Janmngs jongste film verwekt beroering.
ZATERDAG 15 MEI 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Onuitgesproken critiek op het
critiekverbod in Duitschland.
Berlijn, Mei 1937
(Van onzen correspondent)
Als we de film „der I-ierrscher", waarin Jan-
nings als fabrieksdirecteur Clausen optreedt,
ter sprake brengen, dan doen we dit minder
om het kunstwerk zelf, dan om het onzekere
in de persbeschouwingen over een film, die
door den hoogsten partij-autoriteit tot natio
naal kunstwerk werd verklaard en als zooda
nig moet worden aanvaard, beschouwd en ge
waardeerd in elk dagblad, dat in het Rijk ver
schijnt.
„De nationaal-socialistische Landpost" zegt,
dat „der Herrscher" niet voor niets als eenige
groote film officieel verklaard is als „staats-
politiek en artistiek van bijzonder hooge waar
de" en als eerste in aanmerking komt voor den
Staatsprijs. Dat beteekent, dat deze film niet
slechts als kunstwerk gewaardeerd wordt,
maar vooral ook als een staatspolitieke factor
van den eersten rang, niet met een verborgen,
maar met een duidelijken algemeenen ten-
denz. In de „burgerlijke" pers was beweerd,
dat de overdracht van zijn fabriek aan den
staat door Clausen-Jannings bij gebrek aan
een goeden opvolger zeker geen algemee
nen tendenz bedoelt in dien zin, dat van de
industriëelen verlangd wordt, hun bedrijven
aan den staat te vermaken. De economische
politiek van het Derde Rijk heeft 't niet noo-
dig de productie-bedrijven in staatsbezit te
brengen, om haar wil door te zetten. Integen
deel, de staat heeft in de laatste jaren in
dustrie-bezit, dat nog uit de ondersteunings
actie der crisisdagen in zijn handen was, weer
in particuliere handen teruggebracht. In den
zin eener „koude socialiseering" raakt dus het
socialistische testament van den heerscher
in de film geen tijdsprobleem. Daar komt de
nationaal-socialistische Landpost tegen op.
Zij verwijt de „burgerlijke" pers, met gege
vens uit de oude economie een wezenlijken
tendenz der komende economie, waarnaar het
nationaal-socialisme streeft, te willen weer
leggen.
„Wat ze Clausen-Jannings in de film laten
doen, bedoelt zeer beslist een algemeene ten
denz".
Het nationaal-socialistische blad beweert,
dat-L het heel zelden of nooit voorkomt, dat
een krachtig doelbewust bedrijfsleider onder
zijn verweekelijkt opgevoede kinderen een
geschikten opvolger vindt en ook even zel
den onder zijn medewerkers, omdat in de
naaste omgeving van een krachtig productief
mensch nooit iemand met een zelfden aanleg
zich kan doorzetten of staande houden.
De mannen van de oude Wirtschaft wisten
volgens den roodbruinen schrijver niet waar
ze het betere vandaan moesten halen en
vraagt ,is het nu dan werkelijk zoo moeilijk
te erkennen dat in het Derde Rijk aan der
gelijke hachelijke toestanden een einde wordt
gemaakt. Gelooft men nog, dat de nieuwe
vorming van den politieken wilskrachtigen
mensch in „Hitier Jugend" en op de Ordens-
burgen er alleen maar voor staatsleiding is?"
Het burgerlijk dagblad antwoordt met de be
scheidenheid van alle burgerlijk bruinen die
door echt bruinen op de vingers worden ge
tikt, dat de nationaal-socialistische Landpost
dus blijkbaar van'meening is, dat de over
gang van industrieën in staatsbezit of de be
stemming door den staat van de opvolgers
in de bedrijfsleiding een. wezenlijke tendenz
is der toekomende en door het nationaal-so
cialisme gewensehte Wirtschaft of economie.
Voor zoover wij wet$n zegt het burger
lijk dagblad vindt deze meening in de
toonaangevende uitingen der leidende man
nen van partij en staat volstrekt geen steun.
H$t is niet de eenige beroering die „der Herr
scher" veroorzaakt heeft. Een film, die als
deze door de hoogste partij en staatsautoriteit
verklaard is, als zooals de formules luidt -
„Staatspolitisch und künstlerisch besonders
wertvoll", mag slechts met eerbied en bewon
dering bezongen worden in de voorgescre-
ven ..beschouwingen", die de verboden cri-
tieken hebben vervangen. De „burgerlijke"
dagblad pers die er zich natuurlijk niet aan
waagt, geeft met klaarblijkelijk genoegen een
vrijmoedige beschouwing weer van een partij-
orgaan als „een sociale aanteekening uit het
Roergebied" Het artikel is daarom vooral
opmerkelijk omdat het in het Roergebied,
waar de film is gedraaid, verschijnt en ook,
omdat het orgaan, waarop uitdrukkelijk
wordt gewezen, om van alle gevaarlijke ver
antwoording vrij te zijn, het officieele week
blad is der N.S.B.O. en van het Duitsche
Arbeidsfront.
Zooals het behoort en in overeenstemming
met het officieele oordeel van andere offi
cieele zijde in de partij prijst de schrijver
de film als een eerste rangs kunstwerk, maar
vindt het juist daarom noodzakelijk een uit
legging te geven van de sociale fabel, die aan
den film ten grondslag ligt. Daardoor meent hij
wordt de vrijheid van 't artistieke werken niet
aangetast. Hij wil zijn artikel niet als kunst-
critisch opgevat hebben, doch slechts als so
ciaal verklarend.
Wat 'n aanloopjes en gedraai om de heete
brij, het critiek-vei-bod al niet noodig maakt!
De schrijver gelooft, dat de" loop der dingen
in de film menig nuchter denkend mensch
op de gedachte brengt: „Zulke schavuiten
zijn nu die heeren directeuren en hun kapi
talistische erfgenamen", een idee van de wer
kelijkheid, die in elk geval niet juist kan zijn,
omdat de instandhouding en de organische
ontwikkeling der Duitsche bedrijven andere
eigenschappen der bedrijfsleiders veronder
stellen dan die de filmheld op het doek zoo
huiveringwekkend tot uiting doet komen.
Heen! Zoo is dat nu „ganz und gar nicht"
en was het zoo, dan zou het de beste aan
leiding zijn voor Marxistische reclame. Wij
levensechter in „het vijfde jaar der kracht
dadigheid van de wet tot regeling van den
nationalen arbeid waarop de bedrijfsleiders
op den eersten Mei den eed van den goeden
wil afleggen".
Om het volksleven „zoo rijk gekleurd door
velerlei schakels door stand en beroep" te
typeeren, wordt van den directeur- bedrijfs
leider een laffen ruwen uitzuiger gemaakt,
van den arbeider den verbeten-gebukten en
vertrapten proleet, van den evployé den
„hoedproletariër" en van het arbeiderskind
de rachitische misgeboorte. De schrijver acht
het van groot gewicht, dat Duitschland „bij
alle waardeering voor het kunstwerk, dat de
film „der Herrscher" in waarheid is, niet ver
geet, dat deze film alleen maar aantoont,
hoe 't niet in de directie bureaux zijn moet
en dat deze heerscher ClausenJannings een
uitzondering is, die door het genie voorgesteld,
juist uitzonding blijft en daarom niet als type
erkend kan worden.
De nationaal-socialistische recensent vindt
ook, dat de sociale fabel, waaromheen
het filmspel is geweven, wel wat is blijven
steken in de literatuur en begint nu werke
lijk rebelsch te worden en zoo maar te cri-
tiseeren. Waar moest 't heen roept hij
uit als in onze direetiebureaux zonder uit
zondering zooveel bekrompenheid, lafheid en
gemeenheid zou zijn. En daar de film ge-
draand is in de streek van den schrijver,
meent hij als inwoner van het Roergebied
nog uitdrukkelijk te moeten verklaren dat de
film dit overigens hoogst waardevolle
Duitsche kunstgewrocht juist die uitzon
deringen bedoeld heeft, dien den regel van
den goeden wil bevestigen. Hij geeft toe, dat
de bedrijfsleiders in het Roergebied geen
engelen zijn, maar vindt dat heelemaal niet
noodig. Het komt er maar op aan, dat ze op
rechte Duitsche mannen zijn en dat zijn ze
allen.met uitzondering van Clausen Jan
nings op het filmdoek.
De bijval voor het filmkunsbwerk „Der
Herrscher" mag niet het inzicht wegnemen
dat het toch maar een enkelen en niet den
besten kant van het Duitsche industrie-leven
voorstel. Deze woorden uit het roodbruine
hart, worden door de Duitsche dagbladpers
ijverig gecolporteerd.
Het is dan ook voor deze een te schoone
gelegenheid voor onuitgesproken critiek op
het critiekverbod, om er geen gebruik van te
maken, openlijke ^isuoordinatie in het bruine
kamp. Geen kleinigheid!
Wat er omgaat in het bruine kamp en in
het bureau en het gemoed van de bruine
autoriteit, die zijn beslissingen over kunst in
hoogste instantie en zijn critiekverbod de
wereld inslingerde. dat weet geen mensch,
wat heel wat zeggen wil. Uit het alledaagscb
leven zijn een aantal mannen en vrouwen
samengekomen in de Lessing-hoogeschool.
om er onder 't motto „Wo bleibi die Mensch-
lichkeit", het „Unzahl verschiedenartigster
Problemen" te bespreken, dat de Janningsfilm
„aansnijdt en tracht op te lossen". Wij kun
nen er niet veel meer van zeggen, dan dat
de uitgesproken meeningen. die aanvanke
lijk wezen op groote verschillen in opvattin
gen, tenslotte eendrachtig verdwenen in de
diepte der echt Duitsche filosofisterij. En met
het bruine compliment van den dag werd
ook deze vergadering gesloten.
HL.
NUTS-SPAARBANK TE HAARLEM.
Vergelijkend overzicht over April 19371936.
Aantal behandelde posten 16436 v. j. 13984
Aantal inlagen 10458 v. j. 8587.
Aantal terugbetalingen 5978 v. j. 5397.
Ingelegd f534.494,10 v. j. f398.897.58.
Terugbetaald f 548.286,14 v. j. f 529.322,34.
Minder ingelegd f 13.792,04 v. j. f 130.424,76.
Aantal nieuwe boekjes 307 v. j. 261.
Aantal afbetaalde boekjes 187 v. j. 288.
Spaarbusjes op 30 April 1937 in omloop 3405.
Geledigd in April 1937 256 busjes met totaal
inhoud van f3432.30.
Aantal verhuurde kluisloketten op 30 April
1937: 600.
In 1 hijsse's Hof.
Het fluitekruid bloeit.
We hebben nu de ..witte week", den bloei
tijd van Fluitekruid, Look zonder Look, Vogel
kers, Meidoorn. Lijsterbes, Margrieten. Made
liefjes, Vogelmelk enz. enz.
Wanneer ge daar eens een heel mooien in
druk van wilt ervaren, dat moet ge u op
stellen aan den rechter onderhoek van vak
XVIII schuin tegenover bank 7. Daar hebt ge
dan de Look zonder Look op zijn allermooist,
vlak voor u, in grooten overvloed.
Deze mooie witte kruisbloem slaat
altijd in onze boschstreken weelderig
op, in pas gekapt hakhout en bloeit dan
in het tweede jaar. Vak XVm verkeert
nu in dat stadium en is daardoor dubbel mooi.
Eerst hebben wij er al die primula's gehad en
een mooi partijtje Longenkruid en nu ziet
het er wit van Look zonder Look.
Deze plant is in vele opzichten merkwaardig
en wel in het bijzonder doordat er aan gekop
peld is het bestaan van een van onze aller
mooiste vlinders: de Oranjetip. Die vlinder
behoort tot de familie der Witjes en het wijfje
lijkt op het eerst gezicht een gewoon "Witje,
wat klein en een beetje groezelig. Maar het
mannetje trekt dadelijk uw aandacht door
de prachtige helder oranje toppen van zijn
voorvleugels. Ge kunt het bij zonnig weer
best treffen, dat er eenige heen en weer flad-
delen over de witte bloc-men. Alleen moet ik
u waarschuwen, dat er dit jaar minder insec-
Een Pinksterdilemma.
door
HANS EDINGA
Het was de Pinkster-Zondag.
De groote boeier „De Victoria Regina",
dert den morgen troosteloos verregend bij de
Grouwster spoorbrug, lag nu, in het opklarend
weer vroolijk schitterend de Pinkstergasten
te wachten. De wijde witte zeilen, langzaam
drogend in den wind, staken hel af tegen de
hardblauwe lucht, en de zomerkleedij van hen
die uit de kajuit op het dek traden, was in
eens geen triest contrast meer.
,Hè, hè, eindelijk dan het weer dat we heb
ben moeten", zei notaris Schoonegevel, de
eigenaar van het jacht, „met regen hadden
we beter nog thuis kunnen blijven in Leeuwar
den, om daar onze gasten te ontvangen. Maar
zoo is het beter".
Zijn dochter haakte haar arm door den zij
nen: „In Leeuwarden had Henriet de Booy
geen gezicht op Grouw kunnen schilderen, en
ik evenmin".
„Och", zei hij, en voleindigde niet.
„Wat och", vroeg ze wrevelig, „is dat dan
soms niet belangrijk?" Het eenig belangrijke,
dacht ze.
„Er zijn belangrijker dingen", orakelde hij.
Zij fronste: zij wist waar hij op doelde.
Vandaag was er onder de gasten Ferd de Win-
ckel hij had haar gevraagd, vorige week
en zij zou hem haar antwoord moeten geven.
En zij wist nog niet wélk waarschijnlijk
wel een afwijzendEn tóch hield zij van
hem zooveel als haar loome, eigenlijk koele
natuur in staat was van iemand te houden.
Maar den laatsten tijd, nu zij zoo opging in
haar schilderen in haar „kunst" noemde
zij het bij zich zelf was zijn hardnekkige
adoratie haar op eenmaal onverschillig ge
worden. In haar hoofd was het woord dat zij
eens van een getrouwde kunstenares gelezen
had: „een man is een blok aan je been en een
gezin vermoordt je kunst". Theatraal zichzelf
gewichtig voelend, was het vooruitzien op het
aan haar liefde te brengen offer, haar een
weldoende smart. Maar iets streed toch telkens
tegen dit willige offer in: het verweer van
haar jeugd, haar gestreelde ij delheid en het
zich begeerd weten. En dit voortdurend wik
ken en wegen maakte haar wrevelig en bal
sturig.
Een stem schrikte haar op. „Leonie. wat sta
ij daar te mijmeren". Mevrouw Schoonegevel
cwam de loopplank op met een arm vol
Pinksterbloemen en late dotters.' „Zeg man.
we moeten gaan hoor even deze bloemen in
het water zetten en dan gaan we. Over tien
minuten komt de trein en ik heb de Van
Weerds beloofd hen af te halen".
Leonie zuchtte en dacht: „Eén troost ten
minste dat Henriet meekomt met de Leeuwar
ders. Als iedereen vandaag in het Princenhof
zit kunnen wij met de motorsloep naar Grouw".
Even later klauterden ze de spoorbaan op
om langs de rails naar het station te wande
len. Leonie liep naast haar moeder zwijgend
voort over het roestkleurige, natte grind-
paadje. Vooraan liepen haar broers een
eind achter hen aan kwam haar vader.
„Zal je hem accepteeren?" vroeg mevrouw
Schoonegevel opeens ronduit.
Leonie schopte een steentje over de rails
en antwoordde niet.
.,Nu mijn kind, hij hééft je gevraagd of hij
zal je vandaag vragen. Als je maar weet, dat
deze logeerpartij hoofdzakelijk om jou werd op
touw gezet, 'k Heb wijn en tractatie naar
het Princenhof meegebracht alles ter vie
ring van het heuglijk feit".
„Nu neem ik hem zéker niet", bitste de
dochter.
Mevrouw Schoonegevel lachte. „Je zal wel
verstandig zijn. Trouwens, we zien je liever
veilig getrouwd, dan terwille van wat geschil
der naar Parijs gaan. Een duistere ondei-ne
ming
„Maar ik heb talent!" weerstreefde Leonie
met tranen in haar stem.
„Ik zal er Henriet de Booy naar vragen", zei
de moeder koel.
Op het stationnetje liep Leonie met haar
vader heen en weer.
.,Ik wou je nog zeggen, mijn kind", zei de
notaris vaderlijk, „dat je je goed moet beden
ken eer je Ferd afwijst. Heusch er is niets
tegen hem. Hij is je lang niet onverschillig en
wij, je moeder en ik, zijn hem ook zeer ge
negen. Je zult het goed het hem hebben. Kin
deren vullen een heel leven en daarnaast zal
je niets meer verlangen".
„Ja, dat is het juist. Aangezien ik wat
daarnaast ligt altijd wèl zal blijven ver
langen, zal ik niet trouwen".
Hij nam het niet au serieux. „Schaapje", zei
hij enkel, „mijn dom schaapje, je zult wel tot
andere gedachten komen".
Zij kwam tot andere gedachten. Toen de
trein aangekomen was en de gasten door haar
ouders begroet waren kwam Ferd de Winckel
meteen door naar haar en machtig bekoord
werd zij weer door zijn lach, zijn aantrekke
lijke verschijning en zijn warme hartelijkheid.
Doch het was maar even, want zijn houding
was zoo verzekerd van een overwinning, dat
zij koel terugtrok en meteen zich wendde naar
Henriet de Booy, die zoojuist met haar ouders
kennis had gemaakt.
„Dag juffrouw de Booy, wat gezellig, dat u
onze Pinksterdagen komt opluisteren".
De schilderes, klein vergrijsd dametje, lachte
een afwezigen lach.
„Het weer is ons genadig", zei ze, ,,'t wach
ten is nu nog maar op inspiratie".
„Ja, we trekken er vanmiddag fijn tusschen
uit".
„Ik ben benieuwd je werk eens te zien
dat moet nog altijd, weet je wel?"
„Ik heb er vier meegebracht", zei Leonie
met een verlegen blos, „ik ben zoo nieuwsgie
rig, wat u er van vinden zult. Een stilleven
met rozen, een bruggetje, en twee stadsge
zichten
De schilderes ging er geanimeerd op in. Ter
wijl zij voortliepen tusschen den stoet van
gasten, de spoorbaan af naar de brug, waren
zij beiden den jongeman vergeten, die, ver
bluft, hen tenslotte verliet en zich aansloot
bij de gastvrouw.
De „Victoria Regina" was onmiddellijk naar
't Princehof gekoerst; na de lunch in het zo
merhuis van de Schoonegevels liep Leonie op
den bovengang Ferd tegen het lijf. Nog in de
zelfde stemming, gansch vervuld van schilde
rijen, klemde zij gestoord haar handen vast
om de schilderdoos en wachtte af. Hij vatte
haar polsen en zag haar ernstig aan. „Nu.
vroeg hij zachtjes en dringend.
Zij dacht er slechts aan dat beneden Hen
riet op haar wachtte en zij zei kort: „Ik heb
erover nagedacht en 't spijt me voor je
heusch ik
Hij deed een stap achteruit en bleef ver
beten zwijgend haar duister aanzien. „Dus
niet", bracht hij er eindelijk uit.
Beneden ging een deur stappen kwa
men de trap op. Zij kuchte en trad langs hem
heen, zeer bleek. Dan ging ze de trap af. Haar
smal gezicht trok strak toen zij haar oudsten
broer passeerde. En zij hóórde de stilte op den
bovengang.
Lr Grouw dobberde de motorsloep aan den
waterkant. Terwijl Leonie, vaag gekweld door
de herinnering aan het pijnlijke gesprek, ner
veus aan het schetsen was, zat haar gezellin
werkeloos te turen op het stadje, dat onder
den bewogen hemel met zijn ouden toren zoo
stil en aartsvaderlijk-gemoedelijk aan den
overkant van het water lag. Henriet de Booy
dacht aan de stukjes die Leonie haar getoond
had: haar oordeel moest zij nog geven. En zij
wist: behalve wat vaardigheid met het pen
seel en een beetje gevoel voor kleur bezit dit
kind geen sikkepit talent. Lmei-lijk glim
lachend bedacht zij hoe mevrouw Schoone
gevel getracht had haar te overreden Leonie
te zeggen dat het wel niets zou worden met
haar geschilder en dat zij werkelijk niets be
ters te doen had dan den jongen De Winckel
te accepteeren.
En haar antwoord: „Ik zal er niet eens om
behoeven te jokken, mevrouw. Ook zonder uw
woorden zou ik Leonie wel gezegd hebben dat
haar talent weinig bereiken zal".
Zij zuchtte; moeilijk om het Leonie te zeg
gen.
Naast haar keek het meisje van haar werk
op. „Werkt u niet?"
„Neen, ik kan nog niet".
„Een schilderes kan toch a 11 ij d schilde
ren?"
„Welnee, eigenlijk maar zelden, en dan is
het pas goed".
„Gunst, ik kan altijd wel schilderen".
„Kladden", dach de ander. Ze zei: „Zou je
er later alles voor over hebben?"
.,Ja, alles", antwoordde Leonie met ondoor
dacht enthousiasme.
„Zou je er een man voor kunnen verlaten?"
„Dat doe ik vandaag", zei Leonie fier, maar
even doorvlijmde haar een hevig gevoel van
verlatenheid, verscheen'haar een vroolijk lief
gezicht
Henriet ging rechtop zitten. Haar gelaat
verloor opeens alle zachtheid. Groot en fel
vorschten de oogen en met diepe, lage stem
zei zij, wat een bittere voor door haar leven
getrokken had:
„Zou je zelfs je kind ervoor verlaten?"
„Dathoeft toch niet
„Maar als het moét, als je geen andere keus
hebt dan
Leonie, het huilen nabij, boog het hoofd
het kropte nerveus in haar keel. Stom schud
de zij van nee.
„Welnu", hernam weer kalm de ander, „als
je dat niet kunt, ben je geen kunstenaar in
hart en nieren dan is het niet met je we
zen vergroeid".
Ze zweeg even en dacht: het nu kort en
krachtig zeggen is misschien het beste. Géén
sentimentaliteit.
,Ik zou je geen dienst doen, lieve kind, met
je voor te spiegelen dat je een groot talent
hebt meegekregen. Vroeg of laat zou je dat
zelf ontdekken en dan is de teleurstelling des
te grooter. Het is wel aardig werk, je aqua
rellen zijn niet onverdienstelijk, maar een
belofte voor de toekomst houdt je werk niet in.
't Is hard voor je om je illusie vaarwel te moe
ten zeggen, maar het is het beste dat we open
hartig spreken. En nu zwijgen we. Ik kan in
eens werken. Gezicht op Grouw".
Misschien komt het nog klaar voor de ten
toonstelling in Laren"
Over het drassige weiland liep Leonie en
streed haar laatsten strijd. Vanavond, als ze
thuis was, zou ze allen trots op zij zetten en
Ferd vragen zijn aanzoek nogeens te herha
len. Best mogelijk dat hij nu niet wou, maar
het kon ook dat hij nog wél wou. Zij glimlach
te bij deze laatste gelukkige gedachte, hoewel
de tranen om het verloren kunstenaarschap
nog rijkelijk in het gras vielen, telkens. Zij
richtte haar schreden naar het bootje om
Henriet, die onophoudelijk en met vuur zat te
werken, te zeggen, dat zij diep in zich aan geen
schilderscarrière ooit geloofd had en dat
zij
Maar wat was dat! Leonie staarde....
Want daar, in de smalle streep water tusschen
de weilanden, kwam een kleine boot aandrij
ven, met hóóg in het witte zeil de letters van
haar broer. Wat deed dié hier? Ze waren toch
allemaal naar het Kruiswater? Met een bang
voorgevoel tuurde zij scherp. Wie zaten erin?
En zij onderscheidde: Jan, haar broer en daar
naastFerd!
Netjes aangekleed. Hoed op, terwijl Jan in
trainingspak
„Mijn hemel, hij gaat weg, natuurlijk!
kreunde Leonie overluid. „Jan brengt hem
naar den trein, zeker
Haar handen doelloos gebarend in de lucht
stond zij machteloos haar tranen door te
slikken. Andere zeilen scholen aan het- eene
voorbij. Een poos lang zag zij, door hoog op
gaand riet wel de boot, maar niet de inzit
tenden. Even later zag zij alleen nog maar een
punt van een zeil, nu de boot de bocht nam
en het meer overstak. Over een paar minuten
zou zij zelfs dien punt niet meer zien. En dan
was hij weg, Ferd. Leonie uitte een gesmoorde
kreet, alle loome gratie viel van haar af. Zij
rende naar Henriet en sprong in de boot.
Ademloos vielen haar woorden. „Zag u daar.
de boot van Jan.en Ferd gaat weg. O wat
moet ik doen, wat moet ik doen
Onbeheerscht snikkend wees zij in de rich
ting waar het zeil verdwenen was. Henriet be
greep. Zij sloeg haar doos toe. „We gaan hen
achterna", zei ze resoluut „ik zal hem zeg
gen, dat je spijt hebt".
„Ja-jagauw". Leonie sloeg den motor
aan en ze tuimelden haast om van den schok
waarmee de sloep van den wal afstootte.
Kris, kras, in onbezonnen bochten staken zij
het meer over, alle scheepvaartwetten met
voeten tredend. Op de hooge golven, die zij
veroorzaakten, begonnen argelooze kano's le
vensgevaarlijk te dobberen Verontwaardigde
stemmen schreeuwden tegen hun stoïcijnsche
ruggen.
Maar zij letten er niet op. Voort, voort, voort!
Den hoek om stoven zij, langs het hotelle
tje. Leonie spiedde het water af. „Oh daar!
Daar gingen ze". Nu nog even full speed.
Toen zij vaart minderden ging Henriet
rechtop voorin staan.
Over het water schalde haar roep: „He,
jongelui, wacht es even!"
Zij keken om, zagen vlak achter zich de mo
torsloep van de Victoria.
Ferd de Winckel hei'kende haar. „Daar zat
Leonie ook".
De motor zweeg en de sloep schuurde langs
het zeiljachtje.
„De Winckel. Leonie vraagt of je niet blijven
wilt om jullie verloving te vieren". Tegelijk
kwam Leonie ademloos naar voren. „Ferd, ik
heb zoo'n spijtZij klom op den ran-d om
op de andere boot over te springen. Ferd kwam
verheugd naar haar toe om haar op te
vangen en de berouwhebbende geliefde, dit
ziende, sprong vooruit, maar in de haast zette
zij te sterk af, zoodat de sloep achter haar weg
schoot eer zij nog een voet op de andere boot'1
gezet had.
En daar ging ze.
Pardoes plonste zij in het water, een trio
verschrikte gillen werd haar nagezonden. „Ze
kan toch zwemmen?" kreet Henriet. Niemand
antwoordde. Ferd, over den rand gebogen,
greep direct Leonie, toen zij weer bovenkwam.
„O gunst", bibberde zij, het blonde haar in
druipende pieken over haar ontdaan gezicht.
„Schat, hier ik zal je helpen. We zullen je
binnen boord hijschen".
„O hemel, hoe kom ik er op".
„Wacht es Jan stuurde de boot het riet
in. Leonie, hier bij het roer".
Leonie waadde naar den kant en pakte de
haar toegestoken handen.
„Een, twee - hupsakee". Het kostte moeite,
maar ze kwam er.
„Kind wat ben je nat", beklaagde Henriet,
en tegelijk barstte zij, na de consternatie, met
Jan in een niet eindigende lachbui uit.
Leonie, haar japon als een plakkerig vod
klapperend in den wind, sniklachte mee. Maar
dat was alleen maar te hooren, want Ferd
had zich op eenmaal het doel van haar komst
herinnerde en trok haar naast zich in warme
omarming. Dieper nestelde zich Leonie in
Ferd's armen en Ferd's regenjas. Zij hoorde
zijn stem: „mijn kleine zeemeermin, ben je
gelukkig?" en zij knikte.
Jan ging ervoor staan. „Juffrouw de Booy",
zei hij, „laten we ons even omdraaien, vindt u
ook niet?"
Dien avond dreef er iets vreemds rond in
het Princenhof. Al verder dreef het weg van
het feestende zomerhuisje, waar Leonie, weer
droog, haar verloving vierde. Drijvend op de
vergulde lijsten ging Leonie's oeuvre zijn be
stemming tegemoet.
Het stilleven met de rozen, het bruggetje
en de stadsgezichten, vreedzaam ben elkaar
begonnen zij hun reis
Een nieuwegierige eend zwom het stilleven
achterna en pikte brutaal-bang in de rozen.
Neen, ook zelfs voor een eend waren deze niet
te genieten. Teleurgesteld maakte hij rechts- I
omkeert en verdween weer tusschen het riet.
Mei, 37.
ten zijn dan gewoonlijk. Ik vrees, dal ge ver
leden week ook wel moeite gehad zult hebben,
om de vier soorten hommels te zien, die ik
u opsomde.
Maar dat doet er niet toe. Ge kunt ook
gerust wel eens rustig eenige minuten blijven
stil staan of een half uurtje gaan zitten op
een van de vier banken in dit deel van den
Hof. Onderwijl verheugt ge u over de prach
tig bloeiende Vogelkersen, echte Nederland-
sche boschplanten. veel en veel mooier dan de
Amerikaansche Vogelkersen, die zoo veel
worden aangeplant. Mijn Vogelkersen van vak
XVIII en in het belendend deel van vak XVI
hebben een eigenaardige bloemziekte. die het
algemeen uiterlijk van de struiken echter niet
schaadt. Ge zult zien, dat veel van die bloe
men een oranje of roodachtigen kring in hun
hartje hebben en dat de meeldraden daar
misvormd zijn. Ik weet niet precies wat het
is; mijn plantenziektekundige vrienden zul
len het mij wel eens vertellen.
Hier heeft zich ook een nachtegalenpaar
gevestigd. De man zingt zoowel in vak XVTII
als in vak XI, zit graag in een van de nog
kale eikjes en is heel mak, zoodat ge hem
gemakkelijk kunt schetsen of tot op een
meter of acht kunt naderen, om te fotogra
feeren.
Inmiddels zijn er toch een paar Oranjetipjes
verschenen, mannetjes en wijfjes, die elkaar
hier zoeken en vinden. Soms gaan ze op de
bloemen zitten en wanneer ze dan hun vleu
gels omhoog slaan in den ruststand, dan is
het dier op eens veel minder duidelijk te zien.
Dat komt doordat de onderkant van die vleu
gels donker en licht gevlekt is precies in de
zelfde tinten en waarden als het groen en
wit en donker van die bloeilappen van Look
zonder Look. We hebben hier te doen met het
beroemde verschijnsel van de ..beschermende
kleuren", waarover de wetenschap nog lang
niet is uitgepraat.
's Avonds gaan die vlindertjes in den bc-
beschermende ruststand slapen, bovenop de
bloemtrossen van Look zonder Look en dan
is het een heele sport, om te probeeren ze te
ontdekken. De denkende en wetende mensch
speelt dat heel best klaar.
Maar er is nog meer. We kunnen trachten
te zien te krijgen hoe de wijfjesvlinder haar
eitjes afzet op de bloemstelen van Look zonder
Look. Dat lukt natuurlijk het best in vlinder-
rijke jaren en dan kun je later ook zien hoe
de rupsjes zich te goed doen aan de rijpende
vruchten. Ik heb dat in mijn lange leven tel
kens en telkens weer gezien en er ook eens
een heel relaas met teekeningen van gegeven
in „De Levende Natuur".
Behalve op Look zonder Look zien we in
onze duinstreek de Oranjetipvlinders ook op
de Ruige Scheefkelk en hij geeft zich ook af
met de Pinksterbloem.
Nu nog even het Fluitekruid. Hoe snel zijn
in de laatste weken de bloeistengels omhoog
geschoten, zich fraai vertakkend. De eigen
lijke bloei begint aitijd met een paar arm-
bloemige schermpjes en dan volgen dra de
grootere schermen. Die schermen hangen voor
het bloeien altijd eerst een poosje allersier-
Iijkst geknikt. Eigenlijk zijn die planten
alle planten altijd druk in beweging, alleen
in een ander tempo dan voor onze bewe
gingen gebruikelijk is. Maar wanneer ge een
zelfde plant eens dag voor dag of uur aan
uur bekijkt, dan wordt ge die bewegingen
toch gewaar.
Het Fluitekruid bewoont een groot deel van
Europa, Azië en Afrika. In zuidelijke streken
wordt het een bergplant en. in het groote
Belgische natuurreservaat in Centraal Afrika,
het Parc-Albert voeden de Gorilla's van Kivu-
Kivu zich met de wortels van deze gewone
Schermbloem.
Wij hebben het wnssehen
ai jong geleerd
Wij zijn opgegroeid in het be
drijf waarin wij samenwerken.
Het heeft onze volle toewijding
en daarom kunt U ons gerust Uw
wasch- en strijkgoed toevertrou
wen. Mogen wij eens aankomen?
Gedeeltelijke Mangelwasch 20 ct. p K G.
Algeheele Mangelwasch. ,25ct.pKG.
Eenvoudige opmaakwasch 30ct.pK.G.
Naamt U do proof oom, ituur om ovon onderstaande coupon
Wilt U a.s
pcoefwasch halen bij
...dag uur
Wasscherij
.1. UEELE\ A Zn
Bleekersvaartweg 13 - Heemstede - Tel. 28189
(Adv. Ingez. Med.)
THEE-RESTRICTIE-PERCENTAGE
VERLAAGD.
AMSTERDAM, 14 Mei. Wij vernemen,
dat de regeeringen van Nederlandsch-Indië
Ceylon en Britsch-Inaië. tengevolge van een
recente statistische uiteenzetting door het
International Tea Committee, besloten heb
ben het restrictie-percentage voor de twaalf
maanden loopende van 1 April 1937 tot 31
Maart 1938, te verlagen van 17y. tot 12>/2.
BEKROONDE TULPEN UIT HEEMSTEDE.
Op de Dinsdag 11 Mei te Amsterdam gehou
den Keuring van de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde
werd een inzending Tulpen, bloemen van di
verse rassen, van den heer J. Dix Jr. te Heem
stede bekroond met een Gouden Medaille, ter
wijl de Breedertulp Limnos met een Getuig
schrift Eerste Klasse begiftigd werd en een
Getuigschrift van verdienste werd toegekend
aan: Darwintulp Lady Chamberlain; aan de
Breedertulp La Bizarre; aan de Cottagetulpen
Mongolia, Golden Harvest, Scarlet Glory en
Advance; aan de Leliebloemige tulDcir Gre-
the Jauna a Merveille en Lothariê; aan de
Parkiettulp Red Champion; aan de Mendei-
tulpen Winter, Superba en Dr. Stresemann.