De tunnelbouw te Rotterdam. De betooverde Villa. Te Dordrecht had Dinsdag de installatie plaats var» den nieuwe" burgemeester, den heer j. Bleeker. De nieuwe *unctionaris tijdens zijn rede in de eerste raadsvergadering De rennen te Ascot. Een snapshot van de finish der .Prince of Wales Stakes", welke gewonnen werd door .Cold Scent" van Sir A. Bailey Twee kostbare Samojeden op de te Londen gehouden internationale hon dententoonstelling Koning George VI en Koningin Elizabeth van Engeland arriveeren met de Hertogen van Gloucester en Kent te Ascot, ter bijwoning van de traditioneele races, welke Dinsdag zijn begonnen De werkzaamheden voor den bouw van de nieuwe Maastunnel te Rotterdam zijn Dinsdag aangevangen. - De eerste afgegraven grond wordt in een transportauto gestort Een tentoonstelling van historische instrumenten en apparaten is te Am sterdam geopend in gebouw Keizers gracht 616. Hierboven de sterrekijker van een amateur astronoom De Noorsche walvischvaarder .Suderoy" is in de Amsterdamsche haven aangekomen en in een der dokken opgenomen ter reparatie. Op den achtergrond de opening, waardoor de walvisschen na de vangst aan boord worden geheschen Waschdag op Marken. De primitieve werkwijze geeft dit detail van het leven op het om zijn kleederdracht zoo bekende eiland zijn speciale bekoring FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden' 7) „Ja", viel ze hem in de rede. „ik zal 't erg prettig vinden ze te ontmoeten „Maar Julian", ging ze voort, „ik maak me zoo ongerust over Marmaduke, mijn hond; hij is al den heelen dag weg!" „Komt wel terug", stelde hij haar gerust. „Doen honden altijd". Ze keerde zich om. „Ellen zal bang zijn, dat ik óók zoek ben" zei ze glimlachend. „Kom je eens kijken?" „Als ik mag, graag. Morgen?' „Goed, morgen. Kom dan theedrinken". HOOFDSTUK V. Het duurde lang eer Amabel insliep. De open tusschendeur hinderde haar. Iedere be weging van Ellen hoorde ze en de gedachte, dat Marmaduke zoek was, liet haar geen rust. Juist toen ze in slaap zou vallen hoorde ze het geluid voor het eerst. Zij deed het licht aan 'en luisterde. De hond was aan de voor deur Ze trok een kimono aan en verliet haar kamer. Toen ze in de gang 't licht aan draaide, hoorde ze het weer, gekrabbel en dof gebons. Ze ging vlug de trap af en deed open. Als een muur stond de duisternis voor haar. „Duke! Marmaduke!", riep ze. Ze hoorde al leen den regen van de bladeren druppelen „Maar hij was er toch zooeven!", zei ze in zichzelf en ze ging het bordes af. Uit het natte donker, kwam een geluid, maar niet het geluid dat ze verwachtte. Het was een dunne, beven de lach, zoo dichtbij, dat ze achteruit trad en de deur dichtsloeg. Achter haar klonk een zacht gemiauw. ,,'t Zal een kat geweest zijn", dacht ze en nog even bleef ze staan luisteren. Het bleef nu stil. Ze ging naar boven en sloot de gang deur. Toen ze weer in bed wilde stappen, zag ze, dat de tuschendeur dicht was. Na een korte aarzeling zette ze die weer open. Ze hoorde Ellen's diepe, rustige ademhaling en nu verlangde ze er niet meer naar alleen te zijn. Tien minuten later sliep ze. Om half acht kwam Ellen met een kop thee ;n een brief. deur liever dicht hebt, is het mij best. „Ik wil heelemaal niet lastig zijn, u had maar een half woord hoeven te spreken". Amabel ging overeind zitten en verlegde haar kussen. „Waar heb je 't toch over, Ellen?" „Ik dacht, dat ik duidelijk genoeg was ge weest". antwoordde Ellen stijfjes. „Als u de deur leiver dicht hebt, is het mij best". „Welke deur?", vroeg Amabel. Ellen wees naar de verbindingsdeur tus- schen de beide kamers en Amabel keek haar verbaasd aan. „Maar ik wil die deur niet dicht hebben. Ik heb haar vannacht zelf nog opengezet", „Ik heb de deur open gelaten toen ik naar oed ging", verklarde Ellen op verwijtenden toon. „Was zij vanmorgen dan niet open?", vroeg ze, en ze deed haar best haar stem zoo na- -uurlijk mogelijk te doen klinken. Ellen stond haar een oogenblik aan te staren en er kwam een uitdrukking van schrik op haar gezicht. „Hebt 11 haar niet dichtgedaan? Zij was licht toen ik opstond. Haar stem beefde. „Wie heeft haar dan dichtgedaan?", voegde ze er luisterend aan toe Julian Forsham kwam theedrinken. Hij was er niet zeker van, of hij het graag deed, maar hij kwam. De ontmoeting van den vorigen avond had hem in verwarring gebracht, maar hij voelde, dat zij volkomen paste in de ro mantiek van een vervlogen jeugdliefde. Hij was alleen bang, dat het licht van den dag de betoovering breken zou. Een vroegere ge liefde overdag aan een theetafel te ontmoeten, is heel iets anders dan haar plotseling te zien opdoemen in' een donkeren, verwilderden tuin. Maar al spoedig was hij blij, dat hij gegaan was. Wat zag die kamer er nu heel anders uit, dan toen hij met George hier was, drie jaar geleden! Toen was het er doodsch en grauw, nu heerschte er leven en gezelligheid; Ama bel's glimlach en stem, de glans die het vuur in haar haren tooverde, haar fijne, gracieuze handen, bezig met 't theegerei, het was alles van een bekoorlijke intimiteit. Ze praatten en het gesprek overbrugde de kloof van twintig jaren. „Ik heb een dochter", vertelde ze. „Ze heet Daphne. Al groot en heel modern heel anders dan ik. Zij is voor den winter naar Egypte". „Waarom heel anders dan jij?" „Ik ben ouderwetsch, vijftien jaar in een gehucht gewoondDaphne lachte me er om uit". „Kon je 't uithouden in zoo'n eenzaam heid?" Ze glimlachte. „In 't begin was het wel eens moeilijk. Maar men leert zich aanpassen. Ik heb me niet mgelukkig gevoeld". Julian voelde zich vreemd getroffen. Hij kon zich voorstellen hoe zij resoluut haar lot nad aanvaard en haar leven opgebouwd. Hij begon haar te vertellen van zijn reizen, haar voornaam gebruikend, zooals hij het vroeger had gedaan „Moet ik „mevrouw" zeggen?", vroeg hij, en hij het merkte „Dat zal me niet gemak kelijk vallen". „Ik geloof niet. dat ik „mijnheer Forsham" zou kunnen zeggen", antwoordde ze. „We zijn tenslotte oude vrienden". Hij knikte en zij ging verder: „Ik zal je als een vriend behandelen, als je het goedvindt. Ik wou je spreken over het huis". „Dit huis?" Ze nam zijn kopje, en terwijl ze inschonk, zei ze ernstig: „Ja, ik wou je vertellen hoe ik hier kom, en een paar dingen vragen. Je broer George betaalt me tweehonderd pond, wanneer ik hier een half jaar woon. Ik wil dat geld ver dienen. Als ik een half jaar blijf, zal het met die praatjes wel uit zijn, denkt hij". „En als je géén half jaar blijft?" „Dan moet ik het geld teruggeven". Julian zette zijn kopje neer. „Maar dat is 'n schandaal!", riep hij. „Daar had Berry zich niet toe moeten leenen „Hij kon er niets aan doen", legde Ama bel uit. „Hij moest de instructies van je broer opvolgen. Maar ik wou je iets vragen, Julian. Wat is er eigenlijk met dit huis?" „Ik weet het niet. Vroeger mankeerde er niets aan". Juist". Er volgde een stilte. Toen vroeg hij: „Waar tob je over? Zeg maar gerust wat je op je hart hebt". „Het is zoo moeilijk om het onder woorden te brengen. Julian; het is allemaal zoo weinig positief. En toch", ze slikte even, „ik geloof, dat ik weet, waarom die andere huuiders zijn weggeloopen". „Wat is er dan gebeurd?" Ze aarzelde. Toen sprak ze, hem met een :espannen blik aanziende: „Ik dacht vannacht, dat ik Marmaduke aan de deur hoorde. Ik ging kijken en toen ik de leur opendeed, was hen er niet, maarer 'achte iets. Julian, het was griezelig, heuscb'' „Een uil" veronderstelde hij. „Neen, werkelijk niet. Ik deed de deur dicht en toen miauwde 'n kat. Maar ik zag niets. Ik vind het echt naar". Julian glimlachte. „Brownie heeft waarschijnlijk een hall dozijn katten", merkte hij op. Opeens zweeg hij en keek bedenkelijk. „Neen, dat is waai ook, „Brownie kan geen katten uitstaan. En Jenny kunnen we ook niet verdenken „Die is óók bang", zei Amabel. „Ze brengt mijn thee en ruimt weer op en dan zie ik haar vrijwel niet meer. Ik heb haar ge vraagd waarom ze nooit boven komt en toen keek ze naar den grond en beweerde dat ze 't niet zou kunnen. Ellen haalt mijn avond eten van beneden". Net toen zij ophield met spreken, trad Jenny zelf binnen; schuw, met neergeslagen oogen. „Mevrouw King", diende ze met haar schorre, kleurlooze stem aan en er kwam een klein dametje de kamer in, gekleed in een mantel met felle oranje ruiten. Annabel zag roodbruin haar en lichtbruine oogen onder den neergeslagen rand van haar vilten hoed. Nita King naderde, één-en-al glimlach. „Mevrouw Grey zeker? Ik moet me excu- seeren, dat ik op zoo'n onmogelijken tijd kom maar ik moest even op het station zijn voor een pakje, en ze lieten me eeuwen wachten, eeuwen gewoon". Ze gaf Amabel een hand en keek vragend naar Julian, opnieuw glimlachend, toen Ama bel zijn naam noemde. „Maar mijnheer Forsham, dat ik u hier ontmoeten mag!" „Waarom niet hier?", dacht Julian ontevre den, terwijl ze voor tra telde: „Ik moest dadelijk komen, want ik weet hoe eenzaam het is, als men zich nog heele maal vreemd voelt. Ik ben natuurlijk hier komen wonen om mijn familie, de Berkeley's. Ik zal Lady Susan vragen, u eens te bezoe ken. Een goed mensch, Lady Susan, maar niet altijd even toeschietelijk.... er zijn menschen. die zeggen, dat ze zich airs geeft, maar dat spreek ik altijd tegen". (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 10