De vrouw in Indië.
ZATE.R DAG 12 JUNI 1937
HAARLE M'S DAGBLAD
7
„Vertel nu eens een keer geen onzin", schreef
mijn neef Klaas per luchtpost.
„Dat van die rajap is natuurlijk niet waar,
dat kunnen zelfs wij hier in Bloemendaal
voelen. En dat men zelfs in Indië een
huis huurt omdat de goot ruischt en de tuin
bewerkelijk is. neem ik ook niet aan. Weet je,
waar wij behoefte aan hebben? Aan een nauw
keurig en objectief verslag, hoe de Indische
huisvrouw haar dagen doorbrengt. Welke be
zigheden zij van uur tot uur heeft. Ten minste
als ze bezigheden heeft, want men heeft mij
herhaaldelijk verzekerd, dat de vrouwen ii
Indië urenlang lui in een schommelstoel lig
gen, zoetigheid eten, en zich door de baboe
koelte laten toewuiven."
Mijn neef Klaas uit Bloemendaal is Indo-
loog. Hij heeft dus een zij het vooralsnog
indirect belang bij het leven van „De
Europeesche Vrouw" in Indië.
Nu dan, Klaas:
Terwijl ik vanmorgen om zes uur onder de
douche in de badkamer stond, hoorde ik kok
kie bij het mandiën naast de put, zingen.
Toen sprong de vreugde om den nieuwen dag
ook bij mij hoog op! Ik voelde me plots een
goede huisvrouw, die gelijk met haar dienst
maagden naar het morgenbad gaat. Ik maak
te plannen om veel te verzetten, vandaag: die
japon, die nog steeds niet in elkaar gestikt
werd omdat de hals niet goed wil vallen
die laatste twee kasten, die na de verhuizing
nog niet werden ingeruimd en misschien
nog een cake voor de theeallemaal noes
te, gedegen arbeid.
Heisa! wat smaakt het kopje koffie in de
achtergalerij na zoo'n prikkelend bad! Mahlan
onze huisjongen, de man van kokkie, zet de
morgenkoffie smakelijk neer: het kleine stop-
fleschje is met sterk extract gevuld, de kan
vol heete melk, staat onder een hooge thee
muts: men heeft maar in te schenken naar
eigen believen.
De tuin is nog schemerig on stil, maar waar
hoog in den top van den tjemaraboom de eer
ste zonnestralen spelen, wiegelt een katjer en
fluit den dag een welkom toe. Ik zit zoo
lekker in mijn ronden rottanstoel de blau
we zijden kimono sluit zacht en warm om
m'n huiverig, pas gebaad lijf en de heete kof
fie geurtMaar ik moet me nu aanklee-
den en de kinderen opjagen, anders komen ze
te laat op school. Kantoren en scholen begin
nen bij ons om zeven uur. Vaders en kinderen
eten aan het ontbijt alleen een bord haver-
mouth, dat glijdt vlug naar binnen. De bo
terhammen gaan in een pakje mee en mijn
man drinkt op kantoor een heele thermos-
flesch vol koude ajer-djeroek leeg, want zijn
bureau-uren zijn lang en warm.
Als dat alles vlug, vlug is geregeld, staan
Paulientje en ik vóór op de stoep en wuiven
naar links en naar rechts, terwijl de fietsers
de straat uit verdwijnen. Een bloemenverkoo-
per profiteert van het moment en houdt mij
een bos gele anjelieren, frisch als de morgen
voor. Hij vraagt een dubbeltje: ik biedt vijf
cent; wij worden het eens op zeven.
Maar als ik betaal heeft hij niet van een
dubbeltje terug (dat heeft een bloemenman
nooit!) en ik krijg nog net zoo'n bos voor
mijn drie centen er bij. Achter zit reeds de
groentenman gehurkt tusschen zijn man
den met kool, sla en wortelen, en kokkie
vraagt blandja om naar de passar te gaan. De
penatoe heeft een stapeltje brandschoone
pakken, geknoopt in een smoezelige doek, op
de ontbijttafel gedeponeerd en wacht op
nieuw waschgoed en geld. De vleeschman
reikt mij het boekje en een potlood: wat moet
er voor morgen besteld? De ijsman legt met
den snerpenden roep „ès!" een brok bezaag
seld ijs in de volle zon en verdwijnt ijlings om
den 'hoek van 't huis, om zijn verdere voor
raad af te leveren. Ik zie, hoe op 't achtererf
kebon met lange halen van z'n kapmes de
bougainville gaat snoeien, die i k juist gisteren
heb gesnoeid en Mahlanja, waar zit
Mahlan toch?
„Mahlan is naar de school van sinjo Ted
gegaan", zegt kokkie, terwijl ze haar slendang
omslaat en haar passararmband opneemt
„sinjo Ted heeft alweer zijn boterham verge
ten"...»
Maar een kwartier later ben ik in mijn tuin
aan het werk. Dit is het heerlijke uur, besteed
aan het toilet van den tuin. Er zijn nog zoo
veel leege plekjes, waar iets moet worden bij-
geplant. Er is zooveel te stekken. Er zijn tel
kens verrassingen: gisteren bloeide in de
slordige achterheg, die mij nog terra incogni
ta is, een echte onvervalschte Duitsche-pijp
en in gindschen bladerbos heb ik gemeend
een kamperfoelie te ontdekken. Onthoudt het,
Klaas, dat in Indië tuinieren een van de beste
bezigheden is. Je kunt sprookjestuinen ont
werpen. Er bloeit iets het heele jaar door. En
het uur van 't tuinwerk is een van de gezegen
de uren van je dag.
Maar zoo is het niet alleen in Indië.
Ken je het gedicht van Aart van der Leeuw
over den tuinman?
„Hij staat in 't zonlicht in een vloed van
bloemen
't Verwarde kluwen van zijn kers te
ontvlechten,
En zorgzaam, wijl de hommels hem
omzoemen,
Helpt hij een stengel om zich vast te
hechten
Een goede rust komt uit dien arbeid groeien,
Ook voor het hart
Maar ik vergat, Klaas, dat je niet van ver
zen, dien meest subjectieven uitingsvorm,
houdt!
Het wordt nu warm in den tuin en Paulien
tje, die achter me aanscharrelt en op „gehei
me plekken" bruine boonen plant, heeft al
twee keer gezucht: „ik zweet zoo, mammie".
We moeten naar binnen, het is trouwens
tijd voor de les van Paulientje, die na haar
ziekte nog niet naar school mag. lederen dag
werk ik een uurtje met haar en ook dat moet,
net als tuinieren, rustig en met volle zorg
gedaan. Mahlan waakt ervoor, dat venters
niet vaak onderweg, dat iemand mij dat pre
senteert. Meestal laten de dames we op den
stoep staan. En als u wist, hoe moei en pijnlijk
je voeten worden op dat warme asfalt. Vindt
u goed, dat ik even onder 't uitrusten een
knoopje losmaak?"
Zij heeft zich al gebukt naar haar schoen,
waar de wreef uit-zwelt. Ik ga maar zelf de
koffie achter klaarmaken, dat het mevrouw
tje heel, heel stil op kousenvoeten in mijn
koele voorgallerij alleen kan zitten. Als ik
dan later informeer naar het doel van haar
bezoek, volgt het verhaal van een werklooze
schoonzoon, een dochter, die t.b.c. heeft en
bij haar, de moeder, een iigkuur doet, twee
kleinkindertjes, die eten moeten. Zij heeft nu
een agentuur in groene zeep, creoline en
poetsmiddelen. Wil ik geen klant worden? Ik
schrijf op, wat ik maandelijks noodig heb en
wij drinken zwijgend samen onze koffie: Twee
Europeesche vrouwen in Indië, Klaas!
„Elf uur" koekoekt de Zwitsersche klok. Zij
schrikt en schiet in haar schoenen; er moeten
nog zooveel straten worden af-geloopen, zoo
veel huizen bezocht. Ik denk aan mijn cake
en mijn kasten die kasten doe ik in geen
geval meer vandaag en de cake kan kokkie
best zelf bakken, als ik meel en boter afweeg.
Ik zet me dus achter de naaimachine en zie
het probleem van de japon met de scheeve
hals onder oogen.
Mahlan gaat geruischloos door 't huis en
sluit de blinden om de blakerende middaghitte
te stuiten. Buiten ligt, grijs en droog, de tuin
de grond scheurt open. Straks komen de
kinderen uit school. De ochtend is voorbij
Wat heb ik gedaan? Alles en niets, precies
zooals jouw moeder in de villa in Bloemen
daal, Klaas! Want wat men doet met zijn
dagen, hangt af van maatschappelijk milieu
en eigen karakter, meer dan van het land
waar men woont.
Er zijn ook „Europeesche vrouwen in Indië"
Zij strijkt zooals U het
graag- hebt!
Speciale wenschen hoeft U maar
éénmaal op te geven, dan kunt
U er staat op maken, dat Uw
wasch bij ons voortaan altijd zoo
behandeld wordt als U dat graag
wilt. Mogen wij eens „komen
hooren"?
Overhemden
Boorden slap
Boorden stijf
t U de proef een», »tui
vanaf 20 ct.
5 ct.
8 ct,
»nder»laande coupon
Wilt U a.s.
proefwasch halen bij
...dag
Het Kuuroord
in eigen land
ter genezing van
Rheumatiek,
Ischias, enz.
Alle Sporten - Badhotel - Orkeit
Opgewekt strand- en badleven
(Adv. Ingez. Med.)
Wassclierij
J« BJEEJLEIV 2Kii
Bleekersvaartweg 13 - Heemstede - Tel. 28189
(Adv. Ingez. Med.)
die veel van winkelen houden. Die drentelen
urenlang op Passar Baxoe en eten tot slot
een ijsje bij Tutti-frutti. Ik heb ook gehoord,
dat in onze stad veel animo bestaat voor och
tend-bridge-drives.
En dan blijft nog de categorie over, die
schommelt en snoept en al schommelend en
snoepend ons aller reputatie afbreuk doet.
Indië is zoo groot, Klaas, een Werelddeel!
Dat zul je zelf binnenkort ervaren, als je hier
komt en tracht, objectief uit te vinden, wat
duizenden Europeesche vrouwen tusschen
Sabang en Fak-Fak met haar morgenuren uit
voeren!
P. S. Weet men dat eigenlijk al van de
vrouwen in Holland?
mandïen: baden; katjer: een kleine vogel,
lijkt op een kwikstaart; ajer djeroek: sap van
een uitgeperst djeroek (citroensoort)blandja:
passargeld; penatoe: waschman; krees: zon
nescherm van riet; „ada tamoe": er is visite.
LAL IE, LALO, LALEE
(Dit is het antwoord op een sub
jectieve vraag in den luchtbrief
van neef Klaas uit Bloemendaal)
Zoo verschillend als de schelpen op den
bodem van de zee
zijn in Indië de vrouwen.
Menig man, die onder palmen naar een
bruidje heeft gezocht,
zal 't zijn leven lang berouwen.
Want een njonja uit Betawi is
verkwistend naar men zegt
en de liefde van de meisjes uit Semarang
is niet hecht
en de dochters uit het hartje der Molukken
brengen eiken man tot wanhoop
door hun nukken.-
Ja. de vrouwen uit Oostinje zijn
lalie, lalo, lalee,
zoo verschillend als de schelpen in de zee!
Zoo verlokkend als de kusten tusschen
Sabang en Guinee
zijn In Indië de vrouwen.
Maar hoe zoet een loopje in de lichte
mane-nacht mag zijn,
heel wat anders is nog: trouwen!
Want een schoone uit Palembang is
veranderlijk van gunst
en in Soera ba ja doen in 't geheim
aan zwarte kunst
en de meisjes uit den omtrek van Makassar,
die versnoepen al hun centen op de passar
Daarom, Klaas, kijk uit je oogen, eer
lalie, lalo. lalee,
je een vrouw neemt tusschen Sabang en
Guinee!
Doch zoo vast als onze bergen in de
groene vlakten staan,
zijn in Indië ook vrouwen,
waar een man zijn heele leven, 't zij in
voorspoed of verdriet,
onbekommerd op kan bouwen.
Want van Medan tot op Ambon blijft de
veiligste moraal
(maar dat geldt voor heel de wereld, ja
tot zelfs in Bloemendaal!)
dat je wacht, tot je met zekerheid kunt weten:
dit is 't meisje, dat ik nimmer zal vergeten.
En als zij jou dan ook aankijkt en.
lalee, lalo, lalie,
als ze „ja" knikt, beste Klaas, dan
trouw je DEE!
Te Aldershot vond dezer dagen een taptoe plaats, die door zestigduizend kinderen
werd bijgewoond. Tot de aanwezigen behoorden de Engelsche koningin en de
beide prinsesjes Elisabeth en Margaret Rose (rechts).
Het jonge zustertje keek een beetje ver
bijsterd om zich heen. Hier zou ze dus moe
ten werken. Hier in deze kille groote zaal
met de hooge witte wanden en de lange ra
men. van onderen besohermd door horren,
zoodat de patiënten niet van straat af te
zien zouden zijn. Nuchter staken de witge
schilderde stangen aan hoofd en voeteneind
van de bedden naar boven, dragend een
dwarsroe waaraan witte gordijnen dicht kon
den worden geschoven, wanneer een der pa-
tienten geholpen moest worden, of wanneer
hij ging sterven.
Ze zat aan het tafeltje bij het einde van
de zaal en repeteerde in gedachten wat ze
te doen had. Van tijd tot tijd controleeren
of de pols van bed een niet opliep, bed vier
was lastig hadden ze haar verteld, dien
moest je niet overal z'n zin in geven, bed ze
ven moest ieder half uur een lepel van z'n
medicijn hebben, bed acht, ja bed acht. dat
was haar hoofdzorg. De dokter was er net
nog even geweest en had haar nog de laatste
aanwijzingen gegeven. Alle kans dat hij van
nacht zou sterven. Als het dan alsjeblieft
maar niet eerder gebeurde, niet net fin dit
uur dat zij hier alleen zat. Ze keek opzij naar
bed acht, dat rechts van haar tafel stond.
De vingers streken nerveus heen en weer over
het laken dat ruw knirste onder de .vereelte
toppen. Het zwart diep in de nagelriemen
en in de barsten van de huid verried hoe
deze handen nog kort geleden bezig waren
met zwaar werk en het heele lichaam van
den zwaren man wees op kracht en gezond
heid. Nu lag hij daar, gevallen van een stei
ger. en het leven trok zich terug uit een li
chaam dat het met iederen vezel trachtte
vast te houden. Naast hem zat een vermoei
de vrouw. Ze kon nog niet zoo oud. zijn. mis
schien veertig, maar haar rug was gebogen,
het haar hing flets om het rimpelgezicht dat
er nu zoo tragisch uitzag met het masker
van onbegrepen lijden. De oogen keken zoo
dof en stom voor zich uit. al blikkend in een
toekomst zonder den man die zoo vertrouwd
in haar bestaan hoorde, misschien ook al
de ellende voorziend die komen zou voor het
groote gezin als straks die werkende handen
voor het laatst werden samengevoegd.
Zacht stond de zuster op, voelde eens naai
de pols, verlegde het ijszakje. streek het
kussen een beetje glad en legde haar koele
hand even over de koortsige knuisten, terwijl
ze de vrouw met een bemoedigend lachje
toeknikte. De man lichtte even een ooglid
V ertellinf
Een avond met Emmy.
door J. P. BALJé.
Dolf Bouman keek zijn broer onderzoekend
aan en floot eens tusschen de tanden. „Dus je
bent verliefd!" concludeerde hij. Zijn gevolg
trekking was niet zoo boud. Als een achttien
jarige blaag een half uur rond zijn broer heen-
draait en hem dan tenslotte een tientje te leen
vraagt, dan is de liefde in het spel.
Frits bloosde. Achttien jaar is nog een leeftijd,
dat je bloozen kan, als men vraagt of je ver
liefd bent. Even weifelde hij, maar waarom zou
hij het ook ontkennen? Dolf was student, en
als hij het wist van zijn liefde, kon hij hem met
één en ander van dienst zijn. Want Frits had
nog weinig ervaring en bevond zich op vreemd
terrein. Behalve een oppervlakkig kalverlief-
detje in de derde klas, had hij nog niets ..mee
gemaakt". Dus knikte hij. „Krijg ik het tien
tje?" voegde hij er achter.
Dolf grijnsde. „Waar hou je me eigenlijk
voor?" vroeg hij. „Voor een Croesus? Een tien
tje op de helft van de maand! Wees blij, dat
ik een knaak voor je heb. Hier, pak aan!"
De rijksdaalder verwisselde van tijdelijken
eigenaar, 't Was niet veel, maar beter wat. dan
niets.
„En vertel me nu eens, wie het is!" beval
Dolf.
„Emmy van Laren."
Opnieuw floot Dolf tusschen de tanden.
,Emmy van Laren! Waar heb je die leeren
kennen?"
„Op een soiréetje van de roeivereeniging,"
verklaarde Frits. „Ken je haar, dat je zoo ver
baasd bent?"
Of hij haar kende vroeg de blaag! Emmy
met planten, met koekjes, met bezems, met tei van Laren, wie van de studenten kende haar
len en emmers, met kant, of met vruchten niet? Een uiterst mondain en coquet typetje,
ons zouden storen in 't hoekje van de galei ij
achter neergelaten krees, waar wij leesles
houden.
Maar juist als we de leesplank opbergen,
komt hij met een verlegen gezicht binnen
hij was er zelf een tijdje „smoor" op geweest.
Emmy van Laren, en daar wou z'n broertje
mee uit? Het meisje, dat in de vijf of zes
chique dancings van de stad alle kellners bij
den voornaam noemdeDie op ieder studenten
fuifje weer een nieuwe, pittige cocktail wist
nog geen ochtendbezoek." Geen e c h t e ta
moe" antwoordt hij vaag en ik begrijp: hij
durft geen Europeaan den deur wijzen, al
de japon zag op een soirée.
„Ken je haar dan?" vroeg Frits ongeduldig.
„Ja.zoo'n beetje!" gaf Dolf toe. En dan
peinzend: „Tja, dan zal je toch wat meer geld
- - - o - lil11 li-i J II1,11111 1.11 i J i_ uur.il wIII unci
weet hij, dat het gaat om t verkoopen van e noodig hebben, knaap. Want zoo'n meisje
stuk zeep of een paar potloodem. neem je niet mee naar een cafetaria of een
d€ mat automatiek.'s Kijken, je moet er wat voor over
hebben, jongeman. Als je die ouwe koffer-
gramofoon van me eens te gelde maakte, er
Ik loop naar voren en ik vind op
geen werklooze-met-potlooden, doch een ten
ger mevrouwtje op leeftijd. 6V.Uv
„Neemt u me niet kwalijk, dat ik stoor", be- Zjjn nog een paar dozijn schorre platen bij.
gint ze. maar ik vraag haar om te gaan zitten Heb je nog boeken over, die je missen kunt?
en als ik zie. hoe moe ze in een fauteuil weg- of iets anders? Denk eens goed na."
zakt. bied ik haar een kop koffie aan. „Kof
fie?" Haar oogen stralen even en worden dan
11<T XICl.O.» uugtu ouiaiin v. 1 w» cc.. (lam nul
dof van ingehouden tranen. „Dat gebeurt me 1 tientjes.
Frits- dacht na en ze handelden samen. Een
paar uur later was hij in het bezit van twee
„Zoo," zei Dolf, „dat is tenminste iets. En
wanneer moet je nu met haar uit?"
,.Jaehdat staat nog niet vast," sta
melde Frits, „ik weet niet zoo goed, hoe je dat
aanlegt. Wat zou jij denken?" vroeg hij, hoop
vol zijn broer aankijkend.
Dolf proeste het uit. Dat wilde met Emmy
van Laren uit. Was het niet droevig?
„Weet je wat," stelde hij voor, „ik ken Emmy,
en ik maak het voor je in orde. Je weet toch
zeker, dat ze je mag, niet?"
Weer bloosde Frits hevig. „Ze was zoo lief."
mompelde hij, „ze lachte altijd zoo tegen me, en
als we dansten kriebelden haar blonde krul
letjes tegen m'n wang. En bij het afscheid
nemen op de soirée, zei ze met veel nadruk:
Tot ziens."
„Dan komt het in orde," stelde Dolf vast,
„ik bel haar op. en je hoort er nog verder
van."
Met kloppend hart zat Frits in de taxi, die
hem naar Emmy's huis bracht. Die Dolf was
een fijne vent, hij had alles prachtig in orde
gemaakt. Nog even snel repeteeren, wat hij
hem gezegd had: naar de Tivoli-dancing, daar
was het het gezelligst, vooral niet vergeten
Emmy altijd te laten kiezen, dames-sigaretten
waren niet noodig, ze rookte liever gewone,
een beetje los en vlot doen en niet sip kijken
als ze eens met een ander dansteo. hij
was er al. De hand waarmee hij het belknopje
indrukte beefde een beetje, en hij beefde nog
méér, toen Emmy geen vier seconden latei-
kant en klaar voor hem stond.
„Daag!" zei ze, en haar stem klonk helder
als een dorpsklokje in de ochtendlucht. Wat
zag ze er snoezig uit. Als een muschje tripte
ze in de taxi.
„Leuk, dat je me uitnoodigde," zei ze. ,,'k
vond je al direct zoo'n sympathieke jongen
op dat bal van de voetbalclub".
„Roeivereeniging," verbeterde hij.
„O ja, natuurlijk, zei ik dat niet?" lachte ze.
„En waar gaan we nu heen, Frans?"
„Flits heet ik, Emmy, Frits."
„Wat dom van me. Gek is dat, maar ieder
een, die Frits heet, noem ik altijd Frans. Ver
geef het me maar, boy."
Juist stopte de taxi voor de Tivoli-dancing.
„Ach wat leuk. Tivoli!" deed Emmy uitgelaten.
„Ik heb er altijd zoo naar verlangd, daar eens
met jou te dansen. Want je danste zoo heer
lijk, toen. bij de korfbalclub. En hier, Frits
zeg ik het nu goed? hier is de dansvloer
verrukkelijk."
Frits was er een beetje beduusd van. Een
tikje onzeker stapte hij de dancing binnen,
maar Emmy had al vlug een goed tafeltje in
het oog. „Heb je sigaretten?" vroeg ze, toen
ze zaten. „O, Laurens, gaat nogal. Maar ze
hebben hier wel wat pittigers straks."
De kellner verscheen aan hun tafeltje. „Mij
een Martini, Frits." bestelde ze. Het was pittig
goedje, en Frits begon in stemming te komen.
Vooral na de derde Martini.
Emmy was schattig. Ze zag er allerbekoor
lijkst uit. Maar 't zou wel een duur vrouwtje
worden, rekende Frits bij zichzelf. Die taxi.
dat was een pop, zes Martini en een doosje
sigaretten, de entrée, 's kijken, dan was hij nu
met de fooi mee toch zeker al bijna een tien
tje kwijt. Enfin, bleef er nog altijd een tientje
over.
..'k Heb echt zin in wijn. boy," vleide Emmy,
„zullen we een heerlijk fleschje nemen?"
De ober bracht de wijnkaart, maar Frits kon
niet al te best wijs worden uit al die Fransche
kasteelen. Chateau-dit en Chateau-dat. nee.
hij had er geen verstand van.
„Zoek maar niet zoo lang, Fritsje, we ne
men een fleschje champagne. Heidsieck. sec."
Een snelle blik overtuigde hem, dat hij dat
onmogelijk betalen kon. „Eheen half
fleschje", riep hij den ober na.
Emmy keek verbaasd. „Tjaehzei
hij met een ongelukkig gezicht, „ikkeik.
ehneem maar een half glaasje. Onze trai
ner heeft het verbodenabsoluut verboden
'k Zondig dus toch al't is slecht voor
de beenspieren, champagne, zegt onze trainer,
bar slecht
„Gek!" zei Enimy, „dat zooiets op je been
spieren kan .werken. Enfin, niets aan te doen.
Jammer voor je".
Zeven vijftig! En Frits vond het zure spul
niet eens lekker, zoodat hij tenslotte nog blij
was, maar een half glaasje te hebben. Maar
Emmy dronk het als water
In de taxi naar huis voelde Frits zich opge
wonden. Dit was het moment, waai-naar hij
reikhalzend had uitgezien. Nunu zou dan
komen, wat hij in de film altijd zag, het „mo
ment suprème", nu zou hij Emmy straks
een kus geven.
Emmy was in een hoekje van de taxi terug
gevallen, en telkens, als ze een lantaarn pas
seerden, zag hij het fijne gezichtje en het lok
kende mondje. Toch.... het was een heele
stap. Zou ze hem geen onnoozele blaag vinden,
als hij het niet deed.ofzou ze boos zijn
als hij het wèl deed? Frits was in tweestrijd.
Hij ging wat dichter bij haar zitten, en ze be
woog niet. Was ze ook in spanning? Hij was
man, hij moest tenslotte toch de eerste stap
doen!
Toen, plotseling moed vattend, boog hij zich
naar haar toe. „Emmy!" zei hij teeder, „Emmy,
mag ik je een zoen geven?"
„Oooaaah gaapte Emmy, „hè, zei je
wat. Frits? Zijn we er al?"
Emmy had geslapen!
Met medegevoel keek Dolf zijn broer aan.
„Ik ken dat. Frits, dat is wat je noemt, een
moreele kater. Nooit wil je meer wat met meis
jes te maken hebben, hè? Heb ik ook wel eens
gezegd. Tja, die Emmy is werkelijk niets voor
jou, dat geloof ik nu ook wel. Trek het je niet
te erg aan. kerel. En denk liever aan de roei-
race! 't Is ook veel beter voor je training, als
je niet gaat dansen tot Iaat in den nacht."
Toen hij weer alleen was, lachte hij voor zich
heen. „Arme Frits." dacht hij. ,,'t was een hard
lesje, en die Emmy heeft je nog erger aange
pakt. dan ik haar gevraagd had. Maar 't is
goed voor je. Als je achttien bent, kan je beter
roeien, dan achter meisjes aanloopen. Alleen,
je leert het meestal te laat
op in dankbaarheid voor de zachte streeling
van de verzorging, maar toen hij wat wilde
zeggen sloot ze met een hand zijn mond.
„Sst! Niet praten. Gaat u maar rustig sla
pen, dan komt alles in orde". En ze haastte
zich naar het volgende bed.
Nummer zeven kreeg zijn drank die bitter
smaakte, maar hier lag geen stukje cake
klaar om den smaak te verdrijven, zooals in
de inrichting waar ze vandaan kwam.
Haar gedachten zwierven terug naar de
kleine verzorgde kamers waar patiënten in
ruime bedden lagen met zacht linnengoed,
waar zonlicht alle hoeken kon bereiken, ge
temperd door zachtkleurige jaloezieën, waar
patiënten in soepele pyjama's op hun wenken
bediend werden, waar een theeblad werd
binnengebracht als er bezoek kwam, waar
och. waar alles zoo heel anders was. Ze stel
de zich voor hoe een van die patiënten hier
op de zaal zou liggen, met niets anders aan
dan zoo'n grof jak. onder beddegoed dat
sterk en degelijk, maar niet zacht was. Ze
dacht aan die patiënten, met hun kleine
klachten over zonlicht dat te fel was. over
een balcondeur die wat verder open of wat
meer dicht moest, ze zag zich weer troostend
staan bij een zieke die zich nog maar steeds
zoo slap voelde na haar blindedarm-opera
tie „nee heusch zuster, net of ik nooit weer
heelemaal de oude zal worden".
Werkelijk ernstige patiënten had ze daar
zelden gehad, hoewel ze zich bijna zonder
uitzondering allemaal doodziek waanden.
Wat waren ze ook gewend voor narigheid?
In den regel van jongs af aan opgevoed met
alles wat het leven gemakkelijk maakt. Geen
ziekte die bestrijdbaar was kreeg ooit bij
hun een kans. Bij hun behoefden er nooit
problemen te rijzen, wanneer ze voor ge
zondheid er eens een poosje uit moesten. Zij
hoefden nooit moe en ziek door te werken
met een afgetobd lichaam, uit angst voor
hun werk.
Terwijl ze zoo peinsde schudde ze de kus
sens van bed vier toch nog maar weer eens
op. hoewel hij er nog geen vijf minuten ge
leden ook al om had gevraagd en in plaats
van het standje dat hij eigenliik moest heb
ben, zei ze een paar vriendelijke woorden
tegen hem. Ze voelde zich plotseling thuis
op deze zaal. De inrichting waar ze geweest
was lag ver achter haar als in een lang ver
leden. Ze begreep het niet meer dat ze het
zoo erg had gevonden om daar weg te gaan,
omdat haar ouders niet wilden dat zij alleen
achterbleef in die plaats terwijl zij naar hier
verhuisden.
Ze had er niets voor gevoeld om in een ge
meenteziekenhuis te komen, na de luxe ver
pleging waar ze aan gewend was geraakt.
Hier zou ze niet door patiënten worden uit-
genoodigd om nog een maand mee naar huis
te gaan voor verdere verpleging, omdat „me
vrouw zich nog zoo zwak voelde en zoo ge
hecht was aan zuster Anne". Maar nu zou
ze niet meer terug willen, nu wilde ze har
telijkheid en toewijding geven aan al die
zieken hier. die zoo stom hun pijn en
ziekte droegen, dankbaar voor wat liefdevolle
verzorging. Het contrast schrijnde haar en
misschien voelde ze daardoor zooveel diener
hoeveel goed ze kon doen met vriendelijk
heid. met een extra zorg. met iets meer dan
alleen plicht en menschenliefde. De pols
van bed een bleef rustig, bed vier lag alweer
te woelen en te draaien, zoo bleef natuurlijk
nooit een kussen goed liggen, bed zeven sliep
en bed acht lag stil. Op haar teenen sloop
ze dichterbij, de adem ging toch wel? Geluk
kig. ze zag het dek op en neer gaan boven de
breede borst. Angstig keken de oogen van
de vrouw haar aan en weer knikte ze ge
ruststellend. „Hij slaapt een beetje, dat is
altiid goed".
„Zal het gauw met hem afloopen. denkt
u?"
„Daar kun je nooit wat van zeggen, hè?
Uw man is zoo sterk, je ikunt nooit weten,
maar hij is natuurlijk wel ernstig ziek, dat
begrijpt u wel. Andex-s mocht u hier ook niet.
zitten hè?"
..Ja zuster. Maar.... eh.... zou er nou
nog niet een klein kansje zijn? Hij was al
tijd zoo'n flinke man. En zoo'n goeie...."
hier hield ze huilend op.
..Kom vrouwtje, nu niet huilen. Dat is
voor hem ook zoo naar, als hij straks wak
ker wordt. Weet u wat? Als ik straks afge
lost word, haal ik een lekker kopje koffie
voor u. Dat zal u opknappen hè?"
„Dank u zuster. Ja een kop koffie doet een
mensch goed. Ze zullen thuis ook wel bij de
koffie zitten. Als Marie nu maar voor alles
zorgt, dat de boterhammen voor Jan morgen
klaar staan als hij naar z'n werk gaat en dat
ze genoeg suiker in z'n koffieflesch doet, hij
lust het niet als het niet zoet Is".
..Dat zal wel best in orde zijn hoor moe
der".
Stil ging het jonge zustertje weer bij tafel
zitten, haar blikken nog even over de bedden
latend gaan. Vreemd, dat ze zich hier zoo
gelukkig voelde. Natuurlijk, het zou slijten
op den duur. Het dagelijks zien van ziekte
en armoe zou haar er aan doen wennen,
maar ze nam zich voor om te trachten altijd
die liefde en dat innig meeleven met haar
patiënten in zich te bewaren, ook al waren
ze lastig als nummer vier of humeurig als
bed vijf, maar vooral als ze oud en zwak wa
ren zooals bed een of stervend als bed
acht.
HELEN.