? Ficus elastica wordt op den duur een groote plant, die zich niet vertakt en dus zon der zij stengels opschiet. Wordt zij te hoog, kunnen we den kop eruit snijden, waarna een kroon gevormd wordt. De zoo ontstane zijscheuten worden later op hun beurt weer ingesneden en op deze manier houden we de plant binnen redelijke perken. De hoofd stengel wordt op den duur houtachtig. Bij goede verzorging lukt het, de bladeren tot vrijwel onderaan toe aan den stengel te houden, wat veel mooier staat. Die bladeren staan regelmatig rondom den stengel en worden gemakkelijk 30 cM. lang. Ze zijn glanzend groen met een roodbruinen weerschijn, dik, leerachtig en langwerpig. Het nieuwe blad groeit uit den top en vormt zich opgerold in een vliezige huls, die eerst groen is, maar later roserood kleurt, naarmate het blad binnenin zich verder ontwikkelt. In den winter staat de bladvorming vrijwel stil, 's zomers echter gaat het heel voor spoedig. 's Winters neemt de Ficus rust en is dan het beste in een kamertemperatuur van 40 tot 50 gr. Fahrenheit, dus in een onverwarmd, vertrek. Winterzon apprecieert ze dan zeer. 's Zomers kan de plant op het balcon of in. den tuin staan, maar ook binnen blijven. Als we maar zorgen, dat er geen aan houdende felle zon op schijnt. Daar is de plant in haar vaderland niet aan gewend In den zomer vraagt zij veel water, en de dikke bladeren moeten geregeld worden af- gesponsd. Geven we dan ook geregeld wat (kunst)mest, dan zal ze zich tot een pracht exemplaar ontwikkelen. Soms ziet men Ficusplanten waarvan de bladeren vrijwel sluik langs den stengel neerhangen. Dit hoort niet. De jonge bla deren staan even opgericht, de oudere hori zontaal, de allerzwaarste hangen soms iets naar beneden, maar zij mogen nooit sluik neerhangen. Tenslotte nog de aarde: een mengsel van oude bladaarde, verteerde klei, oude mest en scherp rivierzand. En een raadgeving: laat uw Ficus hardnekkig haar bladeren hangen, dan moet ze verschen grond heb ben, heeft het te warm en staat in te droge lucht (spuiten is een remedie), of ze heeft te veel water gekregen. Hierdoor kan het blad ook geel worden of afvallen. We merken gauw genoeg aan welk van de kwaaltjes onze plant lijdt. L. S. MIJNBOUWKUNDIGE WERKEN. In de te Haarlem gehouden algemeene ver gadering van de Ned. Maatschappij tot het ver richten van Mijnbouwkundige werken zijn de balans en winst- en verliesrekening over het boekjaar 1936 goedgekeurd. Ir. F. A. H. W. de Marez Oyens als commissaris aan de beurt van aftreding werd herkozen. Aan het jaarverslag ontleenen wij: In de eerste helft van het boekjaar is de verkoop der petroleum-onderneming van de C-ompania Petrolifera Argentina „Salono" nabij Comodoro Rivadavia in de Argentijnsche Repu bliek tot stand gekomen. Zooals bij vorige ver slagen was voorzien, heeft de Maatschappij in verband met dien verkoop een aanzienlijk ver lies geleden, zoowel op hare participatie in en voorschotten aan de Compania „Solano" als op haar bezit aan aandeelen Algemeene Petro leum Maatschappij „Sirius" en Comodoro Oil and Transport Company Ltd. De liquidatie van de beide laatstgenoemde vennootschappen immers welke ook In belangrijke mate bij de Argentijnsche onderneming betrokken waren, is beëindigd zonder eenige noemenswaardige uitkeering aan de houders van gewone aan deelen. Ten einde op de daarvoor in aanmerking komende posten van de balans der Maatschap pij de naar aanleiding van een en ander ge wenschte afschrijvingen te bewerkstelligen, respectievelijk de geleden verliezen af te boe ken. heeft de op 16 Juli 1936 gehouden buiten gewone algemeene vergadering van aandeel houders met algemeene stemmen besloten tot een statutenwijziging, waarbij het geplaatst maatschappelijk kapitaal van f 3.000.000.tot f 750.000.— werd gereduceerd. De post Deelneming in Ondernemingen ten bedrage van f 589.214.27 bestaat uit: f 900.000.participatie in het syndicaat „Gelria". welk syndicaat de rechten uitoefent op de in 1930 aan onze Maatschappij en aan de heeren Hope Co. verleende concessie „Gelria" voor de ontginning van steenkolen en steenzout; f 500.000.— gewone aandeelen Ko ninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staal fabrieken; Royalty-rechten in Argentinië; Winstbewijzen A.G. für bergbauliche Arbeiten en Oprichtersbewijzen Koninklijke Nederland sche Hoogovens en Staalfabrieken. AANRIJDING OP DEN HEERENWEG. Dinsdagmorgen had op den Heeremveg nabij huize Dennenheuvel een aanrijding plaats tusschen twee autos wegens het te kort achter elkander rijden. W. van B. uit Rotterdam, rijdende in de richting Haarlem moest plotseling stoppen voor het verkeer van de tegenovergestelde zijde; P. A. B. wonende in Den Haag. reed kort achtei bovengenoemde auto en merkte het stopsignaal te laat Hij reed tegen de voor hem rijdende auto. Beide auto's werden beschadigd, doch per soonlijke ongelukken hadden niet plaats De politie maakte proces-verbaal op.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 10