De betooverde Villa. Als laatste demonstratie voor de as. Wereld jamboree is Zaterdagmiddag Z. K. H. Prins Bernhard woonde Zondag in het stadion te Amsterdam het geheele De heer Ph. Frank is Zondag te Haarlem geïnstalleerd tot op het IJsclubterrein te Amsterdam het zgn. Jamboree appel gehouden, programma van den Olympischen Dag bij - De Prins in gesprek met den bekenden opperrabijn van het synogogaal ressort Noord-Holland. waarvan hierboven een aardig snapshot official Karei Lotsy Tijdens de rede van opperrabijn Frank De finale van het nummer 100 meter hardloopen tijdens den Olympischen Dag in het stadion te Amsterdam. Osendarp (geheel links) passeert als eerste de finish Een spelmoment uit den hockey wedstrijd tusschen Amsterdam en het Nederlandsch hockey-team als onderdeel van den Olympischen Dag in het stadion te Amsterdam Het moment, waarop Bakhuys voor West-Europa het eenige doelpunt scoort in den wedstrijd tegen Centraal Europa, welke de hoofdschotel van den Olympischen Dag in het stadion te Amsterdam vormde Prof. ir. N. C. Kist (rechts) heeft af scheid genomen als hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft. Bij deze gelegenheid werd prof. Kist zijn geschilderd portret aangeboden Onder groote belangstelling had Zaterdagmiddag in da Haarlemmerhout het wielercriierium .Ronde van Haarlem" plaats. De amateurs in actie FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden» 11) HOOFDSTUK IX. 's Morgens kwam Jenny een kop thee bren gen; ze trok de gordijnen open en zette wa ter op. Amabel keek haar scherp aan. „Heb je ook iets gehoord vannacfc» Jenny?" vroeg ze. „Neen, mevrouw", antwoordde Jenny. „Heeft het geonweerd? Moeder en ik sla pen zoo vast". „Ik geloof", hernam AmaJbel, haar nog steeds aanziende, „dat er ergens een ruit gebroken is. Ben je al in den salon geweest?" „Neen, mevrouw", was het bescheid. Toen. bij de deur, keerde het meisje zich om en vervolgde met haar effen stem: „Weet u dat al het licht brandde, beneden en boven? Het schijnt den heelen nacht aangebleven te zijn". „Ja", knikte Amabel, „dat dacht ik al". Juist toen Jenny verdween, riep zij haar. terug. „Stond de deur van den salon open. toen je naar boven kwam?" Jenny bleef op den drempel staan, aar zelde en keek naar den grond. „Ik heb er niet op gelet, mevrouw", klonk het. Amabel kleedde zich aan en ging naar beneden. De deur van den salon was dicht. Zij opende die er kwam in het halflicht van een kamer met .ïeergelaten gordijnen. Het rook er duf, maar ze voelde ook een frisschen luchtstroom, die de dufheid trachtte te ver drijven. Ze liep de kamer door en trok het zware gordijn open; onder haar voet voelde ze een stuk glas breken. In het licht zag ze een gapend gat in het raam, zoowat anderhalven meter van den grond. Uit de sponning sta ken onregelmatige hoeken glas; en het grint ouiten lag vol splinters en scherven. Zij keerde zich om, trok ook het gordijn van het andere raam open en deed de deur dicht. Tien minuten later hoorde ze voetstappen op het grint. Ze ging naar het raam en door de gebroken ruit keken Julian en zij elkaar aan. „Hé. hoe komt dat?", vroeg hij. In het kort bracht ze hem op de hoogte an wat zich in den nacht had afgespeeld. „Waarom heb je me niet opgebeld?" .Fr gebeurde niets meer". Julian schopte tegen de stukken glas. „Ik hoop maar, dat het arme dier zich aiet te erg gesneden heeft. Hij zal wel naar huis geloopen zijn. Ik ga eens even kijken". Hij draaide zich om en wandelde weg. Amabel keerde naar boven terug om te ontbijten, Zij was aan het stof afnemen, toen Julian weer kwam en hij vroeg 'n tikje on geduldig: „Doet Jenny dat niet?" „Ik heb zelf gezegd, dat ik deze twee kamers wel zou schoonhouden, als zij kookt. Ik houd wel van huishoudelijk werk. Maar heb je Dapper gevonden?" „Ja. Hem mankeert niets zelfs geen schram. Mademoiselle Lemoine heeft hem gehoord en binnengelaten". „Heelemaal niet bezeerd?,, vroeg Amabel verbaasd. Julian stond in het vuur te kijken. „Dat is heel natuurlijk", verklaarde hij. ..Als hij er recht op in sprong, kon hij zich bijna niet bezeeren". Maar zijn voorhoofd was gefronst, terwijl :ij sprak. Amabel behoefde hem niet eens aan te kijken, om te weten, dat hij uit zijn humeur was. Toch keek ze, half medelijdend. De jongen van twintig jaar geleden had precies zoo gekeken, als iets hem hinderde. Julian schopte tegen een blok hout en zei: „Eigenlijk beteekent het allemaal niets, als je het goed beschouwt". Amabel onderdrukte den lust om te glim lachen. Wat had Julian voor reden, o\^üoo boos te zijn? Wat konden mannen zich toch soms als kleine kinderen aanstellen! „Leg me dan maar eens uit hoe je over de zaak denkt", verzocht ze kalm. „Het is vrij eenvoudig, zou ik zeggen. Er komt een verdwaalde kat binnen, of komt niet binnen; jij hoort het, Dapper hoort het natuurlijk ook en wordt begrijpelijkerwijs half razend". „De salondeur was dicht, toen ik naar boven ging". „Dan heeft hij die opengeduwd, en toen hij de kat buiten horde, is hij er recht door het raam op af gesprongen". Amabel drukte de lippen op elkaar. Er danste een vonkje in har oogen. „Toen ik boven kwam, was de tusschen- deur naar de kamer van je tante Georgina open. Heeft hij dat ook gedaan? Ik kan er op zweren, dat ik die gesloten heb voor ik naar bed ging". „Dan js het slot stuk. Mag ik even gaan kijken?" „Ja zeker". Even plotseling als den vorigen avond de sympathie, zoo was er nu een kribbige tegen strijdigheid tusschen hen gekomen. Geen van beiden dacht er aan, het als reactie te be schouwen. Julian morrelde aan het slot en ontdekte niets bijzonders. Hij draaide den sleutel om en de deur bleef op slot, hoe hij ook trok en schudde. „Dan heb je har vergeten te sluiten", be sliste hij en Amabel zweeg maar. ..Wou je Dapper terughebben?" ging hij voort. ,yNeen", antwoordde Amabel. „Hij zou toch niet blijven". „Als je hem maar aan den ketting houdt.." Ze schudde het hoofd, ,,'t Geeft allemaal niets". Zij sprak verder op een anderen toon, niet meer op die van Amabel, maar van me vrouw Grey, een vriendelijke vreemde. „Je bent heel behulpzaam geweest, doe nu mara geen moeite meer. Ik zal het heusch wel red den". Julian voelde de verandering en zijn humeur werd er niet beter op. Kibbelen ging niet, dus nam hij maar afscheid. Toen hij bij de deur was, hoorde hij zijn naam. Hij keerde zich half om en zag dat „mevrouw Grey" even plotseling verdwenen was als ze was gekomen; het was Amabel weer die daar stond en zei: „Niet boos zijn, Julian, 't was erg onaar dig van me". Hij kwam terug. „Julian, ik heb je nog niet alles verteld. Ik vind, dat je het weten moet. Dapper heeft die ruit niet gebroken". „Wat zeg je?" Zij legde een hand op zijn anm. „Ga maar even mee, dan zal ik het je laten zien". Ze liepen de trap af en Julian duwde met den schouder tegen de dichte salondeur. Ze gingen het vertrek binnen, waar alles nog precies zoo was, als toen Amabel het verlaten had. Ze deed de deur secuur achter zich dicht en leidde hem naar de groote, diepe sofa, die tegenover den leegen haard stond. Er lagen kussens op van verbleekt brocaat, een rose, een groen en een blauw; de keuren waren bijna verbleekt tot een vaal grijs. Het blauwe kussen lag het dichtsbij, opgepropt in den hoek van de sofa; Amabel keerde het om en wees. De zijde aan den onderkant was openge reten. Een lange, naaldvormige glassplinter hing nog tusschen de draden. HOOFDSTUK X. Ze stonden zwijgend naar het stukje glas te kijken. Na de eerste oogeniblikken van verbijstering keerde Julian zich om, keek van de sofa naar het raam en van het raam naar de sofa. Hij liet een langgerekt gefluit hooren en keek weer. Hij raakte den splinter aan en trok een diepen rimpel in zijn voorhoofd. „Hoe heb je dat ontdekt?" „Er lag een heel klein scherfje bij de sofa". Zij wees de plek aan met de punt van haar schoen. „Ik zag het glimmen. Toen keek ik rond en zag nog een stukje op de sofa en toen ik het kussen wilde uitschudden, zag ik dit. Ik heb het voorzichtig weer neergelegd, om het je te laten zien". Er volgde een lange stilte. Toen zei Julian: „Ik ga een poosje rondwandelen om na te denken. Je bent niet boos, omdat ik zooeven onhebbelijk was?" Glimlachend schudde zij het hoofd. Ze gingen samen de hall in. „Ik zou eerst Jenny wel even willen spre ken", hernam hij. „Daar heb je toch geen be zwaar tegen?" „Naturulijk niet. Zal ik haar boven roe pen?" „Neen", antwoordde Julian, „ik vind haar wel. Dan ga ik meteen even bij Brownie aan". Jenny was in de keuken en toen hij haar begroette, keek ze op van haar werk, bleek met groote schrikoogen. „Ik ben geen spook, Jenny", lachte fulian. „Gunst, neen, mijnheer", hijgde Jenny en ze kwam naar de tafel. „Je keek net of ik er wel een was", plaagde hij opzettelijk door. I (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 8