Burgemeester Maarschalk nam afscheid. Dank van den Burgemeester aan zijn medewerkers en de burgerij. Hartelijke woorden van de heeren van Liemt en de Braai. MAANDAG 14 JUNI 1937 HAARLE M'S DAGBLAD 9 zondering te mogen maken voor een Secre taris, wiens zeer gewaardeerde voorlichting en medewerking mij te allen tijde ten dienste stonden en wiens helder inzicht en rustig oordeel bij de behandeling van allerlei zaken mij immer hebben getroffen. En ten slotte mijn dank aan de burgerij. Ik ben in den loop van die 18 jaar veel en op velerlei wijze met de meest verschillende groepen en personen der burgerij in aanraking j gekomen en meermalen heb ik voor een of I ander doel een beroep moeten doen op de ingezetenen of een deel daarvan. Gaarne breng ik hier tot uiting dat ik daarvan niet dan de aangenaamste herinneringen mee draag. Ook in dit opzicht heb ik Haarlem in dien tijd leeren kennen en waardeeren. Het erkentelijkheid mag ik hier ook ge wagen van de prettige samenwerking met mijn collega's uit de omliggende gemeenten. Zoo de behartiging van de belangen ieder naar eigen inzicht al aanleiding gaf tot ver schillen, deze bleven van zakelijken aard en hadden geen invloed op de persoonlijke ver houding en samenwerking."' Zeer geroerd eindigde de burgemeester: „U dames en heeren en de ingezetenen van Haarlem in het algemeen geef ik de verzeke ring, dat Haarlem mijn volle belangstelling zal blijven behouden, een belangstelling voortkomende uit de liefde die ik voor deze gemeente heb verkregen en uit dankbaarheid voor wat Haarlem voor mijn vrouw en voor mij, ook in ernstige dagen, is geweest. Moge ik deze afscheidswoorden besluiten met den wensch, dat het Haarlem en U allen met Gods zegen goed zal gaan! Toespraak van wethouder van Liemt Hierna was het woord aan den wethouder, den heer W. J. B. van Liemt, die, na er de aandacht op te hebben gevestigd, dat de heer Maarschalk 18 jaar lang de vergaderin gen van den Haarlemschen Raad heeft geleid op een aangename en steeds strikt onpartij dige wijze, als volgt voortging: Het is mij een behoefte, mede namens mijn collega's in deze bijeenkomst van leden van den Haarlemschen Gemeenteraad, door u voor het laatst geleid, erkentelijkheid te be tuigen voor de joviale en tevens correcte wijze, waarop u steeds de vergaderingen van B. en W. hebt gepresideerd. Het is begrijpelijk dat ook daar wel eens verschil van meening was en deze dan niet onder „stoelen of ban ken" werd geschoven. Een oplossing kwam er steeds, mede door de vriendschappelijke verhouding, waaraan U, Mijnheer de Burgemeester, zeker niet het minst hebt bijgedragen. Zooeven heeft U gememoreerd het vele, dat tijdens uw bestuur in Haarlem is veranderd en tot stand gekomen. Vele uwer wenschen zijn vervuld of komen in vervulling. U hebt, zij het dan niet in eenigszins afdoende mate, o.a. de uitbreiding van Haarlem zien tot stand komen tijdens uw bestuur. Bijkans 12 eeuw- geleden wees Burgemeester Iordens bij zijn De Burgemeester van Heemstede drukt zijn scheidenden collega de hand. afscheid er reeds op, hoe allernoodzakelijkst voor de ontwikkeling van Haarlem het was uit het keurslijf te komen waarin het ge perst was. Ook het perspectief, dat Haarlem, woonstad van den eersten rang, belangrijke uitbreiding zal krijgen als industrie-stad door de binnen kort in te richten, haven en industrie-terrei nen moet u tot tevredenheid stemmen. Dit, en datgene door u zelf genoemd, zal voor u een blijvende en aangename herinne ring zijn aan uw 18-jarige ambtsvervulling in Haarlem. Moge deze uitbreiding blijken te zijn tot heil onzer arbeidende medeburgers en in 't algemeen tot grooteren bloei der Ge meente Haarlem, die u lief is geworden. Moge u beleven de vervulling van uw har te wensch, dat er een werkelijk Groot-Haarlem komt! Nog enkele dagen slechts en u zult zich uit het ambtelijke leven terugtrekken. Dat u dit niet gemakkelijk valt. hiervan zijn wij, wet houders. overtuigd. Ook voor u zal 't zijn: „Parfcir c'est mourir un peu". Uw vitaliteit en werklust staan er echter borg voor, dat nog veel uw belangstelling zal trekken, en uw hand nog menig werk zal vinden tot nut van anderen en eigen voldoening. Van harte wensch ik u toe. dat de Goede God, na het eindigen van uw ambtelijk le ven, nog vele jaren moge schenken van aan gename rust en een goede gezondheid. Wij, wethouders, bevelen ons in uw blijven de vriendschap aan, op de onze kunt U bij voorbaat rekenen." Het oudste raadslid dankt den burgemeester. Vervolgens sprak het oudste raadslid, de hder M, de B'raal, hartelijke woorden van afscheid en dank tot den heer Maarschalk. Spr. gewaagde oa. van de hooge eischen, die aan een voorzitter van een gemeenteraad worden gesteld. Haarlem's Gemeenteraad, aldus spr., heeft een goeden naam in het land, vooral wat de goede verhouding tus- schen de leden betreft en de onderlinge waar deering. Dit is voor een niet gering deel te danken aan de leiding, die de burgemeester gaf. De tragiek van het scheiden wordt nu verzacht door het feit, dat de burgemeester als rustend burger zal kunnen genieten van de verdere ontwikkeling der stad, die hem lief is. De heer De Braai dankte den burgemeester voor den arbeid door hem in het belang der gemeente verricht en zijn vriendschappelijken omgang met de raadsleden. „God spare u in goede gezondheid met uw echtgenoote," zei eindigde spr. „Moge u nog lang kunnen terugzien op alles, wat ge in 't belang van onze goede stad hebt mogen ver richten!" De gemeentesecretaris aan het woord. Namens de ambtenaren in het algemeen en de ambtenaren ter secretarie in net bij zonder, voerde tenslotte de gemeentesecreta ris, mr. Th. A. Wesstra, het woord. „Wij beschouw uw vertrek als een verlies," aldus de heer Wesstra. oud-hoofdinspecteurs van het L. O.; de heer George Robert, stadsorganist; jhr. F. Teding van Berkhout Sr., commissaris, jhr. F. Teding van Berkhout Jr.. directeur en de heer N. Le venkamp, oud-directeur van de Twentsche Bank alhier; drs. Th. B. F. Hoyer, vice-voor zitter van den Haarl. Journalistenkring; de heer H. Franken Jr., president-kerkvoogd der Ned. Herv. Gemeente alhier; mr. P. E. Barbas, secretaris van den Armenraad; ir. W. G. C. Gelinck, Hoofdingenieur-directeur van den Rijkwaterstaat; ir. F. C. Dufour, directeur van de Haarl. Machinefabriek; rabbijn S. Ph. de Vries Mzn. en de heer G. Jacobs, secreta ris der Irs. Gemeente alhier; mej. Ch. J. Far- ret en mej. J. Berdenis van Berlekom, oud directrices der Middelbare School voor Meis jes; majoor A. M. M. van Loon. commandant van den Motordienst; de heer F. Louman, voorzitter van den R.K. Blindenbond (met zijn geleidehond): broeder Stephanus, broeder overste van het ziekenhuis St. Johannes de Deo; ir. A. G. de Koningh, chef van de Cen trale Werkplaats der Ned. Spoorwegen alhier; dr. Th. Th. Koot, dr. A. G. Land; mr. Julius Hoog, namens de afd. Haarlem der Ned. Pad- vinders-Vereeniging en vele andere vereeni- gingen, waarvan hij voorzitter is: mevr. C. J. Cohen TervaertKoch, oud-presidente der afd. Haarlem van de Ned. Vereen, van Huis vrouwen en bestuursleden dier vereeniging. en de heer W. A. J. van de Kamp, oud-raadslid. Voorts vele provinciale hoofdambtenaren, pre dikanten, advocaten en afgevaardigden van verschillende corporaties en vereenigingen als: de Vereeniging „Haerlem"; de Haarl. Speel tuinfederatie. de Middenstands-Centrale. Kon. Liedertafel Zang en Vriendschap. „Haarlem's Bloei", Haarl. Reddingsbrigade, „Snelverband", en vele andere. Tegen het einde van de receptie kwamen de vier oud-wethouders minister mr. M. Slingen- berg, nu. J. N. J. E. Heerkens Thijssen, mr. A. Bruch en mr. J. B. Bomans en hunne dames hun opwachting maken. Mr. Heerkens Thijs sen hield een toespraak, waarin hij herinner de aan den prettigen tijd, den tijd „toen alles kon", gedurende welken de genoemde vier heeren met burgemeester Maarschalk het col lege van B. en W. vormden. Er kwamen toen groote voorstellen ter tafel; mr. Bruch deed zeer veel voor het Haarlemsche onderwijs, mr. Slingenberg had groote verdienste ten opzich te der verzorging der Haarlemsche financiën (ook nog later, toen alles „minder goed kon" en mr. Slingenberg Haarlem voor veel nood en ellende bewaard heeft). De burgemeester had de leiding van dit gezelschap, aldus spr.. die den heer Maarschalk toewenschte dat hij aan gename herinneringen zou bewaren aan zijn bestuur in dien prettigen gelukkigen tijd. De heer Maarschalk dankte aangedaan voor deze vriendelijke woorden. Dit was het einde van de receptie. Zij nog vermeld dat de hoofden van takken van dienst den scheidenden burgemeester een zilveren presenteerblad aanboden en de "heer Joh. Visser, lid van den Raad. den heer Maar schalk een door hem vervaardigde teekening overhandigde, voorstellende den verlichten Bakenessertoren, met den molen „De Adriaan" op den voorgrond. Op de Groote Markt was het den geheelen middag zeer vol en druk. ,.U verstond het, niet alleen zelf te werken, maar ook anderen te laten werken en uw op drachten waren altijd in een vorm gegoten, die den arbeid tot een genoegen maakte. U toonde ook steeds warme" belangstelling in de particuliere belangen van hen. die onder u werkten en jubileumdagen van ambtenaren wist u door uw hartelijkheid tot dagen van bijzondere beteekenis te maken. U bent nog niet toe aan een levensavond; u bent nog vol jeugdig vuur en levenslust: maar wanneer „de oude dag" eens daar zal zijn. dan hoop ik. dat uw gedachten verle vendigd mogen worden door de aangename herinnering aan hen, die in deze jaren met u, onder u en om u hebben gewerkt: en wan neer ik, zoo eindigde spr. niet zonder ontroe ring, in die gedachten een bescheiden plaatsje mag innemen, dan zal dit voor mij een groote voldoening zijn." De burgemeester sprak hierna nog een kort woord van dank. Toen klonk de laatste hamertik van burge meester Maarschalk in de Haarlemsche Raadszaal.... De afscheidsreceptie. Na afloop van de Raadszitting, maakten tal loos velen gebruik van de in de oude Raads zaal geboden gelegenheid, afscheid van den heer en mevrouw Maarschalk te nemen. Tot ongeveer 5 uur hield de stroom van bezoekers aan. Van de velen, die hun opwachting kwamen maken noemen wij: mgr. J. P. Huibers, bis schop van Haarlem, met zijn twee secreta rissen; mgr. Th. Picliot, vicaris-generaal van het bisdom Haarlem; deken H. C. J. Sondaal; mgr. M. P. J. Möllmann, oud-vicaris-generaal; de oud-Katholieke bisschop, mgr. van Vlijmen; de heer J. J. Swens, voorzitter en jhr. dr. J. C. Mollerus, secretaris van de Kamer van Koop handel; mevr. wed. W. Roodenburg en haar oudsten zoon; mevr. wed. mr. J. Gerritsz; jhr. J. P. W. van Doorn, burgemeester en de heer N. Vos secretaris der gemeente Heemstede: de heeren A. J. Prinsenberg loco-burgemeester en mr. dr. J. F. Veeren secretaris der gemeente Bloemendaal; mr. A. Slob. burgemeester van Haarlemmermeer; de heer C. L. Becking, com mandant van de Haarlemsche Burgerwacht; de garnizoenscommandant, overste H. J. van Steenzei gezegd van der A; mr. L. H. Roeters v. Lennep. Officier van Justi tie; mr. G. Sluis, president van de Arr. Recht bank; cnr. W. G. Del Baere. oud-Kantonrech ter; mr. P. H. F. Bijl de Vroe, Kantonrechter; de heeren Dr. A. J. Verhage en H. J. Voors, voorzitter en secretaris der Alg. Vereen, voor Bloembollencultuur; de heer J. H. T. Pfaff. di recteur van het Postkantoor, mr. A. Beets, voorzitter van de H. O. V.; de heeren Robert Peereboom, hoofdredacteur-directeur en P. W. Peereboom, directeur van Haarlem's Dagblad; de heer H. J. van Oosten, hoofdredacteur der Nieuwe Haarl. Courant; de heer J. van Olden- borgh, directeur van het Prov. Waterleidings- en Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland; mr. D. A. E. Immink, secretaris der N. Z. H. T. M.; Dr. J. F. M. Sterck en de heer K. Brants, Na afloop van de laatste Raadsvergadering onder leiding van den heer C. Maarschalk poseerde de scheidende burgemeester met mevr. Maarschalk, te midden van de wethouders en de leden van den Raad, voor onzen fotograaf. Vier ouu-uecnouders op de afscheidsreceptie van den ourgemeester. Van links naar rechts minister Mr. M. Slingenberg, burgemeester C. Maarschalk, Mr. Th. A. Wesstra (gemeente-secretaris), Mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen, Mr. A. Bruch, Mr. J. B. Bomans. neeskundigen Dienst en binnen zeer korten tijd den aanbouw van een nieuwen vleugel aan het Stadhuis. Er mogen dan in de afgeloopen 8 jaar hier geen monumenten gewrocht zijn, die de eeuwen door van dezen tijd zullen blijven ge tuigen, ik ben er van overtuigd, dat in het be lang der gemeenschap even groot en nuttig werk is verricht. Dat ik daaraan met mijn be scheiden krachten heb mogen medewerken stemt mij tot groote voldoening en dankbaar heid en het is mij een behoefte hieraan uiting te geven". Wie den Raad ontvielen. Spr. herinnerde vervolgens aan hen, dien den Raad tijdens hun raadslidmaatschap door den dood ontvielen: „Nadat reeds kort na mijn installatie de heer Van der Veldt overleed, werden wij achtereenvolgens getroffen door het verlies van mevrouw Willekes-Macdonald, de heeren Loosjes, Adrian en Joosten, mevrouw Elzinga Berlijn en de heeren Gerritsz en Rooden burg. De herinnering aan hen allen blijft in mij voortleven. In het bijzonder aan de heeren Gerritsz en Roodenburg, die zoo langen tijd mijn trouwe medewerkers waren in het college van B. en W. en van wier grooten ijver, toe wijding en werkkracht in het belang der ge meente ik een onuitwischbare herinnering in mij zal blijven meedragen. Het stemt mij droevig, dat ik dien dank en die waardeering slechts kan brengen aan hun nagedachtenis". Dank aan medewerkers. Voorts gaat mijn dank uit naar u, dames en heeren, leden van den Gemeenteraad. Ik aarzel niet te zeggen, dat ik als uw voorzitter van u als College en. waar dat te pas kwam van uw leden afzonderlijke ruime medewer king heb ontvangen, een medewerking, die mijn taak als 's Raads voorzitter niet weinig heeft vergemakkelijkt. De welwillendheid die ik van u zoo vaak .en op zoo velerlei wijze heb ondervonden zou ik niet kunnen vergeten en zal mij in het vervolg steeds een aange name herinnering blijven. Zeer in het bijzonder geldt dit wel u mijne heeren leden van het dagelijksch bestuur, met wie ik zooveel jaren en in zulk een nauw heb mogen samenwerken. Dat ik dit heb mogen doen en dat dit kon geschieden zooals dit steeds het geval is ge weest, beschouw ik als een voorrecht en naast mijn oprechte waardeering voor de wijze waarop gij naar ik heb ervaren, uw taak ver vult, kan ik u niet genoegzaam dank zeggen voor de medewerking die gij dag aan dag aan mij hebt willen schenken. Ik mag niet nalaten daarin ook te betrekken de wethouders, die in den loop der jaren het college hebben verlaten, de heeren Bomans, Bruch, Heerkens Thijssen en Slingenberg en die in dat bestuur zulk een waardige plaats hebben ingenomen. Grooten dank ook ben ik verschuldigd aan de ambtenaren der gemeente, voornamelijk aan de ambtenaren ter Secretarie en de hoof den van diensten en bedrijven met velen van wie ik voortdurend in aanraking kwam. Met hun groote kennis van zaken en volle toe wijding zijn zij mij bij de vervulling van mijn taak een groote steun geweest De verhouding van de ambtenaren tot de overheid, zoowel bij hoofden van dienst als bij lager geplaatsten heeft bij mij immer zeer groote waardeering gewekt en ik acht die voor het belang van de gemeente van de grootste waarde. Het zou mij te ver voeren hier bepaalde personen te noemen, maar ik meen een uit In een bijna voltallige buitengewone zitting van den Haarlemschen Ge meenteraad nam burgemeester C. Maarschalk Zaterdag afscheid van lijn ambt en zijn medewerkers. Met krachtige stem sprak de scheidende burgemeester zijn laatste rede in den Raad uit, alleen op het laatst, toen hij gewaagde van wat Haarlem en de bur gerij voor hem en zijn vrouw geweest is, ook in moeilijke dagen, kon de heer Maarschalk zijn ontroering nauwe lijks bedwingen. Deze laatste raadszitting, die burgemeester Maarschalk presideerde, werd o.a. bijge woond door de burgemeesters van Zandvoort en Velsen, vele hoofdambtenaren en ambtena ren ter secretarie, de hoofden van takkien van dienst, directeuren van gemeentebedrij ven en onderwijsinrichtingen en jhr. dr. J. C. Mollerus, secretaris der Kamer van Koop handel en Fabrieken in dit district. Rede van den burgemeester. Nadat de heer Maarschalk en mevrouw (aan wie bij haar aankomst bloemen waren aan geboden, vóór de tafel van B. en W. prijkte ook een fraai bloemstuk van de journalisten die de zittingen van den gemeenteraad plegen bij te wonen) hadden plaats genomen, opende de burgemeester voor het laatst de zitting van den Haarlemschen Raad en sprak een rede uit waarin hij in de eerste plaats de aanwezigen dankte voor hun aanwezigheid. „Het kan niet anders", zoo vervolgde spre ker, „en ik behoef dat nauwelijks te zeggen aan u allen, die u in zooveel opzichten aan allerlei belangen geeft, of dat gedurende vele jaren dagelijks gebonden zijn aan en gewik keld zijn in de meest verschillende aangele genheden van publiek belang, heeft mij op zulk een intense wijze aan de gemeente ver bonden, dat ik mij nog moeilijk een absolute scheiding tusschen mijn persoon en mijn ambt kan voorstellen en dat ik mij in het vooruitzicht van dat feit niet behaaglijk ge voel. In die, in jaren gerekend, betrekkelijk lan gen duur van mijn ambtsvervulling in Haar lem, die, nu ik er op terug zie, toch zoo kort is en snel vervlogen, zijn mij de werkzaamhe den een vreugde en voldoening geworden, de aan mijn ambt verbonden pliclf^n een be hoefte en de onvermijdelijke somtijds groote moeilijkheden, een prikkel. Terwijl ik volkomen begrijp en aanvaard, dat persoonlijke gevoelens en verlangens on dergeschikt zijn aan algemeen werkende maatregelen, zal het u verklaarbaar zijn, dat het moeilijk valt, de vele banden, die mij aan het gemeentelijk leven binden, zoo plotse ling te verbreken. Bij die gevoelens, die thans in mij opkomen overheerscht wel het gevoel van groote dank baarheid en erkentelijkheid. Dankbaar moet ik zijn en dankbaar ben ik, dat het mij gegeven is geweest, gedurende een reeks van jaren mijn bescheiden krachten te mogen wijden aan deze gemeente in een periode, die voor de ontwikkeling en de ge schiedenis van Haarlem van zeer'groote be teekenis was; een periode waarin het leven, het openbaar leven, niet veel over effen pa den ging, maar een tijd met vele en sterke spanningen, met hoogten en diepten, die, ook gij weet daarvan mede te spreken, de bestuur ders voor vele en moeilijke problemen stelde. Van den tijd der liquidatie van de mobili satie-jaren, die m vollen gang was toen ik mijn ambt in Haarlem aanvaardde, zijn wij gekomen in een tijd van hoogconjunctuur, van groote welvaart en daarna langzamer- hancfin den zoo uitermate pijnlijken crisistijd, met zijn schier onoverkomenlijke moeilijk heden. Indien de teekenen niet bedriegen is de grootste druk thans geweken en mogen wij vaststellen dat Haarlem, niettegenstaande de zorgen waarin onze gemeente nog verkeert, dezen zwaren tijd heeft doorstaan en niet tot een lager plan is teruggevallen. Ik wil hier niet. zelfs maar een globaal over- zich geven van hetgeen in de laatste achttien jaar m Haarlem is tot stand gebracht, maar slechts wijzen oo enkele dingene die, gezien in het licht der omstandigheden, waaronder zij plaats grepen, spreken voor de levens kracht van Haarlem en zijn burgerij en den ernst en de toewijding van hen. die geroepen waren het algemeen belang te behartigen. Dc grenswijziging van 1927. Het voornaamste feit, zoowel voor de ge schiedenis van Haarlem als voor wat betreft de gevolgen voor zijn ontwikkeling, is wel ge weest de grenswijziging in 1927. Wie nagaat, op welke wijze Haarlem op deze grenswijziging heeft gereageerd zal tot de overtuiging moeten komen, dat deze uitbrei ding van het grondgebied, die eerst ten koste van groote inspanning en zware offers einde lijk werd verkregen hoogst noodzakelijk was, ofschoon onvoldoende en dat zich reeds thans na 10 jaar de noodzakelijkheid van een nieuwe en meer rationeele uitbreiding op dringt. Ik wijs hierbij op de groote uitbreiding van de bebouwing, die Haarlem in dien tijd onder gaan heeft, een uitbreiding die zich nog steeds ^voortgezet. Indien wij bedenken, dat Schoten 'bij de annexatie een bevolking had van rond 17.000 zielen en wij schatten het aantal zielen, dat dat gedeelte thans bevolkt op 4)0.000, dan bewijst dat wel zeer krachtig de toen bestaan de urgentie van toevoeging aan Haarlem, maar daaruit blijks tevens, dat dit uitermate snel tempo, waarin de bevolking van dat stadsdeel in minder dan 10 jaar meer dan verdubbelde, wel zeer groote eischen moest stellen aan het bestuur der gemeente. Verheugend is het, dat bij die uitbreiding niettegenstaande het snelle verloop en den belemmerenden invloed van de tijdsomstan digheden, een vaste lijn is gevolgd om het ka rakter van Haarlem als open stad met laag bouw te handhaven, zoodat in het Noorden van Haarlem zooals ook in de andere gedeel ten een stadswijk is ontstaan van een zeer aantrekkelijk uiterlijk. In het uiterlijk van Haarlem zelf is overi gens mede een groote wijziging gekomen en ik denk daarbij vooral aan de verandering in het verkeer, waarbij de tram goeddeels heeft plaats gemaakt voor het autobusverkeer, aan de vernieuwing op groote schaal van de be strating, den aanleg van de nieuwe begraaf plaats en het Noorder Sportpark en den bouw van verschillende bruggen en de tunnel, die aan het Noorden een directen toegang zal geven naar Bloemendaal. Dat deze uitbreiding allerwege van grooten invloed is geweest op den omvang en de werk zaamheden van de verschillende gemeente lijke diensten en bedrijven spreekt wel van zelf en het is een vraagstuk op zich zelf ge weest die aanpassing aan de nieuwe omstan digheden geleidelijk te doen plaats vinden, zonder die diensten op een voor de toekomst te groot plan te plaatsen of door niet tijdige voorziening hen in een richtige uitvoering van hun taak te belemmeren. Voor sommige diensten heeft deze uitbrei ding geleid tot het stichten van nieuwe ge bouwen zooals voor de Brandweer en den Ge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 7