Prinses en Prins weer in het land. Kunst in Haarlem en daarbuiten Uit den Spaanschen broederkrijg WOENSDAG 7 APRIL 1937 ÏÏAAELE M'S DAGBIAD Terugkeer even onopgemerkt als het vertrek in Januari. Dinsdagavond te kwart voor zes is het Prinselijk echtpaar, na een verblijf van drie maanden in het buitenland weer in ons land terug gekeerd. Op den tocht van Wernhout naar het Huis ten Bosch te 's-Gravenhage zijn de beide vorstelijke personen op verschillende plaatsen door honderden belangstellenden hartelijk toegejuicht. En deze honderden zouden tienduizenden zijn geweest, wanneer de terugkeer niet in een even geheimzinnig waas gehuld was geweest als waarin ook het vertrek na het huwelijk is geschied. Was het tot in den laten namiddag ten eenen male onmogelijk te ontdek ken hoe laat en waar het Prinselijk Paar de Nederlandsche grens had overschreden, omdat men het in de residentie zelf niet wist en zij, die het wel wisten, absoluut niets wenschten mee te deelen, het vermoeden, dat Prinses Juliana en Prins Bernhard tegen een uur of zes Dordrecht zouden passeeren, werd in den loop van den dag steeds sterker. Ook aan den Maasoever, in Dordrecht zoo wel als in Zwijndrecht, bleek dit gerucht reeds te zijn doorgedrongen, want toen we om streeks half vijf van Den Haag in Zwijndrecht arriveerden, stond het in de straten en vooral bij het pontveer reeds zwart van de menschen. Ook aan den anderen Maasoever, in Dordrecht, stonden honderden menschen te wachten. Velen stonden er al van twee uur af en hoewel van de komst van het Prinselijk Paar niets positief vast stond, bleven de men schen geduldig staan wachten. Het geduld werd zwaar op de proef gesteld. Reeds vrees den velen, dat het zoo verrassend bericht ten slotte toch loos alarm geweest zou zijn, toen de komst van een Rotterdamsche politie-motor met zijspan aan den Zwijndrechtschen kant van de Maas den wachtenden menschen weer nieuwen moed gaf. Zou het dan toch waar zijn? Reikhalzend werd over het zwarte doch kalme water naar den anderen oever gekeken, doch voorloopig was alle moeite vergeefsch. Heel lang duurde die onzekerheid echter niet meer. Want even voor half 7 reed aan den Dordtschen kant van het veer een grijze Ford langs de file wachtende auto's. Achter het stuur zat de se cretaris van der. Prins, jhr. Röell, die het Prinselijk Paar tot de Nederlandsche grens was tegemoet gereden en die nu snel vooruit was gegaan om de noodige maatregelen te nemen voor de vlotte overtocht op het pontveer. De havenautoriteiten waren echter reeds tijdig gewaarschuwd. Hun was bericht dat Prinses Juliana en Prins Bernhard om kwart voor zes de Nederlandsche grens waren gepas seerd en dat de route over Dordrecht naar den Haag zou loopen. De heer IJzerman, directeur van het gemeentelijk havenbedrijf had toen onmiddellijk nog voor de komst van jhr. Roell de noodige maatregelen genomen en zoo kon de prinselijke auto om precies half 7 onge stoord en zonder eenig oponthoud onder de luide toejuichingen van de samengestroomde menschenmenigte het pontveer oprijden. Het groene Fordje, een nieuwe V 8. waarin Prinses Juliana en Prins Bernhard waren gezeten, stond in het midden van het pontveer. Voorop stond de Ford van jhr. Röell, terwijl achter de prinselijke auto nog volgde een wagen van de rijksrecherche. Andere auto's werden op het veer niet toegelaten, echter wel een aantal voetgangers, die in deze oogenblikken, verge leken bij hen. die aan weerszijden van de oevers stonden, wel in een zeer bevoorrechte positie verkeerden. Op het veer onderhield Prins Bernhard die uit den wagen was geko men en er frisch en door de zon bruin gebrand uitzag, zich eenige oogenblikken met een der rechercheurs. De overtocht had een vlot ver loop. Aan den Zwijndrechtschen oever was er voor de 3 auto's aanvankelijk geen doorkomen aan. Het enthousiast wui vende en juichende publiek liet voor de auto's bijna geen ruimte over. Langzaam kwamen de wagens vooruit, waarbij de Rotterdamsche motorpoli tie de grootste moeite had ruim baan te maken. Van Zwijndrecht naar Den Haag. Toen men Zwijndrecht eenmaal door was ging het in een snel tempo in de richting van Rotterdam: de laatste etappe van de hu welijksreis van onze Prinses en Prins Bern hard. Het grijze Fordje van Prins Bernhard, dat langzamerhand in ons land zoo bekend is geworden, schoot als een pijl uit den boog vooruit. Wij hebben het den geheelen we; niet meer gezien, met een flink vaa. tje ging het den betonweg af naar Rotterdam. Slechts weinigen herkenden onder weg het jonge paar in den groenen wagen. Alleen de Rotterdamsche mo torpolitie gaf aan het geheel een bijzonder karakter. Fietsers en voet gangers, die gepasseerd werden, za gen in den regel te laat, wie hen voorbijreed. Konden ze nog een glimp van Prins Bernhard en Prinses Juliana zien, dan juichten ze het prinselijk paar hartelijk toe. Halverwege den weg naar Rotterdam bleef de motorpolitie achter. Toen was er in het ge heel niets meer, waardoor de publieke op merkzaamheid werd getroffen. De doorrit door Rotterdam gaf geen enkele vertraging, ofschoon in het geheel geen po litiemaatregelen waren getroffen. De ver keersagent. die Prins Bernhard. die even moest stoppen, met een elegant gebaar be duidde. dat hij kon doorrijden, had er geen flauw vermoeden van, wie in den wagen za ten. Zonder zich bijzonder te haasten reed prins Bernhard de drukke Rotterdamsche binnenstad door: de Maasbruggen over. langs de rivier, zoo naar den Coolsingel en vervolgens naar den grooten verkeersweg van Rotterdam naar Den Haag. Niemand her kende de vorstelijke personen op hun doorrit ook niet in Delft, waar de Prins op een gevaarlijk kruispunt plotseling moest uitwij ken om een niet-verlicht verkeerspaaltje te mijden. Het gaf even een kleine verkeers-op- stopping, doch zonder beteekenis. Om half acht passeerde het gezelschap de Hoornbrug en enkele oogenblikken later was het prinse lijk Paar weer op Haagsch grondgebied ge arriveerd. Langs den Rijswijkschen weg, Rijswijksche plein en Rijnstraat ging het naar het Bezui- denhout en zoo naar het Paleis Huis ten Bosch. Even rustig en kalm als deze huwe lijksreis begonnen was, volkomen vrij van publieke belangstelling, even kalm was het einde: om kwart voor 8 Dinsdagavond reden vele auto's in file op den Bezuidenhoutschen weg, niemand schonk er eenige aandacht aan. Bij het Huis ten Bosch zwenk ten drie auto's uit de file het Voor plein op. Prinses Juliana en prins Bernhard waren weer thuis. Voor hef Huis ten Bosch. Waar het prinselijk paar zijn intrek zou ne men wist niemand. Dat het Huis ten Bosch het einddoel van den rit Parijs—den Haag zou zijn leek echter nogal waarschijnlijk. H.M. de Koningin verblijft daar immers reeds geruimen tijd en men meende en terecht, zooals zou blijken dat Prinses Juliana en Prins Bernhard dus naar het Huis ten Bosch zouden rijden. Ook omtrent het uur van aankomst bestond weinig overeenstemming. Wie half zes dacht en dat waren er velen, bleek zich nog deerlijk verrekend te hebben, want het werd kwart voor 8. Een feit is echter, dat er om 3 uur al belang stellenden in de omgeving van het paleis in het Haagsche Bosch waren, die, behalve dat zij van een goede plaats verzekerd waren, het voorrecht hadden de Koningin in een open auto te zien uitrijden. Drie kwartier later kwam de Koningin met bloemen terug. Tegen half zes groeide het aantal nieuws gierigen aan tot een tweehonderdtal. Enkele agenten hielden het publiek achter den rijweg onder de booanen om het voorplein vrij te laten. Achter het standbeeld van Fre- derik Hendrik was op de trap een looper uit gelegd. Twee manschappen van de militaire politie deden als schildwachten dienst. De af lossing van de wacht, om klokslag zes uur, brak den tijd en ontging niemand. Ook het stramme heen en weer marcheeren van de wachten, het ontsteken van de lichten in het paleis, het in halen van den koninklijken standaard, het voorrijden van een brik door een hofkoetsier hadden de algemeene aandacht. De motorpolitie ronkte af en toe langs het publieke gelid en een nachtegaal deed zich even hooren. Van ongeduld was geen sprake. Het weer was uitstekend, al werd het war. frisch bij het invallen van de duisternis. Precies half 8 herkende iemand van de groep pers- en cameramenschen het geluid van een polrtiefluitje. Zouden zij in aantocht zijn? Een grijze Cabriolet, uit de richting van den Bezuidenhoutschen weg komend, stopt voor een zijvleugel. Twee gesloten auto's houden achter deze auto stil. Een chauffeur stapt uit, spreekt even tot een bediende en stapt dan in. Er zit nog iemand in deze auto, die als het Fordje van Prins Bernhard herkend wordt. In snelle vaart met verblindende lichten trekt de Ford weg, gevolgd door de beide andere auto's, na gekeken door de Koningin, die voor een zij raam even zichtbaar was. Dat het nu slechts een kwestie van enkele oogenblikken kan zijn voelt iedereen. Einde lijk wordt dan het geduld van de wachtenden beloond. Kwart voor acht zwenkt een groene Ford van het nieuwste type, een ca briolet twee onder de kap, het voor plein op. Gejuich klinkt uit aller mond, hoeden gaan de lucht in: het prinselijk paar is aangekomen. Bloots hoofds zit prins Bernhard achter het stuur. Prinses Juliana zit naast hem. Enkele auto's met bagage volgen. De prinses springt vlug uit de auto, spoe dig gevolgd door prins Bernhard. De Koningin begroet haar dochter en schoonzoon op de trap. Voor een zij raam wuiven Koningin, Prinses en Prins nog tot de uitbundige toeschou wers, die naar voren dringen. Dan trekt de Koningin en het jonge paar zich terug en verspreiden de wachtenden zich, voldaan het jonge paai- in de residentie terug te weten. Taxichauffeurs te Amsterdam staken. De chauffeurs van de grootste Amster- damsche taxi-ondernemingen hebben groo- tendeels het werk neergelegd. Er heerscht ontstemming onder de chauffeurs over de nieuwe taxitarieven. Deze zijn 10 cents hoo- ger dan de vroegere. De chauffeurs meenen, nu, dat zij hierdoor minder ritten zullen gaan maken. Bovendien achten zij de nieuwe ta riefregeling voor hen onvoordeelig, omdat de taxameters blijven werken volgens het oude tarief. De chauffeurs moeten daarom bij het afrekenen een dubbeltje boven den stand van de taxameter berekenen, hetgeen hun fooien niet ten goede komt. In verband met een en ander willen de chauffeurs een ver hooging van loon. De besturen der verschillende werknemers organisaties hebben geen advies gegeven tot deze staking. Deze is uitgebroken, toen Dins dagmiddag, op den eersten dag, dat de nieuwe tariefregeling in werking was getreden, de avondploegen opkwamen bij de maatschap pijen En tam en Atax, welke resp. 114 en 76 wagens in bedrijf hebben. B'ij de Entam was de staking reeds des middags volledig, bij de Atax zijn eenige chauffeurs nog eenigen tijd aan den arbeid gebleven. De chauffeurs van de andere ondernemingen, zooals de B. W. T., sloten zich gedeeltelijk bij de staking aan. Het aantal stakende chauffeurs bedroeg des avonds 300 tot 400. Enkele coöperatieve en particuliere onder nemingen zijn in vol bedrijf gebleven. Op klaarlichten dag een voordeur opengebroken. Brutale inbraak te Oudorp. Bij de familie Heino op den Frienschenweg te Oudorp zijn op klaarlichten dag, terwijl de bewoners op familiebezoek waren, dieven de woning binnengedrongen. Met behulp van een breekijzer hebben zij. zonder dat de buren daarvan iets bemerkt hebben, de voordeur opengemaakt. Men vermoedt, dat hier geen ter plaatse onbekenden aan het werk zijn ge weest. Uit een kast in de slaapkamer is voor een bedrag van eenige honderden guldens aan familie ju weelen gestolen, o.a. een juwee- len hanger, en een broche. Verder een gou den horloge, een gouden ketting enz. Op hun vlucht hebben de dieven nog een gouden armband verloren. DE OVERVAL OP DE GELDAUTO DER NEDERLANDSCHE SCHEEPSBOUW MAATSCHAPPIJ. De derde verdachte tot vier jaar veroordeeld. De Amsterdamsche rechtbank veroordeelde Dinsdag den 22-jarigen ijzerwerker F. N. de J.. wien inbraak in het kantoorgebouw van de scheepswerf en machinefabriek Verschure en Co. en een overval op de geldauto van de Ne derlandsche Scheepsbouw Maatschappij, welke overval gepleegd werd op 17 Januari 1936, waren ten laste gelegd, tot vier jaar gevange nisstraf. Toeslag op werkloozensteun gevraagd. Door het N. V. V. DE HEER J. S. VAN HASELEN OVERLEDEN Naar wij vernemen, is de heer J. S. van Haselen, chef van de afdeeling vervoer der Indië-route van de K. L. M-, die zich op een dienstreis naar Indië bevond aan boord van het ss. „Kedah", in het zicht van Singapore overleden. De heer van Haselen was ruim 30 jaar oud en trad in 1932 in dienst bij de K. L. M. Oud-Katholieke aartsbisschop gekozen. Prof. A. Rinkel. Dinsdagmorgen is te Utrecht een nieuwe oud-katholieke aartsbisschop gekozen als op volger van wijlen mgr. Kenninck, die op 10 Februari j.l. is overleden. Het resultaat van de stemming was dat ge kozen werd prof. Andreas Rinkel met 13 van de 22 uitgebrachte stemmen, die de benoe ming nog 8 dagen in beraad heeft gehouden. De nieuw benoemde aartsbisschop is gebo ren te Ouderkerk aan den Amstel op 10 Ja nuari 1889. Hij werd tot priester gewijd op 25 Januari 1914 en benoemd tot pastoor te Enk huizen. Op 16 Juni 1920 werd hij pastoor te Amersfoort en in September 1921 benoemd tot hoogleeraar in de leerstellige en zede- kundige godgeleerdheid aan het oud-katho lieke seminarie aldaar. Van hem zijn verschillende geschriften op theologisch gebied verschenen. Het bestuur van het N.V.V. heeft een brief aan den minister van Sociale Zaken gericht, waarin gevraagd wordt de werKloozen met hun gezinnen door het verleenen van een duurte- toeslag van voorloopig vijf procent op hun steunuitkeeringen tegemoet te komen in hun groote zorgen, die ontstaan zijn door de stij ging der prijzen van de eerste levensbehoeften, hetgeen zich vooral in de laatste weken ster ker doet gevoelen. Vernieuwing vloot van de „Zeeland"? Onderhandelingen met regeering gaande. Sedert geruimen tijd worden onderhandelin gen gevoerd tusschen de directie van de Stoomvaartmaatschappij „Zeeland" en regee- ringsinstanties over vernieuwing van de vloot der maatschappij. De „Zeeland" heeft regel matig twee schepen in dienst en een in reserve. De onderhandelingen loopen nu over de ver vanging van de twee schepen, die in geregel- den dienst zijn, door schepen, welke sneller zijn en meer comfort bieden. Invoering werktijdenbesluit voor kantoren gevraagd. Telegram aan den minister van Sociale Zaken. De vier organisaties van handels- en kan toorbedienden zonden Dinsdag aan den minis ter van Sociale Zaken het volgende telegram: ..Overwerk op kantoren duurt onverminderd voort. Werkloosheid van groote aantallen kan toorbedienden eveneens. Invoering Arbeidswet 1919 voor kantoren kan langer uitstel niet meer lijden. Verzoeke dringend onverwijlde invoe ring werktijdenbesluit respectievelijk mede- deeling per welken datum dit kan worden ver wacht". Een artistenportret In het Haagsch Gemeente museum. Eenigen tijd geleden kwam het Museum van Den Haag in het bezit van een knap ge schilderd portret door den Haagschen schilder Van der Maarel in zijn jeugd, van zijn Haagschen kunstbroeder Philippe Zilcken. Na jaren zwervens is dit doek eindelijk beland waar het tehuis behoort, want zoowel de schilder als de geportretteerde zijn niet on belangrijke bijfiguren uit de roemruchte Haagsche School geweest en het is niet on aardig, dat op deze wijze de herinnering aan beiden in het museum hunner stad is vast gelegd. Want hoe bekend zij beiden een goede veertig jaar geleden ook geweest mogen zijn, ik maak mij sterk, dat zij in het snelle tempo waarin onze jaren vervliegen, door velen ver geten en voor velen onbekend zullen zijn. Daarom kon het ons aantrekken iets over hen te vertellen, temeer daar het bedoelde portret ook als zuivere kunstprestatie de moeite waard is en niet alleen als anecdo- tisch document beschouwd behoeft te worden. Het is met dien forschen streek geschilderd, die in het begin der tachtiger jaren in den kring der Marissen gebruikelijk was, „lekker vet in de verf" zooals men dat noemt, met die voorliefde voor goudbronzen toon, waartegen vleeschkleur en wit met blauw, van kop, kraag en dasje, zoo Velaszquez-achtig uitkomen. Daarbij jeugdig-overmoedig, on deugend van typeering en uitmuntend van gelijkenis is dit een document van een leven- digen tijd, waard om bewaard te worden. Ze waren beiden zoowat even oud, Maarel en Flip Zilcken, zooals ze in de wandeling genoemd worden, beiden in 1857 geboren, in welgestelde Haagsche omgeving opgegroeid. Marinus van der Maarel had eerst het gymnasium afge- loopen en was daar bevriend geraakt met A. Pit, die later de bekende directeur van het Rijksmuseum fijn kunstkenner en philosoof zou worden. Een vriendschap die tot Maarel's dood in 1921 zou blijven bestaan. Zilcken's vader was een hooggeplaatst Ambtenaar bij Buitenlandsche Zaken, een zeer kunstzinnig man, in wiens huis veel be roemde musici op doorreis in Holland plach ten te verkeeren. Er werd in huis veel Fransch gesproken en de kleine Philippe sprak die taal als zijn moedertaal. Zoo kon hij, toen Konin gin Sophie een secretaris zocht voor haar particuliere correspondentie, op heel jeugdi gen leeftijd aan het Hof komen te verkeeren. In zijn later verschenen Souvenirs, vertelt hij daar veel aardigs over, veel ook dat bleef getuigen van de groote bewondering die hij voor 's konings eerste gemalin koesterde. Beiden, Van der Maarel en Zilcken, zijn leerlingen geweest van de Haagsche Akademie. de eerste nadat hij door Schmidt Cranzs wes voorbereid, de tweede na bij Klinkenberg in de leer te zijn geweest. Zilcken ontvangt veel goeden raad van Willem Maris, Maarel van Jaap en vooral vuurt de omgang met kameraden als Breitner en Verster den ex- gymnasiast aan. Zoozeer, dat er een tijd ge weest is, dat hij onder de bentgenooten voor evenknie van die beiden werd aangezien en hij inderdaad groote schilderijen produceerde, die hun machtige qualiteiten bezaten. Later is er in Maarei's werkwijze een wij ziging gekomen en verkoos hij koeler en vlak ker verfopdracht. Wat echter aan de voor naamheid van zijn zeer beheerschte techniek niets afdeed; hij bleef tot in zijn laatste wer ken een schilder van beteekenis, te vlug ver geten thans en te gemakkelijk vervangen door veel wat van minder innerlijke waar de is. Portret Ph. Zilcken, M. van der Maarel. Zilcken was als schilder van minder kracht dan Van der Maarel, doch overtrof dezen in veelzijdigheid van ontwikkeling en bezigheid Vooral als etser heeft Zilcken naam gemaakt en roem geoogst. „Den prins der etsers", noemde reeds Vosmaer hem en de luchtieg speelsche en toch zoo bekorende etstechniek lag hem veel meer dan het schilderen. Zeker heeft hij een groot aantal fijngevoelige land schappen geschilderd niet voor niets had hij veel bij Anton Mauve rondgekeken maar Zilcken's grootste verdiensten lagen toch in zijn etsen en verder in zijn journalistiek en organisatorisch werk. Hij schreef veel en ge makkelijk, hij had den echten causerietoon te pakken en interesseerde als redacteur van Elsevier, of als medewerker aan de Groene, veel meer leeken voor beeldende kunst dan er door de zwaarwichtigste colleges van andere schrijvers gewonnen werden. Hij mocht dan wat oppervlakkig zijn nu en dan, zijn enthou siasme was des te grooter en even groot was zijn talent tot organiseeren. Hij behoorde tot de oprichters der Nederlandsche Etsclub en vertegenwoordigde onze regeering telkens op buitenlandsche tentoonstellingen, waarvoor hij door zijn vele relaties in de artistieke en diplomatiek wereld de bij uitstek geschikte persoon was. Eenige malen heeft hij zijn mémoires gebundeld uitgegeven de laatste maal bij Dorbon in Parijs en hoewel daarin, zooals van hem te verwachten was. allerlei futiliteiten en dingen van belang op char mante wijze worden dooreengehaspeld blijft de lectuur ervan nog steeds een onderhoudend genot. Aan schrijver dezes vermaakte hij een ganschen stapel notities over menschen en dingen, die met het Hollandsche kunstleven van het begin dezer eeuw verband houden.. of daar ooit nog eens belangstelling voor ge vonden kan worden, die den arbeid van een bewerking wettigt, staat te bezien. Van der Maarel en Zilcken, ik heb beiden vele jaren gekend en veel met hen te maken gehad. De eerste trok zich hoe langer hoe meer uit het openbaar leven terug en had daar niet veel meer voor over dan het wel eens enerveerend sarcasme, waarmee hij dan tijd en zijn tijdgenooten bekeek. Hij stierf in 1921, Zilcken bleef, tot hij vier jaar ge leden overleed, de steeds bezige steeds in alles belangstellende, steeds nieuwe plannen smedende causeur, de in Nice wonende Welt- mensch van om en bij de zeventig, geestig en ondeugend, zooals Maarel hem schilderde toen zij beiden twintig waren. J. H. DE BOLS. Vluchtelingen over stroomen de provincie .Overwinnen of sterven...." Alsof er niet wei-eldschokker.de dingen ge beurd waren, sinds zij een vorig jaar bij ons was. hebben we Lente met haar aparte bloe men en geuren weer zien verschijnen op de Spaansche velden en 't is ons geweest, als zou den we een oogenblik de werkelijkheid kunnen vergeten. Als den honderden Madrileenschen kleintjes haast scheen t ons te gaan, die on bekommerder dan ooit onder Levante's zonne tje zijn komen stoeien, waar de Regeering ze iii de groote villa zoo'n goed onderdak heeft verschaft.Velen hebben al de hunne zelfs verlo. ren, maar wat weten ze hier nog van alle el lende! Slapen, spelen en sinaasappels eten zijn hun bezigheden. Bij heele troepen komt men ze buiten tegen, de meisjes alle in het wit, de jongens in blauwe kieltjes en grijze broeken; en men vindt 't alleen maar zoo jammer, dat deze kinderen nu ook al juist politieke liederen moeten zingen, om op de maat te blijven loo pen. Zoo blijft er altijd veel. waardoor men steeds toch weer aan den burgeroorlog her innerd wordt, die velen haast eindeloos schijnt. Langs de zeekust zijn nu overal loopgraven en andere fortificaties aangebracht, om een plot- selingen overval van uit zee het hoofd te kun nen bieden. De zandheuvels zijn voorloopig met palmbladeren en dergelijke toegedekt men zegt, als bescherming tegen de spieden de blikken uit de lucht, maar er zijn ook grap penmakers nog, Gelukkig! die alles niet dadelijk al te ernstig bekijken en die meenen, dat we alleen maar den menschen boven in de lucht hebben willen laten kijken, dat het palmblad, het vredessymbool, bij ons ver dord is. En toch wil het volk den vrede. Of zelfs heel kleine kleuters hier al precies hun moeders weten te vertellen, wat vliegers van de regee ring of van de anderen zijn, voor welke men bang moet zijn en voor welke niet, de aard van den Spanjaard is heusch niet krijgslustig en alleen de oorlogspropaganda, die het conflict maar steeds verscherpt heeft, is er de schuld van, dat de partijen twee extremen lijken, zoo uitgesproken, als ze in werkelijkheid toch niet bestaan. Nu hoort men maar steeds de leuze „overwinnen of sterven!" en treinen en vracht auto's met nieuwe troepen gaan steeds maar weer naar de verschillende gevechtsterreinen. Ook veel soldaten van de Internationale Co lonne zijn erbij. Broederlijk zitten de blonde zonen uit het Noorden, roodgebrand door Spanje's zon, naast de kleinere Russen met hun Slavische gezichten met laaghangende snorren, en de gebronsde Spanjaarden. Arme jongens! Was 't wezenlijk nu nog noodig al die vreemdelingen erbij te halen? Is 't nog niet voldoende, dat de Spanjaarden onder el kaar vechten als woedende honden, die geen mensch meer uiteen halen kan? En steeds voller wordt 't maar in onze streek met vluchtelingen uit Madrid en Malaga onze dorpen zijn als kleine steden geworden. In alle huizen zijn de vreemden ondergebracht ik weet, dat er bij onzen burgemeester da- gelijks meer dan 20 menschen aan tafel zit ten en bij het hoofd der school dubbel zooveel. Niet alleen uitgehongerd komen deze men schen aan. maar ook zijn ze geheel en al de klusts kwijt, de uiteen gerukte families, die soms in dagen niets van elkaar hoorden, niet weten, wat er van de hunnen nog over is. Men tracht hen natuurlijk op alle wijzen zoo goed mogelijk te helpen. Toen de eerste sche pen met Malaga-menschen aankwamen juist op een oogenblik, dat men in onze provin cie wat krap met meel zat bood onze pro vinciale regeering, die al voor zoo menig moei lijk vraagstuk is komen te staan, dat zij met takt en bekwaamheid tot oplossing heeft we ten te brengen, de rijksregeering aan, dat 2 etmalen lang hier geen brood zou worden ge geten; en dat wil wat zeggen voor den Span jaard, wiens maaltijden voor 3/4 uit brood bestaan! We weten, dat de regeering het aan bod niet heeft aangenomen, maar we weten ook. dat op dagen, waarop schepen uit Malaga aankwamen, geen kruimel brood in de stad was. Ja, ook in dat land, dat anders een land van overvloed heet, is alles nu krap en zeer duur geworden. En nog kunnen wij, Le- vantijnen, tevreden zijn; we kunnen immers nog bestaan en hoe weinigen kunnen dat van daag in Spanje. Als van het Paradijs spreken de menschen uit andere deelen van Spanje, over deze provinciën. Laat de oorlog maar uit zijn, zonder dat de scheepskanonnen het „paradijs" zijn komen verstoren. C. B. Kasteel Radboud krijgt zijn grachten terug. Historie herleeft te Medcmblik. In de Dinsdagavond gehouden vergade ring van den raad der gemeente Medemblik heeft de burgemeester, de heer P. Chr. Peters, belangrijke mededeelingen gedaan over plan nen met betrekking tot het historische kas teel Radboud aldaar. Zooals men zich zal herinneren, werd dit kasteel hetwelk jarenlang in ernstige mate werd ontsierd door een ertegen aangebouw de conservenfabriek en eenige oude pakhuizen en woningen, die het kasteel grootendeels aan het oóg onttrokken, in den loop der laatste jaren geleidelijk aan geheel ontmanteld, ter wijl voorts de in de onmiddellijke nabijheid ervan gelegen stadsvuilnisbelt en woonwagen- standplaats werden verplaatst. Thans kon de burgemeester mededeelen, dat volgens een door het rijksbureau voor de monumenten zorg ontworpen plan de in vroegere tijden gedempte grachten van het kasteel weder zullen worden gegraven zoodat het gedeel telijk gerestaureerde kasteel wederom geheel in het water zal komen te liggen. Binnen de grachten zullen voorts de verdwenen torens en muren rondom het binnenplein worden aangeduid door klinkerpaden, zoodat men van af den buiten de grachten loopenden weg een overzicht zal hebben van den oorspron- kelijken „plattegrond" van het kasteel. De verdere omgeving van het kasteel zal op een voudige wijze worden beplant. VIERJARIG MEISJE DOODGEREDEN. Dinsdag is in de Kanaalstraat te Utrecht een vierjarig meisje tegen een vrachtauto ge- loopen. De kleine werd zoo ernstig gewond, dat zij korten tijd later is overleden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 5