De betooverde Villa.
De paarden der Amsterdamsche politieruiters, die deelnemen aan den rondrit
van den A.N.W.B., zijn Maandag ingeladen, om naar Arnhem gebracht te worden
voor een rit over de Veluwe
De val van het Ministerie-Blum. De Fransche minister-president, Leon Blum, deelt na afloop der
Senaatsvergadering den journalisten den val van zijn Kabinet mede
Luitenant Vicari maakt op onvrijwillige
wijze kennis met het water bij het
begin van de vijfkamp te Wünsdorf
FEUILLETON
Naar het Engelsch bewerkt door
J. R. VAN RIJN.
(Nadruk verboden)
12)
Julian keek haar plotseling strak aan en
vroeg:
„Wat hoor ik, dat je na de thee niet naar
boven wilt? Laat je mevrouw Grey zelf haar
souper boven halen?"
„Ellen deed het altijd", verklaarde Jenny
zonder hem aan te zien.
„Ellen is weg, dus ligt het voor de hand,
dat jij het voortaan brengt, nietwaar?"
Jenny greep den rand van den tafel en
schudde ontkennend het hoofd.
„Waarom niet?"
Weer schudde Jenny het hoofd. Hij zag, dat
haar oogleden vochtig werden en dat er een
traan langs haar wang gleed.
„Spreek eens op, Jenny, heb je daar een
reden voor? Mevrouw Grey zegt, dat je bang
bent. Ben je ergens van geschrokken, hier in
huis, Jenny?"
Jenny barstte in een krampachtige huil
bui uit.
„O, mijnheer Julian", snikte ze „vraagt u
't me toch niet! Toe, alstublieft mijnheer
Julian!"
Hij legde de hand op haar schouder. Zij
trilde van zenuwachtigheid.
„Wat heb je gezien, Jenny?", drong hij zich
dichter naar haar toe buigend.
„O, mijnheer Julian!"
„Wat heb je gezien, Jenny?"
Ze snikte nog heviger.
„O, mijnheer Julian, zult u 't niet aan
moeder vertellen?, O, mijnheer Julian, 't zou
haar dood zijn, vast en zeker!"
„Wat heb je dan gezien, Jenny?"
„Het was Annie". De woorden waren nauwe
lijks te verstaan. „Ik heb Annie gezien".
Julian nam haar vriendelijk bij den arm.
„Toe meisje, wees kalm. Vertel het me
maar gerust, dat zal je opluchten. Waar heb
je haar gezien?"
„In de kamer van miss Georgina. Het was
donker, ik kwam langs de kamer, met mijn
kaars in de hand. De deur stond half open
en toen zag ik haar gezicht".
„Alleen haar gezicht?"
„Ze keek me aan", fluisterde Jenny. „O,
mijnheer Julian, zult u het niet tegen moe
der zeggen? Ze keek me aan en ik wist, dat
het een teeken was. Als u 't moeder vertelt,
verlies ik die ook!"
Julian was heel hartelijk tegen haar. Hij
klopte haar op den schouder, beloofde haar
te zwijgen en bracht het gesprek toen op een
ander punt.
„Heb je vannacht een kat gehoord, Jenny?
De hond is namelijk achter een kat aange
gaan; ben je er niet wakker van gewor
den?"
„Neen, mijnheer", hakkelde Jenny, haar
oogen afvegend. Mevrouw Grey heeft het
me ook al gevraagd en ik heb haar gezegd,
dat we nooit een kat hadden, om moeder. U
weet immers nog wel, dat die er niet tegen
kan .Natuurlijk komen er wel eens katten in
den tuin. Vader mopperde altijd, dat ze zijn
bloembedden zoo bedierven".
Vóór hij het huis verliet, ging Julian zijn
oude kindermeid bezoeken. Hij vond haar in
een keurige, gezellige kamer en ze toonde zich
heel blij met zijn komst.
„Het doet me plezier, dat ik u eens alleen
spreek", zei ze. „Anders loopt Jenny altijd
in en uit. Ik zou u zoo graag wat vragen
mijnheer Julian".
Julian ging naast haar bed zitten en klop-
"e vriendelijk op haar hand.
„Da's best, hoor; ga je gang maar".
„Ik wou u vragen of er ook hièuws was.
of u ook iets gehoord hadover Annie",
fluisterde ze.
Julian schudde het hoofd.
„Ik geloof niet, dat er nieuws is, Brow
nie".
Toen Annie Brown, twaalf jaar geleden,
verdwenen was, had hij zijn best gedaan
haar op te sporen. Hij had echter de hoop
troost te vinden voor de lijdende moeder,
sinds lang opgegeven. Maar eiken keer, als
hij kwam, stelde zij dezelfde vraag, en eiken
keer moest hij hetzelfde weinig bemoedigen
de antwoord geven.
De lippen der zieke vrouw trilden en haar
oogen schoten vol tranen.
„Twaalf jaar is een heele tijd", zuohte ze.
Even later stond Julian op.
„Hebt je ergens een portret van haar?",
vroeg hij. „Ik meen me te herinneren, dat er
vroeger een op den schoorsteenmantel
stond".
„Dat heeft Jenny weggenomen. Ze dacht,
dat het me te veel verdriet deed, er altijd
naar te moeten kijken".
„Heb je geen ander?"
juffrouw Brown keek schichtig om zich
heen, toen wenkte ze hem dichterbij te komen
Zonder iets te zeggen, stak ze de hand onder
haar kussens en haalde er een bijbel onder
uit, die de sporen van een veelvuldig gebruik
loonde. Zij bladerde zenuwachtig tot ze een
lok haar en een verbleekte foto vond. Julian
zag, dat het een kiekje was, dat hij zelf had
genomen; Annie en Jenny, bezig met appels-
plukken Hij kon de twee niet aanstonds
onderscheiden, maar zij wees met bevenden
vinger.
Ze leken op elkaar als twee druppels water,
maar Annie was kwieker, levendiger èn
knapper dan Jenny".
Toen, een stap in de gang hoorende, sloeg
ze het boek dicht en borg het haastig weer
onder haar kussen.
HOOFDSTUK XI.
Amabel ging den brievenbesteller tege
moet en kwam met drie brieven in de
hall terug; een van Daphne, een van miss
Lee en een van haar zuster Agaath. Twee der
epistels legde zij voorloopig terzijde, zij scheur
de Daphne's enveloppe open en las het haas
tige gekrabbel dat in Marseille gepost was.
,,'t Is hemelsch", schreef Daphne, „ik ben
dol op reizen. En het is heet, echt heet; wij,
in Engeland, kennen haast geen warmte
meer. Jimmy was vreeselijk blij, dat ik mee
ging. We hebben hem hier getroffen en we
gaan nu op zijn jacht. Als 't mooi weer blijft,
gaan we een beetje kruisen". Er was veel in
dien toon: Jimmy en het jacht; het vormde
't hoofdmotief van den brief. Daphne besloot
met twee postscripta: „Ik heb nog een knot
witte zij noodig om mijn jumper af te maken.
Ik sluit een staaltje in, let u precies op de
tint? Ze probeeren je altijd het verkeerde in
je handen te stoppen". Amabel zocht nauw
keurig tusschen de blaadjes van den brief
en in de enveloppe; er viel geen staaltje te
ontdekken. Daarop las ze 't tweede postscrip
tum: „Wilt u me wat nagellak sturen? Ik
heb het vergeten. Ik bedoel dat goedje, waar
u zoo het land aan hebt en dat volgens u
naar Pruisisch zuur ruikt. Alsjeblieft geen
andere soort". Toen volgde er een kinderlijk
rijtje kussen. Amabel glimlachte en voelde
iets vochtigs in haar oogen.
Na een poosje nam ze de andere brieven
ter hand. Eerst die van miss Lee:
,Het weer is werkelijkAmabel sloeg
het weer over. „De keukenschoorsteun
Ook den schoorsteen liet ze ongeduldig voor
wat dit was. Ik heb haar vooruit gewaar
schuwd, dat hij rookte bij Oostenwind, dacht
.MarmadukeJa, dat was het, waar ze
naar zocht. Marmaduke is hier vanmorgen
komen aanloopen. Hij zat voor de voordeur.
Hij leek nog al moe, maar hij is anders heel
goed. Om nu op den schoorsteenmantel terug
te komen...." Amabel liet zich bijna verlei
den tot een leelijke uitdrukking, van Daphne
afgeluisterd.
Zij opende Agaath's brief; die was bondig
en gedecideerd, zooals de schrijfster zelf.
„Kun je het nogal stellen? Wil je me over
hebben voor het week-end? Zoo ja, dan kom
ik Zaterdagmiddag. Cyril is er niet, ik zit
een beetje verlegen met mezelf".
Amabel overwoog het voorstel. Agaath een
paar dagen over, het was niet kwaad. Het zou
„de menschen" tevreden stellen en't
zou ook wel prettig zijn. Agaath had zoo iets
stevigs over zich. Zij stopte de brieven in
haar tasch en ging naar het dorp.
Het postkantoor was tevens warenhuis. Je
kon er ondergoed koopen, spek en zeep,
snoepgoed en varkenslapjes. Amabel keek
rond en moest lachen, toen zij aan de op
drachten van Daphne dacht. Ze telegrafeer
de naar Agaath. Toen kocht ze drie petro
leumlampjes met blikken reflectors, een kan
olie en drie stevige, ijzeren knippen. De
lampjes en de olie zouden vóór donker be
zorgd worden; de knippen nam ze, met wat
schroeven, mee in een blauw papiertje.
Opgewekt wandelde ze naar huis. De rij
kussen onderaan Daphne's brief hadden
haar goed gedaan en ze had het nog nooit
zoo prettig gevonden, dat Agaath kwam.
Toen tegen theetijd Julian kwam, vond
hij haar in de beste stemming en standvastig
in haar weigering van Dapper's gezelschap.
„Ik wou maar, dat je zuster vanavond
al kwam", zei hij.
Maar zij lachte nu om haar eigen vrees.
„Ik was vanmorgen zenuwachtig; ik denk
er nu heel anders over, heusch. Het moet een
verdwaalde kat geweest zijn. Ik schaam me
een beetje over mezelf, maar ik zal me verder
beter houden".
Julian staarde in het vuur.
(Wordt vervolgd);
De inname van Bilbao door de Spaansche nationalisten. Voor hun vlucht zagen de v®r"
dedigers der stad nog kans een der grootste kerkgebouwen in de lucht te doen vliegen. De
puinhoopen van het bouwwerk
De Australische minister-president Lyons arri
veerde Maandag voor een kort bezoek aan
ons land per vliegboot te Schellingwoude. De
heer Lyons verlaat na aankomst de .Challenger"
Twee sierlijke booten in actie tijdens den wedstrijd voor kruisers van meer dan
75 ton bij de internationale regatta, welke te Torquay (Eng.) is gehouden
Burgemeester mr. dr. G.
A. W. ter Pelkwijk hijscht
de vlag bij de opening der
Utrechtsche V.V.V.-week
De intocht der Spaansche
nationalistische troepen in
Bilbao, nadat de stad na een
langdurige belegering door de
Baskische verdedigers prijs was
gegeven