Meisjespensionaat Twee hoofdfilms Het wilde Westen Marguerite Gautier Litteraire Kantteekeningen. ZATERDAG 15 MEI 1937 HAARLEM'S DAGBLAD 8 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiii De Duitsche visie Ciïo erna Een nieuwe film, die zich. in en om een meisjeskostschool afspeelt, nu van Weensch fabrikaat, door den Weener Geza von Bol- vary geregisseerd en door Weensche artisten vertolkt. Het ligt voor de hand een verge lijking te trekken met haar Amerikaanschen voorganger Meisjeslyceum" en in dat ver band kan gezegd worden, dat de films veel punten van overeenkomst vertoonen. Ook hier een goede psychologische teekening van het gemeenschapsleven der kostschoolmeis jes in zijn vele schakeeringen, ook hier de liefdesroman van de leerlinge en den leeraar met dat verschil, dat in „Meisjespensionaat" de verbintenis tusschen het vorstelijke kost schoolmeisje prinses Dagmar en haar leer meester dr. Rupli niet tot stand komt. Von Bovary is een geroutineerd regis seur en daarom is hij bij het verfilmen het begrijpelijk, dat van Hugo Brettscheider's tooneelstuk in de eerste plaats een dankbaar gebruik maakte van de' tegenstelling tusschen het vormelijke oer-conservatieve hofleven, waar in prinses Dagmar is opgegroeid en de ka meraadschappelijke. losse kostschoolsfeer, die zij op haar zeventiende jaar betreedt. In fijne tafereeltjes worden ons de moeilijkhe den en conflicten van de nieuwelinge ge schetst, als zij onwennig en schuw tusschen de andere meisjes door dwaalt en iets poogt te begrijpen van hun genoegens en geheim zinnigheden. De humoristische kant ont breekt bij deze schildering geenszins, daarbij denken wij in het bijzonder aan de nachte lijke meeting op de slaapzaal, waar prinses Dagmar op echt dwaas-kostschoolachtige wijze in het genootschap E(en) V(oor) A(llen) wordt opgenomen. De note-gaie is in dit gezelschap vooral Hilda Krahl. een origineel type, dat zingt en jodelt, dat het een lieve lust is. Angela Salloker onderscheidt zich in „Meisjespensionaat" als een actrice van op merkelijke gaven. Van het stijve, blasé prinsesje zien wij haar langzaam uitgroeien tot het echt-uitbundige schoolmeisje, dat in niets wil onderdoen voor haar vriendinnen, een overgang, die zich zonder overdrijving voltrekt. En ontroerend is zij in haar ont luikende en geleidelijk tot een felle passie wordende liefde voor haar leermeester. Attila Hörbiger speelt dezen laatste sober en in drukwekkend, gelijk wij hem uit zijn sterke creatie in „Variété" kennen. Raoul Asian speelt den heerscher van het denkbeeldige vorstendom, waar Dagmar is opgegroeid, met al de sympathieke gemoedelijkheid, die deze figuur behoeft en van Leopoldine Konstan- tin zien we een lieve vertolking van de gou vernante frl. von Leers. Een film. die een woord van aanbeveling niet onthouden mag worden. In het voorprogramma de wekelijksche journaals en een geestige teekenfilm met Mickey Mouse en consorten in de hoofdrol. Charlie Chan en Stan en Oily Angela Salloker en Attila Hörbiger in „Meisjespensionaat" (Cinema Palace). Cary Cooper Jean Arthur en Frans Hals Warner Oland, die opnieuw een knappe creatie geeft van den Chineeschen detective Charlie Chan. (Luxor). De film brengt ons in kennis met werelden en toestanden, van welks bestaan we als or delijk staatsburger geen ahnung hadden. De meesten van ons zullen hun wetenschap van de listen en de praktijken in de wereld van de renbaan wel aanschouwelijk in de bios coop hebben opgedaan. In ons gewone le ventje weten we daar zoo niet van. Om mis dadige renbaangokkers, die zelfs niet tegen een moord opzien te ontmaskeren en stuk voor stuk te doen pakken, beschikt de film over den beroemden Charlie Chan, die door den niet minder beroemden Warner Oland meesterlijk wordt leven ingeblazen. Op ver bluffend eenvoudige en daarom niet minder geniale wijze komt Charlie Chan steeds ach ter de ingewikkeldste misdaad. Zijn groote kracht zit ook daarin, dat hij de schijnbaar nietigste kleinigheid een plaats in zijn bouw werk geeft, niets ziet hij over het hoofd, niets is onbelangrijk, alles, zelfs een enkel gebaar, zooals in deze film het al of niét opzetten van de lorgnet door den moordenaar, wordt door hem opgemerkt en later weet hij al zijn gegevens tot een hecht logisch geheel te ver werk- Charlie Chan Lmxor wórdt in deze film door zijn ouden vriend, majoor Kent te hulp geroepen. Door misdadige manipulaties van een bende gokkers heeft valanche, het beroemde renpaard van Kent de Australi sche Sweepstake verloren. De moeilijkheden, waarvoor Charlie Chan komt te staan zijn legio, er wordt zelfs een paar keer een aan- aanslag op zijn leven gepleegd, maar hij komt overal glansrijk uit te voorschijn, kra nig biigestaan zijn zijn enthousiaste zoon Lee Chan, uitstekend vertolkt door Keye Luke. De enthousiaste voortvarendheid van Lee steekt grappig af tegen de gemoedelijke bezadigdheid van Charlie. Het is een Charlie Chan-film van de beste sooi't met spelers, die allen naast Charlie Chan een uitstekend fi guur maken. Dat Stan en Oliver in „Van Kwaad tot Er- eer" ons op de bekende manier weer amusee ren. spreekt vanzelf. Het dwaze tweetal komt natuurlijk weer in de gekste situaties, maar tot voor deze film bleven ze toch steeds zich zelf. In „Van Kwaad tot Erger" komt Oliver, tengevolge van een verschil van meening met zijn vrouw in het zieeknhuis terecht. Bloedtransfusie alleen kan hem nog redden. Stan zal dien vriendendienst bewijzen. Bij vergissing wordt te veel bloed genomen en moet Stan weer van Oliver hebben met het verrassende resultaat dat ze een beetje door elkaar geloopen ziin en Stan de allures en het uiterlijk van Oliver en Oliver die van Stan krijgt. Een allerdolste vertoóning! Het Pinkster-programma van Luxor ver dient eiken avond volle zalen. Met gespannen verwachting zijn we deze week naar het Frans Hals Theater gegaan. Immers voor de tweede maal treden in „De Trek naar het Westen" het in „Oké Mr. Deeds" zoo -op den voorgrond getreden paar: Cary Cooper en Jean Arthur tezamen op. En on middellijk na het aanschouwen van de „Trek naar het Westen" zijn we geneigd om Capra, de regisseur van Oké mr. Deeds en Cecil de Mille, den regisseur van deze wildromantische Western" met elkaar te vergelijken. Niet zoo zeer omdat de „Trek naar het Westen" ook maar iets ge- meen zou hebben met „Oké Mr. Deeds" maar wél om te zien of het duo Cooper Arthur ook onder de Mille de brillante hoogte van „Oké Mr. Deeds" zou bereiken. Dit is be slist niet het geval. En al heeft de Mille het in deze film dan ook over een andere boeg ge gooid dan bij zijn vorige producties welk een hemelsbreed verschil b.v. met de Kruis tochten toch kan hij in fijne geestigheid met Capra niet wedijveren. Neemt ge echter de ge vechten tusschen de Indianen en de dappere soldaten die zooals Lincoln bevolen heeft „Het Westen veilig moeten maken" dan herkent ge weer onmiddellijk den meesterlijken massa- regisseur, den goochelaar met menschen- menigten, die de Mille toch altijd bij ft. Neem eens een scène als de aankomst van Buffalo Bill Cody met zijn vrouw en Wild Bill Hitckoek in het prairiestadje. Hoe uitstekend wordt hiel de sfeer van 't oude Westen zooals we die uit de boeken van Karl May, Fenimine Cooper en Gustave Aimard hebben leeren kennen, ge suggereerd. Cary Cooper speelt de rol van Wild Bill Hitckoclc en hij doet dat voortreffelijk. Dat is dan ook niet te verwonderen want hij is zijn loopbaan als filmacteur ook in Wild-West films begonnen. Toch is Cooper geen figuur als vroeger Tom Mix was of Buck Jones om maar eenige van de meest prominenten uit vervlo gen filmjaren te noemen. Zqn spel is be- heerschter en wij aarzelen niet het te zeggen, ook beter. Ontdaan van alle overdadige franje, sober maar steeds boeiend en knap doet hij de figuur van Wild Bill Hitckoclc voor ons leven. Jean Arthur speelt haar lastige rol, zij is Calamity (Ongeluks) Jane, de vrouw die met haar zweep en haar mond alle mannen in be dwang houdt, met élan. Naar onze smaak zoo nu en dan wel eens wat al te uitbundig. Van de overige medespelenden valt vooral Charles Bickford met een uitstekend gespeelde schur kenrol op. James Ellison is als Buffalo Bill niet die krachtfiguur zooals we ons die voorgesteld hadden. Cary Cooper en Jean Arthur in The Plains man" (De trek naar het Westen (Frans Hals). Toch is „De Trek naar het Westen" een film geworden die boeit van het begin tot het einde. Liefhebbers van de romantiek van „Het verre Westen" zullen aan „Plainsman" hun hart ongetwijfeld kunnen ophalen. En zelfs zij die wat sceptisch tegenover die romantiek staan zullen zich niet aan de spanning van deze eerste groote Wild Westfilm na jaren van zoetige muzikale comedies, kunnen onttrekken. De Engelsche Kroningsfeesten. Het journaal in alle bioscopen. De verschillende journaals van de Engel sche kroningsfeesten, die over het algemeen voortreffelijk zijn te noemen en een duide lijk beeld geven, zoowel van de kroning zelf als van de geestdrift van het publiek in de City, worden in verschillende Haarlemsche bioscopen in het voorprogramma vertoond. FILMKUNST. Voor alles Garbo Marguerite Gautier, la Dame aux Camelias dat is de romantiek, het tijdelooze sprookje van de liefde, die sterker is dan alle voor- oordeelen, sterker dan het verstand. Het is de romantiek van Helene en Novalis, van Chopin en Schumann enveel mindre de romantiek van Alexander Dumas fils. Want George Culcor, die de regie voerde van deze ontroerend menschelijke film heeft er voor gewaakt, te veel over te nemen van het vaak wat valsche sentiment van Dumas. Hij heeft het verhaal zuiverder en moderner weergegeven, soberder, maar niettemin diep ontroerd Maar voor alles is deze film weer de film van Garbo. Greta Garbo zet haar scherpe, pressieve gelaat, haar weeke, lage stem en haar sierlijke, aristocratische gebaar. Rembrandt Greta Garbo, in haar ontroerende creatie als Marguerite Gautier, „la dame aux Camélias". Te aristocratisch bijna, voor een Marguerite Gautier, die toch een courtisane was, en wier levenswijze door dat aristocratische, dat de geheele persoonlijkheid van Grata Garbo be- heerscht, voor ons moeilijker aanvaardbaar wordt. Doch wel aanvaardbaar wordt daar door die edele, alles opofferende liefde voor den jongen Armand Duval, juist als zij meent haar evenwicht terug gevonden te hebben, buiten, op het land. Het is het spel van deze actrice, dat deze film maakt tot een van de belangrijkste film gebeurtenissen van dit seizoen. Haar spel, dat zijn hoogtepunten heeft in de .piano-scène met de baron de Varville, in het gesprek met mon sieur Duval, den vader van Armand en vooral in de laatste scène, waar zij sterft in de ar men van Armand. Sentimenteel? Ongetwijfeld, maar de juiste dosis, en zuiver beheerscht spel. wars van alle valsche romantiek, van een ont roerende romantiek, van een ontroerende een voud en natuurlijkheid. Naast Gréta Garbo is het vooral de aristo cratische baron de Varville van Henry Daniell. die opvalt. Een knappe creatie, waarbij die van Robert Taylor als Armand Duval wel een weinig in het niet zinkt. Taylor heeft een beschaafd, innemend gelaat, een sympathieke stem, maar hij is toch wat vlak gebleven, geeft de figuur van Armand Duval te weinig relief. De fotografie, opvallend is, dat de film voor het grootste deel uit close-ups bestaat, is zeer goed en de historische détailleering in de schildering van het Parijs van omstreeks 1840 is tot in de puntjes verzorgd. Een film, die men niet verzuimen mag te gaan zien om het spel van Greta Garbo en de regie van George Cukor, die van het simpel, misschien zelfs wat al te sentiméhteel ver haaltje een film wisten te maken die u bezig houdt, lang nadat ge de bioscoop verlaten heeft. WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN. Pandpoort, Koningstraat. Misschien vindt ge wel een japon of een pak Dat ge niet meer draagt, in de kast. Wel, stuur het dan naar Weldadigheid! Wij weten wel iemand, die 't past Postgiro 212793 Telefoon 11855 of 15445. Prot. Clir. Drankbestrijding. In „Het Blauwe Kruis" hadden de Prot, Christelijke Drankbestrijders organisaties gis teravond een propaganda-vergadering belegd. Hieraan werd deelgenomen door de Nat. Chr. Geheel Ont. Ver. (afd. Haarlem Cen trum, Heemstede, Meer en Bosch, Haarlem- Noord), de Geref. Vereeniging voor Drankbe strijding, afdeeling Haarlem, de N.C.J.G.O.V, „De Schakel" en de J.C.G.O.B. De avond werd geopend met het zingen van Psalm 25 2. De voorzitter van de N.C.J.G.O.V. „De Scha- kei" de heer F. H. de Nijs heette alle aanwe zigen hartelijk welkom en wekte allen op om de Blauwe Week 1937 te doen slagen. Door een muziekclubje bestaande uit broe- ders van „Meer en Bosch" werden hierna op zeer verdienstelijke wijze eenige nummers ge speeld. Vervolgens was het woord aan Dr. M. van der Voet, Ned. Herv. predikant te Haar lem-Noord, die sprak over Bezinning en Be zieling. Er bestaat een gevaar voor overvoering van de jeugd op bepaalde punten, zooals drankbe strijding en vrede, die juist een tegenoverge stelde uitwerking hebben dan de beoogde, al- dus ving spr. zijn rede aan. In het onophoude lijk getuigenis afleggen van zijn overtuiging schuilt dan ook een groot gevaar. Bezinning en bezieling zijn de twee woorden die de as vormen waar de Chr. geheelonthou dersbeweging om draait. Noch met de bezin ning noch met de bezieling alleen kunnen wij ons doel bereiken. Bezinning is zichzelf steeds afvragen waarom doe ik iets. Door de bezinning zien we de geheelonthoudersbewe ging dan ook niet als doel maar als middel. Met de ware bezieling kunnen wij den strijd tot het einde toe volhouden. Bezinning en bezie ling houden elkaar in evenwicht en vullen el kaar aan. Spreker hoopte dat deze Blauwe Week ertoe zou mogen bijdragen om met be zieling en bezinning den strijd voor Chr. drank bestrijding voort te zetten tot het einde. Gezamenlijk werd nog gezongen Voorwaarts Christen strijders. Na de pauze vertelde Ds. A. Dondorp, Geref. Predikant te Heemstede waarom hij geheel onthouder is geworden. Vervolgens was de beurt weer aan het muziekclubje van Meer en Bosch. Na het zingen van „Te wapen, op te wapen" werd de bijeenkomst gesloten. Tusschen de nummers door werd gedecla meerd door mej. Hetty Terwee. Ongetwijfeld zal deze avond er toe hebben bijgedragen om de „Blauwe Week" te doen slagen en om de onthoudingsgedachte ingang te doen vinden en te verspreiden. STADS-BIBLIOTHEEK EN LEESZAAL VAN HAARLEM. Statistiek van bezoek en uitleening over April 1937 (1936). I. Prinsenhof. Bezoek aan de leeszaal door 2403 personen (v. j. 2597) t.w. 2133 mannen en 270 vrouwen. Bezoek aan de krantenzaal door 5222 per sonen (v. j. 5180) t.w. 4878 mannen en 344 vrouwen. Totaal bezoek aan lees- en krantenzaal door 7625 personen (v. j. 7777) t.w. 7011 mannen en 614 vrouwen. Uitgeleend werden 6732 boeken (v. j. 6995). n. Filiaal „Huis te Zaanen". Bezoek aan de leeszaal door 921 personen (v. j. 857), t.w. 763 mannen en 158 vrouwen. Uitgeleend werden 2799 boeken (v.j. 1754) III. Hoofdbibliotheek en filiaal werden te zamen bezocht door 8546 personen, (v.j. 8634) t.w. 7774 mannen en 772 vrouwen. In het geheel werden uitgeleend 9531 boe ken (v. j. 8749). CHRISTELIJK U.L.O. Dezer dagen is gesticht de Vereeniging voor Christelijk lager uitgebreid onderwijs te Haarlem. De vereeniging dankt haar ontstaan aan een reeds jaren bestaande samenwerking tus schen de schoolvereenigingen Instituut Oranje-Nassau en Groen van Prinsterer. Doei dezer samenwerking was, de aan het Instituut Oranje-Nassau verbonden U.L.O.- klassen, zoodra dit mogelijk bleek om te zet ten in een afzonderlijke U.L.O. school, los van Instituut Oranje-Nassau. Het steeds toenemend leerlingenaantal van de U.L.O.-klassen van Instituut Oranje-Nassau schiep de mogelijkheid om nu tot het boven omschreven doel te geraken. Het gemiddelde aantal leerlingen bedroeg in 1929 47J/2; het vorig jaar was dit reeds gestegen tot 188; bij den aanvang van den nieuwen cursus in 1936 waren 230 leerlingen ingeschreven voor de U.L.O.-klassen. De commissie van beheer, gevormd uit de beide schoolvereenigingen, achtte dan ook het tijdstip gekomen, een afzonderlijke ver eeniging te stichten. In de Donderdagavond gehouden ledenvergadering werd een defini tief bestuur gekozen, dat maatregelen zal beramen, om met medewerking van het ge meentebestuur de thans nog tot het Instituut Oranje-Nassau behoorende U.L.O.-klassen zoo spoedig mogelijk als zelfstandige U.L.O.- school te exploiteeren. In het bestuur van de vereeniging' voor Christelijk uitgebreid lager onderwijs hebben zitting gedelegeerden van de samenwerkende schoolvereenigingen, terwijl daarnaast ook 4 personen werden gekozen uit de ledenverga dering. Levens van groote Nederlan ders gezien door schrijvers van onzen tijd. Het is niet altijd even gemakkelijk uit de verschillende verschijnselen die zich voor doen een juiste diagnose te stellen. Wat is, bijvoorbeeld, op het oogenblik de juiste be teeken is en vooral de juiste kracht van een onmiskenbaar oplevend en aangewakkerd nationalisme in Holland's geestesleven? Is liet slechts een tijdelijk vuurtje, gestookt om de kilte van een uit verre streken geïmpor teerd maatschappij-begrip te verdrijven,... is het een poging tot redres en matiging van een misschien te welig groeiende neiging naar het Europëer-schap die zich binnen onze landspalen bij veel jongeren vertoon de? Is er kans op duurzaamheid in deze ver schijning of zit er de wind van komende po litieke krachtmeting achter, als wij op onze boekentafel een reeks levens van nationale figuren uit onzen roemtjjd vinden keurige kleine boeken in een omslag waarop de por tretten dier groote mannen van achter onze driekleur opduiken? Wij bedoelen de Levens van De Ruyter, door Constant van Wessem, Oldenbarneveldt, door Theun de Vlies, Jan Pietcrsz. C-oen, door Joh. v. d. Woude die bij Leopold's Uitg. Mij. in Den Haag het licht zagen. Waarbij juist vandaag nog de Levensro man van Dr. Colijn gevoegd wordt, ons door een andere uitgeefster toegezonden, en dien de Wer aan het slot van dit kroniekie onder de Nieuwe Boeken vermeld vindt. Wij willen de beantwoording der bovenge stelde vragen laten nisten en ons naar ge woonte tot een zakelijke beschouwing van het gepresteerde beperken. De biografie of levensbeschrijving is een afzonderlijk genre onzer litteratuur. Ze kan boeiend zijn als een detective-story, droog als een dwangbevel of tusschen deze beide instaan en dan vooral toch de soliditeit be houden die ons Hollanders dierbaar is. Boeiend kan misschien alleen de biograaf zijn die voor zijn model, zijn besproken per soonlijkheid, een levende sympathie, een tot op zekere hoogte gaande vereering koestert. Wars van ophemelarij, zoowel jegens zich zelf door anderen gepleegd als over anderen uitgesproken is de Hollandsche biograaf evenwel meestal te critisch-bedachtzaam om zich te laten gaan en buitengewoon boeiend te worden. Soliditeit bovenal, niet waar! Wat de Engelschen hero-worship, iets als heldenvereering, noemen, maakt ons in den regel al huiverig. Tenzij het sporthelden of heldinnen geldt, waarop men dan ook in ruime mate zijn huiverigheid pleegt af te reageeren. Maar in alle andere regionen be waren wij bij voorkeur onzen nuchter-criti- schen blik. onze objectiviteit en onzen waar heidszin. Van uit dien hoek bekeken is de schrijver van het boekje over Coen, Johan van der Woude, wel de meest Hollandsche der drie biografen die aan de rood-wit- blauwe levensbeschrijvingen bijdroegen. Al maakt hij op objectiviteit niet eens aan spraak. Aardig is zijn naschrift waarin hij zegt: „Dit geschrift is een op feiten geba seerde karakterschets van den koopman Coen, voor wien ik overigens weinig sympa thie heb en maakt geen aanspraak op objec tiviteit, diverse aureolen, in de vaderland- sche geschiedenis-boekjes kwistig om den persoon van Coen gegroepeerd, zal men er tevergeefs in zoeken. „Zooals vanzelf spreekt is Coen, de ruiter op het gouden kalf, in welks buik de heeren bewindhebbers der compagnie behaaglijk rustten, geen held en is dit boekje geen geglazuurd afgietsel van een tot in den hemel gestegen legende". In verband hiermee is nog aardiger wat de uitgeefster als boniment voor haar uitgaaf op den omslag laat drukken: „Deze figuur (Coen) die als het symbool van ons volkskarakter kan gelden, enz De lezer zij gerust Voor hero-worship be hoeft hij in dit boekje met den leeuw niet te vreezen. Waarom de heer Van der Woude een boekje schrijft over iemand voor wien hij geen sympathie heeft, zal inmiddels niet ieder terstond duidelijk zijn. Dat dit gemis aan sympathie hem echter niet belet Coen's groote qualiteiten te zien, bewijst hij even eens: „In Coen, dezen formidabelen organi sator. dezen man van de daad, worden de onmisbaarheid en de onmiskenbare waarde van den begrensden mensch voor de ge meenschap gedemonstreerd" (pag. 182) en: „Een consequent koopman, de eerste der lange reeks mannen, die dit ontzagwekkend groot Indië tot Nederlandsch koloniaal bezit hebben gemaakt; de eerst, die niet met wan kele schreden, maar met een vasten tred zijn weg baande ten voordeele van de heeren XVH, van de compagnie, van zichzelf, ten voordeele tenslotte van heel het volk". (Slot zin). Het overigens zoo knap samengestelde boekje over Coen had misschien dit „na schrift" kunnen ontberen. Minder dubieus staat, naar het ons voor komt Constant van Wessem tegenover zijn held. Het levensverhaal van De Ruyter deed hij met kennelijke sympathie, waarbij het hem er om te doen was den „mensch" in den roemruchten admiraal een weinig naar voren te schuiven, waar historie en legende zich steeds liever met den succesrijken krijgs man, den genialen strateeg hebben bezig ge houden. Hoe De Ruyter thuis, op den Bui tenkant te Amsterdam, leefde in zijn gezin in de korte tijden dat hij thuis kon zijn, hoe zijn verhouding was tot ziin omgeving de kinderen, de predikanten, dat wordt alles heel prettig naverteld. En natuurlijk nemen de wapenfeiten ook in dit boekje den groot sten omvang in beslag. Brandt's Leven van De Ruyter heeft den samensteller wel als uitgangspunt gediend; intusschen heeft hij blijkbaar ook latere bronnen met ijver door zocht. Misschien is van deze drie boekjes Theun de Vries' Oldenbarneveldt het meest zelf standig doordachte en het rijkst aan in zichten. Ook bij dezen knappen romanschrij ver overheerscht de wil, buiten alle hero- worship te blijven Het is een der minder aantrekkelijke gevolgen onzer degelijke his torische onderlegdheid dat er geen enkel groot man meer overblijft, voor wien wij, naast het obligaat quantum bewondering, ook nog zekeren eerbied kunnen koesteren om andere dan utiliteitsredenen. Vooral wan neer de historicus zijn kennis in de gehoor zaal van het groote publiek brengt vertoont hij onwillekeurig gelijkenis met den kamer dienaar, voor wien niets van zijn meester geheim kon blijven Het blijft de vraag of op die plaats een zekere terughoudendheid van den portrettist te verkiezen zou zijn boven een alzijdige, belichting ook van de zwakke stee in ieder geportretteerde, doch in de aera van zakelijkheid-boven-al, waarin wij leven, is het verklaarbaar dat voor eenige ideali- seering van een figuur geen plaats is. Zoo zal De Vries' beschouwing van Olden barneveldt, zooals hij zelf het wenscht, de mythe van de „vermoorde onnoozelheid" voor een goed deel te niet doen en ook aan de figuur yan Maurits een eenigszins andere houding kunnen geven dan die van den op wraak zinnenden strever. di»n men vroeger in hem gezien wil hebben. De historische we tenschap heeft langzamerhand alles zoo haarfijn uiteen gerafeld, dat er voor een voorbehoudlooze sympathie voor allicht nie mand plaats rest. Ook hierbij kan het te-veel-weten zijn schaduwkant hebben. Daarom kan het boek dat Rudolf van Reest over ColHn schver'' en dat wij nu vandaag niet verder bespreken zullen, zulk een gansch anderen indruk ach- terlaten. Wat daarin „historie" is, werd in zulk door vereering ontstoken licht gezet, dat niemand aan des schrijvers sympathie behoeft te twijfelen. Maar dat is alleen voor een oprecht partijganger weggelegd. NIEUWE BOEKEN. Helma Wolf-Catz. Opkomst. (Roman uit de Hollandsche grootindustrie 320 pag.) Leiden, A. W. Sijthoff's Uitg. Maatsch. Joseph Roth. Biecht van een moordenaar in een nacht verteld. Vert, door R. P. Ster- kenburg 248 pag. A'dam. Allert de Lange. Jozef WittJin. Het zout der aarde. Roman uit het Poolsch vertaald door Dr. Boutelje. A'dam. Dezelfde uitgever. (345 pag.) Jalu Kurek. Griep woedt in Naprawa. Eveneens Poolsche roman. (285 pag) door H. Katzee vertaald. Den Haag, J. Ph. Kruseman. Elisabeth Zernike. De oudste zoon. Oorspr. roman. 200 pag. A'dam, Querido, Sigrid Undset. Witte orchideeën. Roman uit het Noorsch vert, door A. Basenau. 334 pagina's. A'dam. J. M. Meulenhoff. T. Volker. Gedichten, Plaquette 60 pag. Rotterdam, W. L. en J. Brusse. Edgar Lajtha. Menschen. eilanden en Leiden. A. W. Sijthoff's U. M. oceanen.256 pag. Dr. P. n. v. d. Hoog. Ik, Ibö Sina. (Een oud Arabisch manuscript wordt aanleiding tot een buitengewoon boeienden doktersroman). 212 pag. Den Haag, Zuid-Holl. Uitg. Mij. Gladys Hasty Carrol. On eigen erf. Nederl. bewerking uit het Eng. door mevr. Van Nes- Uilkens. Rudolf van Reest. De levensroman van Dr. T rvdifn. Bioornfie met fllustr. 286 pag. Baarn, Bosch en Keuning. J. H. DE BOIS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 14