Janmngs jongste film verwekt beroering. ZATERDAG 15 MEI 1937 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Onuitgesproken critiek op het critiekverbod in Duitschland. Berlijn, Mei 1937 (Van onzen correspondent) Als we de film „der I-ierrscher", waarin Jan- nings als fabrieksdirecteur Clausen optreedt, ter sprake brengen, dan doen we dit minder om het kunstwerk zelf, dan om het onzekere in de persbeschouwingen over een film, die door den hoogsten partij-autoriteit tot natio naal kunstwerk werd verklaard en als zooda nig moet worden aanvaard, beschouwd en ge waardeerd in elk dagblad, dat in het Rijk ver schijnt. „De nationaal-socialistische Landpost" zegt, dat „der Herrscher" niet voor niets als eenige groote film officieel verklaard is als „staats- politiek en artistiek van bijzonder hooge waar de" en als eerste in aanmerking komt voor den Staatsprijs. Dat beteekent, dat deze film niet slechts als kunstwerk gewaardeerd wordt, maar vooral ook als een staatspolitieke factor van den eersten rang, niet met een verborgen, maar met een duidelijken algemeenen ten- denz. In de „burgerlijke" pers was beweerd, dat de overdracht van zijn fabriek aan den staat door Clausen-Jannings bij gebrek aan een goeden opvolger zeker geen algemee nen tendenz bedoelt in dien zin, dat van de industriëelen verlangd wordt, hun bedrijven aan den staat te vermaken. De economische politiek van het Derde Rijk heeft 't niet noo- dig de productie-bedrijven in staatsbezit te brengen, om haar wil door te zetten. Integen deel, de staat heeft in de laatste jaren in dustrie-bezit, dat nog uit de ondersteunings actie der crisisdagen in zijn handen was, weer in particuliere handen teruggebracht. In den zin eener „koude socialiseering" raakt dus het socialistische testament van den heerscher in de film geen tijdsprobleem. Daar komt de nationaal-socialistische Landpost tegen op. Zij verwijt de „burgerlijke" pers, met gege vens uit de oude economie een wezenlijken tendenz der komende economie, waarnaar het nationaal-socialisme streeft, te willen weer leggen. „Wat ze Clausen-Jannings in de film laten doen, bedoelt zeer beslist een algemeene ten denz". Het nationaal-socialistische blad beweert, dat-L het heel zelden of nooit voorkomt, dat een krachtig doelbewust bedrijfsleider onder zijn verweekelijkt opgevoede kinderen een geschikten opvolger vindt en ook even zel den onder zijn medewerkers, omdat in de naaste omgeving van een krachtig productief mensch nooit iemand met een zelfden aanleg zich kan doorzetten of staande houden. De mannen van de oude Wirtschaft wisten volgens den roodbruinen schrijver niet waar ze het betere vandaan moesten halen en vraagt ,is het nu dan werkelijk zoo moeilijk te erkennen dat in het Derde Rijk aan der gelijke hachelijke toestanden een einde wordt gemaakt. Gelooft men nog, dat de nieuwe vorming van den politieken wilskrachtigen mensch in „Hitier Jugend" en op de Ordens- burgen er alleen maar voor staatsleiding is?" Het burgerlijk dagblad antwoordt met de be scheidenheid van alle burgerlijk bruinen die door echt bruinen op de vingers worden ge tikt, dat de nationaal-socialistische Landpost dus blijkbaar van'meening is, dat de over gang van industrieën in staatsbezit of de be stemming door den staat van de opvolgers in de bedrijfsleiding een. wezenlijke tendenz is der toekomende en door het nationaal-so cialisme gewensehte Wirtschaft of economie. Voor zoover wij wet$n zegt het burger lijk dagblad vindt deze meening in de toonaangevende uitingen der leidende man nen van partij en staat volstrekt geen steun. H$t is niet de eenige beroering die „der Herr scher" veroorzaakt heeft. Een film, die als deze door de hoogste partij en staatsautoriteit verklaard is, als zooals de formules luidt - „Staatspolitisch und künstlerisch besonders wertvoll", mag slechts met eerbied en bewon dering bezongen worden in de voorgescre- ven ..beschouwingen", die de verboden cri- tieken hebben vervangen. De „burgerlijke" dagblad pers die er zich natuurlijk niet aan waagt, geeft met klaarblijkelijk genoegen een vrijmoedige beschouwing weer van een partij- orgaan als „een sociale aanteekening uit het Roergebied" Het artikel is daarom vooral opmerkelijk omdat het in het Roergebied, waar de film is gedraaid, verschijnt en ook, omdat het orgaan, waarop uitdrukkelijk wordt gewezen, om van alle gevaarlijke ver antwoording vrij te zijn, het officieele week blad is der N.S.B.O. en van het Duitsche Arbeidsfront. Zooals het behoort en in overeenstemming met het officieele oordeel van andere offi cieele zijde in de partij prijst de schrijver de film als een eerste rangs kunstwerk, maar vindt het juist daarom noodzakelijk een uit legging te geven van de sociale fabel, die aan den film ten grondslag ligt. Daardoor meent hij wordt de vrijheid van 't artistieke werken niet aangetast. Hij wil zijn artikel niet als kunst- critisch opgevat hebben, doch slechts als so ciaal verklarend. Wat 'n aanloopjes en gedraai om de heete brij, het critiek-vei-bod al niet noodig maakt! De schrijver gelooft, dat de" loop der dingen in de film menig nuchter denkend mensch op de gedachte brengt: „Zulke schavuiten zijn nu die heeren directeuren en hun kapi talistische erfgenamen", een idee van de wer kelijkheid, die in elk geval niet juist kan zijn, omdat de instandhouding en de organische ontwikkeling der Duitsche bedrijven andere eigenschappen der bedrijfsleiders veronder stellen dan die de filmheld op het doek zoo huiveringwekkend tot uiting doet komen. Heen! Zoo is dat nu „ganz und gar nicht" en was het zoo, dan zou het de beste aan leiding zijn voor Marxistische reclame. Wij levensechter in „het vijfde jaar der kracht dadigheid van de wet tot regeling van den nationalen arbeid waarop de bedrijfsleiders op den eersten Mei den eed van den goeden wil afleggen". Om het volksleven „zoo rijk gekleurd door velerlei schakels door stand en beroep" te typeeren, wordt van den directeur- bedrijfs leider een laffen ruwen uitzuiger gemaakt, van den arbeider den verbeten-gebukten en vertrapten proleet, van den evployé den „hoedproletariër" en van het arbeiderskind de rachitische misgeboorte. De schrijver acht het van groot gewicht, dat Duitschland „bij alle waardeering voor het kunstwerk, dat de film „der Herrscher" in waarheid is, niet ver geet, dat deze film alleen maar aantoont, hoe 't niet in de directie bureaux zijn moet en dat deze heerscher ClausenJannings een uitzondering is, die door het genie voorgesteld, juist uitzonding blijft en daarom niet als type erkend kan worden. De nationaal-socialistische recensent vindt ook, dat de sociale fabel, waaromheen het filmspel is geweven, wel wat is blijven steken in de literatuur en begint nu werke lijk rebelsch te worden en zoo maar te cri- tiseeren. Waar moest 't heen roept hij uit als in onze direetiebureaux zonder uit zondering zooveel bekrompenheid, lafheid en gemeenheid zou zijn. En daar de film ge- draand is in de streek van den schrijver, meent hij als inwoner van het Roergebied nog uitdrukkelijk te moeten verklaren dat de film dit overigens hoogst waardevolle Duitsche kunstgewrocht juist die uitzon deringen bedoeld heeft, dien den regel van den goeden wil bevestigen. Hij geeft toe, dat de bedrijfsleiders in het Roergebied geen engelen zijn, maar vindt dat heelemaal niet noodig. Het komt er maar op aan, dat ze op rechte Duitsche mannen zijn en dat zijn ze allen.met uitzondering van Clausen Jan nings op het filmdoek. De bijval voor het filmkunsbwerk „Der Herrscher" mag niet het inzicht wegnemen dat het toch maar een enkelen en niet den besten kant van het Duitsche industrie-leven voorstel. Deze woorden uit het roodbruine hart, worden door de Duitsche dagbladpers ijverig gecolporteerd. Het is dan ook voor deze een te schoone gelegenheid voor onuitgesproken critiek op het critiekverbod, om er geen gebruik van te maken, openlijke ^isuoordinatie in het bruine kamp. Geen kleinigheid! Wat er omgaat in het bruine kamp en in het bureau en het gemoed van de bruine autoriteit, die zijn beslissingen over kunst in hoogste instantie en zijn critiekverbod de wereld inslingerde. dat weet geen mensch, wat heel wat zeggen wil. Uit het alledaagscb leven zijn een aantal mannen en vrouwen samengekomen in de Lessing-hoogeschool. om er onder 't motto „Wo bleibi die Mensch- lichkeit", het „Unzahl verschiedenartigster Problemen" te bespreken, dat de Janningsfilm „aansnijdt en tracht op te lossen". Wij kun nen er niet veel meer van zeggen, dan dat de uitgesproken meeningen. die aanvanke lijk wezen op groote verschillen in opvattin gen, tenslotte eendrachtig verdwenen in de diepte der echt Duitsche filosofisterij. En met het bruine compliment van den dag werd ook deze vergadering gesloten. HL. NUTS-SPAARBANK TE HAARLEM. Vergelijkend overzicht over April 19371936. Aantal behandelde posten 16436 v. j. 13984 Aantal inlagen 10458 v. j. 8587. Aantal terugbetalingen 5978 v. j. 5397. Ingelegd f534.494,10 v. j. f398.897.58. Terugbetaald f 548.286,14 v. j. f 529.322,34. Minder ingelegd f 13.792,04 v. j. f 130.424,76. Aantal nieuwe boekjes 307 v. j. 261. Aantal afbetaalde boekjes 187 v. j. 288. Spaarbusjes op 30 April 1937 in omloop 3405. Geledigd in April 1937 256 busjes met totaal inhoud van f3432.30. Aantal verhuurde kluisloketten op 30 April 1937: 600. In 1 hijsse's Hof. Het fluitekruid bloeit. We hebben nu de ..witte week", den bloei tijd van Fluitekruid, Look zonder Look, Vogel kers, Meidoorn. Lijsterbes, Margrieten. Made liefjes, Vogelmelk enz. enz. Wanneer ge daar eens een heel mooien in druk van wilt ervaren, dat moet ge u op stellen aan den rechter onderhoek van vak XVIII schuin tegenover bank 7. Daar hebt ge dan de Look zonder Look op zijn allermooist, vlak voor u, in grooten overvloed. Deze mooie witte kruisbloem slaat altijd in onze boschstreken weelderig op, in pas gekapt hakhout en bloeit dan in het tweede jaar. Vak XVm verkeert nu in dat stadium en is daardoor dubbel mooi. Eerst hebben wij er al die primula's gehad en een mooi partijtje Longenkruid en nu ziet het er wit van Look zonder Look. Deze plant is in vele opzichten merkwaardig en wel in het bijzonder doordat er aan gekop peld is het bestaan van een van onze aller mooiste vlinders: de Oranjetip. Die vlinder behoort tot de familie der Witjes en het wijfje lijkt op het eerst gezicht een gewoon "Witje, wat klein en een beetje groezelig. Maar het mannetje trekt dadelijk uw aandacht door de prachtige helder oranje toppen van zijn voorvleugels. Ge kunt het bij zonnig weer best treffen, dat er eenige heen en weer flad- delen over de witte bloc-men. Alleen moet ik u waarschuwen, dat er dit jaar minder insec- Een Pinksterdilemma. door HANS EDINGA Het was de Pinkster-Zondag. De groote boeier „De Victoria Regina", dert den morgen troosteloos verregend bij de Grouwster spoorbrug, lag nu, in het opklarend weer vroolijk schitterend de Pinkstergasten te wachten. De wijde witte zeilen, langzaam drogend in den wind, staken hel af tegen de hardblauwe lucht, en de zomerkleedij van hen die uit de kajuit op het dek traden, was in eens geen triest contrast meer. ,Hè, hè, eindelijk dan het weer dat we heb ben moeten", zei notaris Schoonegevel, de eigenaar van het jacht, „met regen hadden we beter nog thuis kunnen blijven in Leeuwar den, om daar onze gasten te ontvangen. Maar zoo is het beter". Zijn dochter haakte haar arm door den zij nen: „In Leeuwarden had Henriet de Booy geen gezicht op Grouw kunnen schilderen, en ik evenmin". „Och", zei hij, en voleindigde niet. „Wat och", vroeg ze wrevelig, „is dat dan soms niet belangrijk?" Het eenig belangrijke, dacht ze. „Er zijn belangrijker dingen", orakelde hij. Zij fronste: zij wist waar hij op doelde. Vandaag was er onder de gasten Ferd de Win- ckel hij had haar gevraagd, vorige week en zij zou hem haar antwoord moeten geven. En zij wist nog niet wélk waarschijnlijk wel een afwijzendEn tóch hield zij van hem zooveel als haar loome, eigenlijk koele natuur in staat was van iemand te houden. Maar den laatsten tijd, nu zij zoo opging in haar schilderen in haar „kunst" noemde zij het bij zich zelf was zijn hardnekkige adoratie haar op eenmaal onverschillig ge worden. In haar hoofd was het woord dat zij eens van een getrouwde kunstenares gelezen had: „een man is een blok aan je been en een gezin vermoordt je kunst". Theatraal zichzelf gewichtig voelend, was het vooruitzien op het aan haar liefde te brengen offer, haar een weldoende smart. Maar iets streed toch telkens tegen dit willige offer in: het verweer van haar jeugd, haar gestreelde ij delheid en het zich begeerd weten. En dit voortdurend wik ken en wegen maakte haar wrevelig en bal sturig. Een stem schrikte haar op. „Leonie. wat sta ij daar te mijmeren". Mevrouw Schoonegevel cwam de loopplank op met een arm vol Pinksterbloemen en late dotters.' „Zeg man. we moeten gaan hoor even deze bloemen in het water zetten en dan gaan we. Over tien minuten komt de trein en ik heb de Van Weerds beloofd hen af te halen". Leonie zuchtte en dacht: „Eén troost ten minste dat Henriet meekomt met de Leeuwar ders. Als iedereen vandaag in het Princenhof zit kunnen wij met de motorsloep naar Grouw". Even later klauterden ze de spoorbaan op om langs de rails naar het station te wande len. Leonie liep naast haar moeder zwijgend voort over het roestkleurige, natte grind- paadje. Vooraan liepen haar broers een eind achter hen aan kwam haar vader. „Zal je hem accepteeren?" vroeg mevrouw Schoonegevel opeens ronduit. Leonie schopte een steentje over de rails en antwoordde niet. .,Nu mijn kind, hij hééft je gevraagd of hij zal je vandaag vragen. Als je maar weet, dat deze logeerpartij hoofdzakelijk om jou werd op touw gezet, 'k Heb wijn en tractatie naar het Princenhof meegebracht alles ter vie ring van het heuglijk feit". „Nu neem ik hem zéker niet", bitste de dochter. Mevrouw Schoonegevel lachte. „Je zal wel verstandig zijn. Trouwens, we zien je liever veilig getrouwd, dan terwille van wat geschil der naar Parijs gaan. Een duistere ondei-ne ming „Maar ik heb talent!" weerstreefde Leonie met tranen in haar stem. „Ik zal er Henriet de Booy naar vragen", zei de moeder koel. Op het stationnetje liep Leonie met haar vader heen en weer. .,Ik wou je nog zeggen, mijn kind", zei de notaris vaderlijk, „dat je je goed moet beden ken eer je Ferd afwijst. Heusch er is niets tegen hem. Hij is je lang niet onverschillig en wij, je moeder en ik, zijn hem ook zeer ge negen. Je zult het goed het hem hebben. Kin deren vullen een heel leven en daarnaast zal je niets meer verlangen". „Ja, dat is het juist. Aangezien ik wat daarnaast ligt altijd wèl zal blijven ver langen, zal ik niet trouwen". Hij nam het niet au serieux. „Schaapje", zei hij enkel, „mijn dom schaapje, je zult wel tot andere gedachten komen". Zij kwam tot andere gedachten. Toen de trein aangekomen was en de gasten door haar ouders begroet waren kwam Ferd de Winckel meteen door naar haar en machtig bekoord werd zij weer door zijn lach, zijn aantrekke lijke verschijning en zijn warme hartelijkheid. Doch het was maar even, want zijn houding was zoo verzekerd van een overwinning, dat zij koel terugtrok en meteen zich wendde naar Henriet de Booy, die zoojuist met haar ouders kennis had gemaakt. „Dag juffrouw de Booy, wat gezellig, dat u onze Pinksterdagen komt opluisteren". De schilderes, klein vergrijsd dametje, lachte een afwezigen lach. „Het weer is ons genadig", zei ze, ,,'t wach ten is nu nog maar op inspiratie". „Ja, we trekken er vanmiddag fijn tusschen uit". „Ik ben benieuwd je werk eens te zien dat moet nog altijd, weet je wel?" „Ik heb er vier meegebracht", zei Leonie met een verlegen blos, „ik ben zoo nieuwsgie rig, wat u er van vinden zult. Een stilleven met rozen, een bruggetje, en twee stadsge zichten De schilderes ging er geanimeerd op in. Ter wijl zij voortliepen tusschen den stoet van gasten, de spoorbaan af naar de brug, waren zij beiden den jongeman vergeten, die, ver bluft, hen tenslotte verliet en zich aansloot bij de gastvrouw. De „Victoria Regina" was onmiddellijk naar 't Princehof gekoerst; na de lunch in het zo merhuis van de Schoonegevels liep Leonie op den bovengang Ferd tegen het lijf. Nog in de zelfde stemming, gansch vervuld van schilde rijen, klemde zij gestoord haar handen vast om de schilderdoos en wachtte af. Hij vatte haar polsen en zag haar ernstig aan. „Nu. vroeg hij zachtjes en dringend. Zij dacht er slechts aan dat beneden Hen riet op haar wachtte en zij zei kort: „Ik heb erover nagedacht en 't spijt me voor je heusch ik Hij deed een stap achteruit en bleef ver beten zwijgend haar duister aanzien. „Dus niet", bracht hij er eindelijk uit. Beneden ging een deur stappen kwa men de trap op. Zij kuchte en trad langs hem heen, zeer bleek. Dan ging ze de trap af. Haar smal gezicht trok strak toen zij haar oudsten broer passeerde. En zij hóórde de stilte op den bovengang. Lr Grouw dobberde de motorsloep aan den waterkant. Terwijl Leonie, vaag gekweld door de herinnering aan het pijnlijke gesprek, ner veus aan het schetsen was, zat haar gezellin werkeloos te turen op het stadje, dat onder den bewogen hemel met zijn ouden toren zoo stil en aartsvaderlijk-gemoedelijk aan den overkant van het water lag. Henriet de Booy dacht aan de stukjes die Leonie haar getoond had: haar oordeel moest zij nog geven. En zij wist: behalve wat vaardigheid met het pen seel en een beetje gevoel voor kleur bezit dit kind geen sikkepit talent. Lmei-lijk glim lachend bedacht zij hoe mevrouw Schoone gevel getracht had haar te overreden Leonie te zeggen dat het wel niets zou worden met haar geschilder en dat zij werkelijk niets be ters te doen had dan den jongen De Winckel te accepteeren. En haar antwoord: „Ik zal er niet eens om behoeven te jokken, mevrouw. Ook zonder uw woorden zou ik Leonie wel gezegd hebben dat haar talent weinig bereiken zal". Zij zuchtte; moeilijk om het Leonie te zeg gen. Naast haar keek het meisje van haar werk op. „Werkt u niet?" „Neen, ik kan nog niet". „Een schilderes kan toch a 11 ij d schilde ren?" „Welnee, eigenlijk maar zelden, en dan is het pas goed". „Gunst, ik kan altijd wel schilderen". „Kladden", dach de ander. Ze zei: „Zou je er later alles voor over hebben?" .,Ja, alles", antwoordde Leonie met ondoor dacht enthousiasme. „Zou je er een man voor kunnen verlaten?" „Dat doe ik vandaag", zei Leonie fier, maar even doorvlijmde haar een hevig gevoel van verlatenheid, verscheen'haar een vroolijk lief gezicht Henriet ging rechtop zitten. Haar gelaat verloor opeens alle zachtheid. Groot en fel vorschten de oogen en met diepe, lage stem zei zij, wat een bittere voor door haar leven getrokken had: „Zou je zelfs je kind ervoor verlaten?" „Dathoeft toch niet „Maar als het moét, als je geen andere keus hebt dan Leonie, het huilen nabij, boog het hoofd het kropte nerveus in haar keel. Stom schud de zij van nee. „Welnu", hernam weer kalm de ander, „als je dat niet kunt, ben je geen kunstenaar in hart en nieren dan is het niet met je we zen vergroeid". Ze zweeg even en dacht: het nu kort en krachtig zeggen is misschien het beste. Géén sentimentaliteit. ,Ik zou je geen dienst doen, lieve kind, met je voor te spiegelen dat je een groot talent hebt meegekregen. Vroeg of laat zou je dat zelf ontdekken en dan is de teleurstelling des te grooter. Het is wel aardig werk, je aqua rellen zijn niet onverdienstelijk, maar een belofte voor de toekomst houdt je werk niet in. 't Is hard voor je om je illusie vaarwel te moe ten zeggen, maar het is het beste dat we open hartig spreken. En nu zwijgen we. Ik kan in eens werken. Gezicht op Grouw". Misschien komt het nog klaar voor de ten toonstelling in Laren" Over het drassige weiland liep Leonie en streed haar laatsten strijd. Vanavond, als ze thuis was, zou ze allen trots op zij zetten en Ferd vragen zijn aanzoek nogeens te herha len. Best mogelijk dat hij nu niet wou, maar het kon ook dat hij nog wél wou. Zij glimlach te bij deze laatste gelukkige gedachte, hoewel de tranen om het verloren kunstenaarschap nog rijkelijk in het gras vielen, telkens. Zij richtte haar schreden naar het bootje om Henriet, die onophoudelijk en met vuur zat te werken, te zeggen, dat zij diep in zich aan geen schilderscarrière ooit geloofd had en dat zij Maar wat was dat! Leonie staarde.... Want daar, in de smalle streep water tusschen de weilanden, kwam een kleine boot aandrij ven, met hóóg in het witte zeil de letters van haar broer. Wat deed dié hier? Ze waren toch allemaal naar het Kruiswater? Met een bang voorgevoel tuurde zij scherp. Wie zaten erin? En zij onderscheidde: Jan, haar broer en daar naastFerd! Netjes aangekleed. Hoed op, terwijl Jan in trainingspak „Mijn hemel, hij gaat weg, natuurlijk! kreunde Leonie overluid. „Jan brengt hem naar den trein, zeker Haar handen doelloos gebarend in de lucht stond zij machteloos haar tranen door te slikken. Andere zeilen scholen aan het- eene voorbij. Een poos lang zag zij, door hoog op gaand riet wel de boot, maar niet de inzit tenden. Even later zag zij alleen nog maar een punt van een zeil, nu de boot de bocht nam en het meer overstak. Over een paar minuten zou zij zelfs dien punt niet meer zien. En dan was hij weg, Ferd. Leonie uitte een gesmoorde kreet, alle loome gratie viel van haar af. Zij rende naar Henriet en sprong in de boot. Ademloos vielen haar woorden. „Zag u daar. de boot van Jan.en Ferd gaat weg. O wat moet ik doen, wat moet ik doen Onbeheerscht snikkend wees zij in de rich ting waar het zeil verdwenen was. Henriet be greep. Zij sloeg haar doos toe. „We gaan hen achterna", zei ze resoluut „ik zal hem zeg gen, dat je spijt hebt". „Ja-jagauw". Leonie sloeg den motor aan en ze tuimelden haast om van den schok waarmee de sloep van den wal afstootte. Kris, kras, in onbezonnen bochten staken zij het meer over, alle scheepvaartwetten met voeten tredend. Op de hooge golven, die zij veroorzaakten, begonnen argelooze kano's le vensgevaarlijk te dobberen Verontwaardigde stemmen schreeuwden tegen hun stoïcijnsche ruggen. Maar zij letten er niet op. Voort, voort, voort! Den hoek om stoven zij, langs het hotelle tje. Leonie spiedde het water af. „Oh daar! Daar gingen ze". Nu nog even full speed. Toen zij vaart minderden ging Henriet rechtop voorin staan. Over het water schalde haar roep: „He, jongelui, wacht es even!" Zij keken om, zagen vlak achter zich de mo torsloep van de Victoria. Ferd de Winckel hei'kende haar. „Daar zat Leonie ook". De motor zweeg en de sloep schuurde langs het zeiljachtje. „De Winckel. Leonie vraagt of je niet blijven wilt om jullie verloving te vieren". Tegelijk kwam Leonie ademloos naar voren. „Ferd, ik heb zoo'n spijtZij klom op den ran-d om op de andere boot over te springen. Ferd kwam verheugd naar haar toe om haar op te vangen en de berouwhebbende geliefde, dit ziende, sprong vooruit, maar in de haast zette zij te sterk af, zoodat de sloep achter haar weg schoot eer zij nog een voet op de andere boot'1 gezet had. En daar ging ze. Pardoes plonste zij in het water, een trio verschrikte gillen werd haar nagezonden. „Ze kan toch zwemmen?" kreet Henriet. Niemand antwoordde. Ferd, over den rand gebogen, greep direct Leonie, toen zij weer bovenkwam. „O gunst", bibberde zij, het blonde haar in druipende pieken over haar ontdaan gezicht. „Schat, hier ik zal je helpen. We zullen je binnen boord hijschen". „O hemel, hoe kom ik er op". „Wacht es Jan stuurde de boot het riet in. Leonie, hier bij het roer". Leonie waadde naar den kant en pakte de haar toegestoken handen. „Een, twee - hupsakee". Het kostte moeite, maar ze kwam er. „Kind wat ben je nat", beklaagde Henriet, en tegelijk barstte zij, na de consternatie, met Jan in een niet eindigende lachbui uit. Leonie, haar japon als een plakkerig vod klapperend in den wind, sniklachte mee. Maar dat was alleen maar te hooren, want Ferd had zich op eenmaal het doel van haar komst herinnerde en trok haar naast zich in warme omarming. Dieper nestelde zich Leonie in Ferd's armen en Ferd's regenjas. Zij hoorde zijn stem: „mijn kleine zeemeermin, ben je gelukkig?" en zij knikte. Jan ging ervoor staan. „Juffrouw de Booy", zei hij, „laten we ons even omdraaien, vindt u ook niet?" Dien avond dreef er iets vreemds rond in het Princenhof. Al verder dreef het weg van het feestende zomerhuisje, waar Leonie, weer droog, haar verloving vierde. Drijvend op de vergulde lijsten ging Leonie's oeuvre zijn be stemming tegemoet. Het stilleven met de rozen, het bruggetje en de stadsgezichten, vreedzaam ben elkaar begonnen zij hun reis Een nieuwegierige eend zwom het stilleven achterna en pikte brutaal-bang in de rozen. Neen, ook zelfs voor een eend waren deze niet te genieten. Teleurgesteld maakte hij rechts- I omkeert en verdween weer tusschen het riet. Mei, 37. ten zijn dan gewoonlijk. Ik vrees, dal ge ver leden week ook wel moeite gehad zult hebben, om de vier soorten hommels te zien, die ik u opsomde. Maar dat doet er niet toe. Ge kunt ook gerust wel eens rustig eenige minuten blijven stil staan of een half uurtje gaan zitten op een van de vier banken in dit deel van den Hof. Onderwijl verheugt ge u over de prach tig bloeiende Vogelkersen, echte Nederland- sche boschplanten. veel en veel mooier dan de Amerikaansche Vogelkersen, die zoo veel worden aangeplant. Mijn Vogelkersen van vak XVIII en in het belendend deel van vak XVI hebben een eigenaardige bloemziekte. die het algemeen uiterlijk van de struiken echter niet schaadt. Ge zult zien, dat veel van die bloe men een oranje of roodachtigen kring in hun hartje hebben en dat de meeldraden daar misvormd zijn. Ik weet niet precies wat het is; mijn plantenziektekundige vrienden zul len het mij wel eens vertellen. Hier heeft zich ook een nachtegalenpaar gevestigd. De man zingt zoowel in vak XVTII als in vak XI, zit graag in een van de nog kale eikjes en is heel mak, zoodat ge hem gemakkelijk kunt schetsen of tot op een meter of acht kunt naderen, om te fotogra feeren. Inmiddels zijn er toch een paar Oranjetipjes verschenen, mannetjes en wijfjes, die elkaar hier zoeken en vinden. Soms gaan ze op de bloemen zitten en wanneer ze dan hun vleu gels omhoog slaan in den ruststand, dan is het dier op eens veel minder duidelijk te zien. Dat komt doordat de onderkant van die vleu gels donker en licht gevlekt is precies in de zelfde tinten en waarden als het groen en wit en donker van die bloeilappen van Look zonder Look. We hebben hier te doen met het beroemde verschijnsel van de ..beschermende kleuren", waarover de wetenschap nog lang niet is uitgepraat. 's Avonds gaan die vlindertjes in den bc- beschermende ruststand slapen, bovenop de bloemtrossen van Look zonder Look en dan is het een heele sport, om te probeeren ze te ontdekken. De denkende en wetende mensch speelt dat heel best klaar. Maar er is nog meer. We kunnen trachten te zien te krijgen hoe de wijfjesvlinder haar eitjes afzet op de bloemstelen van Look zonder Look. Dat lukt natuurlijk het best in vlinder- rijke jaren en dan kun je later ook zien hoe de rupsjes zich te goed doen aan de rijpende vruchten. Ik heb dat in mijn lange leven tel kens en telkens weer gezien en er ook eens een heel relaas met teekeningen van gegeven in „De Levende Natuur". Behalve op Look zonder Look zien we in onze duinstreek de Oranjetipvlinders ook op de Ruige Scheefkelk en hij geeft zich ook af met de Pinksterbloem. Nu nog even het Fluitekruid. Hoe snel zijn in de laatste weken de bloeistengels omhoog geschoten, zich fraai vertakkend. De eigen lijke bloei begint aitijd met een paar arm- bloemige schermpjes en dan volgen dra de grootere schermen. Die schermen hangen voor het bloeien altijd eerst een poosje allersier- Iijkst geknikt. Eigenlijk zijn die planten alle planten altijd druk in beweging, alleen in een ander tempo dan voor onze bewe gingen gebruikelijk is. Maar wanneer ge een zelfde plant eens dag voor dag of uur aan uur bekijkt, dan wordt ge die bewegingen toch gewaar. Het Fluitekruid bewoont een groot deel van Europa, Azië en Afrika. In zuidelijke streken wordt het een bergplant en. in het groote Belgische natuurreservaat in Centraal Afrika, het Parc-Albert voeden de Gorilla's van Kivu- Kivu zich met de wortels van deze gewone Schermbloem. Wij hebben het wnssehen ai jong geleerd Wij zijn opgegroeid in het be drijf waarin wij samenwerken. Het heeft onze volle toewijding en daarom kunt U ons gerust Uw wasch- en strijkgoed toevertrou wen. Mogen wij eens aankomen? Gedeeltelijke Mangelwasch 20 ct. p K G. Algeheele Mangelwasch. ,25ct.pKG. Eenvoudige opmaakwasch 30ct.pK.G. Naamt U do proof oom, ituur om ovon onderstaande coupon Wilt U a.s pcoefwasch halen bij ...dag uur Wasscherij .1. UEELE\ A Zn Bleekersvaartweg 13 - Heemstede - Tel. 28189 (Adv. Ingez. Med.) THEE-RESTRICTIE-PERCENTAGE VERLAAGD. AMSTERDAM, 14 Mei. Wij vernemen, dat de regeeringen van Nederlandsch-Indië Ceylon en Britsch-Inaië. tengevolge van een recente statistische uiteenzetting door het International Tea Committee, besloten heb ben het restrictie-percentage voor de twaalf maanden loopende van 1 April 1937 tot 31 Maart 1938, te verlagen van 17y. tot 12>/2. BEKROONDE TULPEN UIT HEEMSTEDE. Op de Dinsdag 11 Mei te Amsterdam gehou den Keuring van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde werd een inzending Tulpen, bloemen van di verse rassen, van den heer J. Dix Jr. te Heem stede bekroond met een Gouden Medaille, ter wijl de Breedertulp Limnos met een Getuig schrift Eerste Klasse begiftigd werd en een Getuigschrift van verdienste werd toegekend aan: Darwintulp Lady Chamberlain; aan de Breedertulp La Bizarre; aan de Cottagetulpen Mongolia, Golden Harvest, Scarlet Glory en Advance; aan de Leliebloemige tulDcir Gre- the Jauna a Merveille en Lothariê; aan de Parkiettulp Red Champion; aan de Mendei- tulpen Winter, Superba en Dr. Stresemann.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13