Pachtkwestie in het geding.
De tewaterlating van
de „Tromp".
VERGANE ILLUSIE..;:
Twist met den dood
geëindigd.
DINSDAG 25 MEI 1937
Prins Bernhard woont de
plechtigheid ook bij.
Het was 5 minuten voor half vier toen
H.M. den ivoren hamer ter hand nam en de
volgende woorden, die door de luidsprekers
over het geheele terrein werden voortgedra
gen, sprak:
„Alvorens dit schip aan zijn element
toe te vertrouwen, wenseh ik het den
naam te geven van de beide groote
vaderlandsche zeehelden, Maarten
Harpertszoon en Cornelis Tromp.
Mogen de opvarenden hun voorbeeld
steeds voor oogen houden en onder
welke omstandigheden ook bereid
zijn de eer van onze vlag hoog te
houden en het belang van den staat
te dienen".
Dan slaat de hamer op het zilveren bijltje.
De doopflesch slaat met een zwaai tegen den
ijzeren scheepswand en spat uiteen. Tegelij
kertijd valt het valgewicht en met een flinke
slap wordt het laatste beletsel, de klink, die
het schip nog op de helling houdt, wegge
slagen. Er volgen eenige oogenblikken van
intense spanning. Het schip komt nog niet
dadelijk in beweging, doch weldra klinkt ge
juich: langzaam komt er beweging in de
„Tromp", die allengs sneller en sneller de
helling afglijdt en, als hij zich in zijn element
bevindt, zich een weg baant over het water
vlak. Sirenes loeien oorverdoovend. Een groot
enthousiasme maakt zich van de toeschou
wers meester. Gejuich klinkt op, hoeden wor
den gezwaaid, armen wuiven. Kettingen ra
telen en langzaam wordt de „Tromp" „afge
remd". Wanneer het schip tot stilstand is ge
komen en rustig op het water drijft, komen
zijn slanke vormen nog meer uit. Een warme
zomerzon toovert lichtplassen op den grijzen
romp.
Terwijl aller blikken nog op den kiemen
oorlogsbodem rusten, klinken wederom de
eerste tonen van het Wilhelmus. De koningin
neemt afscheid en verlaat de werf. De ko
ninklijke standaard op de dooptribune daalt
langzaam neer. Als de vorstin in de konings
sloep heeft plaats genomen en de roeiers
haar van den oever wegvoeren, klinkt het ge
juich van de duizenden op de werf haar na
over het zonbeschenen water.
De plechtigheid is ook door Prins Bernhard
bijgewoond.
Omtrent de tewaterlating van de „Tromp
kunnen wij nog melden, dat H.M. de Konin
gin omstreeks drie uur per auto aan het z.g.
Steenenhoofd aan den Westerdoksdijk arri
veerde. Mlet een hartelijk gejuich werd de
koningin begroet.
De koningin begaf zich naar de met 20
matrozen bemande koningssloep en scheepte
zich daar in.
Door twintig paar sterke armen geroeid,
schoot de sierlijke zwaar gebeeldhouwde
sloep, waarvan ditmaal weer voor het eerst
na vele jaren door H.M. gebruik werd ge
maakt, het woelige IJwater op, waar zich
honderden groote en kleine vaartuigen bevon
den.
De overtocht duurde ongeveer een kwartier
en het was ongeveer tien minuten voor half
vier toen de sloep met een keurige zwen
king onder het gejuich en gewuif van alle
op 't terrein der N.S.M. aanwezigen meerde
aan den daarvoor aangewezen steiger.
Een oogenblik viel dan dp stilte in; de
marinekapel deed de eerste maten van het
Nederlandsche volkslied hooren en uit volle
borst zongen de duizenden op het terrein
aanwezigen het Wilhelmus, waarvan de sta
tige melodie ver over het IJ weerklonk. Ter-
zelf der tijd werd op de dooptribune de Ko
ninklijke Standaard geheschen.
De heer D. Goedkoop Dzn. heeft een rede
uitgesproken, waarna hij de Koningin ver
zocht de laatste beletselen, die de „Tromp
vasthouden, te willen wegnemen.
I
UITSLAG VAN DE PRIJSVRAAG VOOR EEN
JEUGDBOEK.
Op de door de Fa. H. J. W. Becht te Amster
dam uitgeschreven prijsvraag voor een oor
spronkelijk Nederlandsch jeugdboek, waar voor
een prijs in de eerste plaats in aanmerking
kwamen, die manuscripten, welke een logische
en vlotte handeling naast een paedagogischen
of zedelijken inhoud bevatten, zijn 104 ma
nuscripten binnengekomen.
De jury bestond uit: mej. Louise M. Boerlage,
directrice van de kinderleeszalen en inlichtin
genbureau voor jeugdlectuur van de Maat
schappij tot nut van het algemeen, departe
ment Amsterdam; mej. H. J. Kluit, leidster van
de kinderbibliotheek van de bibliotheek en
leeszalen der gemeente Rotterdam en de heer
Leonard Roggeveen, auteur van jeugdboeken
te's-Gravenhage.
De toekenning der prijzen geschiedde met
algemeene stemmen. Met den eersten prijs,groot
f750 werd bekroond het manuscript „De blijde
stilte" onder het motto: ..Er is geen andere
bron van geluk, dan het hart van den mensch'
De tweede prijs, groot f 450 werd toegekend aan
het manuscript „Jeugdstad" onder het motto
zooals de ouden zongen, piepen de jongen",
terwijl het manuscript „De kring van Cieltje"
onder het motto „Lux ducet" de deijde prijs
werd toegekend.
Bij opening der enveloppen bleek de auteur
van „De blijde stilte" te zijn mevr. F. Mulder-
de Clerq Zubli; van „Jeugdstad" de heer Hans
K. Pennarts te Soestdijk en van „De kring van
Cieltje" mej. Pauline Hens te Ubbergen.
E. D. D. SCHRIJFT 20.000STE LID IN.
Naar ons wordt medegedeeld is in de regis
ters van Eenheid door Democratie het twin-
tigduizendste lid ingeschreven. Hét nieuwe lid
is een ingezetene uit Middelburg.
ONDERSCHEIDINGEN VOOR DUITSCHE
REDDERS.
Bij Kon. Besluit van 20 Mei 1937 is als blijk
van goedkeuring en tevredenheid den bronzen
eere-penning voor menschlievend hulpbetoon
en een loffelijk getuigschrift toegekend aan:
J. Pr. Rasz, kapitein van de Duitsche mo
torreddingboot „Bremen", wegens de door hem
met levensgevaar verrichte redding van de
opvarenden van het Nederlandsche visschers-
vaartuig „Trucojo" IJM. 201 op de kust van
Norderney op 1 December 1936.
H. Fischer, motorist van de Duitsche mo
torreddingboot „Bremen" wegens zijn mede
werking bij de met levensgevaar verrichte
redding van de opvarenden van het Neder
landsche visschersvaartuig, „Trucojo" IJM.
201 op de kust van Norderney op 1 December
-futes*
1^00S£ VGUT
ROOSEVELT.
Hij heeft het „Hosannah" gehoord en het „Kruisigt hem" en hij heeft
geglimlacht. Hij heeft de stuurlui op den wal laten bedoen en is op de
commandobrug gaan staan, de handen stevig, de tanden op elkaar,
het doel in het oog en de glimlach om den mond. Ze hebben „vuile
faksist" tegen hem geroepen en „bolsjewiek!" En hij heeft zijn koers
gehouden en geglimlacht. Een zwak lichaam, een ijzeren wil, een
klare geest en een vriendelijke glimlach. En niemand weet of het schip
van staat het beloofde land bereiken zal. Of de historie bij het hooren
van zijn naam zal weeklagen of glimlachen.
EERSTE KAMER.
Verzet van liberale en chr. historische zijde.
DEN HAAG Maandag.
De stemming over het ontwerp inzake betere
verdeeling van den arbeid had de voorzitter
tenslotte op Dinsdagochtend bepaald en zoo
kon dan vanmiddag terstond het debat begin
nen over de nieuwe regeling van de pacht in
ons B.W. (wat iets anders is als de tijdelijke
regeling der pas ietwat gewijzigde crisispacht
wet, welke j.l. Vrijdag er z.h.st. doorging). Mr.
v. Rap par d (lib.) vond inperking van het
eigendomsrecht en van de contractsvrijheid,
gezien de bestaande verhoudingen niet nood
zakelijk. Over het algemeen malcen de pachters
geen misbruik van hun sterkere economische
positie. In dezen crisistijd interesseeren de
boeren zich meer voor een paar biggenmerken
of kalverschetsen dan voor deze vergaande
wijziging van ons Burgerlijk Wetboek. Hoofd
bezwaar van de liberalen is het continuatie-
recht, waardoor de pachters eventueel het
r e c h t op verlenging van de pacht zullen heb
ben en de eigenaar niet meer vrij is om uit te
maken wat er met zijn grond zal gebeuren. In
den breede schetste deze senator alle uit de
nieuwe regeling voortvloeiende gevaren. Een
beperking van het continuatierecht door de in
stelling van het „jubeljaar" (na 10 jaar kan
de verpachter zich weer de beschikking over
zijn goed verzekeren) is even bedenkelijk als
een onbeperkt continuatierecht. De nieuwe
regeling legt ook aan den rechter een onmoge
lijke taak op. De Regeering heeft nagelaten
een poging aan te wenden om de tegenstan
ders van het continuatierecht waarop in
1932 een vorig ontwerp in de Eerste Kamer
schipbreuk leed te winnen, door een rege
ling voor te stellen, gelijk in Engeland bestaat.
Daar bestaat nl. de schadeloosstelling voor den
pachter ingeval van onredelijke pachtopzeg-
ging. Had men iets dergelijks in het ontwerp
opgenomen, dan zou er een nationale wet tot
stand hebben kunnen komen. Maar dit voorstel
is al te eenzijdig. De liberalen zullen daaraan
tegemoetkomen.
Mr. K o 1 f f (c.h.) merkte op, dat hoezeer hij
gaarne de Regeering in haar moeilijk werk wil
steunen, aan dit ontwerp toch wel zoo groote
bezwaren verbonden zijn, dat zulks bij het uit
brengen van zijn stem zal moeten wegen.
Dit ontwerp ademt volgens spr. te zeer den
geest van overdreven bescherming van de be
langen der zgn. economisch zwakke pachters
ten koste van de verpachters. Tegen deze laat-
sten is echter langzamerhand een onjuiste
stemming gekweekt, als zouden zij zich aan
allerlei misbruiken hebben schuldig gemaakt.
De werkelijkheid is anders. Over het algemeen
gedragen de verpachters zich heusch niet als
knevelaars en zijn in tal van streken van ons
land de betrekkingen tusschen verpachters en
pachters uitstekend. Mr. Kolff had ook het
stelsel van schadeloosstelling in geval van
onredelijke weigering tot pachtverlenging juis
ter gevonden. Nu echter heeft men te doen met
een veel te ver gaande aanpassing van de uit
oefening van het eigendomsrecht. Men wordt
geheel en al afhankelijk van de subjectieve be
slissingen van de Pachtkamers, die alle con
tracten te beoordeelen krijgen, ook al zijn die
overeenkomsten in volkomen vrije wilsovereen
stemming tot stand gekomen. Hier doet zich
een onaanvaardbare vorm van staatsvoogdij
voor.
Hoogst bedenkelijk vindt spr. ook, dat «de
pachter, zonder toestemming van den ver
pachter zelfs de bestemming van het gepach
te, geheel of ten deele, kan veranderen, nl.
na verkregen machtiging van den rechter
(art 27). En voorts is er een heele serie ar
tikelen, die aan de rechterlijke macht een
hoogst lastige taak opdraagt. Op grond van
zijn ervaring gelooft Mr. Kolff, dat hieruit
heel wat onmogelijke processen zullen ont
staan. Vergaande rechtsonzekerheid valt hier
te duchten. De Minister van Justitie is in dit
opzicht in de Memorie van Antwoord bepaald
te optimistisch geweest. De groote meerder
heid van de c.-h. fractie zal, tenzij de Mi
nister de iheeren nog mocht kunnen over
tuigen, tegenstemmen. Mr. S a s s e v. IJ s-
selt (R.-K.) ikon moeilijk zijn stem aan het
ontwerp geven, aangezien hij het wel heel
verkeerd vindt, dat alle contracten tenslotte
bij den rechter terecht komen: zijn drie
fractiegenooten (de heeren Blomjous. Mr.
Miehiels v. Kessenich, Mr. Janssen), die in
1932 het vorige ontwerp mee hielpen ver
werpen, zullen nu aan de zijde van de Re
geering staan.
Prof. Mr. Diepenhorst (a.-r.) die o.m.
verklaarde dat als de Minister er aan herin
nerd had, dat hij de op 5 Februari 1932 (da
tum van verwerping van 't vorige ontwerp)
afgebroken draad weer had opgevat, dan was
het toch wel een langdradige geschiedenis
met de pachtwet geworden. De a.-r. woord
voerder zou veel liever invoering van het
systeem van schadeloosstelling hebben ge
zien, maar alles tezamen vond hij de voor-
deelen van de nieuwe regeling toch wel over
wegend, terwijl het aanhangige ontwerp niet
het continuatierecht bevat, gelijk dat in het
vorige ontwerp was opgenomen. Want nu
kan tenminste na 10 jaar aan de verpach
ting een einde komen, wat in het vroegere
voorstel niet het geval was. Spr. waarschuwt
tegen een mogelijke neiging om later deze
wet toch weer zoo te wijzigen, dat de moge
lijkheid van opzegging na 10 jaar zou ver
dwijnen. Doch hoe dit zij, het ter tafel lig
gende ontwerp bevat niet meer een onduld
bare aantasting van het eigendomsrecht. On
juist is, dat deze wet beheerscht wordt door
dezelfde elementen die aan het Plan van den
Arbeid ten grondslag liggen. Zij waakt wel
degelijk voor de rechten van den particulie
ren eigenaar. In tegenstelling met 1932 ziet
spr. thans geen ontoelaatbare inbreuk op
het eigendomsrecht. Aldus ook het inzicht
van den Christelijken Boeren- en Tuinders-
bond. Vijftig jaar lang reeds is het pacht
vraagstuk geweest van een bi ceren strijd ir
den lande. Welnu aan dien toestand moe'
-•en einde komen. Lettende op na- en voor-
'eelen, ziet spr. in dit ontwerp een regeling
'ie een ouden strijd beslecht.
Dinsdag komt eerst de spoorwegreorgani-
Sarkani" stond onder verdenking
Geen zekerheid omtrent lading.
Verklaring Rijksambtenaren hield
voorbehoud in.
Op de vragen van den heer Wijnkoop be
treffende het niet convooieeren van den
vrachtvaarder Sarkani door den kruiser Java,
de regeling van de clearing tusschen Neder
land en Spanje, de bevrijding van de beman
ningen van de „Andra" en de „Sarkani" en
de waarneming van de zaken van het Neder
landsche gezantschap te Madrid, heeft de
minister van Buitenlandsche Zaken, mede
namens den minister van defensie a.i en den
minister van Handel, het volgende geant
woord:
De commandant van HrMs. „Java" wei
gerde convooi aan den Nederlandschen
vrachtvaarder „Sarkani" omdat hij hiertoe
opdracht had van den minister van Defen
sie a.i.
In verband met de uitgesproken veronder
stelling, dat het volkomen zou vaststaan, dat
het schip te Rotterdam alleen levensmidde
len innam, wordt medegedeeld, dat zulks
juist niet volkomen vaststond, omdat de ree
der verzuimd had bijtijds convooi aan te vra
gen, ofschoon op de noodzakelijkheid daar
van ten einde afdoende controle op lading en
reisroute te kunnen uitoefenen, uitdrukkelijk
gewezen was.
De verklaring van de rijksambte
naren van invoerrechten en accijn
zen behelsde slechts de mededee
ling, dat met hun medeweten
geen andere lading dan levensmidde
len was geladen terwijl de Rotter-
damsche rivierpolitie weigerde een
verklaring af te geven, dat er geen
andere lading kon zijn ingenomen.
Dat het s.s. „Carkani" na Rotterdam
geen enkele haven meer aandeed,
stond eveneens niet vast.
Het zou uiterst nadeelig voor de Neder
landsche scheepvaart len voor den Neder
landschen handel geacht moeten worden,
indien door Nederlandsche oorlogsschepen
een vrach*—"irder zou zijn beschermd waar
van niet ikomen vaststond, dat hij geen
vrijwilligers, wapens of munitie voor Spanje
vervoerde, zulks te meer waar het schip in
kwestie reeds bij een vorige reis in dit op
zicht onder verdenking stond.
De op 6 November 1936 Ingestelde auto
nome clearing heeft ten doel. de houders van
achterstallige handelsvorderingen op Spanje
te beschermen. Daarnevens wordt deze maat
regel -benut om de financiering van nieuwen
uitvoer naar Spanje mogelijk te maken, het
geen met het oog op den vorengenoemden
opzet van de autonome clearing slechts kan
geschieden door een gedeelte van den invoer
van Spaansche producten met uitvoer naar
Spanje te compenseeren, terwijl het over
blijvende gedeelte bestemd blijft voor de
ontdooiing van achterstallige vorderingen.
De getroffen maatregelen werken in het al
gemeen belang van Nederland en hebben ook
overigens, blijkens het verloop van den han
del tusschen Nederland en Spanje, geen on
gunstige uitwerking gehad.
invoer uit uitvoer naar
Spanje: Spanje:
Januari—April 1937 f 4.123.509 f 4.803.615
JanuariApril 1936 f 4.825.000 f 3.169,000
Van een nadeelige situatie ten opzichte
van b.v. Engeland en Frankrijk kan reeds
hierom niet worden gesproken, aangezien
Engeland voor de totstandkoming van com
pensatietransacties geen voorwaarden stelt
ter zake van de ontdooiing van achterstallige
vorderingen en Frankrijk een clearingver-
drag met Spanje heeft gesloten, krachtens
hetwelk de Spaansche invoer voor een ge
deelte (25 pet) in vrije deviezen wordt be
taald.
Voor zoover der regeering bekend, zouden
een twee- en twintigtal opvarenden van het
onder Panemeesche vlag varende ss. „Andra"
zich momenteel in een gevangenis in de om
streken van San Sebastian en de opvarenden
van het Nederlandsche s.s. „Sarkani" zich
aan boord van (hun schip in de haven van
Ceuta bevinden. Er is bij herhaling bij de be
trokken Spaansche machthebbers op aange
drongen de Nederlandsche opvarenden van
de bovenbedoelde schepen spoedig weder in
vrijheid te stellen.
In antwoord op de vraag betreffende de
waarneming van de zaken van ihet Ned. ge
zantschap te Madrid wordt verwezen naar de
mededeeling van de regeering in de Memorie
van Antwoord aan de Eerste Kamer over de
begrooting van buitenlandsche Zaken voor
1937. en luidende: „wat de zorg voor de za
ken van Hr.Ms. gezantschap te (Madrid be
treft. is de toestand nog steeds deze, dat de
vice-consul te Madrid belast is met de waar
neming der zaken van het gezantschap. Het
staat aan de Spaansche regeering om het
mogelijk te maken, de Nederlandsche verte
genwoordiging te Madrid weder op een voet
te brengen, die meer in overeenstemming is
met de betrokken belangen en verhoudin
gen".
Aan deze mededeeling kan thans niet an
ders worden toegevoegd dan dat bedoelde
vice-consul zich op voortreffelijke wijze van
zijn moeilijke taak kwijt.
DOODELIJK ONGELUK TE EMMEN.
Op de Wilhelminastraat te Emmen is de
85-jarige J. van Oosten door een motorrij
wiel aangereden. De oude man, die doof en
bijziende is. wilde de straat oversteken, juist
toen de motorrijder passeerde. Bij de botsing
werd hij zoo ernstig gewond, dat hij eenige
oogenblikken later overleed. De bestuurder
van het motorrijwiel, de heer W. van V. uit
Emmen, die geen schuld aan het ongeval
had, kwam er met eenige schaafwonden en
ontvellingen af.
Sarren liep slecht af.
Jongen met mes in den rug gestoken.
Te Rotterdam heeft een 48-jarige kantoor
bediende, die in beschonken toestand verkeer
de den 16-jarigen A. van Noort, behoorend
tot een troep opgeschoten jongens die den
man nabij het Gerrit de Jongh-monument liep
te sarren, met een zakmes in den rug gesto
ken.
De man is aangehouden en opgesloten. De
jongen, die ernstig gewond is, is naar het dia-
conessenhuis vervoerd en later naar het
ziekenhuis aan den Coolsingel overgebracht.
De dader zegt zich van het gebeurde niets
te herinneren.
satie aan de orde, zoodat, tenzij verdere
breedsprakigheid volkomen achterwege blijft
afwerking van de agenda Donderdag zal
moeten geschieden op den verkiezingsdag
zit de Senaat niet d.w.z. op den dag, waar
op de Provinciale Staten de nieuwe Eerste
Kamer zullen kiezen.
E. v. R.
Aan den heer directeur der
Staatsloterij.
Weledelgestrenge heer,
In alle bescheidenheid koester ik de hoop,
dat gij mij wel zult toestaan eenige woorden
te berde te brengen over uw recent beleid. Ik
immers behoor sinds jaar en dag tot uw trouwe
clientèle en niet tot de slechtste, weledelge
strenge heer. Want telkenmale betrek ik van
een uwer lieftalligste collectrices zonder eenig
ander doel dan ordentelijk materieel gewin,
een viertal twintigjes in de door u uitgeschre
ven wedloopen met het Geluk. Dat is dus een
bescheiden, doch zéér geregeld klantje van
14.40. Iemand waar gé op rekenen kunt.
Zoo gezegd: een gedeelte van het fundament
van uw zaak. Eén die kleine luyden, die het
ruggemerg en het skelet van iedere waardige
handelsondeneming zijn.
Welnu, weledelgestrenge heer, ik heb voor
deze mijn trouw nimmer uitzonderlijk hooge
belooning gehad. Éénmaal trok ik op één
mijner twintigjes 100. Met die vier gulden en
tachtig cent heb ik in het geheel niet licht
zinnig omgesprongen. Voor één gulden kocht
ik een bloemetje voor de tengere bloem mijns
leven. Drie gulden stortte ik op de giro-reke
ning van een mijner vele en hooggeachte min
dere crediteuren en de resteerende tachtig
cents heb ik ten eigen genoegen en genotzucht
verbrast.
En éénmaal trok ik zoogenaamd „eigen
geld", dat wil zeggen: voormalig eigen geld!
verminderd met het deel voor uwen broeder
fiscus.
Daar niet van, weledelgestrenge heer, geen
klacht over de onwelgezindheid van Fortuin
en Toeval ontvliedt de haag mijner tanden. Ik
bèn nu eenmaal van huis-uit niet geldzuchtig
en gouddorstig en heb geleerd van ouder op
ouder tevreden te zijn met het burgermans-
deel in de wereldwelvaart, dat mij in staat
stelt een goed en waardig familievader te zijn.
Het is niet dus om het goud, dat ik uw
Rad van Avontuur mede draaaiende houd.
Doch: om de heerlijkheid der illusie. Want mèt
mijne vier twintigjes en naast mijne rozewan-
gige en slapende echtgenoote, wakker liggende
in het tweepersoonsbed, dat ik mij in noesten
ijver en met spaarzaamheid heb opgebouwd,
koester ik de liefste mijner illusies: dat op één
mijner vier twintigjes één maal het groote lot
zal vallen en in zalig waken-in-den-donkeren
speel ik met de 4250, die dan mijn deel
zouden zijn.
Ditmaal had ik gedacht:
250 voor het Burgerlijk Armbestuur en
voor de rust mijns gewetens.
10,voor mijn vrouw, geheel naar eigen
willekeur te besteden.
1000,voor mij persoonlijk, naar eigen
goeddunken en voor eigen genoegen te be
steden.
500,voor een zomerreisje naar de Cana-
rische Eilanden.
90,voor mijnen kleermaker.
100,voor mijnen hemden-hoeden-sok-
ken-dassen-leverancier.
300,voor den heer Ontvanger der directe
belastingen.
500,— voor mijne kleine en kleinzielige
schuldeischers.
200,voor den heer Ontvanger der per-
soneele belastingen.
300,voor de Rijkspostspaarbank.
1000,voor een kleine manipulatie ter
beurze.
Vindt ge, mijnheer de directeur der staats
loterij, dit niet een volmaakt solide, hecht-
doortimmerde, van alle gemakken voorziene
en correcte illusie?
Welnu, aan deze illusie heb ik aangename,
glimlachende kwartieren beleefd, des avonds
vóór het slapen gaan, na twaalf uren arbeids
Hoofdarbeid. Weledelgestrenge heer. ten
bate van het gemeenebest en het teeder
geluk der menschen.
En hadt gij mij nu niet, zonder eenig offer
uwerzijds, doch tot zoete, gedroomde vreugde
te mijnen ideëelen bate, het geluk van dit
wakend-droomen nog eenige weken kunnen
doen deelachtig blijven?
Welk een onkieschheid, wat een ongevoelig
heid, welk een grove ruwheid, zou ik bijkans
zeggen, de honderdduizend zóó vroeg reeds uit
te loten, weledelgestrenge heer! Welk een ge
ringe service aan uw goede, want getrouwe
cliëntèle!
Ik duid u dezen roof mijner liefste droomen
persoonlijk euvel!
Dat is onaardig, weledelgestrenge heer;
ge hadt de 100.000 er bést nog even in kunnen
laten.
Ik eisch in het geheel niet een twintigste ge
deelte van uw schamele ton gouds voor mij op.
Doch ik vindiceer het recht op zoete lucht
spiegelingen der welgesteldheid. Een ideëele
eisch, weledelgestrenge heer, dien ik stellen
mag aan een man van uw ontwikkeling en
beschaving.
Ge hebt de 100.000 thans reeds uitgeloot
Ik verwijt u persoonlijk de knorrige stem
ming, waarmede ik mij thans ter ruste be
geven ga.
En bovendien: gunt gij het Burgerlijk Arm
bestuur zijne 250,niet?
Met geringe hoogachting,
Uw dw.
Noodlottig gebeuren te Amemuiden.
Twee ingezetenen ran Amemui
den, G. de H. en J. F. hebben Zondag
oneenigheid gekregen. Maandagmid
dag ontmoetten de twee elkaar weer
even buiten de kom der gemeente,
waarbij opnieuw ruzie ontstond.
Hierbij ging de H. den ander met een
mes te lijf, en verwondde hem levens
gevaarlijk aan den hals. Een genees
heer heeft F. ter plaatse voorloopig
verbonden, waarna het slachtoffer
naar het gasthuis te Middelburg werd
overgebracht, waar het later is overle
den.
De dader heeft zich ter beschikking
van de politie gesteld. Hij beweert
geheel uit zelfverdediging te hebben
gehandeld, daar F. hem met een ha
mer te lijf wilde gaan. Voorts verne
men wij nog, dat de H. het slachtof
fer verzocht zou hebben buiten de
kom der gemeente te komen om hem
te spreken.