Films van Marguerite Gautier Hollywood-Prinses Zeker Jong Meisje Slechts een vrouw Popeye in kleuren Litteraire Kantteekeningen. 7. AT ERDAG 22 MEI 1937 HAARtEM'S DAGELAQ 8 iilliiiilillllilliiiililiiilllillililiililiiiillllllllllillll De dame met de camelia's De directie van het Rembrandt theater heeft zich genoodzaakt gezien liet knappe filmwerk Marguerite Gautier te prolongeeren, een com pliment voor den smaak van het Haarlemsche publiek, dat deze film, die vooral gedragen wordt door het voortreffelijke spel van Greta Garbo naar waarde weet te schatten. Voor de uitvoerige bespreking verwijzen wij naar de filmrubriek van de vorige week. Het bij programma begint met de actualitei ten in Nederlandsch-Indië, Ditmaal zien we een concours-hippique te Malang en de reis van den landvoogd naar Bali en Lombok. Het Movietone-nieuws laat ons eerst den trotschen tocht van liet luchtschip „Hindenburg" naar Lakehurst zien waarna we het brandend naar beneden zien storten. Wie dat ziet vraagt zich verwon derd af. hoe het mogelijk is dat nog menschen levend uit dien brandenden chaos gered kon den worden. Ook komen er beelden op het doek van het gekroonde Engelsche koningspaar en de generale repetitie van de Parijsche wereld tentoonstelling met den prachtig verlichten Eiffeltoren als symbool van de Seinestad. De wedrennen op Long Island sluiten deze serie en dan komt Polygoon met zijn Hollandsch nieuws, waaronder de komst van de nieuwe haring te Vlaardingen, een prachtigen water sportdag te Kampen, de feestviering ter gele genheid van het gouden jubileum der Konink lijke maréchaussée te Budel (N.-Br.), den in- ■IIIIIH misschien de eenige, die niet onder den in druk komt van de hooge positie van de jonge dame. Doch des te meer komt hij onder den Rembrandt Greta Garbo en Robert Taylor in het roman tische filmxoerk Marguerite Gautierdat door Rembrandt geprolongeerd wgrdt. (Rembrandt.) drukwekkenden Vrouwen-vredesgang te Utrecht; een reportage van den internationa len tenniswedstrijd voor profs te Scheveningen en tenslotte de demonstratie van de Oxford- groep te Utrecht. Spannende thriller De Hollywood-prinses is eigenlijk een heel eenvoudig Amerikaansch meisje, dat Wanda Nash heet, doch genoeg menschenkennis be zit om te weten, dat zij als prinses Olga van Zweden meer kans heeft op een engagement in Hollywood, dan onder haar eigen naam. De Amerikanen zijn immers, ondanks hun democratische begrippen, even verzot op ti tels als welk ander volk ook, en dit is niet de eerste film, waarin daarmee de draak wordt gestoken. We denken daar bij aan de voortreffelijke film „The ghost goes West" die René Clair in Engeland maakte Carole Lombard en Fred MacMurray in de Paramountfilm „Hollywood zoekt een Prinses". (Frans Hals). invloed van haar charme en hij is dus de aangewezen persoon, om haar te helpen, als zij in moeilijkheden geraakt. En moeilijkheden zijn er genoeg aan boord van den oceaanreus, waar ondanks de aan wezigheid van vijf detectives twee menschen vermoord worden, waarvan er één zelf tot die detectives behoorde.. Kostelijk is de opmerking van den kapi tein, die als hij hoort dat er detectives aan boord zijn, uit roept: „O. maar dan gebeuren er beslist ongelukken. Die menschen zijn zoo verzot op misdaden, dat deze hen overal volgen, waar zij ook gaan!" Natuurlijk zijn het niet de detectives, die den moordenaar ontdekken, doch Pred Mac Murray, alias King Mantell weet door een voudig „combineeren en deduceeren", zoo als dat in vaktermen heet, den dader te ont maskeren om daarna de lieftallige Wanda Nash. alias prinses Olga, alias Carole Lom bard in de armen te sluiten. Een luchtig gegeven, dat echter op voor treffelijke wijze is verwerkt tot een span nende thriller, waarin geheimzinnige mis daden en luchtige scherts elkaar op juiste wijze afwisselen, en de dader uiteraard juist die man is, dien niemand zou hebben ver dacht. Carole Lombard is de charmante prinses Olga, en Fred MacMurray, wiens sympathie ke snuit we den laatsten tijd steeds vaker op het linnen venster zien verschijnen, is de bandleider King Mantell. Loretta Young en Robert Taylor In „Lasteraars" dat geschreven is naar een tooneelstuk van Cleves Kinkead, worden de hoofdrollen gespeeld door Robert Taylor, Loretta Young en Basil Rathbone. De rollen van het tweede plan, die ook ongemeen goed worden vertolkt zijn in handen van Patsy Frans Hals Als prinses Olga van Z v;eden wordt Nanda dan ook aan 1 Robert Taylor, de jonge talentvolle Amerikaan- boord van de j sche filmsterdie een hoofdrol vervult irt Een met goote onderscheiding ont- zeker jong meisje". (Luxor). Kelly als Gracie het werkmeisje, Majory Gateson als mevrouw Winfield en Monroe Owsley als Coackley, de man door wiens toe doen het hoofdpersoontje Ellen (Loretta Young) in aanraking komt met den straf rechter. De film vertelt het verhaal van een jong meisje, Ellen Neal, dat in dienst komt bij de schatrijke familie Winfield. De butler Wroxton, met het juiste accent gesp< door Basil Rathbone, een laag gemeen type vervolgt Ellen met zijn at- tenties, waarvan ze gruwt. Jblixor Na eenigen tijd komt de zoon des huizes Richard, Robert Taylor, van de uni versiteit naar huis met vacantie. Het stands verschil ten spijt worden Ellen en Richard verliefd op elkaar, ze besluiten een geheim huwelijk te sluiten en het eerst aan Ri chard's ouders te vertellen, als hij afge studeerd is. Wroxton, de afgewezen butler, die van het geheime huwelijk niets weet, komt er ach ter, dat Ellen een baby verwacht. Om zich op Ellen te wreken, vertelt hij het onmid dellijk aan den heer en mevrouw Winfield. Ellen wordt geroepen en zij weigert te zeg gen, wie de vader van de baby is. Ellen wordt op staande voet ontslagen. Gracie het werk meisje, Ellen's vriendin vertelt dan in haar verontwaardiging dat Richard de vader is. Als Richard van de Universiteit komt, is Ellen spoorloos verdwenen, niemand weet, waar ze is, behalve Gracie. Hij verwijt zijn ouders hun onheusch gedrag tegenover Ellen en gaat haar zoeken. Natuurlijk zonder resultaat. Op aandringen van Gracie gaat Ellen tegen de Winfields procedeeren. Zij doet het met groote tegenzin, maar Gracie weet haar aan het verstand te brengen, dat ze het moet doen voor het kind. Er ontstaat nu een schan daal-proces met door Wroxton omgekochte getuigen, waarbij leelijke, onware dingen over Ellen worden verteld. Door een listigheid van haar advocaat keeren op het nippertje haar kansen en voor 't winnen van het proces zorgt tenslotte haar man, Richard, wiens oogen gelukkig ook bijtijds weer opengaan, waardoor hij Ellen ziet, zooals ze werkelijk is, een liefdevol, eerlijk, toegewijd vrouwtje. Voor ons, Hollanders, doet het slot van de rechtzitting wel wat vreemd aan. Het is mo gelijk dat het zoo in Amerika kan verloopen, voor Nederland is het zeer onwaarschijnlijk.- Een film, die we met genoegen gezien heb ben. Cinema „Mammoeth' vangen, en de band-leader King Mantell is Knappe creatie van Anna Sten Anna Sten was eenmaal een der groote sterren aan het Duitsche filmfirmament. Haar glans deed niet onder voor die van een Lya de Putty en een Mariene Dietrich en zoo duurde het dan ook niet lang of Hollywood ving de stra len van haar schittering op. Hollywood kwam met zijn befaamde aan biedingen, Anna Sten zwichtte tenslotte en de Europeesche ster verhuisde naar het Ameri- kaansehe uitspansel, waar zij zich van een goede plaats schijnt te hebben verzekerd. Te oordeelen naar de film „Slechts een vrouw" heeft Anna Sten haar Duitsche car rière in Amerika op voor tref felijke wijze voort gezet. Wat wij altijd in zoo hooge mate in haar spel bewonderd hebben, de volmaakte be- heersching tot in het kleinste detail toe, dat treft ons ook thans weer. Er zijn weinig ac trices, bij wie elk gebaar,, elk woord zooveel beeldend vermogen bevat en wier verschij ning alleen reeds zoo'n suggestieve bekoring uitoefent. Het talent dezer begaafde actrice is er gelukkig niet op achteruitgegaan en wij hebben er alle hoop op, dat de Amerikanen haar verder de gelegenheid zullen geven haar talenten te ontplooien. In „Slechts een vrouw" zien wij Anna Sten tezamen met Henry Wilcoxon in een roman, die zich in het Tsaristische Rusland afspeelt. Een spannend verhaal, dat sterk den geest van het oude Tsarenrijk ademt en ons de historie vertelt van het boerenmeisje en den legerka- pitein, twee gelieven, die elkaar na een langen ij denswég van verloocheningen en intriges eeuwigen trouw zweren. De Duitsche actrice en haar Amerikaansche partner vormen een zeer sterk duo en spelen hun roman, die soms wel een amoureus schaakspel lijkt, op een wijze, die altijd boeit en soms fel van bewogen heid is. Behalve voor den roman en zijn vertolkers verdient de film de aandacht voor den kijk, dien zij op het Russische volksfeest met zijn karakteristieke, uitbundige dansen geeft. De film werd vervaardigd naar een boek van Fedor Otzep. In het voorprogramma een „Happy Harmo ny" in kleuren en een film, die het schandaal van „aanrijden en doorrijden" aan den kaak stelt. Het journaal bevat o.a. het vergaan van het luchtschip „Hindenburg". Anna Sten en Henry Wilcoxon in de boeiende film „Slechts een vrouw". (Palace.) FILM. Sindbad the sailor Er gaat steeds een bijzondere bekoring uit van het teekenfilmpje, dat een belangrijk onderdeel vormt van het voorprogramma dat de bioscopen hun bezoekers plegen voor te zetten, ter inleiding van de hoofdschotel, de groote film, waarvoor men eigenlijk naar de bioscoop komt. Deze bekoring ligt waar schijnlijk wel voornamelijk daarin, dat in het teekenfilmpje de fantastische mogelijkheden van de film eerst ten volle worden uitgebuit. Zij staat in dat opzicht dichter bij de abso lute film, omdat de maker, in casu de teeke naar, het product volkomen in zijn macht heeft. Hier geen grillen van sterren, geen moeilijkheden met de belichting, niet de ab solute onmogelijkheid bepaalde situaties uit te beelden, immers alles, letterlijk alles is mo gelijk. Wij herinneren ons een „cartoon" waarin een haas tennist met zichzelf. Niet alleen dat deze geestige trouvaille de spreekwoordelijke snelheid van dit dier voortreffelijk sugge reert, zij is tevens een bewijs van de onbe grensde mogelijkheden van de teekenfilm.Een Een scène uit de nieuwe, gekleurde teeken film „Sindbad the Sailor", waarin Popeye, als steeds, zijn veel grooteren tegenstander weet te verslaan, met behulp van zijn wonderdoende spinazie. van de beelden laat de tennisbal in duizeling wekkende snelheid op ons toekomen. Dit met de filmcamera weer te geven, ware een vol strekte onmogelijkheid. Doordat alle beeldjes geteekend worden, was het mogelijk gekleurde teekenfilms te vervaardigen, lang voordat daar in de gewone film sprake van kon zijn. En zoo kennen we reeds lang de verschillende gekleurde shorts, waarvan de besten vaak ver uitgingen boven het artistieke peil van de hoofdfilm. Max Fleischer is de man, die verschillende van de thans wereldberoemde teekenfilmhel den als Mickey Mouse, Popeye etc. deed gebo ren worden en deze onuitputtelijke teekenaar heeft thans zijn eerste gekleurde Popeye-film afgeleverd, die deze week in het voorpro gramma van Frans Hals vertoond wordt. In deze short, die zelfs 20 minuten duurt, viert de onoverwinnelijke vechtersbaas nieu we triomfen, dank zij zijn redder in den nood, het busje met spinazie,. HET TOONEEL ROTTERDAMSCH-HOFSTAD TOONEEL HET VERBODEN STUK „De vondst is dikwijls het halve stuk", pleegt men onder tooneelschrijvers nog al eens te zeggen. In „Het Verboden Stuk", het blij spel, dat gisteren in den Stadsschouwburg te Amsterdam door Het Rotterdamseh Hofstad Tooneel gespeeld werd, is de vondst veel meer, ja, is zij eigenlijk het heele stuk. Want bij de vondst is het in dit blijspel vrij wel gebleven, maar die is dan ook alleraardigst. Wanneer het doek opgaat, zitten de tooneel- knechten op het open tooneel te kaarten, loopt de electricien doelloos rond en zit de tooneél- meester te slapen. De opvoering is afgelast, omdat het stuk, hetwelk zou worden opge voerd, door de censuur is verboden. Als de regisseur verschijnt, hoort hij tot zijn schrik, dat de inspecient, in de meening, dat er toch niet gespeeld zou worden, de acteurs en actrices naar huis heeft gestuurd. Niet spelen dat beteekent dus het publiek naar huis terug steuren? „Dat nooit!" roept de regisseur. Maar hoe te spelen, wanneer er geen tooneel- spelers en tooneelspeelsters zijn. De drama turg weet raad. „Waarom zullen wij voor van avond het publiek niet eens laten optreden? Er zitten in de stalles en het parket mis schien genoeg dames en heeren met talent!" „Maar wij hebben geen stuk!" roept de re gisseur uit. „Dat improviseeren wij wel". De beroemden driehoek kan je altijd spelen! „Men kan het probeeren" meent de regisseur en de drama turg, daalt van het tooneel in de zaal af, op zoek naar acteurs en actrices. Het publiek wordt dus in de handeling betrokken. Dit is een alleraardigste vondst en het publiek had er zichtbaar plezier in, vooral ook omdat de acteurs en actrices, die tusschen ons in zaten, hun rollen zóó natuurlijk speelden, dat velen er letterlijk „invlogen". Na lang zoeken, is de dramaturg eindelijk geslaagd en de proef zal worden genomen. Mijnheer Eberlo en zijn vrouw Gabriellé, die eerst achter ons waren gezeten, zullen het getrouwde paar spelen. Maar wie moet de „vriend" zijn? Op het ge zicht van de bekoorlijke Gabrielle melden zich in alle hoeken van de zaal liefhebbers aan, maar de heer Van Rana staat al op het too neel en het lukt den regisseur niet hem er weer af te krijgen. Wat voor de anderen slechts spel is, is voor hem werkelijkheid. Hij heeft Ga brielle lief en laat zich de kans, welke hem in het te improviseeren stuk wordt geboden, niet ontnemen. De improvisatie wordt voor Ga brielle en Van Rana realiteit, en komedie en werkelijkheid wisselen elkaar nu onophoude lijk af. En daarmee hebben wij tevens het geheele stuk. Men ziet, de vondst is hier voor den schrijver alles. Voor een stuk in vijf tafereelen is zij, hoe amusant Hans Chlumberg het ook heeft uit gewerkt, nauwelijks genoeg, want de schrijver' moet zich nog al eens herhalen. Een stuk in één of hoogstens twee bedrijven zou met deze vondst geheel gevuld zijn geweest. Maar het publiek heeft er zich toch kostelijk mee ge amuseerd, vooral, toen de regisseur de pseudo- artisten het vak ging leeren. Adolphe Engers deed dit op de van hem bekende, wat uitbun dige, maar zeer grappige wijze. Jan van der Linden maakte van den dramaturg een pre cieus type, dat vooral zijn spel in de zaal met het publiek met veel verve speelde. En van Gerard Arbous zagen wij een geestig getypeer- den inspecient. De artisten, die het eigenlijke spel voor ons opvoerden, stonden voor de moeilijkheid, dat zij bij ons de illusie moesten wekken, dat zij „liefhebbers" waren. In het begin lukte dit uitstekend en was vooral het spel van Gabrielle en Eberlo Mimi Boesnach en ik meen Alexander onbeholpen genoeg, maar al spoedig werden ze de volleerde acteurs en ac trices. Van Frenkel bijvoorbeeld kon men moei lijk gelooven, dat hij voor het eerst op de plan ken stond. Maar het stuk zou dan misschien op den duur wat al te lang zijn gevallen en wij namen er dus genoegen mee. Wij hoorden door Engers den regisseur den naam van Pirandello noemen en sommigen mijner lezers zullen misschien bij het resumé van dit stuk aan „Zes personen op zoek naar een Auteur" hebben gedacht. Maar een Piran dello was Chlumberg allerminst. Hij had met dit stuk trouwens geen andere bedoeling dan een amusant blijspel te schrijven, wat hen ook wel is gelukt. Ik vermoed zoo, dat „Het Ver boden Stuk" in een volle zaal op een abonne mentsvoorstelling zeer in den smaak van het publiek zou vallen. De heer Deinum houde het eens in gedachten voor het volgend seizoen. J. B. SCHUIL. Kijkersdroomers en denkers Het is een vreemd uitziend boek dat de Leidsche firma Sijthoff op onze leestafel deponeerde. De omslag doet denken aan een zwart-zeildoek koffertje dat met diverse veelkleurige hoteladressen uit Japan en Ho nolulu beplakt is. Meer eigenaardig dan mooi. schijnt die kaft ons te willen toeroe pen dat de inhoud: Edgar Lajtha's „Men schen. eilanden en oceanen" uitmuntende reislectuur is. Doch daar is die inhoud toch weer te goed voor en al is hij niet diepzin nig, de schrijver Edgar Lajtha as een uit stekende kijker, een waarnemer van dingen die een ander ontgaan, van wat 'hij gezien heeft vertelt hij op onbevangen, prettigen toon en hij zag veel wat nu niet bepaald alledaagsch is. Hij is meer journalist dan litterator. Als wij het goed begrijpen is het moderne kunstvak der persfotografen hem niet vreemd en bracht die bezigheid hem in verre werelddeelen, en daar met interessante menschen in contact. Na aan het hart ligt hem Japan en nog meer voelt hij. de gebo ren Hongaar, voor het lieflijke Hawaï, van welks hoofdstedelijk leven te Honolulu hij ons de aanlökkelij kste dingen vertelt. Maar zijn kijken wordt toch bovenal beheerscht door de flair van de fotoreportage en haar beoefenaars, wier eerzucht het is voor de groote geïllustreerde wereldpers te arbeiden en hun werk de eerste pagina der periodie ken met millioenen-oplaag te zien opgeno men. Een echt moderne levensbezigheid der halve. waarvan een (ook de pen uitmuntend hanteerende) vertegenwoordiger het een en ander loslaat. Hij vliegt de wereld door na dat hem een opdracht verstrekt is, drie maanden in Japan rond te trekken en te fo- tografeeren. Hij komt over Hawaï naar Ame rika, verwijlt in Californië en kiekt in Hol lywood, gaat uitrusten in Engeland maar vindt weer kiekstof in Ierland en keert ein delijk naar zijn land, het land der Puzta's terug, om later weer uit te vliegen. Met al lerlei zonderlinge menschen zoekt en vindt hij contact; met den broer van den Mikado zoo goed als met de Amerikaansche evan- geliste Aimée Kennedy, half heilige, half oplichtster, hij spreekt met De Valera zoo goed als met een Abbessynschen prins, een neef van den Negus. En hij heeft izoo zijn gedachten over menschen en hun verhoudin gen, hun eerzucht en hunne begeerten. Als de roes van de groote reis is voorbijgegaan is zijn geheele kijk op de wereld veranderd. „Het is alsof de volken van Indië niet ver der verwijderd zijn dan onze Servische bu ren, alsof Amerika niet verder was dan Oostenrijk. Het lijkt alsof de menschen op Hawaï niet verder woonden dan de bewoners van het Vereenigd Koninkrijk. Voor mij ligt Japan niet verder meer dan Tsjecho-Slowa- kije. De heele voorstelling, die ik mij van de wereld vormde, heeft zich gewijzigd. Vóór alles is dat de schuld der Japanners. Deze natie lag vroeger geheel buiten mijn we reldbeschouwing. Thans wordt zij er door beheerscht. Wereldgeschiedenis, wereldge beuren zonder haar lijken mij onmogelijk". „Menschen, eilanden, oceanen. Na een reis rondom den wereldbol zie ik pas hoe nabij de wereld thans gekomen is. Zijn de volke ren elkander thans zoo genaderd, dat ze elkander nu zullen verpletteren? Of zal hun nabijheid verbroedering brengen? Wie zal het zeggen? Het lot verbergt in zijn kleed oorlog en vrede, ondergang en opkomst, dood en geluk der volkeren. Zal het noodlot het einde van het tegenwoordige Europa bren gen of de ontplooiing van nog niet vermoede volkskrachten? Steeds weer denk ik aan Ja pan, aan Japan, aan Japan" Lajtha kijkt en.denkt. Maar het is toch in de eerste plaats de kijker die ons boeit. Hij is als kijker getraind en ziet meer dan een ander. Daarenboven vertelt hij van het geziene zóó, dat wij het kunnen mêezien en als wij uit het aanschouwde andere con clusies trekken dan hij deed, dan is dat nog niet erg, want dan hebben wij hem toch dankbaar te blijven voor de suggesties die hij ons in zijn 250 pagina's tellend boek tel kens geeft. Zijn stijl is zakelijk schilderend, niet bloemrijk noch verdroomd. Daarvoor moeten wij bij een ander zijn, die ons evenzeer boeien kon, namelijk bij Dr. P. H. van der Hoog die in den Ooster- schen wijsgeer en geneeskundige Ibn Sina de eigen aandoeningen hervindt en diens leven als een Arabischen roman beschrijft (Z.-H. Uitg. Mij. Haag). Dr. Van der Hoog verhaalt op aantrekkelijke manier het leven van den Arabischen arts Avicenna die veel rondzwierf, vele genezingen verrichtte, aan vele hoven de gast en van veel vorsten de eei'ste minister was en die over zijn kunst en kundigheden veel geschriften heeft na gelaten, die later in het Latijn vertaald en bij herhaling reeds in de Middeleeuwen her drukt werden, naar Dr, Van der Hoog ver telt. Avicenna zelf was in het jaar Q80 in de buurt van Bokhara geboren. Tot zijn vader hem op een mooien morgen eens vroeg, of hij er al over gedacht had, welk beroep hij wilde kiezen. Avicenna zegt daarvan: „Tóen de vraag eenmaal gesteld was, wist ik er ook direct het antwoord op en ik deelde mijn vader mee dat ik medicus wilde worden. De reden van deze keuze zal u misschien eenigszins verwonderen. Ik had echter reeds lang ge constateerd, hoe buitengewoon weinig men van dit vak behoeft te weten om het althans met een uiterlijken schijn van succes uit te kunnen oefenen. (pag. 30). De heer Avicenna zegt in dit boek wel eens meer van die waardige dingen, waarmee niet ieder een het eens zal zijn en waarmee hij dus toont een echt wijsgeer te wezen. Maar be halve aardig is het toch wel waard het eens te onthouden. Zoo bijvoorbeeld wat hij over het oordeel der menschen zegt. (pag. 56). Dat „is als het gezang van een dronkaard, vroolijk en luidruchtig en heel dwaas r— niets dan holle klanken" En zoo zal de lezer in dit ^ls een sprookje zoo fantastische verhaal telkens wat aantreffen dat hem even bezig houdt, buiten den eigenlijken gang van het sprookje om. Het sprookjesverhaal van Avicenna's leven eindigt in een sfeer van Oostersche mystiek, waaruit de daarvoor ge voelige veel schoonheid putten kan; de droom over het leven is velen schooner toch, dan het bekijken er van Ernstiger nog, wijl systematischer, gaan de denkers daarover te werk. Het denken over de schoonheid kan misschien voeren tot het genot haar te ondergaan, en dan kan de bundel van Dr. J. D. Bierens de Haan. In Gewesten van Kunst en Schoonheid (Arnhem, Van Loghum Slaterus) zeer zeker voor velen boeiende en interes sante lectuur zijn. Wat de Aerdenhoutsche filosoof over „twee gestalten van schilder kunstig idealisme" schrijft, waarbij hij de kunstproductie van de Noordzeewereld te genover en naast die der Middellandsche zeewereld stelt, en in de schilderkunst tweeërlei idealisme erkent, dat naar den vorm en dat naar het innerlijk wezen het is alles zeer diep doordacht en in rustig schoonen vorm gegoten, doch leent zich niet voor een uitteraard oppervlakkige aan kondiging in een kroniek je als dit. Doch zij die gewend zijn zich van hun gewaarwor dingen en gevoelens rekenschap te geven, kennen de geschriften van Dr. Bierens de Haan wel zoo voldoende dat zij hier niet meer noodig hebben dan een opsomming van den inhoud van dit bundeltje. Men zal er dan verder over caricatuurkunst, over de cultureele roeping der Dichtkunst, over es- sentieele en decoratieve Dichtkunst, over de Grieksche Tragedie en in kleiner omvang over nog enkele andere onderwerpen belang wekkende inzichte i vinden. En tenslotte grijpen wij voor deze week nog naar een ander werkje van een Hol landsch denker, nl de „Aphorismen" door Dr. iC. J, Wynaendts Franken, bij de Wereldbibliotheek uitge geven. Wat is een aphorisme? De schrijver geeft er op de titelpagina drie definities van, waarvan mij de beste die van John Morley lijkt: „Het wezen van de aphorisme is de samenvatting van een massa van gedachte en waarneming in een enkel gezegde". Dr. W. F. heeft zoo negenhonderd van die „sa menvattingen" in zijn leven geschreven en die thans gebundeld uitgegeven. Het is een veel beoefend, genre in de litteratuur, deze uitdeeling van levenswijsheid in microsco pische preparaatjes en hoe kleiner ze van omvang zijn en daarbij deugdelijk van in houd, des te beter zijn ze. De schrijver ver ontschuldigt zich bij voorbaat dat men een zelfde gedachte nog wel eens in «anderen vorm ontmoet kan hebben.wat ons over bodig lijkt want wat men gewoonlijk onder originaliteit, verstaat, bestaat slechts in zeer betrekkelijke mate. Ook kan men het nie mand euvel duiden dat een oorspronkelijk kernig aphorisme in den loop der tijden ver watert tot een kalenderblaadje met een spreuk je. Kortheid en gebondenheid lijken ons de onmisbare eigenschappen van een goed aphorisme. Daarom zou ik die op pag 21 over wijsgeerig onderzoek en godsdien stig geloof volkomen mislukt achten, daar ze dertien regels druks beslaat. En tot de beste zou ik die rekenen welke men op pag. 51 vindt: „De gewoonte van steeds te eriti- seeren ontrooft ons veel spontaan genot" De waarheid daarvan erkennende zullen wij het er voor vandaag bij laten. J. H. DE iBOIS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 14