De vrouw in Indië. ZATE.R DAG 12 JUNI 1937 HAARLE M'S DAGBLAD 7 „Vertel nu eens een keer geen onzin", schreef mijn neef Klaas per luchtpost. „Dat van die rajap is natuurlijk niet waar, dat kunnen zelfs wij hier in Bloemendaal voelen. En dat men zelfs in Indië een huis huurt omdat de goot ruischt en de tuin bewerkelijk is. neem ik ook niet aan. Weet je, waar wij behoefte aan hebben? Aan een nauw keurig en objectief verslag, hoe de Indische huisvrouw haar dagen doorbrengt. Welke be zigheden zij van uur tot uur heeft. Ten minste als ze bezigheden heeft, want men heeft mij herhaaldelijk verzekerd, dat de vrouwen ii Indië urenlang lui in een schommelstoel lig gen, zoetigheid eten, en zich door de baboe koelte laten toewuiven." Mijn neef Klaas uit Bloemendaal is Indo- loog. Hij heeft dus een zij het vooralsnog indirect belang bij het leven van „De Europeesche Vrouw" in Indië. Nu dan, Klaas: Terwijl ik vanmorgen om zes uur onder de douche in de badkamer stond, hoorde ik kok kie bij het mandiën naast de put, zingen. Toen sprong de vreugde om den nieuwen dag ook bij mij hoog op! Ik voelde me plots een goede huisvrouw, die gelijk met haar dienst maagden naar het morgenbad gaat. Ik maak te plannen om veel te verzetten, vandaag: die japon, die nog steeds niet in elkaar gestikt werd omdat de hals niet goed wil vallen die laatste twee kasten, die na de verhuizing nog niet werden ingeruimd en misschien nog een cake voor de theeallemaal noes te, gedegen arbeid. Heisa! wat smaakt het kopje koffie in de achtergalerij na zoo'n prikkelend bad! Mahlan onze huisjongen, de man van kokkie, zet de morgenkoffie smakelijk neer: het kleine stop- fleschje is met sterk extract gevuld, de kan vol heete melk, staat onder een hooge thee muts: men heeft maar in te schenken naar eigen believen. De tuin is nog schemerig on stil, maar waar hoog in den top van den tjemaraboom de eer ste zonnestralen spelen, wiegelt een katjer en fluit den dag een welkom toe. Ik zit zoo lekker in mijn ronden rottanstoel de blau we zijden kimono sluit zacht en warm om m'n huiverig, pas gebaad lijf en de heete kof fie geurtMaar ik moet me nu aanklee- den en de kinderen opjagen, anders komen ze te laat op school. Kantoren en scholen begin nen bij ons om zeven uur. Vaders en kinderen eten aan het ontbijt alleen een bord haver- mouth, dat glijdt vlug naar binnen. De bo terhammen gaan in een pakje mee en mijn man drinkt op kantoor een heele thermos- flesch vol koude ajer-djeroek leeg, want zijn bureau-uren zijn lang en warm. Als dat alles vlug, vlug is geregeld, staan Paulientje en ik vóór op de stoep en wuiven naar links en naar rechts, terwijl de fietsers de straat uit verdwijnen. Een bloemenverkoo- per profiteert van het moment en houdt mij een bos gele anjelieren, frisch als de morgen voor. Hij vraagt een dubbeltje: ik biedt vijf cent; wij worden het eens op zeven. Maar als ik betaal heeft hij niet van een dubbeltje terug (dat heeft een bloemenman nooit!) en ik krijg nog net zoo'n bos voor mijn drie centen er bij. Achter zit reeds de groentenman gehurkt tusschen zijn man den met kool, sla en wortelen, en kokkie vraagt blandja om naar de passar te gaan. De penatoe heeft een stapeltje brandschoone pakken, geknoopt in een smoezelige doek, op de ontbijttafel gedeponeerd en wacht op nieuw waschgoed en geld. De vleeschman reikt mij het boekje en een potlood: wat moet er voor morgen besteld? De ijsman legt met den snerpenden roep „ès!" een brok bezaag seld ijs in de volle zon en verdwijnt ijlings om den 'hoek van 't huis, om zijn verdere voor raad af te leveren. Ik zie, hoe op 't achtererf kebon met lange halen van z'n kapmes de bougainville gaat snoeien, die i k juist gisteren heb gesnoeid en Mahlanja, waar zit Mahlan toch? „Mahlan is naar de school van sinjo Ted gegaan", zegt kokkie, terwijl ze haar slendang omslaat en haar passararmband opneemt „sinjo Ted heeft alweer zijn boterham verge ten"...» Maar een kwartier later ben ik in mijn tuin aan het werk. Dit is het heerlijke uur, besteed aan het toilet van den tuin. Er zijn nog zoo veel leege plekjes, waar iets moet worden bij- geplant. Er is zooveel te stekken. Er zijn tel kens verrassingen: gisteren bloeide in de slordige achterheg, die mij nog terra incogni ta is, een echte onvervalschte Duitsche-pijp en in gindschen bladerbos heb ik gemeend een kamperfoelie te ontdekken. Onthoudt het, Klaas, dat in Indië tuinieren een van de beste bezigheden is. Je kunt sprookjestuinen ont werpen. Er bloeit iets het heele jaar door. En het uur van 't tuinwerk is een van de gezegen de uren van je dag. Maar zoo is het niet alleen in Indië. Ken je het gedicht van Aart van der Leeuw over den tuinman? „Hij staat in 't zonlicht in een vloed van bloemen 't Verwarde kluwen van zijn kers te ontvlechten, En zorgzaam, wijl de hommels hem omzoemen, Helpt hij een stengel om zich vast te hechten Een goede rust komt uit dien arbeid groeien, Ook voor het hart Maar ik vergat, Klaas, dat je niet van ver zen, dien meest subjectieven uitingsvorm, houdt! Het wordt nu warm in den tuin en Paulien tje, die achter me aanscharrelt en op „gehei me plekken" bruine boonen plant, heeft al twee keer gezucht: „ik zweet zoo, mammie". We moeten naar binnen, het is trouwens tijd voor de les van Paulientje, die na haar ziekte nog niet naar school mag. lederen dag werk ik een uurtje met haar en ook dat moet, net als tuinieren, rustig en met volle zorg gedaan. Mahlan waakt ervoor, dat venters niet vaak onderweg, dat iemand mij dat pre senteert. Meestal laten de dames we op den stoep staan. En als u wist, hoe moei en pijnlijk je voeten worden op dat warme asfalt. Vindt u goed, dat ik even onder 't uitrusten een knoopje losmaak?" Zij heeft zich al gebukt naar haar schoen, waar de wreef uit-zwelt. Ik ga maar zelf de koffie achter klaarmaken, dat het mevrouw tje heel, heel stil op kousenvoeten in mijn koele voorgallerij alleen kan zitten. Als ik dan later informeer naar het doel van haar bezoek, volgt het verhaal van een werklooze schoonzoon, een dochter, die t.b.c. heeft en bij haar, de moeder, een iigkuur doet, twee kleinkindertjes, die eten moeten. Zij heeft nu een agentuur in groene zeep, creoline en poetsmiddelen. Wil ik geen klant worden? Ik schrijf op, wat ik maandelijks noodig heb en wij drinken zwijgend samen onze koffie: Twee Europeesche vrouwen in Indië, Klaas! „Elf uur" koekoekt de Zwitsersche klok. Zij schrikt en schiet in haar schoenen; er moeten nog zooveel straten worden af-geloopen, zoo veel huizen bezocht. Ik denk aan mijn cake en mijn kasten die kasten doe ik in geen geval meer vandaag en de cake kan kokkie best zelf bakken, als ik meel en boter afweeg. Ik zet me dus achter de naaimachine en zie het probleem van de japon met de scheeve hals onder oogen. Mahlan gaat geruischloos door 't huis en sluit de blinden om de blakerende middaghitte te stuiten. Buiten ligt, grijs en droog, de tuin de grond scheurt open. Straks komen de kinderen uit school. De ochtend is voorbij Wat heb ik gedaan? Alles en niets, precies zooals jouw moeder in de villa in Bloemen daal, Klaas! Want wat men doet met zijn dagen, hangt af van maatschappelijk milieu en eigen karakter, meer dan van het land waar men woont. Er zijn ook „Europeesche vrouwen in Indië" Zij strijkt zooals U het graag- hebt! Speciale wenschen hoeft U maar éénmaal op te geven, dan kunt U er staat op maken, dat Uw wasch bij ons voortaan altijd zoo behandeld wordt als U dat graag wilt. Mogen wij eens „komen hooren"? Overhemden Boorden slap Boorden stijf t U de proef een», »tui vanaf 20 ct. 5 ct. 8 ct, »nder»laande coupon Wilt U a.s. proefwasch halen bij ...dag Het Kuuroord in eigen land ter genezing van Rheumatiek, Ischias, enz. Alle Sporten - Badhotel - Orkeit Opgewekt strand- en badleven (Adv. Ingez. Med.) Wassclierij J« BJEEJLEIV 2Kii Bleekersvaartweg 13 - Heemstede - Tel. 28189 (Adv. Ingez. Med.) die veel van winkelen houden. Die drentelen urenlang op Passar Baxoe en eten tot slot een ijsje bij Tutti-frutti. Ik heb ook gehoord, dat in onze stad veel animo bestaat voor och tend-bridge-drives. En dan blijft nog de categorie over, die schommelt en snoept en al schommelend en snoepend ons aller reputatie afbreuk doet. Indië is zoo groot, Klaas, een Werelddeel! Dat zul je zelf binnenkort ervaren, als je hier komt en tracht, objectief uit te vinden, wat duizenden Europeesche vrouwen tusschen Sabang en Fak-Fak met haar morgenuren uit voeren! P. S. Weet men dat eigenlijk al van de vrouwen in Holland? mandïen: baden; katjer: een kleine vogel, lijkt op een kwikstaart; ajer djeroek: sap van een uitgeperst djeroek (citroensoort)blandja: passargeld; penatoe: waschman; krees: zon nescherm van riet; „ada tamoe": er is visite. LAL IE, LALO, LALEE (Dit is het antwoord op een sub jectieve vraag in den luchtbrief van neef Klaas uit Bloemendaal) Zoo verschillend als de schelpen op den bodem van de zee zijn in Indië de vrouwen. Menig man, die onder palmen naar een bruidje heeft gezocht, zal 't zijn leven lang berouwen. Want een njonja uit Betawi is verkwistend naar men zegt en de liefde van de meisjes uit Semarang is niet hecht en de dochters uit het hartje der Molukken brengen eiken man tot wanhoop door hun nukken.- Ja. de vrouwen uit Oostinje zijn lalie, lalo, lalee, zoo verschillend als de schelpen in de zee! Zoo verlokkend als de kusten tusschen Sabang en Guinee zijn In Indië de vrouwen. Maar hoe zoet een loopje in de lichte mane-nacht mag zijn, heel wat anders is nog: trouwen! Want een schoone uit Palembang is veranderlijk van gunst en in Soera ba ja doen in 't geheim aan zwarte kunst en de meisjes uit den omtrek van Makassar, die versnoepen al hun centen op de passar Daarom, Klaas, kijk uit je oogen, eer lalie, lalo. lalee, je een vrouw neemt tusschen Sabang en Guinee! Doch zoo vast als onze bergen in de groene vlakten staan, zijn in Indië ook vrouwen, waar een man zijn heele leven, 't zij in voorspoed of verdriet, onbekommerd op kan bouwen. Want van Medan tot op Ambon blijft de veiligste moraal (maar dat geldt voor heel de wereld, ja tot zelfs in Bloemendaal!) dat je wacht, tot je met zekerheid kunt weten: dit is 't meisje, dat ik nimmer zal vergeten. En als zij jou dan ook aankijkt en. lalee, lalo, lalie, als ze „ja" knikt, beste Klaas, dan trouw je DEE! Te Aldershot vond dezer dagen een taptoe plaats, die door zestigduizend kinderen werd bijgewoond. Tot de aanwezigen behoorden de Engelsche koningin en de beide prinsesjes Elisabeth en Margaret Rose (rechts). Het jonge zustertje keek een beetje ver bijsterd om zich heen. Hier zou ze dus moe ten werken. Hier in deze kille groote zaal met de hooge witte wanden en de lange ra men. van onderen besohermd door horren, zoodat de patiënten niet van straat af te zien zouden zijn. Nuchter staken de witge schilderde stangen aan hoofd en voeteneind van de bedden naar boven, dragend een dwarsroe waaraan witte gordijnen dicht kon den worden geschoven, wanneer een der pa- tienten geholpen moest worden, of wanneer hij ging sterven. Ze zat aan het tafeltje bij het einde van de zaal en repeteerde in gedachten wat ze te doen had. Van tijd tot tijd controleeren of de pols van bed een niet opliep, bed vier was lastig hadden ze haar verteld, dien moest je niet overal z'n zin in geven, bed ze ven moest ieder half uur een lepel van z'n medicijn hebben, bed acht, ja bed acht. dat was haar hoofdzorg. De dokter was er net nog even geweest en had haar nog de laatste aanwijzingen gegeven. Alle kans dat hij van nacht zou sterven. Als het dan alsjeblieft maar niet eerder gebeurde, niet net fin dit uur dat zij hier alleen zat. Ze keek opzij naar bed acht, dat rechts van haar tafel stond. De vingers streken nerveus heen en weer over het laken dat ruw knirste onder de .vereelte toppen. Het zwart diep in de nagelriemen en in de barsten van de huid verried hoe deze handen nog kort geleden bezig waren met zwaar werk en het heele lichaam van den zwaren man wees op kracht en gezond heid. Nu lag hij daar, gevallen van een stei ger. en het leven trok zich terug uit een li chaam dat het met iederen vezel trachtte vast te houden. Naast hem zat een vermoei de vrouw. Ze kon nog niet zoo oud. zijn. mis schien veertig, maar haar rug was gebogen, het haar hing flets om het rimpelgezicht dat er nu zoo tragisch uitzag met het masker van onbegrepen lijden. De oogen keken zoo dof en stom voor zich uit. al blikkend in een toekomst zonder den man die zoo vertrouwd in haar bestaan hoorde, misschien ook al de ellende voorziend die komen zou voor het groote gezin als straks die werkende handen voor het laatst werden samengevoegd. Zacht stond de zuster op, voelde eens naai de pols, verlegde het ijszakje. streek het kussen een beetje glad en legde haar koele hand even over de koortsige knuisten, terwijl ze de vrouw met een bemoedigend lachje toeknikte. De man lichtte even een ooglid V ertellinf Een avond met Emmy. door J. P. BALJé. Dolf Bouman keek zijn broer onderzoekend aan en floot eens tusschen de tanden. „Dus je bent verliefd!" concludeerde hij. Zijn gevolg trekking was niet zoo boud. Als een achttien jarige blaag een half uur rond zijn broer heen- draait en hem dan tenslotte een tientje te leen vraagt, dan is de liefde in het spel. Frits bloosde. Achttien jaar is nog een leeftijd, dat je bloozen kan, als men vraagt of je ver liefd bent. Even weifelde hij, maar waarom zou hij het ook ontkennen? Dolf was student, en als hij het wist van zijn liefde, kon hij hem met één en ander van dienst zijn. Want Frits had nog weinig ervaring en bevond zich op vreemd terrein. Behalve een oppervlakkig kalverlief- detje in de derde klas, had hij nog niets ..mee gemaakt". Dus knikte hij. „Krijg ik het tien tje?" voegde hij er achter. Dolf grijnsde. „Waar hou je me eigenlijk voor?" vroeg hij. „Voor een Croesus? Een tien tje op de helft van de maand! Wees blij, dat ik een knaak voor je heb. Hier, pak aan!" De rijksdaalder verwisselde van tijdelijken eigenaar, 't Was niet veel, maar beter wat. dan niets. „En vertel me nu eens, wie het is!" beval Dolf. „Emmy van Laren." Opnieuw floot Dolf tusschen de tanden. ,Emmy van Laren! Waar heb je die leeren kennen?" „Op een soiréetje van de roeivereeniging," verklaarde Frits. „Ken je haar, dat je zoo ver baasd bent?" Of hij haar kende vroeg de blaag! Emmy met planten, met koekjes, met bezems, met tei van Laren, wie van de studenten kende haar len en emmers, met kant, of met vruchten niet? Een uiterst mondain en coquet typetje, ons zouden storen in 't hoekje van de galei ij achter neergelaten krees, waar wij leesles houden. Maar juist als we de leesplank opbergen, komt hij met een verlegen gezicht binnen hij was er zelf een tijdje „smoor" op geweest. Emmy van Laren, en daar wou z'n broertje mee uit? Het meisje, dat in de vijf of zes chique dancings van de stad alle kellners bij den voornaam noemdeDie op ieder studenten fuifje weer een nieuwe, pittige cocktail wist nog geen ochtendbezoek." Geen e c h t e ta moe" antwoordt hij vaag en ik begrijp: hij durft geen Europeaan den deur wijzen, al de japon zag op een soirée. „Ken je haar dan?" vroeg Frits ongeduldig. „Ja.zoo'n beetje!" gaf Dolf toe. En dan peinzend: „Tja, dan zal je toch wat meer geld - - - o - lil11 li-i J II1,11111 1.11 i J i_ uur.il wIII unci weet hij, dat het gaat om t verkoopen van e noodig hebben, knaap. Want zoo'n meisje stuk zeep of een paar potloodem. neem je niet mee naar een cafetaria of een d€ mat automatiek.'s Kijken, je moet er wat voor over hebben, jongeman. Als je die ouwe koffer- gramofoon van me eens te gelde maakte, er Ik loop naar voren en ik vind op geen werklooze-met-potlooden, doch een ten ger mevrouwtje op leeftijd. 6V.Uv „Neemt u me niet kwalijk, dat ik stoor", be- Zjjn nog een paar dozijn schorre platen bij. gint ze. maar ik vraag haar om te gaan zitten Heb je nog boeken over, die je missen kunt? en als ik zie. hoe moe ze in een fauteuil weg- of iets anders? Denk eens goed na." zakt. bied ik haar een kop koffie aan. „Kof fie?" Haar oogen stralen even en worden dan 11<T XICl.O.» uugtu ouiaiin v. 1 w» cc.. (lam nul dof van ingehouden tranen. „Dat gebeurt me 1 tientjes. Frits- dacht na en ze handelden samen. Een paar uur later was hij in het bezit van twee „Zoo," zei Dolf, „dat is tenminste iets. En wanneer moet je nu met haar uit?" ,.Jaehdat staat nog niet vast," sta melde Frits, „ik weet niet zoo goed, hoe je dat aanlegt. Wat zou jij denken?" vroeg hij, hoop vol zijn broer aankijkend. Dolf proeste het uit. Dat wilde met Emmy van Laren uit. Was het niet droevig? „Weet je wat," stelde hij voor, „ik ken Emmy, en ik maak het voor je in orde. Je weet toch zeker, dat ze je mag, niet?" Weer bloosde Frits hevig. „Ze was zoo lief." mompelde hij, „ze lachte altijd zoo tegen me, en als we dansten kriebelden haar blonde krul letjes tegen m'n wang. En bij het afscheid nemen op de soirée, zei ze met veel nadruk: Tot ziens." „Dan komt het in orde," stelde Dolf vast, „ik bel haar op. en je hoort er nog verder van." Met kloppend hart zat Frits in de taxi, die hem naar Emmy's huis bracht. Die Dolf was een fijne vent, hij had alles prachtig in orde gemaakt. Nog even snel repeteeren, wat hij hem gezegd had: naar de Tivoli-dancing, daar was het het gezelligst, vooral niet vergeten Emmy altijd te laten kiezen, dames-sigaretten waren niet noodig, ze rookte liever gewone, een beetje los en vlot doen en niet sip kijken als ze eens met een ander dansteo. hij was er al. De hand waarmee hij het belknopje indrukte beefde een beetje, en hij beefde nog méér, toen Emmy geen vier seconden latei- kant en klaar voor hem stond. „Daag!" zei ze, en haar stem klonk helder als een dorpsklokje in de ochtendlucht. Wat zag ze er snoezig uit. Als een muschje tripte ze in de taxi. „Leuk, dat je me uitnoodigde," zei ze. ,,'k vond je al direct zoo'n sympathieke jongen op dat bal van de voetbalclub". „Roeivereeniging," verbeterde hij. „O ja, natuurlijk, zei ik dat niet?" lachte ze. „En waar gaan we nu heen, Frans?" „Flits heet ik, Emmy, Frits." „Wat dom van me. Gek is dat, maar ieder een, die Frits heet, noem ik altijd Frans. Ver geef het me maar, boy." Juist stopte de taxi voor de Tivoli-dancing. „Ach wat leuk. Tivoli!" deed Emmy uitgelaten. „Ik heb er altijd zoo naar verlangd, daar eens met jou te dansen. Want je danste zoo heer lijk, toen. bij de korfbalclub. En hier, Frits zeg ik het nu goed? hier is de dansvloer verrukkelijk." Frits was er een beetje beduusd van. Een tikje onzeker stapte hij de dancing binnen, maar Emmy had al vlug een goed tafeltje in het oog. „Heb je sigaretten?" vroeg ze, toen ze zaten. „O, Laurens, gaat nogal. Maar ze hebben hier wel wat pittigers straks." De kellner verscheen aan hun tafeltje. „Mij een Martini, Frits." bestelde ze. Het was pittig goedje, en Frits begon in stemming te komen. Vooral na de derde Martini. Emmy was schattig. Ze zag er allerbekoor lijkst uit. Maar 't zou wel een duur vrouwtje worden, rekende Frits bij zichzelf. Die taxi. dat was een pop, zes Martini en een doosje sigaretten, de entrée, 's kijken, dan was hij nu met de fooi mee toch zeker al bijna een tien tje kwijt. Enfin, bleef er nog altijd een tientje over. ..'k Heb echt zin in wijn. boy," vleide Emmy, „zullen we een heerlijk fleschje nemen?" De ober bracht de wijnkaart, maar Frits kon niet al te best wijs worden uit al die Fransche kasteelen. Chateau-dit en Chateau-dat. nee. hij had er geen verstand van. „Zoek maar niet zoo lang, Fritsje, we ne men een fleschje champagne. Heidsieck. sec." Een snelle blik overtuigde hem, dat hij dat onmogelijk betalen kon. „Eheen half fleschje", riep hij den ober na. Emmy keek verbaasd. „Tjaehzei hij met een ongelukkig gezicht, „ikkeik. ehneem maar een half glaasje. Onze trai ner heeft het verbodenabsoluut verboden 'k Zondig dus toch al't is slecht voor de beenspieren, champagne, zegt onze trainer, bar slecht „Gek!" zei Enimy, „dat zooiets op je been spieren kan .werken. Enfin, niets aan te doen. Jammer voor je". Zeven vijftig! En Frits vond het zure spul niet eens lekker, zoodat hij tenslotte nog blij was, maar een half glaasje te hebben. Maar Emmy dronk het als water In de taxi naar huis voelde Frits zich opge wonden. Dit was het moment, waai-naar hij reikhalzend had uitgezien. Nunu zou dan komen, wat hij in de film altijd zag, het „mo ment suprème", nu zou hij Emmy straks een kus geven. Emmy was in een hoekje van de taxi terug gevallen, en telkens, als ze een lantaarn pas seerden, zag hij het fijne gezichtje en het lok kende mondje. Toch.... het was een heele stap. Zou ze hem geen onnoozele blaag vinden, als hij het niet deed.ofzou ze boos zijn als hij het wèl deed? Frits was in tweestrijd. Hij ging wat dichter bij haar zitten, en ze be woog niet. Was ze ook in spanning? Hij was man, hij moest tenslotte toch de eerste stap doen! Toen, plotseling moed vattend, boog hij zich naar haar toe. „Emmy!" zei hij teeder, „Emmy, mag ik je een zoen geven?" „Oooaaah gaapte Emmy, „hè, zei je wat. Frits? Zijn we er al?" Emmy had geslapen! Met medegevoel keek Dolf zijn broer aan. „Ik ken dat. Frits, dat is wat je noemt, een moreele kater. Nooit wil je meer wat met meis jes te maken hebben, hè? Heb ik ook wel eens gezegd. Tja, die Emmy is werkelijk niets voor jou, dat geloof ik nu ook wel. Trek het je niet te erg aan. kerel. En denk liever aan de roei- race! 't Is ook veel beter voor je training, als je niet gaat dansen tot Iaat in den nacht." Toen hij weer alleen was, lachte hij voor zich heen. „Arme Frits." dacht hij. ,,'t was een hard lesje, en die Emmy heeft je nog erger aange pakt. dan ik haar gevraagd had. Maar 't is goed voor je. Als je achttien bent, kan je beter roeien, dan achter meisjes aanloopen. Alleen, je leert het meestal te laat op in dankbaarheid voor de zachte streeling van de verzorging, maar toen hij wat wilde zeggen sloot ze met een hand zijn mond. „Sst! Niet praten. Gaat u maar rustig sla pen, dan komt alles in orde". En ze haastte zich naar het volgende bed. Nummer zeven kreeg zijn drank die bitter smaakte, maar hier lag geen stukje cake klaar om den smaak te verdrijven, zooals in de inrichting waar ze vandaan kwam. Haar gedachten zwierven terug naar de kleine verzorgde kamers waar patiënten in ruime bedden lagen met zacht linnengoed, waar zonlicht alle hoeken kon bereiken, ge temperd door zachtkleurige jaloezieën, waar patiënten in soepele pyjama's op hun wenken bediend werden, waar een theeblad werd binnengebracht als er bezoek kwam, waar och. waar alles zoo heel anders was. Ze stel de zich voor hoe een van die patiënten hier op de zaal zou liggen, met niets anders aan dan zoo'n grof jak. onder beddegoed dat sterk en degelijk, maar niet zacht was. Ze dacht aan die patiënten, met hun kleine klachten over zonlicht dat te fel was. over een balcondeur die wat verder open of wat meer dicht moest, ze zag zich weer troostend staan bij een zieke die zich nog maar steeds zoo slap voelde na haar blindedarm-opera tie „nee heusch zuster, net of ik nooit weer heelemaal de oude zal worden". Werkelijk ernstige patiënten had ze daar zelden gehad, hoewel ze zich bijna zonder uitzondering allemaal doodziek waanden. Wat waren ze ook gewend voor narigheid? In den regel van jongs af aan opgevoed met alles wat het leven gemakkelijk maakt. Geen ziekte die bestrijdbaar was kreeg ooit bij hun een kans. Bij hun behoefden er nooit problemen te rijzen, wanneer ze voor ge zondheid er eens een poosje uit moesten. Zij hoefden nooit moe en ziek door te werken met een afgetobd lichaam, uit angst voor hun werk. Terwijl ze zoo peinsde schudde ze de kus sens van bed vier toch nog maar weer eens op. hoewel hij er nog geen vijf minuten ge leden ook al om had gevraagd en in plaats van het standje dat hij eigenliik moest heb ben, zei ze een paar vriendelijke woorden tegen hem. Ze voelde zich plotseling thuis op deze zaal. De inrichting waar ze geweest was lag ver achter haar als in een lang ver leden. Ze begreep het niet meer dat ze het zoo erg had gevonden om daar weg te gaan, omdat haar ouders niet wilden dat zij alleen achterbleef in die plaats terwijl zij naar hier verhuisden. Ze had er niets voor gevoeld om in een ge meenteziekenhuis te komen, na de luxe ver pleging waar ze aan gewend was geraakt. Hier zou ze niet door patiënten worden uit- genoodigd om nog een maand mee naar huis te gaan voor verdere verpleging, omdat „me vrouw zich nog zoo zwak voelde en zoo ge hecht was aan zuster Anne". Maar nu zou ze niet meer terug willen, nu wilde ze har telijkheid en toewijding geven aan al die zieken hier. die zoo stom hun pijn en ziekte droegen, dankbaar voor wat liefdevolle verzorging. Het contrast schrijnde haar en misschien voelde ze daardoor zooveel diener hoeveel goed ze kon doen met vriendelijk heid. met een extra zorg. met iets meer dan alleen plicht en menschenliefde. De pols van bed een bleef rustig, bed vier lag alweer te woelen en te draaien, zoo bleef natuurlijk nooit een kussen goed liggen, bed zeven sliep en bed acht lag stil. Op haar teenen sloop ze dichterbij, de adem ging toch wel? Geluk kig. ze zag het dek op en neer gaan boven de breede borst. Angstig keken de oogen van de vrouw haar aan en weer knikte ze ge ruststellend. „Hij slaapt een beetje, dat is altiid goed". „Zal het gauw met hem afloopen. denkt u?" „Daar kun je nooit wat van zeggen, hè? Uw man is zoo sterk, je ikunt nooit weten, maar hij is natuurlijk wel ernstig ziek, dat begrijpt u wel. Andex-s mocht u hier ook niet. zitten hè?" ..Ja zuster. Maar.... eh.... zou er nou nog niet een klein kansje zijn? Hij was al tijd zoo'n flinke man. En zoo'n goeie...." hier hield ze huilend op. ..Kom vrouwtje, nu niet huilen. Dat is voor hem ook zoo naar, als hij straks wak ker wordt. Weet u wat? Als ik straks afge lost word, haal ik een lekker kopje koffie voor u. Dat zal u opknappen hè?" „Dank u zuster. Ja een kop koffie doet een mensch goed. Ze zullen thuis ook wel bij de koffie zitten. Als Marie nu maar voor alles zorgt, dat de boterhammen voor Jan morgen klaar staan als hij naar z'n werk gaat en dat ze genoeg suiker in z'n koffieflesch doet, hij lust het niet als het niet zoet Is". ..Dat zal wel best in orde zijn hoor moe der". Stil ging het jonge zustertje weer bij tafel zitten, haar blikken nog even over de bedden latend gaan. Vreemd, dat ze zich hier zoo gelukkig voelde. Natuurlijk, het zou slijten op den duur. Het dagelijks zien van ziekte en armoe zou haar er aan doen wennen, maar ze nam zich voor om te trachten altijd die liefde en dat innig meeleven met haar patiënten in zich te bewaren, ook al waren ze lastig als nummer vier of humeurig als bed vijf, maar vooral als ze oud en zwak wa ren zooals bed een of stervend als bed acht. HELEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 13