RDAGAVOND Nog éénmaal» BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD H»D»-V ertelliei ZATERDAG 27 MAART 1937 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Paaschverhaal door Hans Edinsa. ag ik even passeeren?" vroeg een heldere innemende stem. De concertgebouwbezoekers, el kaar verdringend in één der nauwe corridors, maakten plaats voor een kleine grijze dame, die gedecideerd voortstapte en al spoedig den ingang van de zaal ingleed. Haar welluidend „dank U" bleef de plotseling opmerkzaam geworden menschen nog in de ooren klinken. Een meisje stootte een haar wildvreemden heer aan: „was dat niet En tegelijk noemde iemand achter haar den naam: „Ariette Verbeek." „Dacht ik het niet gunst, zou ze dan tóch nog meezingen. De oude heer schudde mismoedig zijn hoofd. .,'t Staat duidelijk genoeg op de aanplakbiljet ten: Ella de Wit zingt de sopraanpartij. Trou wens, Mevrouw Verbeek ging de zaal in om te luisteren natuurlijk. Nee meisje, die zijn we kwijt. Voorgoed. De Matthaus zal nooit meer de De violen zetten schrijnend in, vol deernis om wat voorbereid werd, de intrigue der hooge- priesters en boven verwachting goed schal de de sopraan „'t Blute nur" de zaal in. „Het valt mee", moest Ariette zich beken nen en gaandeweg dacht zij„Technisch was hierop niets aan te merken een glasheldere stem, die de meeste menschen ook wel bevre digen zou doch wie het essentiëele verlang de te hoor en. het gevoel, het verlichte gevoel, dat de technische volmaaktheid slechts als middel noodig had, om den waren zin der tra giek tot uiting te brengen zou niet ge roerd worden door Ella's geluid Zij herinnerde zich hoe eens haar oude leer meester bij het doornemen van deze aria ge zegd had: „Als je dit zingt, kind, moet je voor het kruis staan en je hart moet meebloe- den". Deze woorden had zij zich ter harte genomen en nooit waren de critici in de groote muziek- Matthaus zijn, zonder haar. Een heel verlies centra moe geween juist aeze ïimemjke kwa- voor ons....' j liteit te roemen. Het bijna niet te evenaren, „Ongelooflijk jammer, want ze was toch vlekkeloos reine geluid, op alle hoogten even allerminst op haar retour vorig seizoen.» j stralend en warm dè groote natuurstem, n' Zef m?n- ®n, moe^ i gepaard met die helderziendheid van gevoel. Je voorzichtig zijn. Dan kan je met meer ge- i ..Zii zal het misschien noe lee™» «Jht regeid optreden.' „Zou Ella de Wit voldoen?" vroeg ze twijfe lend. „Ik heb er wel hoop op. Een prachtig geluld, wie weet wat 't wordt. In elk geval ben ik „Zij zal het misschien nog leeren", dacht zij hoopvol aan Ella, doch onwillekeurig schoten haar de woorden te binnen: „een klinkend metaal of een luidende schel." Het Duet, aan het einde van het Eerste deel erslond Ella's krachten. Want het koor en de maar gekomen - de Matthaus Passion kan een Wwant net koor en de mensch niet ontrouw worden." volle, zware alt overschalden bijwijlen geheel „Hét evenement van het jaar, nietwaar?» dunner, vertwijfelde! geluid. En twee- glimlachte het meisje dan groetten zij el- I ?ei zlh ze^te te laat kaar en zochten hun plaatsen op. Menschen-met-partituur fronsten verstoord. Ella's rug boog zich als onder den zwaren last der haar nagezonden gedachten: „Had den we Mevrouw Verbeek nog maar Eenmaal uit het oog der zaal teekenden ook de ruggen van hen, die volgden, een bedenke- jke vraag en de dirigent, verbeten, zweeg, iep gehaast voort zijn voet schoot ballooirg eikens uit tot een schop, in de lucht. In de pauze, onwillekeurig gestuwd door het Op de voorste rij zat Ariette Verbeek ver moeid in elkaar gedoken. Haar fronsende blik zwierf, over koor en orkest, naar den nok van het podium ontoegankelijk voor het vrien delijk pogen der langsloopende menschen om haar te groeten en voor de genegen blikken van het podium af, die de hare probeerden te vangen. Een jaar geleden was de Matthaus Passion de laatste uitvoering geweest, waaraan zij meegewerkt had al dien tijd, 't lange besef van waar ze thuis hoorde, koerste Ariet- werklooze seizoen, was voor haar één lange ce naar de solistenkamer, kwelling geweest, één pijnlijk terugverlangen Het vervelende aangapen der koffiedrinken- naar de oude geliefde wereld; en nu zat zij de menigte aldus vermijdend, zag zij zich thans hier als bezoekster, en 't was haar vreemd te geplaatst voor den plicht Ella wat op te beu- .ren. Enkele passen van haar doel verwijderd Wat haar gedreven had naar dit concert,drong al tot haar door een snikken, dat telkens vergeefs trachtte zij uit de warreling van hoo°--opschrilde e".h?ilder Zif «'Ud Wnnen. Wat's dat nu - zit me daar antwoord te voorschijn te halen Zij wist alleen 0nze prima donna in tranen. Overweldigd door n?~ K-t mxnt Welnu, dat is te begrijpen." had kunnen weerstaan. Zij was gegaan en Het voorspel Ariette genoot! Uit de stilte kwam het aan zwellen, zwaar en gedragen. In de steeds hoo- ger gestuwde klanken zong een wereld van gevoelens: En wijde smart, die, gelouterd, zich vreugdevol verhief naar een onaardsche hoog te stemmen, die het groote offer beweenden en bezongen, die in deemoed berustten en op standing niet aanvaardden die een klagend „waarom" opzonden tot den hemel. En het antwoord, dat door en over alles heenklonk, dat wees naar het prille licht van den Paasch- ochtend. Licht, dat groeien zou. Ariette voelde zich mee-opgeheven. Al wat haar in het afge- loopen jaar gekweld en 's levens kleuren ver grijsd had het viel van haar af. In menge ling van vreugde en smart zong zij in gedach ten het mee: „Kommt ihr Töchter, helft mir klagen Haar aandacht zwierf naar het verre land, waar zij zag: De Heilige Stad onder den wij den Oosterschen hemel. En het Lamm Gcttes, waarom zich al strakker spande het net van onmeedoogend willen verderven. Hoog erboven uit zong het jongenskoor het cantus firmus: „allzeit erfund'n geduldig wiewohl du warest verachtet Bij het naderen der eerste Sopraanaria be ving haar uit gewoonte het gevoel v&n: stralp zingen. Het ongeduld anderen en zichzelf te ontroeren door haar zang, klopte door haar lichaam. Doch direct kwam zij tot zichzelf en glimlachte om deze oude symptomen. Zij schrok toen na de woorden van den Evange list: „dasz er ihn verriete" Ella de Wit oprees. Een gevoel van verwarring „er gaat iets ver keerd, er gebeurt iets onnatuurlijks er ha pert ietsMaar er haperde niets. Iedereen zat kalm en stil te luisteren. Ariette herstelde „Maak je geen muizenissen je zong uitste kend," iets zette Ariette tot deze comedie aan ,,'t Was heel goed. Heusch." zong het altijd honderd maal beter." „Duizendmaal. Minstens," grapte Ariette door, doch in het algemeene zwijgen bleven haar woorden vreemd en doelloos hangen. Zij zocht de gezichten af van haar collega's, die in een beklemming haar maar bleven aanzien en, ontroerd, begreep zemaar dan hun be zorgdheid om het welslagen der uitvoering, sprak uit hun oogen de gehechheid aan hun jarenlange gezellin hun betreurend, dat zij, om een lichaam dat onwillig werd. hen in den steek had moeten laten. „Treur niet om mij", lachte zij dwaas- Jangzamerhand, terwijl de al bekende geluiden i-nmpnp oneelooviV aan haar ineens weer plantten midden in het oude nl leven, besefte zij dat dit alles haar, alle hechte necie.n ^ue Pen gebondenheid van haar trouw nooit loslatend hart ten spijt, op eenmaal toch zeer ver was komen te staan. Alsof zijja, dat was het: alsof zij eindelijk berusten kon. Geheel en al....? 't Scheen zoo. Geen wrok en geen vertwijfe ling was er meer in haar, geen onvrede en geen opstandigheid. Alleen maar een intens gevoel van rust. Zij ademde bevrijd op en meteen wist zij ook wat haar gedreven had naar deze uitvoe ring, die haar altijd het liefste geweest was, dè groote rol: Om de Paaschgedachte te gaan beleven, om intuïtief haar stilgeworden smart over eigen strijd te richten naar grooter tragedie: het lijden op Golgotha. En daaruit te putten de kracht zich in zwakke momenten te houden op den wijzen weg, dien het leven van haai vroeg. Den fakkel over te reiken aan de jon gere generatie en dit te doen met vertrouwen en zonder afgunst. En het gezicht waarmee zij de opkomende solisten een stillen groet toezond sprak van dit vertrouwen. „Heb de kunst even lief als ik" schenen haar blauwe oogen hen tegemoet te stralen. Ella de Wit, de jonge blonde sopraan, voelde haar nervositeit bedaren toen zij den bemoedi genden blik ontmoette doch tijdens het voorspel voelde zij weer de kille vijandigheid van de zaal, die haar wegkeek en steeds de andere zag, de éénige waardig deze plaats te bezetten. En in een wanhoop dacht ze: „Al had ook dit bereikte haar een soort hoogtepunt in haar carrière geleken, het was haar teveel de groote traditie voort te zetten zij moest wel te kort schieten." Ella staarde door haar tranen de binnenge- ,Zong ik dan niet be- pathetisch, maar het leek wel of er een traan doorheen gleed „treur niet om mij, want ik heb zoo zielsgenoegelijk zitten luisteren dat is veel gemakkelijker heb ik ontdekt." Ze lieten zich niet misleiden. „We begrijpen het wel." zei Eugène Vredeman, die de Chris tuspartij zong en hij deed alsof er een hard nekkig vuiltje in zijn oog dreef. „Neen. in ernst, ik schijn er over heen te zijn vandaag is me dat duidelijk geworden en jij", vervolgde zij tegen Ella, „zing zooals je gewend bent en wees niet zoo belachelijk nerveus, daar is geen reden voor. Je hoeft nog maar die eene groote aria en die korte regel op 't end nu, zal je flink zijn?" Ella knikte en verkropte haar tranen. Het afleidend gepraat had haar goed gedaan. Ze had weer hoop. zei ze het zou wel gaan. Weggaande door de deur hoorde Ariette hoe de dirigent Ella nog vermaande: „Je hebt den fakkel van haar overgenomen nu moet je hem dragen ook. En waardig! En vooral wéten wat je zingt „Was hat er denn Uebels getan?" zong Pi- latus. Ella rees op. viel meteen met klare hooge stem in, zonder een enkele trilling: „Er hat uns allen wohlgetan!" Gelukkig, dacht Ariette, haar woorden had den iets uitgericht. Dit was aanmerkelijk beter maar gaandeweg trof haar: wat klonk het vreemd, net alsof Ella's innerlijke aandacht ge spannen was op iets dat zij vreesdeAlsof het mechanisme doorzong in jachtige haast en de mensch verschrikt, iets naderen voelde. Wat hééft ze toch, vroeg Ariette zich bezorgd af. zou zeoh. daar had je 't al 't Recitatief verstierf. Als een kinderlijke klacht stierf het uitElla zakte scheef achterover op haar stoel in een onmacht haar hoofd knakte langzaam voorover op haar borst De eerste violist, opgevlogen, behoedde het afglijdende lichaam voor vallen De hobo's zwegen beduusd „Wat ellendig", kwam Ariette half overeind. Achter haar gonsden stemmen zitbankjes klepperden in het orkest, de orde verstoord, boog alles zich schots en scheef naar voren: het beklemd heen en weer geroep zwol allengs tot een onheilspellend koor Er werd gehandeld. Meisjes uit het koor droegen de zangeres snel en handig van het front weg de dirigent volgde. Nu in de algemeene ontreddering, ontstelde stemmen, in vollen omvang opklaterden en men overal staan ging, sloeg niemand acht op een kleine grijze dame, die op het podium aan geland was. Ariette in deze nood stond tus- schen de haren, in onmiddelijke saamhoorig- heid. Eenmaal hier, terwijl de anderen opge wonden en luid den toestand bepraatten, kiemde er een plan in haar brein een mo gelijkheid van verbijsterende zaligheid. En toen de dirigent, teruggekeerd, de zaal kort inlichtte over den onschuldigen aard van Ella's flauwte en zijn verwilderde blik opeens opklarend Ariette ontwaarde, kwam zij snel op hem toe. „Ik zal dit zingen," zei ze stil. Hij stónd even en had geen woord. Dit was plotseling zoo ongedacht heerlijk de uitvoe ring gered en z ij zou weer zingen Bezwaren maken over haar gezondheid hij zag het in het zou niets uitrichten. Dit was geen offer voor haar. „Dank je", zei hij eindelijk jij zoudt ons nooit in den -steek laten. Dat weten we." In de zaal herkende men in ontroerende verbazing zag men wie tusschen de solisten was gaan zitten een fluistering deinde door de rijen: „Ariette Verbeek." En allen wachtten ademloos op het Wonder de toegift, die het Lot hen beschoor. In de rij der solisten stond ze in het oude verband, alles zooals het jaren geweest was en wachtte het teeken Het kwam En nog éénmaal in de oude omgeving klonk óp haar wonderbaarlijke stem. Het stralend geluid, alle techniek ontstegen, dat zong met een gloed van mededoogen uit den glanzenden rijkdom van haar hart. En verrukkelijk helder dien eenen zin, als de bazuin van een engel: „Sonst hat mein Jesus nichts getan In de zaal hing zwaar een ademloosheid een geluk en ontroering te groot haast en velen dachten het zoo vaak gedachte: een en gel zingt. Tijdens het tusschenspel der fluiten, dat was als van jubelende leeuweriken, opstijgend in den blauwen hemel, stond Ariette's figuur on beweeglijk stil het kleine blanke gezichtje van grijs haar overkruld, roerloos. Dan zong zij de groote aria „Aus Liebe will mein Heiland sterben." In wijde rustige smart het steeds weerkeerende pleit „von einer Sünde weisz er nichts." Terwijl zij de volle aangrijpende tonen uit zong moest zij terugdenken aan datgene wat zij in haar jeugd, lang voor haar studie eens aan haar moeder gezegd had: „er leeft zoo'n groote vreugde en zóó'n groote smart in me, dat ik het onmogelijk alleen bevatten kan ik moet het meedeelen aan een gansche menschheid." Dat was het begin geweest, en dit werd het einde, het schoone. eenig denkbare einde Het laatste getuigenis, het stille „weisz er nichts" verkleed in het naspel der fluiten en deze schenen hartstochtelijk te herhalen de bede de heerlijke stem wéér te hooren al hooger stijgend wilden zij krampachtig bewa ren de echo van een onaardsch geluid. Toen eindelijk ook de fluiten zwegen, gebeur de er iets wonderlijks. In de zware stilte ruischte zacht en overweldigend het bewegen van kleeren. Ariette, steeds nog onbeweeglijk rechtop, zag het in verwarring: Van hun zetels verhieven zich de menschen. Zij stónden. Allen. En uit hen steeg een stille hulde tot haar op, een koor van zwijgende dankbaarheid. Er waren er die naar haar opstaarden, ont roerd glimlachend en er waren er die het hoofd bogen en over die honderden hoofden dwaalde haar blik, die hen allen dankte. Dan liet zij zich langzaam neer op een soel - en terwijl vóór haar de zaal eveneens terug zonk, zag zij óp met nietsziende oogen naar een blinkend verschiet, en zond er een niet eindigenden stroom van dank heen. Vóór het slotkoor, als laatste der solisten, zong zij nog den regel: ..Habt lebenslang für euer Leiden tausend Dank en al wat haar gegeven was in een lang vruchtbaar leven, stond op en brak zich baan in dit eene dank woord. Wat het leven nog brengen zou, het zou goed zijn, want het zou verband houden met d i t moment. Maart 1937. VOOR ONZE LUCHTVAART - ENTHOUSIASTEN EEN VLIEGENDE KEUKEN OP 3000 METER Lunchen in de lucht. Een keuken op 3000 meter? Ja zeker, niet op de Mont Blanc, maar in de lucht. Geen keuken van een Palace hotel, met zilveren borden en menu's als gedichten, geen gebra den pauwenlevertjes, geen oesters met cham pagne en kilo's caviar, maar toch een keu ken. Eenvoudig. Een servies van steenen koppen met het blauw KL.M.-embleem. bor den van bakeliet en metaal glanzende thee potten. melkkannen, botervlootjes, bouillon koppen. enz. enz. Wij noemden de K. L. M. reeds en wij had den het over de lucht, dus begrijp je, dat het hier gaat over de keukens der K. L. M.-vlieg- tuigen. Maken we eens een uitstapje naar de han gars op Schiphol, en laten we daar eens de keuken aan boord van een der groote vo- Per Telefoon. door J. P. BAL Jé Schril snerpte de telefoon door het stille vertrek. Verwonderd legde Leo Verhoog zijn pen neer en hij keek op zijn polshorloge. Ne gen uur! Wie kon er Vrijdagsavonds om negen uur nog opbellen. In normale tijden zou er toch niemand meer aanwezig zijn. Nu zijn secretaresse hem plotseling in den steek gela ten had, moest hij zelf zijn correspondentie nog afwerken. Opnieuw rinkelde de telefoon. Met een ver moeid gebaar nam hij den hoorn van den haak. „Hallo!" „Hallo", klonk een opgewekte meisjesstem aan den anderen kant, „zeg, ouwe jongen, kom je straks dansen in de „Caveau"?" Leo Verhoog trok de wenkbrauwen op. „Met wie heb ik het genoegen?" „Hè, jasses, Bennie, doe nu niet, of je dat niet weet. Dat is niets aardig van je". Verhoog lachte kort. „In de eerste plaats, heet ik niet Bennie, dus meen ik dat u zich vergist, en in de tweede plaats heb ik geen lust om te komen dansen". Even was het stil. Verhoog hoorde alleen het ruischen in den hoorn. Toen klonk er een helder lachje. „Wat doet het er toe. hoe u heet, en wat hin dert het wie ik ben! Hebt u dan héélemaal geen gevoel voor romantiek? Dan zou ik er spijt van moeten hebben, den eersten den besten uit het telefoonboek te hebben opge beld ,DusU kent me niet, en toch vraagt II....?" „De charme van het ongewone, de attractie van het onbekende. Het leven is zoo banaal, men moet eens iets anders, iets ongewoons hebben". Weer was er even stilte, Toen klonk het, een tikje ongeduldig: „Komt u?" Een oogenblik dacht Leo Verhoog na. Eigen- ijk had hij er voor vanavond genoeg van, en et avontuurtje trok hem aan. „Goed", zei hij, „ik kom!" Een lachje schalde langs de draad. „Fijn n de „Caveau" om tien uur eerste tafeltje •iks als je binnenkomt. Dag, tot straks!" Een beetje onthutst bleef Leo met den .oorn in zijn hand zitten. Dan legde hij hem zich. „Onnoozele gans" smaalde zii in zelfspot, j ^er, ruimde met glimlachend gelaat z'n bureau op. en hij betrapte er zich op, dat een licht gevoel van opwinding zich van hem meester maakte. Half tien precies stapte hij de dancmg bin nen. Muziek en leven golfden op hem toe. te gelijk met tabakswalm. Hij keek onmiddellijk links, en aarzelend trad hij op het tafeltje toe, waaraan een jong meisje zat. Ze had donkere oogen, die helder in haar gezichtje stonden, dat door donkere, bijna zwarte krullen omlijst werd. Haar welkomstlachje ontblootte een rij frissche, regelmatige tanden. „Bennie?" vroeg ze. „Niet Bennie, maar Leo!" stelde hij zich voor. „Leo Verhoog. En hoe heet U?" „Willy Berksma. Vind u me erg excentriek?" Leo keek haar een oogenblik aan. Dan haal de hij de schouders op. „In ieder geval wèl erg aantrekkelijk", stelde hij vast. Het ver wonderde hem, dat ze zoo sterk bloosde. Een meisje met een dergelijk initiatief zou zoo'n compliment toch niet verlegen maken? „Zullen we dansen?" vroeg ze. Leo Verhoog vond de situatie niet onaange naam. Ze danste goed, en ze wist een prettig gesprek gaande te houden. Ze had origineele ideeën, en wat voor hem den avond het aan trekkelijkste maakte: ze had een verbazend lief gezichtje en een leuke stem. Hij vroeg zich af, waarom ze hem had op gebeld. Het kon natuurlijk waar zijn, dat het zoomaar een gril van haar was geweest, een dwaze gedachte, en dat ze het eerste het beste telefoonnummer had aangeslagen. De meisjes van tegenwoordig durfden alles. Maar d i t meisje was toch niet, wat hij verwacht had. 't Was geen type, dat het om een gezellig avondje te doen was, geen type, dat er op uit was. te zijnen koste een vroolijken avond te hebben. Ze dronk zeer matig en ze had zelfs vooraf bepaald, dat ze alles beslist zelf wilde betalen. Daar kwam natuurlijk niets van in, maar ze had wel erg gedecideerd gekeken, toen ze dat zei. Half één was het al, en Leo Verhoog vond, dat de tijd voorbijgevlogen was. „Willy", zei hij. en hij noemde haar voor het eerst bij den voornaam, „Willy, zeg nu eens eerlijk. Haar lachje onderbrak hem. „Waarom ik je nu eigenlijk heb opgebeld vulde ze aan. Ze plantte haar ellebogen op het tafeltje en ze liet haar wangen in de handpalmen rus ten. In haar oogen waren lichtjes en haar mond vertrok spottend. „Het is nu half één en de slag zal wel al ge slagen zijn", verklaarde ze rustig. „Ik denk. meneer Leo Verhoog, dat de loonen. die je op Vrijdagavond altijd in je brandkast hebt, van eigenaar verwisseld zijn. Ik belde je op, om te weten of je thuis was. Toen dat zoo was, moest je weggelokt worden. Mijn vrienden heb ben nu het veld vrij". Ze lachte kort. Bij haar eerste woorden had Leo Verhoog het een ruk zijn stoel achteruit geschoven, en doodsbleek stond hij nu op. Hij vloekte zacht voor zich heen. Toen snelde hij als de wind het lokaal uit. Hij vloog door de straten, zag geen taxi, en zijn opwinding steeg met de minuut. Hij had zoo'n ellendig ouderwetsch brandkastje, dat ding zou gemakkelijk te openen zijn. Stomme ling, dat hij op die idiote afspraak was inge gaan. Hij had moeten begrijpen dat er iets achter zat. Nu had hij er bovendien spijt van dat hij haar niet had laten arresteeren, en meteen weggesneld was. Maar misschien had hij toch niets tegen haar kunnen beginnen. Tenslotte kon men haar niets bewijzen. Ginds was eindelijk zijn huis. Donker lag het in de sombere straat. De huissleutel beef de in zijn vingers, en het duurde even, voor hij het slot open had. Hij ijlde naar de kamer, waar zijn brandkast stond. Alles leek onaange roerd. Hij opende de kaster ontbrak niets! Met een zucht van verlichting zakte hij op een stoel neer. Toen schrok hij van het telefoonbelletje. Hij nam den hoorn op: „Wel te rusten!" klonk haar welluidend stemmetje. „Hallohallohallogilde hij in den hoorn. Maar er kwam niets meer „Waarom?" peinsde hij, „waarom dit alles?" Verbaasd staarde hij op, toen ze den vol genden morgen in een eenvoudig japonnetje plotseling op zijn kantoor voor hem stond. Ze hield den blik neergeslagen en vermeed in zijn oogen te kijken. „Ik begreep er niets van, juffrouw Willy", zei hij koel, „u hebt me wel heel erg voor den gek gehouden". „Ik zal het u verklaren, meneer Verhoog. Ik had gehoord, dat uw secretaresse plotseling was weggegaan. Ik zelf ben zonder betrekking. Ik heb al zooveel gesolliciteerd, maar altijd verzink je dan in de grauwe massa. Daarom verzon ik iets anders. Ik wilde persoonlijke kennismaking. Ik hoopte u te overtuigen, dat ik initiatief bezat en fantasie. Maar misschien ben ik wat te ver gegaan". Ze zweeg en keek hem aan. Haar stem had een beetje dof geklonken, maar er twinkelde toch iets in haar oogen. „Wilt u me aanne men als secretaresse?" vroeg ze. Hij kuchte gewichtig. „U bent inderdaad een beetje te ver gegaan" zei hij op bestraffenden toon. „Maar ik ben niet haatdragend. Ik neem u aan voor- 1 o o p i g als secretaresse. Om beider mond was een glimlach.... gels bekijken. De groote vraag is natuurlijk: hoe berg je in een zoo klein mogelijke ruimte, een zoo groot mogelijke verscheidenheid aan spijzen en dranken, die echter bovendien geen kilo's en kilo's mogen wegen. Maar ook dit probleem is al opgelost. Het domein van den steward is vooruin, vlak achter de cockpit. Rechts en links heeft hij twee smalle, hooge kasten van aluminium Rechts onderaan is een ijskast je met droog ijs voor het koel houden van spijzen en dran ken. daarboven is een kastje, waarin het ser vies opgeborgen is. Links bevinden zich in één kastje de verschillende dranken en in het ander de overige eetwaren. Voorts heeft hij rechts een klein tafeltje en een bak met ver schillende thermosflesschen. Het geheele restaurant weegt, de steward inbegrepen, 225 K.G,; voor de materialen en spijzen blijft dus ongeveer 160 K.G. Li de thermosflesschen wordt koffie en heet water meegenomen; bouillon en thee worden aan boord bereid, de laatste met thee- ballen en heet water. Wijnen, enz. worden meegenomen in aluminium flesschen. Brood, boter, biscuits, cake. fruit, drie soorten vleesch koude kip, compote, zalm, kreeft, verschil lende kaassoorten als Gouda. Camembert, Roquefort, Gervais en Rigi worden dagelijks versch mee aan boord genomen. Men kan dus een vrij uitgebreid middagmaal in het restau ratievliegtuig gebruiken. Voor geregelde gasten is het vliegen op zichzelf dagelijksch werk geworden, doch een kopje thee drinken op 2000 meter boven de Elbe en te lunchen boven de Zweedsche me ren, is toch altijd iets aparts en wellicht zelfs een sensatie. Alzijdige lichaamsoefening is voor het In stand houden van ieder lichaam noodig. Or ganen en lichaamsdeelen, die niet regeimatig geoefend worden, gaan achteruit, degeneree- ren en oefenen hun slechten invloed ook op andere deelen uit. Het moderne leven geeft geen alzijdige bezigheid meer. geeft meestal überhaupt geen arbeid meer. Voor allen, die een zittend leven leiden, maar ook voor het grootste deel van hen, die geen zittend werk hebben en die toch meestal óók niet alzijdig bezig zijn, is lichaamscultuur onontbeerlijk. Vandaar onze wekelijksphe serie! Begin nü nog mee te doen! U zult er niets dan voordeel vaii hebben. Oefening 81 is een gemakkelijke oefening, voor ieder geschikt. Het doel is, de spieren aan de voorzijde van het lichaam te verster ken. We beginnen liggend op den rug. Nu ge strekt een been optillen tot nagenoeg verti caal en dan weer zacht neerleggen. Daarna met het andere been. Twintig maal herhalen, waarbij U er steeds op moet letten, regelmatig en diep adem te halen. „Persen" is verkeerd, voor oudere menschen zelfs niet zonder ge vaar. Iets moeilijker wordt het, als beide beenen tegelijk in actie zijn, dus als het eene been al omhoog gaat, nog vóór het andere terug is. (Oefening 81a). Oefening 82 is een lenigmakende oefening voor den rug, die hier prachtig achter aan kan sluiten. Een gunstige bijkomende omstan digheid is, dat tegelijkertijd de steunkracht van de armen geoefend wordt. Gaat U eens voorover plat op den grond liggen; de handen worden (met gebogen ar men) naast de schouders neergezet. Nu de borst en het hoofd zoo hoog mogelijk van den grond tillen. De knieën bleven in ieder geval op den grond, maar als 't kan de heupen óók. De rug wordt dus geweldig hol getrokken. Tien maal herhalen in een regelmatig tempo is genoeg. Diepe ademhalingen en, ais U niet al te grieperig bent, alleen door den neus. Oefening 83 is een tamelijk zware oefening. De beenen worden zoo diep mogelijk gebogen, zoodat we in gehurkte houding komen te zitten. De handen kunnen als steun voor ons neergezet worden. Zonder overeind te komen het linker been zij waarts uitstrekken. Weer terug en dan precies hetzelf de rechts Twintig maal her halen. Voor de wat meer gevor- I derden volgt Oefening 84 als I I toegift, (zie teekening). Pro- 1/ beert U eens met één been R over Uw gevouwen handen 7"^ - - heen te stappen, zonder ze los te laten JULES KAMMEIJER, Leeraar Lich. Opv. M.O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13