ir^s2_ öfe De betooverde Villa. H. M. de Koningin heeft Zaterdag in gezelschap van H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard de nieuwe roeibaan van het Amsterdamsch Boschplan officieel in gebruik gesteld. De Koninklijke Familie op de eeretribune Een grootsch hul debetoon aan het vorstenhuis werd Zaterdag op den Dam te Amster dam gebracht door 14000 leden van nationale vereeni- gingen. Deenthou- siaste menigte be jubelt de Konink lijke Familie De heer A. de Jager, kapitein van de reddingsboot .Koningin Wilhelmina", waarover hij vele jaren het commando voerde, is op 62-jarigen leeftijd te Stellendam overleden Een overzicht tijdens het hoofdnummer, de Jonge Acht B, op de nieuwe roeibaan van het Boschplan te Amsterdam, na de officieele in gebruikstelling door H. Nt. de Koningin 'tJZ- r:-zj.^SSSk éÜHt De Koninklijke Familie heeft Zaterdagavond in den Stadsschouwburg te Amsterdam een gala-voorstelling van de Wagnervereeniging bijgewoond. V.l.n.r.: H. M. de Koningin, H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bern hard in de loge Z. K. H. Prins Bernhard verlaat de Nieuwe Kerk te Amsterdam, ochtenddienst te hebben bijgewoond na er den Zondag- De Duitsche Pilote Vera von Bissing, die deelnam aan de internationale vliegfeesten die tijdens het weekend op Waal haven werden gehouden, ontvangt een kleine bloemenhulde FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden). 5) „We zijn er direct, Ellen", zei ze. „Het huis zal je wel bevallen en je zult met Jenny wel gauw goede vrienden worden. Ik herinner me Jenny nog wel, dat wil zeggen, ik herinner me, dat er tweelingen waren, en daar moet Jenny er één van zijn. Hoe heette de andere ook weer?Annie?.... Ja, zoo was het, Jenny en Annie. Ze had lichtrood haar en zat vol met sproeten. Ik ben benieuwd wat er van haar geworden is". „Ik hou niet van rood haar", verklaarde Ellen Maar Amabel luisterde niet. Het rijtuig reed een hek in en zij keek weer naar buiten. De oprijlaan was verwaarloosd en er lagen hoopen blaren op den grond. Het was nauwe lijks drie uur, maar het was al donker. Ze voelde iets als opluchting, toen ze de open ruimte voor het huis bereikten. De koetsier steeg af, belde aan en opende het portier van het rijtuig. Marmaduke blafte schel. Amabel kalmeerde het dier. stapte uit, en keek om zich heen. Wat zouden de dames Georgina en Har riet daar wel van gezegd hebben! Overal onkruid en mos, doode struiken en ver wil- derde klimop; groen op de stoep, de kope ren deurknop was zwart! Langzaam, aarzelend ging de deur open. „Jenny Brown zeker", ze: Amabel Ze her kende de hall maar Jenny herkende ze niet Amabel had twee kleine meisjes gekend met roode krullen, heldere oogen en kwieke bewe-1 gingen. Nu zag ze een verwelkte vrouw met een gezicht zonder uitdrukking en fletse, matte oogen. „Twintig jaar!", dacht Amabel. Ze keerde zich om. om iets tegen Ellen te zeggen en vluchtig zag ze daarbij zichzelf in den hall- spiegel. Zij zag het licht in haar oogen en den warmen blos op haar gelaat. Het trof haar zonderling, het was alsof ze een visioen van haar eigen jeugd had gezien, alsof de jaren achter haar plotseling waren uitgewischt. Jenny had thee kaargezet in het kamertje boven, waar de dames Foi'sham gewoonlijk zaten. „Ik dacht, dat u het in den salon wat koud zou vinden, mevrouw", zei ze bedeesd. „Ik heb de slaapkamer er tegenover voor u in orde ge maakt; wilt u uw dienstbode op de kamer er naast hebben, of verderop de gang in?" „Laat Ellen maar bij me blijven", antwoord de Amabel. „U woont met uw moeder be neden, is 't niet?" „Ja, mevrouw, meneer Forsham heeft ons de kamer van de huishoudster en de kamer ernaast gegeven". „Ik herinner me uw moeder nog wel", ver telde Amabel. „Als ik mag, kom ik haar mor gen eens begroeten, Ik heb u nog gekend als klein meisje, en uw zuster heette die niet Annie? is ze getrouwd?" Jenny ging naar de open deur. .Neen", zei ze vlug. Toen voegde ze er aan toe: „Moeder zal 't heel prettig vinden als u komt". Amabel keek rond. terwijl ze haar thee dronk. Het behangsel, het vloerkleed, de be kleeding van sofa en stoelen, het was alles verschoten en onwezenlijk scheen op die oude dingen het nieuwe electrische licht Dat had George Foi'sham laten aanleggen vóór de laatste huurder de villa betrok; de installatie ip het kasteel leverde den stroom Al viel elec- riciteit in die omgeving uit den hoon. Amabel vas toch 'olij. dat het er was Met al dat lichi .vas er zooveel minder gevaar, dat zij of Ellen zich zouden verbeeldenAmabel sneed die gedachte onmiddellijk af. Het was de eei'Ste maal sinds het plan om de villa te betrekken bij haar was opgekomen, dat zij zichzelf van de ongerijmdheid van het spook verhaal trachtte te overtuigen. Na de thee ging zij naar haar slaapkamer, om uit te pakken. Maimaduke, de hond, 'n grondige inspectie. Toen hij alles besnuffeld had, ging hij onder het bed liggen en knorde behaaglijk. Toen kwam Ellen binnen. Op haar gezicht stond duidelijk te lezen, dat zij zich op het ergste had voorbereid.. „Kijk Ellen", begon Amabel, „je komt vlak naast mij, hier achter deze deur. Je zult het er wel naar je zin hebben, want het is de kamer van miss Georgina zelf geweest. Ben je al bij juffrouw Brown geweest? En heb je al vriend schap gesloten met Jenny? Vóór ik er morgen heenga, moet je toch eens zien uit te vinden, wat er van haar zuster geworden is". „Ik heb er al naar gevraagd", deelde Ellen mede. „Ik zei: Ben jij niet één van een twee ling? En ik zag dadelijk, dat er iets niet in den haak was. Ze praatte er omheen, maar ik vroeg haar op den man af: Is je zuster soms dood? Neen ze.dood is ze niet. „Zoo", zei ik, enfin, wie weinig zegt, heeft weinig te verant woorden, en dood is soms nog maar beter, als je dat bedoeld. En toen zei ze: Spreek er als jeblieft niet over tegen m'n moeder en tegen je mevrouw ook niet". „Arme juffrouw Brown", zei Amabel, „ik was xl bang, dat er iets aan haperde". Ze gingen vroeg naar bed. Toen Ellen op den drempel van de tusschendeur stond om medennacht te wenschen. bleef ze dralen. „Wat is er?", vroeg Amabel. „O, niets", antwoordde Ellen, maar ze bleef -taan. Amabel keek haar aan, en begreep het op ens „Je kunt de deur wel open laten als je ilt" stelde ze voor „Als ik dan iets noodig leb, hoef ik maar te roepen". „Als u soms wakker wordt. ,Jk word niet wakker. Ik ben moe en heb ergen slaap". Waarschijnlijk zou Amabel aan één stuk doorgeslapen hebben tot 's morgens, als Mar maduke zich beter gedragen had. Toen ze bijna sliep, kwam hij zijn mand uit en be gon aan den hoek van haar bed te krabben. Ze bracht hem tot kalmte en sliep weer in, maar niet rustig. Herhaaldelijk drong het ge snuif en gebrom van den hond tot haar be wustzijn door. Toen opeens blafte hij. Amabel schrok op en trok het licht aan. De mand van den hond lag ondersteboven en het kussen op den vloer. Marmaduke zelf stond treurig tegen de gangdeur. Amabel trad echter met kracht op en toen hij weer in zijn mand lag, deed hij alsof hij sliep. Amabel evenwel lag nog wakker, luisterde naar de geluidjes, die in een oud huis door de stilte breken als het nacht is. Het duurde lang eer de slaap terugkwam. HOOFDSTUK IV. Juffrouw Brown zat overeind in bed, met een kussen in haar rug. Zij had een gesteven witte muts op en haar oogen stonden vrien delijk in haar bleeke gezicht. „Hoe is 't mogelijk, dat het zoo treft!", riep ze uit, Amabel aanziend. „Mijnheer George schreef, dat er een dame zou komen, maar dat u dat nu juist bent! En dat u ons nog kende! Ik zou u direct herkend hebben vast en zeker". „Twintig jaar is anders een heele tijd", meende Amabel. „Ja, zegt u dat wel! Er is heel wat veran derd, de oude dames weg, en 't kasteel ver huurd. dat had nooit mogen gebeuren; en u al weduwe! Hebt u ook kinderen, als ik ragen mag?" „Eénr lichtte Amabel in. „Een dochter üaphne heet ze. Ze is voor den winter met een vriendin naar Egypte". .Kinderen zijn hinderen", zei ze. „Als we ze niet hebben, snakken we er naar, en als je ze hebt, is 't niets dan zorg. Vroeger dacht ik altijd dat ik alleen aan mijn eindje zou ko men. Ik ben laat getrouwd, weet u, pas toen mijnheer George en mijnheer Julian van de kinderkamer afgingen. Ik verlangde erg naar kinderen en toen heb ik Brown genomen. Ik wou dikwijls, dat ik 't maar niet gedaan had". „Maar u zoudt Jenny toch niet willen mis sen, hè?", vroeg Amabel. Er kwamen tranen in de zachte oogen. „Jenny is een goed kind", antwoordde ze. „Ik zal geen woord kwaad van Jenny zeg gen, maar ik'kan haar niet aankijken, zon der aan Annie te denken". „Ik herinner me Annie nog wel", vertelde Amabel, de hand van de oude vrouw ne mend. „Toen ze ternauwernood zestien was, is ze weggeloopen en ik heb nooit meer iets van haar gehoord. Het is een hard ding!", klaagde juffrouw Brown. Toen Amabel wegging, voelde ze zich be droefd. En wat had mijnheer Berry har^jpro- beeren wijs te maken? Die vermoedens van den advocaat tegen juffrouw Brown en Jen ny waren eenvoudig onzinnig. Toen Amabel boven kwam, bleek Marma duke zoek. Hij was den tuin ingegaan en ondanks den regen niet teruggekomen. Terwijl Amabel en Ellen den hond links en recht zochten, liep Julian Forsham langs den modderigen weg van het boschwachters- huis waar hij zich dien morgen geïnstalleerd had, naar Bosch-End, het huis van de Ber keley's. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 8