Oefeningen der Engelsche luchtmacht. De betooverde Villa. Door het Comité-Ruitersport-Amsterdam is Dinsdagavond op het Minerva-terrein k> de hoofdstad een groot ruiterfeest georganiseerd. Tijdens het caroussel- rijden der deelnemende dames en heeren Rond de Fransche kabinetscrisis. Chautemps verlaat het ministerie van Buitenlandsche Zaken te Parijs, omringd door journalisten en fotografen De Hertog en de Hertogin van Windsor vertoefden deze week te Weenen. De Hertog met zijn echtgenoote gedurende een wandeling in de Oostenrijksche hoofdstad FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden). 13) „Ga liever naar de Berkeley's vanavond", radde hij aan. „Of neen, je deed het best er heelemaal van af te zien en naar huis te gaan'.' „Mijn huis is verhuurd", zei Amabel, „ik heb geen ander huis dan dit". Julian bleef in gepeinsvo or zich uit sta ren. „Wil je me morgenavond hier laten logeeren?", vroeg hij. „Als je zuster er is, kan niemand er iets op aan te merken heb ben". „Natuurlijk" stemde ze toe. „Dus je wilt niet naar de Berkeley's?", her haalde hij voor hij vertrok. „Welneeik heb knippen op de deuren gemaakt en ik doe niet open, wat er ook ge beurt". „Op welke deuren?" „Daar", ze wees naar haar slaapkamer „en op de tusschendeur naar de kamer van je tante Georgina. Ik wil eens zien of ik die dicht kan houden vannacht". Ze voelde even een huivering en ze lachte om die te ver jagen. Julian scheen niet veel lust te hebben om te gaan. „Ik zie, dat je hier in de gang en in de hall lampjes hebt opgehangen", zei hij. „Ja, ik wil licht hebben en den heelen nacht; 't electrisch licht aanhouden, komt nogal durut. Bovendien heeft dat de hebbe lijkheid, op het critieke moment uit te gaan; daarom wou ik het zoo eens probeeren. Ze zijn foei-leelijk, maar nuttig". Julian nam afscheid en kwam toen weer terug. „Zul je me opbellen, als er iets is?" „Ja heusch; maar 't zal niet nodig zijn; ik ben van plan eens flink te slapen". Aimabel zag hem de trap afgaan en hoorde hem de voordeur achter zich dichttrekken. Toen zocht ze haar plaatsje in de zitkamer weer op en las Daphne's brief nog eens aan dachtig over. HOOFDSTUK XII. Amabel's voorspelling, dat ze eens flink slapen zou, werd vervuld. Ze ging om tien uur naar bed en liet een olielampje branden op de gang en een tweede, laag gedraaid, in den hoek van haar kamer. Zij deed beide deuren op de knip en sliep door van het oogenblik, dat har hoofd het kussen voelde, tot Jenny's kloppen har wekte. „Alstublieft, mevrouw", zei ze. het kopje neerzettend. En toen: „Ellen is er". „Wat?", vroeg Amabel verrast. „Ellen is er", herhaalde Jenny, zichtbaar verlegen. En voor zij meer kon zeggen, stond Ellen al in de kamer, in haar werkjapon, zon der hoed of handschoenen. Ellen keek Jenny letterlijk de kamer uit. Toen kwam ze dicht bij het bed staan en begon met zachte, onzekere stem: „Ik ik kon het niet met mijn geweten overeenbrengen. Ik ben gisteravond terugge komen". Ze zweeg even en er was iets van trots in in de uitdrukking van haar gezicht: „Hebt u dat papier op het postkantoor niet gezien? „Kleine kamer te huur, met of zonder pension". „Kon miss Lee je niet houden?" „Ze wou me graag houden! Ze heeft een weduwe met een kind in huis en het is zon de. dat ik het zeg, mevrouw, maar ik kon dat wurm niet uitstaan. Da kun je wel eens zoo hebben, nietwaar? En to enbegon mijn ge weten te spreken, zoo van: waarom heb je mevrouw ook in den steek gelaten? Nou en ik had dat papier gezien, toen ik naar het station ging en toen ik gisteravond terug kwam, heb ik dat kamertje genomen". Ze wachtte even, greep Amabel's hand en vervolgde op een geheel andere toon, vol pathetische genegenheid: „O, mevrouw, ik kon u heusch niet alleen laten". En er viel een traan op Amabel's deken. Om drie uur ging Amabel Agaath van den trein halen. Op de brug passeerden ze Julian. Mevrouw Moreland, die naar het villatje van de Millers had gekeken, vroeg, toen ze hem voorbij waren: „Wie is die knappe man?" Amabel keek aan den anderen kant van het rijtuig uit het raampje. .Mijnheer Porsham", zei ze, nauwelijks het hoofd omwendend. „Familie van Julian Forsham?" „Het is Julian Forsham". „Ken je hem?" „Dat spreekt vanzelf. Ik woon in het huis van zijn broer". En na een pauze van enkele seconden: „Hij komt het week-end bij ons doorbrengen". Agaath keek verbaasd. „Hij is een oude aennis, zie je", legde Amabel uit. „Ik heb hem en de Berkeley's die hier wonen, al vroeger leeren kennen. Het was heel prettig, ze allemaal weer eens te ontmoeten". Toen ze in huis waren, had Aagaath More land het veel te druk over haar man, om belangstelling te toonen in de omstandig heden van haar zuster. Ze praatte aan één stuk door, eenigiszins onrustig, over haar echtgenoot en diens tekortkomingen. De heer Cyril Moreland was nogal een liefhebber van wedrennen en mondaine nachtcafés, zooals uit de mededeelingen van Agaath bleek, en deze hield niet van paardensport en boven dien leende haar danskunst zich niet meer voor demonstratie in het openbaar. Ook be weerde Cyril het „burgerlijk" te vinden, om met zijn vrouw samen bezoeken te brengen, vandaar zijn afwezigheid gedurende dit week-end. Toen Julian kwam om te dineeren, had hij, tot zijn blijdschap, gelegenheid om even met Amabel alleen te praten. „Ik wou je vragen, wat je zuster weet van het huis en de condities, waarop je het ge huurd heb". .Niets", antwoordde Amabel. „Ik heb haar alleen verteld, dat ik het huis erg voordeelig had en dat het een groot genoegen voor me was een paar oude vrienden getroffen te hebben. Toen kwam Agaath binnen en moesten ze het korte gesprek afbreken. Agaath Moreland had zich met groote zorg gekleed, maar was er toch niet in geslaagd de vijftien jaren leeftijdsverschil met haar jongere zuster te doen vergeten. Het werd een gezellige maaltijd, met pittige, opgewekte conversatie en toen de tafel afgeruimd was, stond Julian op en liep naar de piano van miss Georgina. „Ik heb haar vanmiddag, toen je weg was, laten stemmen", deelde hij mede. „Ik herin ner me, dat je vroeger speelde. Wil je?" Zonder een toestemmend antwoord af te wachten draaide hij alle lichten uit, behalve de lamp bij het instrument. Amabel zette zich aan het klavier en speel de wat haar te binnen schoot. Liedjes van langgeleden, brokstukken van oude dans muziek, een fragment van een nocture, gees tige en weemoedige Schotsche en Iersche wijs jes het eene zacht overvloeiend in het andere. Ze had een lichten, gevoeligen aan slag en, ofschoon ze het zelve niet wist, zag ze er buitengewoon aantrekkelijk uit, zoo in het schijnsel van de lamp, dat doro een geel zijden kap op har gezicht viel. Toen een houtblok knetterend ineenstortte en er een vlam opschoot, in den haard, zag Agaath Julian's gezicht. Hij keek naar Amabel en die blik trok haar aandacht.. Agaath Moreland was in den loop van haar voorspoedig leven veel bewonderd en gevierd, maar nooit had een man zulke blikken op haar laten rusten; oogen, die de vrouw zien èn het ideaal, tot hoogere harmonie versmol ten. Dit was niet minder dan een openbaring. Agaath Moreland voelde een steek van jalouzie. Haar gedachten dwaalden naar den man, van wiens liefde zij zich niet zeker voelde en zij vergat Julian. En deze had. sinds de eerste toonen uit de piano door het vertrek waren gaan zweven, geen enkele ge dachte voor haar gehad! De ouderwetsche kamer vol huiselijke charme, waarvan hij sinds zijn jongensjaren gehouden had de oude, bekorende melodieën het droomerige getemperde licht van de lamp de rosse gloed uit den open haard het schiep alles bij elkaar een sfeer van streelende roman tiek. Zeker moest hij Agaath vergeten zijn, want toen de laatste accoroden verstorven waren, zei hij: „Zou je nu niet nog wat willen zingen? Blj- vorobeeld, dat lied, dat je gezongen hebt, ovor je wegging. Ik heb het na dien tijd nooit meer gehoord". Amabel gaf geen antwoord. Het kwam niet in haar op te bedenken, wat het beteekenen zou als ze dit lied zong en het kwam nog minder in har op Julian's verzoek te weigeren Ook zij leefde onder de macht van het gouden oogenblik zonder er zich bewust van te zijn. Zacht raakte ze een paar toetsen aan en preludeerde het lied, dat hij niet genoemd had. Het was een stuk herinnering, dat nooll verouderde. Haar donkere, muzikale stem zong het Wiegenlied van Brahms, eenvoudig en gevoelvol, zooals ze het zoo dlwkijls voor Oaphne gezongen had. „Morgen vroeg, zoo God wil, word Je weer ïewekt. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9