De betooverde Villa.
FEUILLETON
Naar het Engelsch bewerkt door
J. R. VAN RIJN.
(Nadruk verboden)
19)
Het was géén rook. Het kon geen rook zijn.
Het was vochtig en zwaar om in te ademen
en het drukte op de oogen. Rook was het
niet.
Ze bereikte de deur van de Brown's, greep
den deurknop en haalde hijgend adem, met
het hoofd tegen het paneel. Binnen hoorde
ze de stem van Jenny, die bezig was voor te
lezen. De worden vloeiden zacht en effen.
Toen kwam de stem van juffrouw Brown,
dichterbij dan die van Jenny:
„Dank je hoor we gaan nu gauw sla
pen. Je bent een goed kind".
Amabel klopte hard op de deur, klopte nog
eens. Ze had een gevoel of ze verdronk, zoo
zwaar viel haar het ademen, zoo zwaar het
denken. Zij hoorde een stoel achteruit schui
ven, voetstappen over den vloer. Een sleutel
werd omgedraaid, een knip weggeschoven.
De deur ging ep een kier open; ze duwde er
tegen, maar voelde, dat er van de andere
zijde weerstand geboden werd.
„Ik ben het, Jenny mevrouw Grey",
riep ze.
Op die woorden ging de deur wijd open en
zij trad de kamer binnen.
Juffrouw Brown keek haar angstig aan.
„Is er iets gebeurd?", vroeg ze.
Amabel haalde diep adem. De kamer was
zoo zindelijk, zoo ordelijk, zoo gezellig, dat
haar even een gewaarwording van opluchting
en veiligheid gaf.
Ze schudde ontkennend het hoofd.
„Ik dacht.het lijkt wel of er rook staat
of mist, of zooiets, in de gang. Jenny wil
misschien wel even meegaan naar de keuken
om te zien of er iets brandt".
„Ja zeker!", zei juffrouw Brown. „Maar ik
ruik niets en ik heb een scherpen neus voor
brand. Ik denk, dat er wat damp opslaat.
Maar Jenny zal wel even mee gaan kijken".
Aimabel wendde zich tot Jenny, een Jenny,
die zij nog nooit gezien had, met lange, roode
vlechten en in een rood flanellen ochtend
japon, die haar bleeke gezicht bijna spook
achtig maakte.
Jenny bewoog zich niet.
„Het is niemendal", mompelde ze. „Er stijgt
wat damp op na den regen, anders niet".
Ze had de deur dichtgedaan, toen Amabel
was binnengekomen en stond er nu vóór, met
de armen over elkaar. Haar vingers waren
in voortdurende beweging.
„Maar we kunnen toch even kijken",
drong Amabel aan.
Jenny bewoog zich niet.
„Het is heelemaal niet noodig om te
kijken", hield ze norsch vol. „Als een mensch
de moeilijkheden niet zoekt, vindt hij ze
niet".
Amabel keek haar uit de hoogte en veront
waardigd aan.
„Ik vind je houding buitengewoon vreemd,
Jenny", zei ze scherp. „Ik zal er met mijn
heer Forsham over spreken".
Jenny's lip trok en juffrouw Brown zei met
een treurige stem:
„U moet maar geen notitie van haar ne
men, mevrouw. Jenny, je staat mevrouw Grey
in den weg. Doe de deur open en verder geen
malligheden, kind".
Amabel voelde, dat ze werd weggestuurd. Ze
zag Jenny de deur openen en een stap opzij
doen. Het licht scheen uit de kamer de gang
in. Het was nog schemerig, maar de dichte
lamp was verdwenen.
„Wii je de deur openlaten, tot ik boven
oen, Jenny?", verzocht ze, wat kortaf.
En met een haastigen groet ging ze.
Vóór ze een meter ver de eana in was.
hing de mist weer dik om haar heen en ze
hoorde Jenny haastig de deur dichtslaan en
de knip er voor schuiven. Toen zij de onder
ste trede van de trap bereikt had, klink er
uit de hall een geluid alsof iemand lachte.
Heel even bleef ze staan. Het geluid kwam
van rechts, de kamers van de Borwn's waren
links in de gang. Ze pakte de leuning en
ging de trap op, drie treden, vier, vijf, zich
bedwingend bedaard te loopen. Toen haar
voet de zesde trap raakte, hoorde zij wat El
len ook gehoord had: een voetstap, die den
haren volgde. En evenmin als Ellen kon zij
zien wat het was.
Er waren achttien treden. Amabel zette
langzaam den sinisteren tocht naar boven
voort, met den anderen stap steeds maar
achter zich aan, een stap, even licht als die
van haarzelf. Toen zij boven was, keerde zij
zich om, plotseling, met wanhopigen moed en
keek. Er was niets.
HOOFDSTUK XIX.
Julian stond aan de deur van de tuin
manswoning uit te kijken. Het was een mooie,
zachte avond; wel hing er wat damp, maai
de sterren waren toch goed zichtbar.
„Kan morgen goed weer worden; in ieder
geval regent het niet meer", dacht hij.
Hij pakte een zaklantaarn, ging naar bui
ten en trok de deur dicht. Hij zou de lan
taarn niet gebruiken, als het niet noodig
v/as.
De nachtelijke wandeling in dien wilden
tuin had een vreemde bekoring voor hem. Hij
liep naar de villa en voelde telkens de natte
takken van boomen en heesters, die over het
iad heen reikten, in zijn gezicht.
Hij stapte op het terrasje buiten den salon
m liep op de ramen af. Voor de gebroken
•uit was voorloopig een plank geslagen en
Ie luiken waren van binnen gesloten.
De luiken! Daar was iets eigenaardigi-
mee hij had er tevoren niet aan ge
dacht Alleen benedenkamers hadden natuur-
lijk luiken. Waarom waren ze dan dien be-
wusten nacht niet dicht geweest? Jenny had
er voor moeten zorgen. Julian stond stil in
het donker, zijn mond strak getrokken van
boosheid. Het was Jenny's schuld. Ze had de
luiken moeten sluiten. Maar misschien had
ze ze gesloten. De onbekende, die de ruit in
gedrukt had, had ook de iuiken kunnen
openen.
Hij ging naar het andere venster. Vanavond
was de zaak tenminste in orde. Hij wandelde
langzaam om het huis heen, peinzend over
het probleem van wat Jenny boven gezien en
Amabel hem verteld had.
Gesteld eens, dat Annie Brown terugge
komen was, in de buurt vertoefde, de villa
was binnengeslopen om haar moeder even te
zien en daarbij door Jenny was gesnapt en
herkendIn theorie was dat zeker niet on
mogelijk, maar bij nauwkeurige ontleding
hield het toch geen steek. Het klopte niet
met de geschiedenis van Marmaduke en de
vlucht van Dapper. En Annie was waar
schijnlijk al jaren dood, de arme ziel. Hij
had haar spoor kunnen volgen tot Parijs,
maar daar was hij het kwijtgeraakt. En
twaalf jaar is een heele tijd, zooals Brownie
terecht gezegd had.
Zijn overdenkingen werden abrupt onder
broken door een geluid: een geluid dat van
binnen uit bet huis kwam, door den afstand
verzwakt, maar toch onmiskenbaar het ge
luid van een lach. Hij liep vlug terug naar'de
plek, vanwaar hij de ramen kon zien van de
vroegere kamers van de tantes. Het linker
raam was dat van Amabel's kamer. Er scheen
licht door de gordijnen. Hij wachtte en
uisterde, het geluid herhaalde zich niet.
Vijf minuten gingen voorbij. Het raam
boven hem werd licht, de gordijnen gingen
vaneen en donker zag hij de figuur van Ama
bel tegen de lichte kamer Onbeweeglijk stond
iij naar buiten te kijken. Hij kreeg een aan
vechting om te roepen, inaar wist zich te be-
heerschen. Hij bleef kijken, tot ze zich terug
trok. De gordijnen vielen weer toe.
Julian verwijderde zich onhoorbaar. Hij
voltooide zijn ronde om het huis en besloot
den volgenden dag een onderzoekingstocht
binnenshuis te ondernemen, van kelder tot
vliering. De oude keldershij zou eens
zien, of er geen weg was om daarin te komen
Hij had zoo'n idee, dat ze dichtgemetseld
waren.
Toen hij van het terras stapte, hoorde nij
tamelijk dichtbij-, opnieuw een geluid. Hij
bleef stilstaan. Dit geluid kwam niet van
binnen. Het klonk alsof een losse steen onder
een voet schoof. Julian stond op het mos, hij
had het geluid dus niet veroorzaakt. Hij
stond roerloos onder een donkeren cypres en
luisterde tot hij een lichte beweging be
speurde.
Zoodra het het geluid zijn oor bereikt had,
had hij de lantaarn al in de hand genomen.
Nu viel er een lichtbundel naar den kant,
vanwaar het gekomen was. Hij liet het schijn
sel langzaam heen en weer gaan en in een
opening tusschen de struiken zag hij een ge
zicht, onnatumlijk bleek. De oogen knipper
den en een stem zei: „Ik geloof, dat ik be
trapt ben". Toen kwam de heer Miller achter
een heester vandaan.
„Allemachtig Miller!", viel Julian uit. Hij
was geschrokken.
Miller ging buiten den witten stralenbundel
staan.
„Neem me niet kwalijk, dat felle licht in
de oogen..,." sputterde hij. En toen dood
kalm: „Goedenavond mijnheer Forsham".
..Het is me niet goed duidelijk begon
Julian geprikkeld, maar geduldig viel de
ander hem in de rede:
„Ja, ja, natuurlijk, ik begrijp evengoed als
u, dat mijn aanwezigheid hier eenige verkla-
'ing eischt".
.Dat zou ik ook zoo zeggen".
(Wordt vervolgd).
Het paleis Soestdijk stond Dinsdag op den verjaardag van Z. K. H. Prins Bernhard in het middelpunt der publieke
belangstelling. Zelfs Marken entbrak niet
De Koning en de Koningin van Engeland woonden met Koningin-weduwe Mary in Hyde Park te Londen
een défilé van 80.000 oud-strijders bij, na afloop waarvan zij zich met verschillende invaliden onderhielden
Neville Chamberlain (rechts), de Engelsche premier, ontving
deze week het eere-lidmaatschap van het eerbiedwaardig
gilde van Engelsche leerbewerkers. Links de vroegere Engel
sche minister-president Baldwin
Het Waterlandsch Fanfarecorps bracht Dinsdag ter gelegen
heid van den verjaardag van Z. K. H. Prins Bernhard op het
peristyle van den Stadsschouwburg te Amsterdam koraalmuziek
ten gehoore
Copiïsten aan den arbeid op de
Frans Hals-tentoonstelling in het Frans
Hals-museum te Haarlem. De heer J.
Visser, lid van den Haarlemschen ge
meenteraad, copieert het schilderij
.Meisje met haringen"
Z. K. H. Prins Bernhard neemt op het bordes van het paleis Soestdijk van eenige kleuters bloemen in ontvangst, welke Hem tijdens
de huldiging ter gelegenheid van Zijn verjaardag werden aangeboden, terwijl H. M. de Koningin lachend toeziet
Ter gelegenheid van zijn bezoek aan ons land werd
den Nieuw Zeelandschen minister Z. Exc. W. Nash
een lunch aangeboden Rechts minister Nash; links
de heer Ch. Weiter, minister van Koloniën
Z, Exc. W. Nash (x), minister van
Financiën, Douane en Handel van
Nieuw Zeeland, die op het oogenblik
in ons land vertoeft, had Dinsdag te
Den Haag een onderhoud met minister
mr. M. P. L. Steenberghe inzake het
handelsverkeer tusschen beide landen