Internationaal Muziekfeest te Baden-Baden WAAG UW GEZONDHEID NIET •MJJr&l HJX*Vertelling VRTJ D AG 14 MET 1937 HAARLEM'S DAGBLAD Elk internationaal muziekfeest moet nood zakerlijkerwijze lijden onder het merkwaar dige euvel dat er zoowel teveel als te weinig muziek gemaakt wordt. Teveel omdat binnen het korte tijdsbestek van enkele dagen een ware wedren van noviteiten op den ver bijsterden hoorder losgelaten wordt. Klaar?Af! Daar gaat de eerste serie, vliegt in bonte mengeling voorbij en is om zoo te zeggen nog niet uit 't gezicht verdwenen of daar luidt de bel alweer voor de volgende ronde. Geen enkel vertrouwd paradepaardje, niets dan fonkelnieuwe, onbekende beestjes die je dan in de luttele minuten dat ze voor bijhuppelen maar eventjes moet herkennen, beoordeelen, schatten, rangschikken en ca- talogiseeren. Voor het publiek is dat nog zoo erg niet, dat scheidt ermee uit zoodra het moe wordt, brengt de rest van den avond door in een vredige sit-down-staking en leest dan wel in de krant hoe het geweest is. Maar de verslaggever, lezer, de recensent, de criticus of hoe u hem noemen wilt. Voor hem is het wèl erg, want hij is tenslotte de man met de verantwoordelijkheid, niet waar? De man die alles weten moet, beter dan alle componisten, dirigenten, solisten en orkes ten bij elkaar, de man die daar zit met een mandaat van zijn lezers (dat willen we ten minste hopen), de man die het vonnis in handen heeft, op wiens oordeel het groote publiek afgaat, de man die met één oogop slag zeggen moet: „Zóó is het". Daar zit hij dan. de stakker, hij zwoegt, zweet bloed en doet maar dit moet heusch strikt onder ons blijven examen. Ja, dag in, dag uit, telkens weer in record-tempo: examen. Wist u dat niet? Nooit aan gedacht natuurlijk. U meende dat alleen de componisten en uit voerders gekeurd werden? Mis! Het zwaarste examen moet de examinator zelf afleggen, meestal onvoorbereid en altijd schriftelijk. Een leuke ex amen-commissie heeft hij. ten eerste de dankbare horde zijner slachtoffers, voorts een aantal lezers die het niet met hem eens zijn en tenslotte het nageslacht. Ik weet nog niet wat het ergste voor hean is. waarschijnlijk het laatste. Maar één groot voordeel boven de anderen heeft hij ontegen zeggelijk: de uitslag van zijn examen wordt, althans tijdens zijn leven, nooit gepubli ceerd. wat er dus op neer komt dat hij prac- tisch gesproken nooit zakt. Gelukkig maar! Want waar zou het heen moeten met onze dierbare kunstbeoefening als het oordeel van den criticus aantastbaar was? Stel u voor dat de een of andere meneer die denkt dat hij het óók weet, vakman of ontwikkelde leek. doet er niet toe. stel u voor zeg ik, dat zoo'n beunhaas het recht had morgen in deze zelfde krant te schrijven: ,Die verslag gever met zijn gezeur over Baden-Baden weet er niks van. Riisager, en Casella schre ven onvergankelijke meesterwerken. Mali- piero en Bar tók daarentegen zijn niet eens waard besproken te worden". Daar zat u dan toch maar! En ik ook. Foei! Het idee alleen al.Neen, het is maar goed dat ik niet zakken kan, en dat u gelooft wat ik u ver tel. Après nous le déluge. Dat veilige gevoel geeft me tenmintse weer den moed verdere onfeilbaarheden te debiteeren. We hadden het, voordat u me in de rede viel. over teveel muziek. Teveel om rustig te kunnen, verwerken. Maar ook te weinig in dien zin dat het natuurlijk onmogelijk is in enkele concerten een ook maar bij benade ring juist beeld te geven van den actueelen stand der internationale productie. Men moet dus vooral niet verwachten een volle dig overzicht te krijgen, zich tevreden stellen met het gebodene en blij zijn als zich daar bij iets bevindt van meer dan middelmatige waarde. Beschouwen we het Muziekfeest van dit philosophische standpunt dan bestaat er zeker reden tot groote voldoening. van de hand wees. Een wel uiterst schriel ap plausje wuifde het heele geval koeltjes de laan uit. De pauze brengt pantoffelparade,, weder zij dsch gekoekeloer en gezapige vergetelheid. Getroost gaan we de zaal weer in en be leven het hoogtepunt van dit muziekfestijn, Béla Bartók's Muziek voor snaarinstrumen ten, slagwerk en celesta. De Hongaar Bartók (geb. 1-881) schreef met dit monumentale werk ongetwijfeld een der sterkste partitu ren welke de Europeesche muziek sedert lan ge jaren heeft voortgebracht. Bartók ver deelt de snaarinstrumenten in drie klank lichamen: twee groepen strijkers waartegen over een derde groep, bestaande uit klavier, metaalachtig getimbreerd door celesta harp. Het eerste deel (Andante tranquillo) n ontworpen in een streng gemeten, gelijkma tige strijkersbeweging die een zuiver lineair - melodische ontwikkeling doormaakt. Ziehier atonale muziek van een verwonderlijke, diep geïnspireerde schoonheid. Dit deel doet den ken aan een vreemde bloem die schuchter ontluikt, in volle overgave bloeit en dan wéér langzaam, onmerkbaar haast, zich sa menvouwt tot de oorspronkelijke knop. De overige drie deelen worden formeel be- heerscht door een meesterlijke combinatie van rondo- en cyclisch principe. In een veel zijdige „knoop-techniek" verschijnen de the matische hoofdmotieven steeds weer opnieuw en anders verweven. De tonale elementen worden steeds duidelijker, in II en in zijn enkele tooncentra te constateeren die zich in IV kristalliseeren tot een zuiver tonaal A-dur. n (Allegro) brengt dansrhythmen, ni (Adagio) een irreeële. beangstigende droom sfeer, IV (Allegro molto) breekt los in een felle riidans met Hongaarsch karakter. In rhythmische frenesie en veelzijdigheid doet dit werk wel eens denken aan Stra- winsky's „Le Sacre du Printemps", maar al les, dus ook melodische en harmonische vin ding, polyphonie, klank en vormgeving, alles is bij Bartók gegroeid tot een volkomen eigen stijl. iEen stijl die werkelijk nieuw en daarbij vol levende schoonheid en vitale kracht is. Herbert Albert zorgde voor een volmaakte uitvoering. De frischheid en stuwkracht van zijn leiding, zijn virtuositeit in het oplossen van de angstwekkendste problemen en de volstrekte zekerheid waarmede hij het op een zware proef gestelde ensemble beheersch- te. dit alles stempelt hem tot een dirigent van internationaal formaat. Een stormachtig ^LS DE NIEREN niet behoorlijk werken, kun nen verschijnselen optreden als rugpijn. 6plt, stijve en pijnlijke gewrichten, verstoorde nachtrust en verlies van kracht. En wel. doordat het bloed dan niet gezuiverd wordt van de erin voorkomende onzuiverheden door deze bloedfiitreerende organen. Laat het zoo ver niet komenvoorkomen Is beter dan genezen. Gebruik tijdig Foster's Rugpijn Nieren Pillen, sinds jaren bekend als het dluretlsch middel bij uitnemendheid. Zorg, dat uw bloed steeds zuiver, krachtig en leven gevend blijft. RM^jnNieritmïïeiÏM (Adv. Ingez. Med.) TABAK 10, 12, 15 ci. p. pakje OLDENKOTT (Adv. Ingez. Med.) applaus beloonde terecht deze topprestatie, die des te meer eerbied afdwong nu zij zon der één inzinking geleverd werd aan het ein de van een alle krachten vergend muziek feest, bestaande uit Ii6 eerste uitvoeringen in 4 dagen Deze laatste avond werd besloten door de Vijfde Symphonie van Max Trapp, muziek die de grootste scheppingen van Beethoven, Brahms en Bruckner argeloos tutoyeert, der halve uitstekend klinkt en niets nieuws ver telt Zoo zijn we dan gekomen aan het einde van een belangwekkend muziekfeest en ma ken we nu de balans op dan stemt deze tot volle tevredenheid: Vijf positieve aanwinsten van het moderne repertoire, in volgorde van belangrijkheid de werken van Bartók, Mali- piero. Reutter, Maler en Fortner; voorts de kennismaking met een hard werkend, veel belovend dirigent die hier voor een interna tionaal publiek heeft kunnen toonen wat hij waard is; tenslotte een organisatie die alles vlot en boeiend deed verloopen en waarvoor den heer Eberhardt Benckiser, organisato risch leider van dit feest, een warm woord van hulde toekomt In 4 dagen tijds een winst die menig groo- ter muziekcentrum nog in geen 4 jaren ver mag op te brengen. FRITS SCHUURMAN. EXAMENS. In het Diaconessenhuis slaagden voor het Diploma A de zusters: C. A. Blom, T. Houter, A. G. Klijn, H. van Lennep, J. de Nobel, P Stolk en J. van der Velde. GEVONDEN VOORWERPEN EN DIEREN Inlichtingen aan het bureau van politie Smedestraat uitsluitend tusschen 11 en 13 uur. Terug te bekomen: Handschoenen en ceintu ren: politiebureau Smedestraat. Broche; Kloos Klarenbeekstraat 47rd. Badpak met handdoek Dekkers, Bastiaanstraat 84. Dop van auto Don ker, Zijlstraat 39. Epaulet: Nelissen, Spaarne 2. Dameshoed: Frantsen, Zoetestraat 6 rood. Hond: Kennel Fauna, Fr. Varkensmarkt. Hals ketting: Eigen Hulp, Ged. Oude Gracht 3. Kat: Kennel Fauna, Fr. Varkensmarkt. Lorgnet: Blankensteijn, Lange Annastraat 33. Land kaart: Winkel, Kloppersingel 179. Zakmes: Landsheer, van 't Hofstraat 44. Nummerplaat Leloux, Spijkermanslaan 7. Portemonnaie met inhoud: De Vries, Papentorenvest 50. Pet, Tref fers, Leidscheplein 42 rd. Rijwielplaatje: Kurl- boer, Duinoordstraat 36. Rekenliniaal: Anto- nisse, Siriusstraat 41, Rozenkrans in étui: Veu- ger, Nijlstraat 16, Tennisschoen; Schouten Schouwtjeslaan 19 zw. Sleutels: Terrechorst, Maxwellstraat 24. Fietstasch: De Mos, Zomer- vaart. Vliegende Hollander: v. Meel, Schreve- j liusstraat 43. Zak inh. meel: Schuurman, Ti- morstraat 80. I De Hutersche Mennonieten. Doel en streven hunner gemeenschap-. In de Doopsgezinde kerk alhier werd Don derdagavond een voordrachtavond gehouden door twee Hutersche Mennonieten over doel en streven hunner gemeenschap en de in richting hunner broederhoven. Nadat Ds. J. G. Frerichs de zeer druk be zochte bijeenkomst met een inleidend woord had geopend, sprak br. Hans Zumpe, die eerst mededeelde, dat de Hutersche Mennonieten, wonend in „broederhoven" het beginsel der weerloosheid aanvaarden en ook het begin sel van gemeenschappelijken eigendom hul digen. Spr. vertelde vervolgens over het ontstaan en de geschiedenis der broederschap, die door Dr. Eberhard Arnold opnieuw gesticht is als een levend vredesgetuigenis, een voorbeeld tegenover het grenzenloos egoisme en de ont aarding van dezen tijd. Het geloof der broe ders leidt tot de daad en die daad dient niet tot eigen voordeel, maar is geheel gewijd aan het geluk van anderen. In. 1933 bestond de gemeenschap uit 150 personen, later werd dit 180, voor het meeren- deel Duitschers, maar ook waren er 30 En- gelschen, 30 Zwitsers, en enkelen van andere nationaliteiten. Hun broederhof was in Fulda, in Hessen Nassau. Hier werden kinderen uit ontwrichte gezinnen opgenomen, verzorgd en onderwezen, hier werd aan land- en tuin bouw gedaan, hier werd uitgebreide sociale arbeid voor verarmden en noodlijdenden be oefend (vele werkloozen werden in het broe derhof als gasten ontvangen), hier had men eigen werkplaatsen. Overproductie werd on der noodlijdenden verdeeld. Op 15 April j.l. kwam aan dit alles een ein de: de broeders werden als „unerwunscht" uit Duitschland gewezen, hun bezittingen (wie in de gemeenschap trad gaf wat hij be zat aan die gemeenschap) werden verbeurd verklaard en twee broeders gearresteerd. Een deel ging naar Liechtenstein (Zwitserland) een ander deel kwam naar Holland (Biltho- ven). Zij kunnen in het Broederschapshuis aldaar echter niet blijven en zullen deze week naar Elspeet verhuizen. Maar de bedoeling is, zich zoo spoedig mogelijk naar Engeland te begeven en zich daar te voegen bij de Huter- schen, die reeds in dat land zijn. De Engelsche regeering eischt echter financieele zekerheid opdat vaststa dat de broeders tenminste ge durende een jaar in hun onderhoud zullen kunnen voorzien. Waarom de uitwijzing heeft plaats gehad? Het is hier de oude worsteling tusschen het rijk van deze wereld en het Rijk, dat alleen God kent. Haatgevoelens koesteren de broe ders niet, al treft hen het gebeurde smar telijk. Vervolgens vertoonde br. Braun een serie lichtbeelden, die duidelijk lieten zien hoe in het broederhof in Fulda werd gearbeid en hoe thans nog in Liechtenstein en in Enge land in de broederlieven wordt gewerkt. Het door beide broeders in het Duitsch ge sprokene werd vertaald door ds. J. IJntema. Ds. Frerichs sloot de bijeenkomst met een opbeurend woord en dank aan de beide broe ders en vestigde de aandacht op de collecte, die na afloop der voordracht zou worden ge houden. (Adv. Ingez. Med.) COMMISSIE VAN TOEZICHT OP HET LAGER ONDERWIJS. commissie houdt een vergadering op L ofV9 M€i 1937 d€s avonds kwart over ten Stadhuize. ip^e«1aTend?' vermeldt: !- Opening; 2. Notu len 3. Ingekomen stukken; 4. Jaarverslag; 5 Bestuursverkiezing en 6. Rondvraag. De laatste avond. Een suite van den Zweed Kurt, Atterberg (geb. 1887), samengesteld uit de tooneehnu ziek bij Shakespeare's „The Tempest", open de dit derde en laatste orkestconcert. Het begint zeer hoopvol, met vliegend stormweer, realistisch doch muzikaal sterk geschilderd. Eenige herinneringen aan Griegs „Peer Gvnt" kunnen niet uitblijven maar ze storen niet. Het tweede deel, „Ferdinand en Miran da" is prachtig van atmosfeer: op een ostï- naat kwart-motief in de bassen wiegen zich zilveren celesta-klanken, een teere melodie bloeit op in de houtblazers, de strijkers bren gen een climax. Het geheel is een droome- rige idylle van kleurrijke, warmstroomende muziek. Deze eerste twee deelen geven een goed beeld van Atterbergs voornaamste kwa liteiten: een niet baanbrekende, maar fris- sche, gezonde muzikaliteit, een fijn gevoel voor kleur en klankverhouding. De drie vol gende deelen belichten de grenzen van zijn talent: zijn eenzijdig gerichte fantasie ont dekt weinig nieuwe mogelijkheden, de melo- diek wordt gewoontjes, een aanvankelijk ver rassend effect van celesta-klanken tegen een wijd fond van strijkers con sordino verliest zijn werking en wordt cliché zoodra het te vaak herhaald wordt. Zoo vertoonde deze suite na een veelbelovend begin een gesta dige inzinking die helaas aan den totaalin druk afbz-euk deed. De Duitscher Karl Schafer (geb. 1899) stelde zich hierna voor met een suite voor viool en kamerorkest. Goede „speelmuziek" met een opvallend mooi middendeel; over het geheel echter blijkbaar wat haastig ge schreven waardoor vooral het orkestrale ge deelte niet overal klinkt zooals het, bij zorg vuldiger bewerking, zou kunnen klinken. Soliste was Maria Neusz wier groote suc ces den bezoekers der H.O.V.-concerten van het afgeloopen seizoen zeker in herinnering is gebleven. Zij speelde Schafers werk ge spierd en soepel, volkomen beheerscht, feil loos zuiver en met een innigen. warmbloeien- den toon die het publiek in vervoering bracht. Voor de soliste werd deze prestatie een triomf. Het was iedereen duidelijk dat de buitengewoon hartelijke bijval van de volle zaal in de eerste plaats haar gold die het stuk zoo fameus verdedigd had. Alfredo Casella (geb. 1883) kwam vervol gens een ijzeren domper op de feestvreugde zetten met zijn Introduzione, Corale e Mar- cia voor blaasinstrumenten, slagwerk, kla vier en contrabassen. De introductie stelt een treurmarsch voor, door een trombone in stootend en stuitend rhythme brutaal geëxposeerd; daarop volgt een scheefge groeid koraal waarna het geval besloten wordt door een luidruchtigen krijgsmarsch, die ondanks alle aanvankeliike plnritonale vermommingen zijn banaliteit tenslotte schaamteloos etaleert in het platste C-dur. De pijnlijke indruk die het werk door zijn agressieve leelijkheid en zijn al te duidelijke tendenz op zichzelf reeds maakte werd nog geaccentueerd door het feit dat Casella de tactloosheid had gepresteerd, in zijn pro gramma-commentaar te gaan juichen over de eensgezindheid der Italiaansche en Duit- scbe politieke idealen. Een hoogst onver kwikkelijk gedoe waarbij het echter, on danks alle narigheid, verheugend was te kunnen constateeren dat het publiek deze speculatie op zijn slechte smaak gedecideerd Het Vreemde Geval. Inspecteur Godaart zag met een gelukki gen glimlach in het rond. De belangstelling waarin hij zich. ter gelegenheid van het vijfentwintig jubileum bij de Sureté Générale mocht verheugen, overtrof zijn stoutste ver wachtingen. Van alle windstreken waren de eelukwenschen toegestroomd als bewijs, hoe zeer men zijn verdiensten als detectief op prijs stelde. Toen het officieele gedeelte van den avond was afgeloopen en wij nog een beetje in de gezellige huiskamer zaten na te kaarten, vroeg Partout, de redacteur van de „Gazette": En, mijn waarde Inspecteur, wat was nu eigenlijk de belangrijkste zaak welke door u werd opgelost. Inspecteur Godaart zag zijn vriend een oogenblik met een raadselachtigen glimlach aan. Wij jongeren, die slechts één wensch koesterden, namelijk, eens in de voetsporen van den meester te mogen treden, keken hem met verlangende oogen aan. Slechts bij hooge uitzondering wenschte de Inspecteur over zijn ervaringen te spreken, en waar we verwacht ten dat hij den vrager op dezen avond niet zou willen teleurstellen, spitsten we onze oor en. Dat is een lastige vraag, begon hij, voorzichtig de asch van z'n sigaar tippend. Laat ik u een geval vertellen dat voor mij persoonlijk het belangrijkste in mijn leven is geweest. En als bijzonderheid komt daar nog bij, dat het de eerste zaak was, welke ik zij het dan ook zeer toevallig, tot klaarheid mocht brengen. Wij schoven onze stoelen dichterbij en wier pen verbolgen blikken naar de suite, waar de dames nog al rumoerig waren. Ik was nog maar kort als inspecteur bij de Sureté aangesteld en bewoonde een kleine flat op den hoek van de rue Tartare. Zooals elke beginneling, brandde ik van verlangen mijn krachten te kunnen ont plooien en zocht achter het meest onbe duidende geval een internationale misdadi- gersbende. Maar er gebeurde niets van be lang in ons district, zelfs niet het kleinste inbraakje, hetgeen de chef eens de woorden ontlokte dat we eigenlijk overbodig waren aangesteld, daar alle misdadigers reeds waren uitgeroeid. Plotseling kwam er iets belangrijks binnen. In de rue Tartare was een vrouw doodge schoten. Ik kreeg opdracht een onderzoek in te stellen en spoedde mij naar de plaats des onheils. Het bleek in een boekhandel te.zijn schuin tegenover mijn woning. Bij mijn bin nenkomst vond ik alles nog onaangeroerd, twee agenten bewaakten de deur en de kamer waar het drama zich had afgespeeld. De vrouw was door een schot in den rug ge troffen en lag voorover, met het hoofd naar het raam. Ik stelde een nauwkeurig onderzoek in. maar kon niet de minste kanwijzing vinden. Stille getuigen, anders dan de kogel, had ik niet. Een verhoor van de dienstbode leverde geen resultaat, het meisje bleek tijdens het gebeur de in de slaapkamer aan het werk te zijn geweest. De man zelf, die wezenloos voor zich uit zat te staren, kon heelmaal geen ophelderini geven. Hij was invalide, een blinde. Hij vertelde, tijdens het gebeurde iets uit de achter den winkel gelegen uitleen-biblio theek te hebben gehaald. Hij had natuurlijk niets gezien, maar ook niets gehoord, anders dan het schot; waarop hij naar den winkel was teruggekeerd om te informeeren naar de oorzaak van het lawaai. Een nadien ingesteld onderzoek wees uit, dat de nog betrekkelijk jonge man, door een oogziekte al drie jaar volslagen blind was. Zijn vrouw, bijgestaan door een assistente, dreven de zaak; hij kon niets meer doen maar zat steeds op een stoel voor de kassa en hield zich daar onledig met het bestudeeren van blindschrift. De assistente bleek reeds drie dagen met verlof afwezig te zijn en bij haar ouders in Toulouse te verblijven. Zelfmoord was uitgesloten daar het schot uitwees, dat de vrouw van achter moest zijn aangevallen. Het was een wanhopig geval en ik tastte dan ook zóó volkomen in het duister, dat mij niets anders restte, dit aan mijn chef te melden. Als laatste noodsprong wist ik nog gedaan te krijgen dat de assistente werd ont boden. Het was een frissche brunette met een paar heldere eerlijke oogen. Zij vertelde, reeds twee jaar in de boekhandel werkzaam te zijn, maar stond even vreemd tegenover de moord als wij. Vermoedelijk was het mysterie ook nooit tot een opheldering gekomen, als Ik moet eerlijk bekennen dat de assistente een diepen indruk op mij had gemaakt. Ik kwam nog ettelijke malen met haar in aan raking, eerst nog door mijn onderzoek, maar allengs om meer persoonlijke redenen. Er verliepen enkele weken en de nood lottige gebeurtenis dreigde langzamerhand in de rij der vergeten misdaden te geraken. Intusschen zocht ik elke gelegenheid om mijn aanwezigheid in den winkel aanneme lijk te maken; en toen dit goedschiks niet meer ging, haalde ik boeken uit de bibliotheek om aldus mijn doel te kunnen bereiken. De blinde zat als altijd op zijn stoel achter de kassa, keek links nog rechts en vermaakte zich met zijn lees-proeven. De zaak dreef op de assistente en ze gaf zich alle moeite haar taak naar behooren te vervullen. Op zekeren dag trok ik de stoute schoenen aan en vroeg haar, met me te gaan dineeren. Ze stemde toe en van dien dag af, waren we onafscheidelijk. Als 's avonds het licht in den winkel uitging en mijn dienst het toeliet, stond ik haar op te wachten en brachten we ver der den avond gezamelijk door. Ik stelde haar voor aan mijn ouders, die, verheugd over mijn okeuze, aandrongen op een spoedige verloving. Zoo stonden de zaken er vooren ik had er geen flauw vermoeden van dat de moordzaak, die intusschen zoo niet in het vergeetboek, toch aardig op den achtergrond was gedrongen, zijn ontknooping naderde. Op een zekeren dag spraken wij af gebruik te maken van een uitnoodiging voor een bal- masqué. We waren jong en wilden de bloe metjes eens buiten zetten.. Ik haalde het inl mijn hoofd om mijn beroep eens van den anderen kant te bezien en stelde voor als apache te gaan, met welk plan zij instemde. We kwamen overeen dat ik haar na het sluiten van den winkel met een taxi zou opwachten, waarna zij zich op haar kamers zou verkleeden, om dan gezamenlijk naar het bal door te rijden. Ik stelde mij veel van het pretje voor en besteedde de uiterste zorg aan mijn uiter lijk. Toen ik klaar was, gaf het beeld in den spiegel mij de verzekering, dat ik bovenmate in mijn streven was geslaagd Het was geen namaak, maar een echten boef, dat het beeld weerkaatste. Op het afgesproken uur stapte ik in de taxi en verzocht den chauffeur naar den boekhandel te rijden, waar juist de laatste klant de deur achter zich dichttrok. Door de ruiten zag ik haar bij de kassa staan, vermoedelijk om met den blinde de inkomsten van den dag te vefrekenen en op te bergen. Toen kreeg ik een dollen inval, ik wilde eens zien welken indruk mijn ver schijning op haar zou maken enstormde met opgeheven revolver den winkel binnen. Wat ik toen in een paar seconden mee maakte is bijna niet te beschrijven Mijn verloofde, alhoewel ze ook een oogen-1 blik schrok, bleek me spoedig- te herkennen, doch de blinde staarde mij met een angstig vertrokken gezicht aan en gilde „niet schie ten" Met één sprong was ik bij hem en schreeuw de: „jij moordenaar nu heb ik je". Hij viel snikkend met het hoofd op de kassa en be kende zijn vrouw te hebben doodgeschoten. Inspecteur Godaart haalde diep adem en vervolgde: Het drama was nu spoedig opgelost. Zooals ik al reeds zeide was de man lijdende aan een oogziekte waardoor hij eenige jaren geleden door de doctoren als ongeneeslijk werd verklaard. In dien tijd was hij ook vol slagen blind. Door onbekende oox-zaken had de ziekte zich echter zoodanig gewijzigd dat hij weer eenigszins de dingen begon te onder scheiden. Hij verzweeg dit voor zijn vrouw omdat hij dacht haar een groote verrassing, te bereiden, zoo spoedig hij met zekerheid mocht verwachten, dat z'n beterschap van blij venden aard zou zijn. Intusschen begon hij op dingen te letten waar hij anders nooit iets van had geweten en ontdekte, dat zijn vrouw hem bedroog. Hij was door deze ontdekking zoo gedesil lusioneerd dat hij in een vlaag van jalouzie besloot haar te dooden. Na den aanslag nam hij weer zijn vroegere houding aan van blinde waardoor elke verdenking tegen hem al bij voorbaat uitgesloten was. Inspecteur Godaart tuurde peinzend naar zijn bijna uitgedoofde sigaar en zweeg. Eensklaps klonk de vraag, van zijn zoon Tobis, die zich als twintig jarige het meest voor de liefde interesseerde: En die assistente Pa, hoe ging het daar mee? De inspecteur glimlachte en wees naar de suite, vanwaar onze elegante gastvrouw de kamer binnenkwam. Dat was Moederriep de jongen ver- I K. RAUÏWERDA. De jeugdige werkloozen. Ontivikkelingscursussen gesloten Wethouder A. G. Boes spreekt een slotwoord. Donderdagavond had in de tuinzaal van het Gemeentelijk Concertgebouw de sluitings bijeenkomst van de gemeentelijke ontwikke lingscursussen voor jeugdige werkloozen plaats. Aan dezen avond was een eenigszins feestelijk karakter gegeven, waarvoor het muziekgezelschap „The Jolly Jokers" onder leiding van den heer D. Hooiveld welwillende medewerking verleende, wat door de aanwe zigen ten zeerste gewaardeerd werd. De bijeenkomst werd door den hoofdleider van deze cursussen, den heer J. L. Munnik, met een woord van welkom geopend, speciaal tot den heer A. G. Boes, wethouder van On derwijs, en tot den heer J. Vader, directeur van den dienst der Werkloosheidsbestrijding. „We zijn hier nog eens met de leeraren te zamen gekomen", zei spreker, „om met elkan der terug te zien op de resultaten van den nu geëindigden cursus. We doen dit met ge mengde gevoelens, namelijk met vreugde, wanneer we het vele goeds herinneren, dat deze cursussen ons geboden hebben, en met een gevoel van leedwezen en teleurstelling over het feit, dat we nu afscheid moeten nemen van een arbeid, die ons allen lief is geworden. Toch hebben we geineend, dat deze cursussen niet mochten uitgaan als de beken de nachtkaars, want er heersohte onder ons allen steeds een opgewekte toon. Wij betuigen wethouder Boes, den voorzitter der commissie en het gemeentebestuur hartelijk dank voor het vele werk, dat zij voor deze cursussen gedaan hebben, en ook voor het groote ver trouwen, dat het gemeentebestuur in de leiders gesteld heeft". De heer Munnik verzocht hierop aan wet houder Boes, het slotwoord te willen spre ken. De heer Boes merkte op, dat een gevoel van zelfverwijt hem bekroop, omdat hij dit seizoen zoo weinig in de gelegenheid is geweest, het werk op deze cursussen gade te slaan. „Dit beteekent echter niet", zei spre ker, „dat het gemeentebestuur en ik geen •belangstelling voor dit werk zouden hebben. Integendeel, die is heel groot. Door mede- deelingen van den hoofdleider en van den heer Vader werd ik steeds van de vorderingen van dit werk op de hoogte gehouden. Ik weet, dat zoowel door de leeraren als door de cur sisten met veel toe wijding en groote opge wektheid gewerkt is. Ik koester bewondering vor de cursisten die een gedeelte van hun vrijen tijd besteden voor het volgen van de lessen op deze cursussen en ik ben er van overtuigd, dat ze hiervan in de toekomst de vruchten zullen plukken. Ik breng hulde aan de leiders voor de door hen betoonde vol harding en voor het goede voorbeeld, dat ze hiermede aan anderen gegeven hebben, want ze hebben onder moeilijke omstandigheden gewerkt en wel op een wijze die bewondering afdwingt. Namens het gemeentebestuur breng ik hun hiervoor hartelijk dank. Deze cursus sen zullen stellig in de toekomst hun nut afwerpen. Nu worden ze geëindigd, maar de bedoeling is, ze in het volgend seizoen weer voort te zetten. Ik hoop van harte', dat dan velen'uwer wegens werk niet meer in de ge legenheid zullen zijn, deze cursussen te volgen. Want er zijn nu voor de jongelui licht punten zichtbaar geworden. Ik hoop, dat ge spoedig een nuttigen en loonenden arbeid moogt vinden. Een speciaal woord van dank verdient echter de hoofdleider, de heer Mun nik. die zijn groote werkkracht beschikbaar stelt om deze cursussen goed te doen func- tioneeren. Zonder hem zou nooit bereikt zijn, wat nu verkregen is. Namens het ge meentebestuur dank ik hem hiervoor. Hier mee sluit ik de cursussen voor dit jaar". (Ap plaus) Een der cursisten vertolkte de gevoelens van zijn werklooze kameraden, die dankbaar zijn, dat het gemeentebestuur en wethouder Boes hen in de gelegenheid gesteld hebben, deze cursussen te volgen. „Zoolang er geen werk is, zullen wij ze blijven bezoeken", zei spreker. Hij dankte de leiders voor de pret tige samenwerking en voor hun groote bereid willigheid om steeds te helpen wanneer hun dit gevraagd werd. Hij hoopte, dat het geleer de op hun verderen levensweg van veel nut zal zijn. De heer Munnik dankte wethouder Boes voor zijn hartelijke woorden. Spreker bracht echter den hem toegezwaaiden lof op zijn col lega's over. De leeraren en de cursisten had den hem het werken bijzonder gemakkelijk gemaakt. Hij dankte wethouder Boes, die al tijd een welwillend oor had, als spreker met dingen bij hem kwam, die uit den aard der zaak altijd van een minder prettige), aard waren. Als spreker van hem weg ging. wist hij dat de belangen door deze wethouder goed behartigd zouden worden. En ook de heer Vader stond altijd klaar om deze be langen te helpen behartigen. Tenslotte bracht spreker een extra woord van dank aan zijn trouwen helper Kopman, voor het vele werk, dat ook hij voor deze cursussen verricht heeft. De heer Munnik deelde nog mede, dat de heer Timmermans zich bereid ver klaard had, met de cursisten in den aan staanden zomer sport te beoefenen en dat één hunner, die een betrekking bij een ge meentelijke badinrichting gekregen had, be reid was, aan de cursisten zwemonderricht te geven. Ook hiervoor riep de heer Munnik de medewerking van het gemeentebestuur in. Hiermede was het officieele gedeelte van deze bijeenkomst geëindigd. Er werden eenige films vertoond, o.a. de bekende Multi-film van den heer Mol „Van bol tot bloem" en verder „De wereld in een waterdruppel",, I „De koekoek" enz. Het was voor de cursisten een aangename I en leerrijke avond.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 10