De Frans Hals Tentoonstelling. Door Minister Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine geopend. Boekhandel H. de Vries FRANS HALS Nieuwe Uitgaven INGEZONDEN /TUKKEN DONDERDAG 1 JUL'I 1937 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Minister Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine bezichtigt de Frans Hals-tentoon stelling. Achter hem Mr. J. B. Bomans, waarnemend Commissaris der Koningin. Geheel links de heer W. J. B. van Liemt, loco-burgemeester. Naast hem de heer G. D. Gratama, directeur van het museum. Wethouder A. C. Boes spreekt namens het Gemeentebestuur. Rede van den heer C. D. Crafama. Onder zeer groote belangstelling is Woens dagmiddag drie uur de Frans Hals-tentoon stelling ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Frans Hals Museum op plechtige wijze geopend. Een blijk van belangstelling werd o.a. ge geven door den minister van Onderwijs,, Kunsten en Wetenschappen, Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine; Jhr. Mr. G. C. J. van Reenen als vertegenwoordiger van Minister Dr. H. Colijn; de Engelsche en Duitsehe ge zant en de Belgische zaakgelastigde: de Fürst Zu Bentheim und Steinfurt met echt- genoote en dochter; Mr. J. B. Bomans, waar nemend Commissaris der Koningin; Me vrouw Baronesse A. A. RöellIDe Vos van Steenwijk (de Commissaris der Koningin kon niet aanwezig zijn); de heer W. J. B. van Liemt, waarnemend burgemeester van Haar lem; de wethouders A. G. Boes, M. A. Rei- nalda en E. van der Wall; Mr. Th. A. Wes- stra, gemeentesecretaris; vele raadsleden; de heer H. van Borsen Buisman, directeur van Teyler's Stichting; Prof. Martin, directeur van het Mauritshuis in Den Haag: de heer J. G. Schmidt Degener, directeur van het Rijksmuseum te Amsterdam; Jhr. B. W. F. van Riemsdijk, oud-directeur van dat museum Prof. Dr. W. Vogelsang uit Utrecht; de heer H. Franken Jr., president-kerkvoogd der Ned. Herv. Kerk. Verder vele vooraanstaan de personen uit de kunstwereld. Rede wethouder A. G. Boes. Toen alle genoodigden hun plaatsen had den ingenomen sprak de heer A. G. Boes, wethouder van Onderwijs, namens het ge meentebestuur een rede uit. Hij dankte allen voor hun aanwezigheid en wendde zich ver volgens tot mevrouw Baronesse Röell'De Vos van Steenwijk. Hij sprak als volgt: „Wij willen gaarne in u zien de vertegen woordigster van Baron Röell, uw echtgenoot, den geachten Commissaris der Koningin in dit gewest, die tot onze spijt verhinderd is hier aanwezig te zijn. U en u allen, die ertoe hebt willen bijdra gen om deze tentoonstelling te doen slagen en alle andere genoodigden en belangstellen den heet ik van harte welkom in dezen Haarlemschen tempel der kunst. Ofschoon ons oud. eerbiedwaardig en mooi Stadhuis zich voor de ontvangst van een zoo illuster gezelschap als wij de eer hebben hier tegenwoordig te zien, beter zou leenen, heeft het Gemeentebestuur van Haarlem er toch de voorkeur aan gegeven, u hier te ontvan gen. Deze eenvoudige zaal, eertijds de eet zaal van ouden van dagen en van weezen. leidt onze gedachten in de richting van den tijd, waarin de man, die het middelpunt be hoort te zijn van deze feestelijke samen komst, zijn kunst met zoo groot succes be oefende. Zij is onveranderd bewaard geble ven, zooals trouwens aan dit geheele oude gebouw voorzoover dat in verband met de tegenwoordige bestemming mogelijk was uit piëteit en bewondering voor wat onze voorouders wrochten, zijn oude gedaante en indeeling is gelaten. Niet altijd zijn de Haarlemsche kunst schatten in dit gebouw vereenigd geweest. Zelfs waren ze vóór 1802 over verschillende gebouwen verspreid. Eerst in dat jaar werd alles bijeengevoegd in eenige zalen van het Stadhuis en werd op 30 Juni, 's middags 3 uur, het Gemeentelijk Museum voor schil derijen, oudheden en Costeriana door Burge meester Fock geopend. Een van de zalen kreeg den naam van Frans Halszaal. Het Stadhuis eigende zich weinig voor geregeld museumbezoek. Door de enkelvoudige bekapping was het er in den zomer on draaglijk warm en in den winter bar koud: wat ook aan de doeken niet ten goede kwam. En toen nu de verzameling kunstwerken zich door zeer belangrijke schenkingen van stad- genooten geleidelijk uitbreidde, werd het een dringende eïsch om uit te zien naar een betere huisvesting, waar tevens elk stuk beter tot zijn recht zou komen. In 1908 kocht de gemeente het Ned. Herv. Weeshuis, voormalig Oude Mannenhuis, (dat in 1608 gebouwd is door Hals' tijdgenoot, den beroemden bouwmeester Lieven de Keij), met de bedoeling het tot Museum in te richten. Enkele jaren later kwam de verbouwing on der leiding van den toenmaligen Directeur van Openbare Werken, Ir. Dumont, tot stand en op 1 Mei 1913 kon het nieuwe stedelijk museum, thans herdoopt in Frans Hals- museum, zijn deuren voor de belangstellende bezoekers openen. Dat het museum zich altijd in de belang stelling van Haarlem's ingezetenen heeft mogen verheugen, blijkt o.a. uit het groot aantal schenkingen van instellingen en stad- genooten, als Fabricius van Leijenburg, Van den Burch, Gerlings, Krol, Gonnet en vele anderen. Aan den plicht der dankbaarheid zou worden tekort gedaan, als hier onvermeld bleef de „Vereeniging tot Uitbreiding der verzameling van Kunst en oudheden op het gemeentelijk museum". En thans herdenken wij het 75-jarig be staan van onze in binnen- en buitenland zoo gunstig bekende instelling. Het gemeentebestuur van Haarlem heeft gemeend dit niet beter en waardigr te kun nen vieren, dan door een tentoonstelling van werken van den grooten meester en grooten Haarlemmer. Wij zijn allen, die ons in staat gesteld hebben, een zoo schitterende verzameling bijeen te brengen, hartelijk dankbaar voor hun medewerking. Geheel Haarlem neemt aan deze feestelijke herdenking deel, niet alleen omdat zijn museum één van zijn meest waardevolle bezittingen Is geworden, maar vooral omdat Frans Hals, ofschoon in Vlaanderen geboren, te Haarlem is opgegroeid en gevormd, te Haarlem heeft geleefd en ge werkt en ook in zijn kunstuitingen is ge weest Haarlemmer in hart en nieren. Haarlem is trotsch op zijn 17e-eeuwschen burger en het deelt in diens roem". Dezen dank richtte spreker ook tot de Engelsche. Duitsehe en Fransche genoodig den, die hij op vriendelijke wijze in hun taal toesprak. Tenslotte dankte de heer Boes den heer Gratama voor de groote moeite, die hij zich voor den tentoonstelling getroost heeft. Herinneringsmedaille. De heer C. J. Begeer uit Utrecht bood met eenige vriendelijke woorden aan den waarnemend burgemeester het eerste exem plaar aan van een fraaien legpenning, dien zijn fabriek ter herinnering aan deze tentoon stelling geslagen heeft. De heer Boes aanvaardde den penning na mens het gemeentebestuur en betuigde zijn dank voor de vriendelijke attentie. Rede G. D. Gratama. De heer G. D. Gratama sprak de volgende rede uit: „Eindelijk is een lang gekoesterde wensch in vervulling gegaan, nl. een uitgebreide ten toonstelling te houden van de werken van den grootmeester der Haarlemsche school. Vroeger gesmede plannen gingen niet door wegens te hooge kosten. Na Rembrandt, Jan Steen en Vermeer is thans eindelijk de beurt gekomen aan Frans Hals. Deze werd omstreeks 1580 te Mechelen of Antwerpen geboren, als zoon van den droochscheerder en lakenbereider Francois Hals en Adriaentgen van Geertenrijck, af komstig uit Mechelen. Karei van Mander was zijn leermeester. De romanistische opvattin gen in die dagen hadden op Hals geen in vloed, hij ging zijn eigen weg en werd de voor naamste der nationalistische kunstenaars. Eerst trouwde hij met Anneke Hermans en later met Lysbeth Reijniers, uit welke echt verbintenissen 7 jongens en drie meisjes sproten. Vijf der zoons kozen het vak van den vader en werden schilder. Hoewel hij veel bestellingen kreeg, ging het den meester niet naar den vleeze. Steeds vervolgden hem de schuldeischers. Gelukkig hebben de huiselijke zorgen geen invloed op gehad op zijn werk, dat in twee perioden te verdeelen is. De eer ste, waarin hij de uiterlijkheden van het leven op ongeëvenaarde wijze uitbeeldde, en de tweede, waarin gezocht werd naar wat achter dit uiterliijk verborgen ligt, waarbij hij het psychologische portret schilderde. Ouder geworden verminderde de waardeering voor zijn werk en werden hem weinig op drachten meer gegeven. Op 82-jarigen leeftijd kreeg Hals van de stad een jaargeld van f 200 en 3 kruiwagens turf. Op 29 Augustus 1666 stierf de meester 86 jaar oud en werd van de armen begraven in de Groote Kerk. Om de tentoonstelling mogelijk te maken moest een waarborgfonds worden bijeenge bracht. Het is hier de plaats om nogmaals allen te danken die inteekenden op dit fonds en daardoor alle kunstliefhebbers aan zich verplichtten. Bij het samenstellen van deze tentoonstel ling is er naar gestreefd, een zoo volledig mo gelijk beeld van het oeuvre van den kunste naar te geven. Een kern vormen de prachtige schutters- en regentenstukken, het kostbare bezit van de Spaarnestad. Genrestukken van den schil der ontbreken in het museum en zijn slechts in beperkt aantal in Holland aanwezig. Getracht is hieraan tegemoet te komen door afbeeldingen van volkstypen als vlsschers en strandjutters, zangers en luitspelers, drin kers en vechtersbazen, mulatten, deernen en heksen uit den vreemde te betrekken, welke modellen Frans Hals met verbluffende zeker heid, van het oog in de hand, als momentop namen, aan het wachtende doek heeft toever trouwd. Ook van de lachende kinderen wer den conterfeitsels bijeengebracht, van jon gens en meisjes, naar wie zijn hart uitging en die hij in al hun uitbundige vroolijkheid. als rake instantanés schilderde. Hals wordt u hier als meester van den lach getoond. Naast zijn genrestukken is een voorname plaats toebedeeld aan portretten van schrij vers en geestelijken, koopliedenen magistra ten, uit alle tijdperken van zijn leven. In den catalogus zijn alle schilderijen ge reproduceerd, waardoor een waardevol plaat werk ontstond, dat de herinnering aan deze tentoonstelling voortreffelijk zal bewaren. Dat zooveel kunstwerken konden worden verzameld is in de eerste plaats te danken aan de eigenaars der schilderijen, die het tij delijk afstaan van hun schatten en het risico van het vervoer er voor over hadden om een belangrijk overzicht van zijn werk mogelijk te maken. Buitengewoon dankbaar ben ik voor de hulp van de Nederlandsche Regeering, voor de medewerking van de Buitenlandsche Verte genwoordigers hier te lande en van Harer Ma- jesteits Gezanten in den vreemde, die met groote bereidwilligheid mij ter zijde stonden bij het aanvragen der schilderijen". De heer Gratama wendde zich in de Fran sche taal tot de gezanten om hen te danken voor hun tusschenkomst bij de autoritei ten, waardoor het mogelijk was. deze uitge breide tentoonstelling te organiseeren. Hij vervolgde daarna: „Voorts gaat mijn dank uit naar de collega's van buiten en binnenlandsche musea, wien geen moeite te veel was om mijn verzoek te steunen en die door hun medewerking er toe hebben bijgedragen, deze tentoonstelling te doen slagen. Zeer erkentelijk ben ik Jhr. Dr. J. L. A. A. M. van Rijckevorsel, voor de hulp verleend bij het samenstellen van den catalogus; Dr. W. R. Valentiner, Dr. A. M. de Wild en den heer N. Katz, voor hun bemoeiingen inzake het verkrijgen van schilderijen in Amerika en Engeland; Dr. H. Schaeffer, voor de zorg in Amerika besteed bij het verzamelen en ver zenden der kunstwerken; den heer F. Brunt, voor de hulp bewezen bij het voorbereiden der tentoonstelling, en de Directies van de Holland-Amerika Lijn en de Hollandsche Stoomboot Maatschappij voor het kosteloos verzenden der schilderijen. Aan mej. C. A. van Hees, mijn assistente, aan het personeel van het museum en aan allen, die verder mede hielpen, mijn oprechten dank. Moge het publiek in even groote getale blijk geven van zijn belangstelling voor het werk van Frans Hals, als het dat gedaan heeft voor de exposities van de schilderijen zijner tijdgenooten, welke nog versch in het geheugen liggen. Moge velen genieten van wat de grootste rasschilder, die ooit voor den ezel zat, ons aan schoonheid heeft nagelaten." Spreker verzocht aan minister Slotemaker de Bruine, de tentoonstelling te willen openen. Minister Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruïne spreekt. „Toen het mij mogelijk bleek", zei de mi nister, „vandaag hier aanwezig te zijn, verge zeld van den chef van mijn departement, was ik gaarne bereid gevolg te geven aan de uitnoodiging, deze tentoonstelling te openen. Hieruit mag u blijken, dat wij belangstel ling hebben in en waardeering voor het stre ven, dat ons hier samenbrengt, namelijk een tentoonstelling, die niet alleen van locale, maar ook van internationale beteekenis is. Vooral echter voor Haarlem, waar nu de man geëerd wordt, wiens naam aan deze stad ver bonden is. Toch mogen wij niet te eng den ken, want het is een nationale gebeurtenis. Ik zal niet spreken over dit fraaie gebouw, ook niet over de schatten die hier nu te vin den zijn en evenmin over de beteekenis van Frans Hals voor Haarlem en voor ons land, want dat is zooeven reeds op voortreffelijke wijze gedaan. En niemand wil immers graag hetzelfde hooren, al ben ik er van overtuigd, dat u wel zoo beleefd zou zijn. er naar te luis teren. (Gelach). Ik ben dankbaar voor de in ternationale samenwerking, die op deze ten toonstelling tot uiting komt. Alle Halsen zijn niet in ons land en daar moeten we eigenlijk tevreden over zijn, want nu worden ze ge zien en genoten tot ver buiten onze grenzen. Ged. Oude Exposeert Boeken over Internationaal denkende, wordt toch ons eigen nationaal besef gestreeld. Dit loopt niet altijd parallel. Ik ben er dankbaar voor. dat dit wel op het terrein van de kunst mogelijk is en ik hoop dat het zoo blijven mag.". Spreker uitte zijn blijdschap, dat hij reeds vele malen in de gelegenheid is gesteld, van zijn belangstelling in dergelijke tentoonstel lingen te doen blijken, o.a, van de schilder stukken van Jan Steen, Rembrandt. Vermeer, Jeroen Bosch, de Marissen en nu die van Frans Hals. Deze tentoonstellingen zijn hem zeer sym pathiek, omdat ze het volk verrijken en ver diepen en samenbinden. Ze trekken niet al leen de fijnproevers, die meenen dat zij er alleen verstand van hebben, maar ook de breede kringen van ons volk. Het volk leert op die manier, hoe groot de schatten zyn. die we in deze schilderstukken bezitten. Die er varing zal ook bij deze Frans Hals tentoon stelling worden opgedaan. De minister uitte de beste wenschen voor het welslagen van deze expositie en verklaarde haar hiermee voor geopend lapplaus). De genoodigden maakten daarna een rond gang door de verschillende zalen. MUZIEK EN ZIJN TIJDGENOOTEN (Adv. ingez. MedJ BEIAARDCONCERT. „Dan zal de beiaard klinken" zoo zong verleden jaar op de Groote Markt het duizend stemmige koor onder leiding van Jos. de Klerk bij de openluchtuitvoering van „Benoit's „Ru benscantate". ..Dan zal het koud zijn. of re genen of waaien of alle drie, om het. even of er al dan niet een r in de maand is" zou men geneigd zijn er achter te voegen. Toen. naar ik meen ook door de zorgen van den N. Haarlemschen Kunstkring het eerste beiaardconcert op den toren der Groote Kerk gegeven werd, vonden we in den tuin van het gemeentelijk concertgebouw een luister- en schuilplaats. Bij de uitvoering der „Rubenscantate" za ten we, zooveel mogelijk in den kraag van overjas of mantel weggedoken, tegen het stadhuis. En nu Woensdagavond 30 Juni liepen we rond over Oude Groenmarkt en Klokhuisplein en Groote Markt, en overal drupte en drens de de regen, en overal was het miezerig en ongezellig en naargeestig. Hier en daar scho len kleine groepjes mensohen in beschutten de portieken; een paar dozijn maakten van de zitplaatsen onder de boomen van de Oude Groenmarkt gebruikt. Maar er waren over 't geheel zeer weinig belangstellenden voor het beiaardconcert, dat daar hoog boven ons ge geven werd. Kan men anders verwachten met zulk weer? Een beiaard moet zijn tinkelende to nen over ons uitgieten onder een helderen hemel en m zoele zomerlucht. Dan kunnen we iets gevoelen van de poëzie, die van dit klankenspel kan uitgaan: dan kunnen de oude zingende torens onze verbeelding terug voeren naar de oude tijden, die ook nog door de architectuur van enkele gevels in de om geving der Groote Kerk vertegenwoordigd worden. De beiaard past daarbij; in onzen tijd zal hij sommigen misschien een anachronisme lijken. De electrische klokken en tijdseinen hebbenden steden overdaverenden uurslag met het daarop voorbereidende carillonprae- ludium even overbodig gemaakt, als de hoorn en den luiden roep waarmee elders de nacht wakers het verstrijken van het uur uitgalm den. Men heeft in latere tijden zulke ver storingen der nachtelijke stilte zelfs als hin derlijk ondervonden. Toch zit in het beiaardgeklingel iets ge moedelijks en iets wat we als typisch Neder- landsch aanvoelen. Inderdaad schijnen ons land en België de meeste torenspeelwerken te bezitten. In Berlijn kende ik er destijds één en dat was van Nederlandsche makelij. Rie- mann's lexicon vermeldt dat de Hollanders de idee van het carillon wellicht van de Chinee- zen hebben overgenomen, maar het is wel zeker dat we niet daaraan ons Europeesch- Chineesch eereburgerschap te danken hebben Doch laat ik op het beiaardconcert van Woensdagavond terugkomen. De Zwolsche beiaardier Willem Créman speelde een aantal stukken en gaf daarbij bewijzen van een ab soluut zekere techniek, ook in dynamisch op zicht. Hij volgt blijkbaar de Mechelsche school van Jef Denyn, die o.a. door een zacht tremolo de verlenging der tonen zoekt te be werkstelligen. Hoewel dit laatste door de traagheid en stugheid van het materiaal niet volkomen verwezenlijkt wordt, geeft het toch effecten, dat vaak niet zonder bekoor lijkheid zijn. Niet alle uitgevoerde stuk ken leken door hun aard even geschikt voor beiaard-interpretatie. Mij persoonlijk bevie len het beste de aardige bewerkingen van Oud-Nederlandsche liederen en de speciaal voor den beiaard geschreven stukken. Bij „Een Middagslaapje" en „Wiegedeuntje" moest ik er onwillekeurig even aan terugden ken hoeveel menschen in den loop der tijden 's nachts uit hun rechtvaardigen slaap ge houden zijn door het carillon mijner geboor teplaats. Maar ik wil er direct bijvoegen, dat Créman die stukjes heel delicaat voordroeg. Ik vernam dat deze beiaardier het gezichts vermogen mist. Des te meer respect past ons voor de zekerheid, waarmee hij het voor hem vreemde instrument bespeelde. Op verschillende punten in de omgeving der Groote Kerk hebben we geluisterd. Het beste klonk de beiaard op de Oude Groen markt. Op de Groote Markt galmde het spel veel meer; bij de Groote Houtstraat was het aanmerkelijk zwakker hoorbaar. Tegen half tien waren bijna alle luisteren den verdwenen. Het spel was toen nog lang niet geëindigd, doch men borg de leege, natte stoelen maar op. Triest besluit van dit goed bedoelde en goed uitgevoerde beiaardconcert! K. DE JONG. DE BLEEKERIJ-GEHRELS. Naar de Msb. meldt, dcelen B. en W. van Arnhem den raad mede, dat het bestuur van het Nederlandsche Openluchtmuseum er in geslaagd is, de hand te leggen op een oude bleekerij te Bloemendaal. welke in verband met wegenaanleg in die gemeente moet wor den afgebroken. Aangezien dat gebouw het eenige nog in Nederland bestaande exemplaar is van een ouderwetsche bleekinrichting, is het van groot belang als het gebouw ge spaard kan blijven door het een plaats te ge ven op het terrein van het Openluchtmuseum. Door samenwerking van velen is het gelukt de overbrenging en wederopbouw te verzeke ren. Het afbreken zal in Bloemendaal in werkverschaffing plaats vinden en het weder- opbouwen zou hier op gelijke wijze kunnen geschieden. Volgens de overgelegde begroo ting opgemaakt door den directeur van Ge meentewerken zullen de kosten van wederop bouw bedragen f 6000.— aan loon, welke voor rekening der gemeente komen en f 5000 aan overige kosten welke door het Openluchtmu seum zullen worden gedragen. B. en W. stellen den raad voor beschik baar te stellen een bedrag van f 11000 voor het wederopbouwen van een bleekerjj uit Bloe mendaal op het terrein van het Openlucht museum. Bij den uitgever .T. C. Boucher te Den Haag verscheen een boekje van F. M. Huebner „De Opmarsch naar het Onbekende. Het boekje is bedoeld als een gids hoe wij ons lot moeten anvaarden en beheerschen. De voor treffelijke vertaling is van Aletta Meyer.. Christiaan Pfeiffer schreef „Het Pel grimspad", een symbolisch spel in Arcadië. Het werkje verscheen bij de Uitgeversmaat schappij P. den Boer te Utrecht De Nederlandsche Vereeniging Waarde vast geld te 's Gravenhage liet bij H. D. Tjeenk Willink en Zoon N.V. te Haarlem een werkje het licht zien van Prof. Dr. Ir. J. Goudriaan. dat tot titel heeft ..Waardevast Geld", de eerste voorwaarde voor het behoud van welvaart, vrijheid en cultuur. Onder den titel „Het boek van gene zijde" verscheen bij den uitgever L. J. C. Boucher, te Den Haag een werk van den schrijver Bo Yen Ra. Dit boek kan als reis gids worden beschouwd voor een werelddeel van den geest, dat voor sommigen niet be staat, door anderen wel wordt vermoed en maar voor zeer weinigen iets reëels is. De De vertaling werd verzorgd door M. Ter Bij den uitgever Van Gorcum en Comp. te Assen, verscheen een boekje van de hand van Mr. B. W. Kranenburg, „Het toezicht op den gulden". Dit werkje is no. 25 van de serie „Vragen van Nu". Het geschriftje bedoelt een overzicht te geven van de directe en indirecte overheidscontrole op de wisselkoers van den gulden. Voor den inhoud dezer rubriek stelt Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, ge-plaatst oj niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. Fürst zum Bentheim und Steinfurt, een neef van H. M. de Koningin, bracht Woensdag in gezelschap van zijn dochter een bezoek aan de Frans Hals-tentoon stelling te Haarlem. Jhr. dr. J. L. A. A. M. van Ryckevorsel begroet den hoogen gast. Vacaiitiebezigliedeii. Vacantie, hoera! Nog eenige dagen en dit blij geroep zal weer overal weerklinken. Moeder, hoera, vacantie! met dezen juich kreet zullen ze komen binnenstormen. En nu zullen de vele plannen en plannetjes, die reeds dagen en weken te voren zijn beraamd, worden uitgevoerd. De koffers gepakt en dan vooruit, het schoone Zwitserland bezocht, een tochtje langs den Rijn, naar Valkenburg, naar de Veluwe, kampeeren, naar onze eilanden, ja, waar al niet heen! Hoe heerlijk is toch die vacantie! En toch voor hoeveel kinderen is juist die vacantie een vervelende tijd: voor hoeveel ouders een bedroevende tijd. O, hoe gaarne zouden ook zij hun kinderen eens een uitstapje gunnen; hoe goed zou het voor vele moeders zjjn als ook zij eens een paar daagjes de huiselijke beslommeringen op zij konden zetten. Maar juist die vacantie is voor vele moeders een zwaardere tijd; hier een moeder met zes kin deren; drie gaan er gelukkig naar school, wat lucht dat op, als die 's morgens de deur uitgaan en nu vier, vijf weken lang ook die thuis. Ja, waarheen anders, de straat op met al die auto's! en diep zucht ze, was die tijd maar weer om. Het is slechts één enkel voor beeld, zoo zijn er honderden. Om ook die vele kinderen een eenigszins prettige vacantie te bezorgen hebben eenige dames en heeren zich reeds eenige jaren lang vereenigd tot een commissie. Het gemeentebestuur is zoo .welwillend het sportterrein aan de Kleverlaan beschikbaar te stellen, waardoor de vereeniging in staat wordt gesteld eiken zomer eenige honderden kinderen onder deskundige leiding gedurende drie weken bezig te houden. Ook dit jaar hebben zich weder pl.m. 600 kinderen voor dit doel aangemeld. Maar dit alles kost geld. meer geld. dan wij door allerlei middelen hebben verkregen; de gemeente geeft eenige subsidie, enkele dames en heeren zijn lid of donateur, ook enkele ouders geven een bijdrage, maar dat alles is nog niet voldoende Gij die dit leest en voor u en de uwen een prettige vacantie hoopt te hebben, bedenkt dat het genot nog grooter zal zijn, als ge ook ons steunt met een gave. Gedeelde vreugd is dubbele vreugd! Het adres van den penningmeester, den heer W. Barne- veld is Dusartstraat 3, gironummer 154315. U en de uwen zulk een vreugdevolle vacantie van harte toewenschende, verblijf ik gaarne, J. H. W. HABERMEHL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 11