Meisjespensionaat Twee hoofdfilms
Het wilde Westen
Marguerite Gautier
Litteraire
Kantteekeningen.
ZATERDAG 15 MEI 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
8
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
De Duitsche visie
Ciïo
erna
Een nieuwe film, die zich. in en om een
meisjeskostschool afspeelt, nu van Weensch
fabrikaat, door den Weener Geza von Bol-
vary geregisseerd en door Weensche artisten
vertolkt. Het ligt voor de hand een verge
lijking te trekken met haar Amerikaanschen
voorganger Meisjeslyceum" en in dat ver
band kan gezegd worden, dat de films veel
punten van overeenkomst vertoonen. Ook
hier een goede psychologische teekening van
het gemeenschapsleven der kostschoolmeis
jes in zijn vele schakeeringen, ook hier de
liefdesroman van de leerlinge en den leeraar
met dat verschil, dat in „Meisjespensionaat"
de verbintenis tusschen het vorstelijke kost
schoolmeisje prinses Dagmar en haar leer
meester dr. Rupli niet tot stand komt.
Von Bovary is een
geroutineerd regis
seur en daarom is
hij bij het verfilmen
het begrijpelijk, dat
van Hugo Brettscheider's tooneelstuk in
de eerste plaats een dankbaar gebruik
maakte van de' tegenstelling tusschen het
vormelijke oer-conservatieve hofleven, waar
in prinses Dagmar is opgegroeid en de ka
meraadschappelijke. losse kostschoolsfeer,
die zij op haar zeventiende jaar betreedt. In
fijne tafereeltjes worden ons de moeilijkhe
den en conflicten van de nieuwelinge ge
schetst, als zij onwennig en schuw tusschen
de andere meisjes door dwaalt en iets poogt
te begrijpen van hun genoegens en geheim
zinnigheden. De humoristische kant ont
breekt bij deze schildering geenszins, daarbij
denken wij in het bijzonder aan de nachte
lijke meeting op de slaapzaal, waar prinses
Dagmar op echt dwaas-kostschoolachtige
wijze in het genootschap E(en) V(oor)
A(llen) wordt opgenomen. De note-gaie is
in dit gezelschap vooral Hilda Krahl. een
origineel type, dat zingt en jodelt, dat het
een lieve lust is.
Angela Salloker onderscheidt zich in
„Meisjespensionaat" als een actrice van op
merkelijke gaven. Van het stijve, blasé
prinsesje zien wij haar langzaam uitgroeien
tot het echt-uitbundige schoolmeisje, dat in
niets wil onderdoen voor haar vriendinnen,
een overgang, die zich zonder overdrijving
voltrekt. En ontroerend is zij in haar ont
luikende en geleidelijk tot een felle passie
wordende liefde voor haar leermeester. Attila
Hörbiger speelt dezen laatste sober en in
drukwekkend, gelijk wij hem uit zijn sterke
creatie in „Variété" kennen. Raoul Asian
speelt den heerscher van het denkbeeldige
vorstendom, waar Dagmar is opgegroeid, met
al de sympathieke gemoedelijkheid, die deze
figuur behoeft en van Leopoldine Konstan-
tin zien we een lieve vertolking van de gou
vernante frl. von Leers.
Een film. die een woord van aanbeveling
niet onthouden mag worden.
In het voorprogramma de wekelijksche
journaals en een geestige teekenfilm met
Mickey Mouse en consorten in de hoofdrol.
Charlie Chan en
Stan en Oily
Angela Salloker en Attila Hörbiger in
„Meisjespensionaat"
(Cinema Palace).
Cary Cooper
Jean Arthur
en
Frans Hals
Warner Oland, die opnieuw een knappe creatie
geeft van den Chineeschen detective Charlie
Chan.
(Luxor).
De film brengt ons in kennis met werelden
en toestanden, van welks bestaan we als or
delijk staatsburger geen ahnung hadden. De
meesten van ons zullen hun wetenschap van
de listen en de praktijken in de wereld van
de renbaan wel aanschouwelijk in de bios
coop hebben opgedaan. In ons gewone le
ventje weten we daar zoo niet van. Om mis
dadige renbaangokkers, die zelfs niet tegen
een moord opzien te ontmaskeren en stuk
voor stuk te doen pakken, beschikt de film
over den beroemden Charlie Chan, die door
den niet minder beroemden Warner Oland
meesterlijk wordt leven ingeblazen. Op ver
bluffend eenvoudige en daarom niet minder
geniale wijze komt Charlie Chan steeds ach
ter de ingewikkeldste misdaad. Zijn groote
kracht zit ook daarin, dat hij de schijnbaar
nietigste kleinigheid een plaats in zijn bouw
werk geeft, niets ziet hij over het hoofd, niets
is onbelangrijk, alles, zelfs een enkel gebaar,
zooals in deze film het al of niét opzetten
van de lorgnet door den moordenaar, wordt
door hem opgemerkt en later weet hij al zijn
gegevens tot een hecht logisch geheel te ver
werk-
Charlie Chan
Lmxor
wórdt in deze
film door zijn
ouden vriend,
majoor Kent te
hulp geroepen. Door misdadige manipulaties
van een bende gokkers heeft valanche, het
beroemde renpaard van Kent de Australi
sche Sweepstake verloren. De moeilijkheden,
waarvoor Charlie Chan komt te staan zijn
legio, er wordt zelfs een paar keer een aan-
aanslag op zijn leven gepleegd, maar hij
komt overal glansrijk uit te voorschijn, kra
nig biigestaan zijn zijn enthousiaste zoon
Lee Chan, uitstekend vertolkt door Keye
Luke. De enthousiaste voortvarendheid van
Lee steekt grappig af tegen de gemoedelijke
bezadigdheid van Charlie. Het is een Charlie
Chan-film van de beste sooi't met spelers, die
allen naast Charlie Chan een uitstekend fi
guur maken.
Dat Stan en Oliver in „Van Kwaad tot Er-
eer" ons op de bekende manier weer amusee
ren. spreekt vanzelf. Het dwaze tweetal komt
natuurlijk weer in de gekste situaties, maar
tot voor deze film bleven ze toch steeds zich
zelf. In „Van Kwaad tot Erger" komt Oliver,
tengevolge van een verschil van meening
met zijn vrouw in het zieeknhuis terecht.
Bloedtransfusie alleen kan hem nog redden.
Stan zal dien vriendendienst bewijzen. Bij
vergissing wordt te veel bloed genomen en
moet Stan weer van Oliver hebben met het
verrassende resultaat dat ze een beetje door
elkaar geloopen ziin en Stan de allures en
het uiterlijk van Oliver en Oliver die van
Stan krijgt. Een allerdolste vertoóning!
Het Pinkster-programma van Luxor ver
dient eiken avond volle zalen.
Met gespannen verwachting zijn we deze
week naar het Frans Hals Theater gegaan.
Immers voor de tweede maal treden in „De
Trek naar het Westen" het in „Oké Mr. Deeds"
zoo -op den voorgrond getreden paar: Cary
Cooper en Jean Arthur tezamen op. En on
middellijk na het aanschouwen van de „Trek
naar het Westen" zijn we geneigd om Capra,
de regisseur van Oké mr. Deeds en Cecil de
Mille, den regisseur van deze wildromantische
Western" met elkaar te vergelijken. Niet zoo
zeer omdat de „Trek
naar het Westen"
ook maar iets ge-
meen zou hebben
met „Oké Mr. Deeds"
maar wél om te zien of het duo Cooper
Arthur ook onder de Mille de brillante hoogte
van „Oké Mr. Deeds" zou bereiken. Dit is be
slist niet het geval. En al heeft de Mille het
in deze film dan ook over een andere boeg ge
gooid dan bij zijn vorige producties welk
een hemelsbreed verschil b.v. met de Kruis
tochten toch kan hij in fijne geestigheid met
Capra niet wedijveren. Neemt ge echter de ge
vechten tusschen de Indianen en de dappere
soldaten die zooals Lincoln bevolen heeft „Het
Westen veilig moeten maken" dan herkent ge
weer onmiddellijk den meesterlijken massa-
regisseur, den goochelaar met menschen-
menigten, die de Mille toch altijd bij ft. Neem
eens een scène als de aankomst van Buffalo
Bill Cody met zijn vrouw en Wild Bill Hitckoek
in het prairiestadje. Hoe uitstekend wordt hiel
de sfeer van 't oude Westen zooals we die uit
de boeken van Karl May, Fenimine Cooper en
Gustave Aimard hebben leeren kennen, ge
suggereerd.
Cary Cooper speelt de rol van Wild Bill
Hitckoclc en hij doet dat voortreffelijk. Dat is
dan ook niet te verwonderen want hij is zijn
loopbaan als filmacteur ook in Wild-West
films begonnen. Toch is Cooper geen figuur als
vroeger Tom Mix was of Buck Jones om maar
eenige van de meest prominenten uit vervlo
gen filmjaren te noemen. Zqn spel is be-
heerschter en wij aarzelen niet het te zeggen,
ook beter. Ontdaan van alle overdadige franje,
sober maar steeds boeiend en knap doet hij de
figuur van Wild Bill Hitckoclc voor ons leven.
Jean Arthur speelt haar lastige rol, zij is
Calamity (Ongeluks) Jane, de vrouw die met
haar zweep en haar mond alle mannen in be
dwang houdt, met élan. Naar onze smaak zoo
nu en dan wel eens wat al te uitbundig. Van
de overige medespelenden valt vooral Charles
Bickford met een uitstekend gespeelde schur
kenrol op. James Ellison is als Buffalo Bill niet
die krachtfiguur zooals we ons die voorgesteld
hadden.
Cary Cooper en Jean Arthur in The Plains
man" (De trek naar het Westen
(Frans Hals).
Toch is „De Trek naar het Westen" een film
geworden die boeit van het begin tot het einde.
Liefhebbers van de romantiek van „Het verre
Westen" zullen aan „Plainsman" hun hart
ongetwijfeld kunnen ophalen. En zelfs zij die
wat sceptisch tegenover die romantiek staan
zullen zich niet aan de spanning van deze
eerste groote Wild Westfilm na jaren van
zoetige muzikale comedies, kunnen onttrekken.
De Engelsche Kroningsfeesten.
Het journaal in alle bioscopen.
De verschillende journaals van de Engel
sche kroningsfeesten, die over het algemeen
voortreffelijk zijn te noemen en een duide
lijk beeld geven, zoowel van de kroning zelf
als van de geestdrift van het publiek in de
City, worden in verschillende Haarlemsche
bioscopen in het voorprogramma vertoond.
FILMKUNST.
Voor alles Garbo
Marguerite Gautier, la Dame aux Camelias
dat is de romantiek, het tijdelooze sprookje
van de liefde, die sterker is dan alle voor-
oordeelen, sterker dan het verstand. Het is
de romantiek van Helene en Novalis, van
Chopin en Schumann enveel mindre de
romantiek van Alexander Dumas fils.
Want George Culcor, die de regie voerde van
deze ontroerend menschelijke film heeft er
voor gewaakt, te veel over te nemen van het
vaak wat valsche sentiment van Dumas. Hij
heeft het verhaal zuiverder en moderner
weergegeven, soberder, maar niettemin diep
ontroerd
Maar voor alles
is deze film weer
de film van Garbo.
Greta Garbo zet
haar scherpe,
pressieve gelaat, haar weeke, lage stem en
haar sierlijke, aristocratische gebaar.
Rembrandt
Greta Garbo, in haar ontroerende creatie als
Marguerite Gautier, „la dame aux Camélias".
Te aristocratisch bijna, voor een Marguerite
Gautier, die toch een courtisane was, en wier
levenswijze door dat aristocratische, dat de
geheele persoonlijkheid van Grata Garbo be-
heerscht, voor ons moeilijker aanvaardbaar
wordt. Doch wel aanvaardbaar wordt daar
door die edele, alles opofferende liefde voor
den jongen Armand Duval, juist als zij meent
haar evenwicht terug gevonden te hebben,
buiten, op het land.
Het is het spel van deze actrice, dat deze
film maakt tot een van de belangrijkste film
gebeurtenissen van dit seizoen. Haar spel, dat
zijn hoogtepunten heeft in de .piano-scène met
de baron de Varville, in het gesprek met mon
sieur Duval, den vader van Armand en vooral
in de laatste scène, waar zij sterft in de ar
men van Armand. Sentimenteel? Ongetwijfeld,
maar de juiste dosis, en zuiver beheerscht spel.
wars van alle valsche romantiek, van een ont
roerende romantiek, van een ontroerende een
voud en natuurlijkheid.
Naast Gréta Garbo is het vooral de aristo
cratische baron de Varville van Henry Daniell.
die opvalt. Een knappe creatie, waarbij die
van Robert Taylor als Armand Duval wel een
weinig in het niet zinkt. Taylor heeft een
beschaafd, innemend gelaat, een sympathieke
stem, maar hij is toch wat vlak gebleven,
geeft de figuur van Armand Duval te weinig
relief.
De fotografie, opvallend is, dat de film
voor het grootste deel uit close-ups bestaat,
is zeer goed en de historische détailleering in
de schildering van het Parijs van omstreeks
1840 is tot in de puntjes verzorgd.
Een film, die men niet verzuimen mag te
gaan zien om het spel van Greta Garbo en de
regie van George Cukor, die van het simpel,
misschien zelfs wat al te sentiméhteel ver
haaltje een film wisten te maken die u bezig
houdt, lang nadat ge de bioscoop verlaten
heeft.
WELDADIGHEID NAAR VERMOGEN.
Pandpoort, Koningstraat.
Misschien vindt ge wel een japon of een pak
Dat ge niet meer draagt, in de kast.
Wel, stuur het dan naar Weldadigheid!
Wij weten wel iemand, die 't past
Postgiro 212793 Telefoon 11855 of 15445.
Prot. Clir. Drankbestrijding.
In „Het Blauwe Kruis" hadden de Prot,
Christelijke Drankbestrijders organisaties gis
teravond een propaganda-vergadering belegd.
Hieraan werd deelgenomen door de Nat.
Chr. Geheel Ont. Ver. (afd. Haarlem Cen
trum, Heemstede, Meer en Bosch, Haarlem-
Noord), de Geref. Vereeniging voor Drankbe
strijding, afdeeling Haarlem, de N.C.J.G.O.V,
„De Schakel" en de J.C.G.O.B.
De avond werd geopend met het zingen van
Psalm 25 2.
De voorzitter van de N.C.J.G.O.V. „De Scha-
kei" de heer F. H. de Nijs heette alle aanwe
zigen hartelijk welkom en wekte allen op om de
Blauwe Week 1937 te doen slagen.
Door een muziekclubje bestaande uit broe-
ders van „Meer en Bosch" werden hierna op
zeer verdienstelijke wijze eenige nummers ge
speeld. Vervolgens was het woord aan Dr. M.
van der Voet, Ned. Herv. predikant te Haar
lem-Noord, die sprak over Bezinning en Be
zieling.
Er bestaat een gevaar voor overvoering van
de jeugd op bepaalde punten, zooals drankbe
strijding en vrede, die juist een tegenoverge
stelde uitwerking hebben dan de beoogde, al-
dus ving spr. zijn rede aan. In het onophoude
lijk getuigenis afleggen van zijn overtuiging
schuilt dan ook een groot gevaar.
Bezinning en bezieling zijn de twee woorden
die de as vormen waar de Chr. geheelonthou
dersbeweging om draait. Noch met de bezin
ning noch met de bezieling alleen kunnen wij
ons doel bereiken. Bezinning is zichzelf
steeds afvragen waarom doe ik iets. Door de
bezinning zien we de geheelonthoudersbewe
ging dan ook niet als doel maar als middel. Met
de ware bezieling kunnen wij den strijd tot
het einde toe volhouden. Bezinning en bezie
ling houden elkaar in evenwicht en vullen el
kaar aan. Spreker hoopte dat deze Blauwe
Week ertoe zou mogen bijdragen om met be
zieling en bezinning den strijd voor Chr. drank
bestrijding voort te zetten tot het einde.
Gezamenlijk werd nog gezongen Voorwaarts
Christen strijders.
Na de pauze vertelde Ds. A. Dondorp, Geref.
Predikant te Heemstede waarom hij geheel
onthouder is geworden. Vervolgens was de
beurt weer aan het muziekclubje van Meer en
Bosch. Na het zingen van „Te wapen, op te
wapen" werd de bijeenkomst gesloten.
Tusschen de nummers door werd gedecla
meerd door mej. Hetty Terwee.
Ongetwijfeld zal deze avond er toe hebben
bijgedragen om de „Blauwe Week" te doen
slagen en om de onthoudingsgedachte ingang
te doen vinden en te verspreiden.
STADS-BIBLIOTHEEK EN LEESZAAL VAN
HAARLEM.
Statistiek van bezoek en uitleening over
April 1937 (1936).
I. Prinsenhof. Bezoek aan de leeszaal door
2403 personen (v. j. 2597) t.w. 2133 mannen
en 270 vrouwen.
Bezoek aan de krantenzaal door 5222 per
sonen (v. j. 5180) t.w. 4878 mannen en 344
vrouwen.
Totaal bezoek aan lees- en krantenzaal
door 7625 personen (v. j. 7777) t.w. 7011
mannen en 614 vrouwen.
Uitgeleend werden 6732 boeken (v. j. 6995).
n. Filiaal „Huis te Zaanen". Bezoek aan de
leeszaal door 921 personen (v. j. 857), t.w. 763
mannen en 158 vrouwen.
Uitgeleend werden 2799 boeken (v.j. 1754)
III. Hoofdbibliotheek en filiaal werden te
zamen bezocht door 8546 personen, (v.j. 8634)
t.w. 7774 mannen en 772 vrouwen.
In het geheel werden uitgeleend 9531 boe
ken (v. j. 8749).
CHRISTELIJK U.L.O.
Dezer dagen is gesticht de Vereeniging
voor Christelijk lager uitgebreid onderwijs
te Haarlem.
De vereeniging dankt haar ontstaan aan
een reeds jaren bestaande samenwerking tus
schen de schoolvereenigingen Instituut
Oranje-Nassau en Groen van Prinsterer.
Doei dezer samenwerking was, de aan het
Instituut Oranje-Nassau verbonden U.L.O.-
klassen, zoodra dit mogelijk bleek om te zet
ten in een afzonderlijke U.L.O. school, los
van Instituut Oranje-Nassau.
Het steeds toenemend leerlingenaantal van
de U.L.O.-klassen van Instituut Oranje-Nassau
schiep de mogelijkheid om nu tot het boven
omschreven doel te geraken. Het gemiddelde
aantal leerlingen bedroeg in 1929 47J/2; het
vorig jaar was dit reeds gestegen tot 188;
bij den aanvang van den nieuwen cursus in
1936 waren 230 leerlingen ingeschreven voor
de U.L.O.-klassen.
De commissie van beheer, gevormd uit de
beide schoolvereenigingen, achtte dan ook
het tijdstip gekomen, een afzonderlijke ver
eeniging te stichten. In de Donderdagavond
gehouden ledenvergadering werd een defini
tief bestuur gekozen, dat maatregelen zal
beramen, om met medewerking van het ge
meentebestuur de thans nog tot het Instituut
Oranje-Nassau behoorende U.L.O.-klassen
zoo spoedig mogelijk als zelfstandige U.L.O.-
school te exploiteeren.
In het bestuur van de vereeniging' voor
Christelijk uitgebreid lager onderwijs hebben
zitting gedelegeerden van de samenwerkende
schoolvereenigingen, terwijl daarnaast ook 4
personen werden gekozen uit de ledenverga
dering.
Levens van groote Nederlan
ders gezien door schrijvers van
onzen tijd.
Het is niet altijd even gemakkelijk uit de
verschillende verschijnselen die zich voor
doen een juiste diagnose te stellen. Wat is,
bijvoorbeeld, op het oogenblik de juiste be
teeken is en vooral de juiste kracht van een
onmiskenbaar oplevend en aangewakkerd
nationalisme in Holland's geestesleven? Is
liet slechts een tijdelijk vuurtje, gestookt om
de kilte van een uit verre streken geïmpor
teerd maatschappij-begrip te verdrijven,...
is het een poging tot redres en matiging van
een misschien te welig groeiende neiging
naar het Europëer-schap die zich binnen
onze landspalen bij veel jongeren vertoon
de? Is er kans op duurzaamheid in deze ver
schijning of zit er de wind van komende po
litieke krachtmeting achter, als wij op onze
boekentafel een reeks levens van nationale
figuren uit onzen roemtjjd vinden keurige
kleine boeken in een omslag waarop de por
tretten dier groote mannen van achter onze
driekleur opduiken?
Wij bedoelen de Levens van
De Ruyter, door Constant van
Wessem, Oldenbarneveldt, door
Theun de Vlies, Jan Pietcrsz.
C-oen, door Joh. v. d. Woude die
bij Leopold's Uitg. Mij. in Den
Haag het licht zagen.
Waarbij juist vandaag nog de Levensro
man van Dr. Colijn gevoegd wordt, ons door
een andere uitgeefster toegezonden, en dien
de Wer aan het slot van dit kroniekie onder
de Nieuwe Boeken vermeld vindt.
Wij willen de beantwoording der bovenge
stelde vragen laten nisten en ons naar ge
woonte tot een zakelijke beschouwing van
het gepresteerde beperken.
De biografie of levensbeschrijving is een
afzonderlijk genre onzer litteratuur. Ze kan
boeiend zijn als een detective-story, droog
als een dwangbevel of tusschen deze beide
instaan en dan vooral toch de soliditeit be
houden die ons Hollanders dierbaar is.
Boeiend kan misschien alleen de biograaf
zijn die voor zijn model, zijn besproken per
soonlijkheid, een levende sympathie, een tot
op zekere hoogte gaande vereering koestert.
Wars van ophemelarij, zoowel jegens zich
zelf door anderen gepleegd als over anderen
uitgesproken is de Hollandsche biograaf
evenwel meestal te critisch-bedachtzaam
om zich te laten gaan en buitengewoon
boeiend te worden. Soliditeit bovenal, niet
waar! Wat de Engelschen hero-worship, iets
als heldenvereering, noemen, maakt ons in
den regel al huiverig. Tenzij het sporthelden
of heldinnen geldt, waarop men dan ook in
ruime mate zijn huiverigheid pleegt af te
reageeren. Maar in alle andere regionen be
waren wij bij voorkeur onzen nuchter-criti-
schen blik. onze objectiviteit en onzen waar
heidszin. Van uit dien hoek bekeken is de
schrijver van het boekje over Coen, Johan
van der Woude, wel de meest Hollandsche
der drie biografen die aan de rood-wit-
blauwe levensbeschrijvingen bijdroegen. Al
maakt hij op objectiviteit niet eens aan
spraak. Aardig is zijn naschrift waarin hij
zegt: „Dit geschrift is een op feiten geba
seerde karakterschets van den koopman
Coen, voor wien ik overigens weinig sympa
thie heb en maakt geen aanspraak op objec
tiviteit, diverse aureolen, in de vaderland-
sche geschiedenis-boekjes kwistig om den
persoon van Coen gegroepeerd, zal men er
tevergeefs in zoeken. „Zooals vanzelf spreekt
is Coen, de ruiter op het gouden kalf, in
welks buik de heeren bewindhebbers der
compagnie behaaglijk rustten, geen held en
is dit boekje geen geglazuurd afgietsel van
een tot in den hemel gestegen legende".
In verband hiermee is nog aardiger wat de
uitgeefster als boniment voor haar uitgaaf
op den omslag laat drukken:
„Deze figuur (Coen) die als het symbool
van ons volkskarakter kan gelden, enz
De lezer zij gerust Voor hero-worship be
hoeft hij in dit boekje met den leeuw niet
te vreezen. Waarom de heer Van der Woude
een boekje schrijft over iemand voor wien
hij geen sympathie heeft, zal inmiddels niet
ieder terstond duidelijk zijn. Dat dit gemis
aan sympathie hem echter niet belet Coen's
groote qualiteiten te zien, bewijst hij even
eens: „In Coen, dezen formidabelen organi
sator. dezen man van de daad, worden de
onmisbaarheid en de onmiskenbare waarde
van den begrensden mensch voor de ge
meenschap gedemonstreerd" (pag. 182) en:
„Een consequent koopman, de eerste der
lange reeks mannen, die dit ontzagwekkend
groot Indië tot Nederlandsch koloniaal bezit
hebben gemaakt; de eerst, die niet met wan
kele schreden, maar met een vasten tred zijn
weg baande ten voordeele van de heeren
XVH, van de compagnie, van zichzelf, ten
voordeele tenslotte van heel het volk". (Slot
zin).
Het overigens zoo knap samengestelde
boekje over Coen had misschien dit „na
schrift" kunnen ontberen.
Minder dubieus staat, naar het ons voor
komt Constant van Wessem tegenover zijn
held. Het levensverhaal van De Ruyter deed
hij met kennelijke sympathie, waarbij het
hem er om te doen was den „mensch" in
den roemruchten admiraal een weinig naar
voren te schuiven, waar historie en legende
zich steeds liever met den succesrijken krijgs
man, den genialen strateeg hebben bezig ge
houden. Hoe De Ruyter thuis, op den Bui
tenkant te Amsterdam, leefde in zijn gezin
in de korte tijden dat hij thuis kon zijn, hoe
zijn verhouding was tot ziin omgeving de
kinderen, de predikanten, dat wordt alles
heel prettig naverteld. En natuurlijk nemen
de wapenfeiten ook in dit boekje den groot
sten omvang in beslag. Brandt's Leven van
De Ruyter heeft den samensteller wel als
uitgangspunt gediend; intusschen heeft hij
blijkbaar ook latere bronnen met ijver door
zocht.
Misschien is van deze drie boekjes Theun
de Vries' Oldenbarneveldt het meest zelf
standig doordachte en het rijkst aan in
zichten. Ook bij dezen knappen romanschrij
ver overheerscht de wil, buiten alle hero-
worship te blijven Het is een der minder
aantrekkelijke gevolgen onzer degelijke his
torische onderlegdheid dat er geen enkel
groot man meer overblijft, voor wien wij,
naast het obligaat quantum bewondering,
ook nog zekeren eerbied kunnen koesteren
om andere dan utiliteitsredenen. Vooral wan
neer de historicus zijn kennis in de gehoor
zaal van het groote publiek brengt vertoont
hij onwillekeurig gelijkenis met den kamer
dienaar, voor wien niets van zijn meester
geheim kon blijven Het blijft de vraag of op
die plaats een zekere terughoudendheid van
den portrettist te verkiezen zou zijn boven
een alzijdige, belichting ook van de zwakke
stee in ieder geportretteerde, doch in de aera
van zakelijkheid-boven-al, waarin wij leven,
is het verklaarbaar dat voor eenige ideali-
seering van een figuur geen plaats is.
Zoo zal De Vries' beschouwing van Olden
barneveldt, zooals hij zelf het wenscht, de
mythe van de „vermoorde onnoozelheid"
voor een goed deel te niet doen en ook aan
de figuur yan Maurits een eenigszins andere
houding kunnen geven dan die van den op
wraak zinnenden strever. di»n men vroeger in
hem gezien wil hebben. De historische we
tenschap heeft langzamerhand alles zoo
haarfijn uiteen gerafeld, dat er voor een
voorbehoudlooze sympathie voor allicht nie
mand plaats rest.
Ook hierbij kan het te-veel-weten zijn
schaduwkant hebben. Daarom kan het boek
dat Rudolf van Reest over ColHn schver'' en
dat wij nu vandaag niet verder bespreken
zullen, zulk een gansch anderen indruk ach-
terlaten. Wat daarin „historie" is, werd in
zulk door vereering ontstoken licht gezet,
dat niemand aan des schrijvers sympathie
behoeft te twijfelen. Maar dat is alleen voor
een oprecht partijganger weggelegd.
NIEUWE BOEKEN.
Helma Wolf-Catz. Opkomst. (Roman uit
de Hollandsche grootindustrie 320 pag.)
Leiden, A. W. Sijthoff's Uitg. Maatsch.
Joseph Roth. Biecht van een moordenaar
in een nacht verteld. Vert, door R. P. Ster-
kenburg 248 pag.
A'dam. Allert de Lange.
Jozef WittJin. Het zout der aarde. Roman
uit het Poolsch vertaald door Dr. Boutelje.
A'dam. Dezelfde uitgever. (345 pag.)
Jalu Kurek. Griep woedt in Naprawa.
Eveneens Poolsche roman. (285 pag) door
H. Katzee vertaald.
Den Haag, J. Ph. Kruseman.
Elisabeth Zernike. De oudste zoon. Oorspr.
roman. 200 pag.
A'dam, Querido,
Sigrid Undset. Witte orchideeën. Roman
uit het Noorsch vert, door A. Basenau. 334
pagina's.
A'dam. J. M. Meulenhoff.
T. Volker. Gedichten, Plaquette 60 pag.
Rotterdam, W. L. en J. Brusse.
Edgar Lajtha. Menschen. eilanden en
Leiden. A. W. Sijthoff's U. M.
oceanen.256 pag.
Dr. P. n. v. d. Hoog. Ik, Ibö Sina. (Een oud
Arabisch manuscript wordt aanleiding tot
een buitengewoon boeienden doktersroman).
212 pag.
Den Haag, Zuid-Holl. Uitg. Mij.
Gladys Hasty Carrol. On eigen erf. Nederl.
bewerking uit het Eng. door mevr. Van Nes-
Uilkens.
Rudolf van Reest. De levensroman van Dr.
T rvdifn. Bioornfie met fllustr. 286 pag.
Baarn, Bosch en Keuning.
J. H. DE BOIS.