J. P. Coen-feesten te Hoorn. De betooverde Villa. .Jan Pieterszoon Coen", die de Coen-feesten te Hoorn bij woont, keurde Donderdag in eigen persoon op de Kaasmarkt de kwaliteit der Hollandsche kaas De Indische .kampongs" leveren nog steeds groot gevaar voor brand op, in verband met het licht brandbaar materiaal der huizen. De brandweer In actie tijdens een feilen brand, die een zestal huizen op Pasar Senen te Batavia in de asch legde Typische zomermode onder het sportlievend publiek, De eerste foto's van de /m dat de openingswedstrijden der Henley-regatta opening van het nieuwe vlieg- fiiÜ deze week op de Theems bijwoonde veld te Singapore, de grootste Wethouder F. van Meurs tijdens zijn openingsrede op de tentoonstelling .50 jaar Veemarkt en Abattoir", welke Donderdag in de Militiezaal te Amster dam geopend is rden Donderdag ter gelegenheid De Tour de France in vollen gang. Een luchtfoto van het moment, waarop in wedstrijden in het ringsteken j d 3 de renners Cote du recq passeeren >ven een aardig snapshot Dr. W. H. Rassers is benoemd tot directeur van het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden FEUILLETON Naar het Engelsch bewerkt door J. R. VAN RIJN. (Nadruk verboden). 21) „Vertelt u mij niets", vermaande ze. „Als er een boodschap voor u is, zult u die heb ben". Agaath Moreland realiseerde zich, dat ze onder den indruk kwam; de gedachte dat ze liever was thuisgebleven was verdwenen. „Wilt u mijn naam weten?", vroeg ze, on bewust zachter sprekend. „Neen, ik wil niets weten.uit uw mond. Als er een boodschap is, krijgt u die. Wilt u trance hebben of het kristal?" Agaath vond het een beklemende gedachte met deze vrouw hier alleen in de kamer te zijn, als ze in trance geraakte. Daarom zei ze haastig: „O, het kristal, alstublieft". Mevrouw Thompson knikte. Ze liep naar het raam, liet een jaloezie zakken en trok de overgordijnen dicht. Het was nu volslagen donker in het vertrek. Met de hand op het tafeltje leunend, stond Agaath te wachten. Toen draaide mevrouw Thompson de lamp, die midden aan het plafond hing, aan. De 'groene kap hield het. bovenste ge deelte van de kamer in het duister. Het licht viel op den kristallen bal. „Gaat u zitten" verzocht het vrouwtje „Er staat een stoel achter u". Agaath voldeed aan de uitnoodiging. ze keek toe hoe de vrouw op een stoel tegen over haar plaats nam en de lamp. die aan een snoer hing, omlaag trok, tot het licht een centimeter of dertig van den bal verwij derd was. Daarop schoof ze het kristal naar zich toe en begon er in te staren met haar moede, glanslooze oogen. Vol spanning volgde Agaath Moreland haal bewegingen. Nu zij niets meer van haar banale om geving zag, kwam ze nog meer onder den in druk. Er was zeker niets imposants aan me vrouw Thompson's persoonlijkheid, maar er scheen toch iets bijzonders, iets ongewoons iets dat Agaath niet onder woorden had kun nen brengen, achter haar sjofel en onaan trekkelijk uiterlijk te schuilen. Agaath's oogen richtten zich op het kristal, maar zij moest den blik afwenden, omdat het haar, nu het licht op de geslepen kanten viel, verblindde. Zij keek naar de handen van het vrouwtje op het zwarte kleed; kleine, maar olompe. vleezige handen. Eensklaps begon mevrouw Thompson te spreken. „U leeft in groote twijfelingen en angsten", verklaarde zij. „Ik zie de wolken van achter docht, jalouzie en wantrouwen. Uw moeilijk heden staan allemaal in verband met één persoon. Zijn naam begint met een C. Zal ik hem beschrijven?" „Ja", zei Agaath gejaagd. Mevrouw Thmompson gaf een persoonsbe schrijving van Cyril Moreland. „Ik zie hem in het kristal", ging ze voort: „en ik zie zijn gedachten ook. Hij denkt aan u. U vervult zijn gedachten. Er is niemand anders daar'". „Weet u dat zeker?", hijgde Agaath. ,'lk vertel u wat ik in het kristal zie", antwoordde mevrouw Thompson met waar digheid. „Zijn gedachten gaan geheel naar u uit. Ze zijn vol oprechtheid en toewijding. Maar hij heeft verdriet om de wolken, die tusschen u en hem gekomen zijn. Als u die niet verdrijft, zullen zij u van hem scheiden en groote droefenis en leed staan u dan te vachten". ..Weet. u dat zeker, dat hij van mij houdt? drong Agaath. Ze had de handen krampach tig in elkaar geklemd. „Ik zeg u nogmals, dat ik vertel, wat ik in het kristal zie. Zijn ge dachten zijn vol van u, gedachten van op rechtheid en toewijding". Mevrouw Thompson had diezelfde woor den zooeven al gezegd. Ze zei ze nu met nog meer klem. Er kwam een pauze. Agaath haalde een zakdoekje uit haar tasch en bette haar oogen. Ze voelde zich onzinine gelukkig, onzinnig jong. Ze vond mevrouw Thompson de wonder baarlijkste vrouw ter wereld. Er kwamen op nieuw tranen in haar oogen. Ze leunde ach terover in haar stoel, in het zalige besef, dat een ondraaglijke last van haar afgewenteld was. Mevr. Thompson begon weer te spreken. „Uw zorgen hebben allemaal betrekking op C. Maar er is nóg iemand in het kristal. Het is een vrouw. Haar naam begint met een A." „Ja?", vroeg Agaath snel. „Wat is er met haar?" „U bent pas bij haar geweest. Zij speelt een belangrijke rol in uw levener bestaat een nauwe band tusschen u en haar. Eigen lijk moest u zich over haar meer bezorgd maken dan over C. Agaath schokte overeind. „Over haar? Waarom?" „Er dreigt haar gevaar. Ik kan niet zien wat voor gevaar. Misschien kunt u dat zelf uitmaken. Ik zie haar heel duidelijk. Ze is in een kamer ,een slaapkamer. Rechts is een raam met cretonnen gordijnen. Links staat een bed, en aan het voeteneind van het bed is een deur. Eén kant van de kamer wordt in beslag genomen door een groote, donkere kast. De vrouw staat midden in de kamer, in nachtgewaad. Ze kijkt naar de deur bij het bed. De deur gaat vanzelf langzaam open. Zij kijkt en wordt doodelijk beangst. Ze opent haar mond om te schreeuwen en ze wankelt, ilsof ze zal vallen. Ik zie de deur open. maar niet wat er achter is. Er is een dikke mist Ik heb dat beeld driemaal gezien in het kristal, het gaat weg en komt weer terug. Begrijpt u er iets van? Is er zoo'n vrouw?" „O ja", bevestigde Agaath zenuwachtig. „Kunt u nog meer zeggen?" „Er dreigt haar een groot gevaarmaar ik kan niet zeggen wat het is. Als ze zich in een huis bevindt met een kamer zooals ik beschreven heb, moet ze daar direct vandaan. Het gevaar schuilt daar „En u weet niet wat het is?" Agaath's stem trilde van opwinding. Mevrouw Thompson slaakte een zucht. ,De beelden worden flauwer", legde ze uit. Toen: „Wacht er komen nieuwe beelden. Ik zie haar een steile trap opgaan, het schijnt een oud huis te zijn. De vrouw komt de trap op. Het gevaar is achter haarO!" Mevrouw Thompson's woorden stierven weg in een kreet van ontzetting. Haar handen be wogen wild in den lichtcirkel, haar hoofd viel voorover. Agaath Moreland kreeg een gewaarwor ding of ze stikken zou in die sinistere, be nauwende donkerte. Ze stommelde naar het raam, trok de gordijnen open en haalde de jalouzie op. Toen ging ze naar het medium terug en schudde haar bij den schoucier. Ze betrapte zich er op, dat het haar een gevoel van veiligheid gaf de aspidistra en de klein burgerlijke portretten te zien. Mevrouw Thompson kwam huiverend tot zichzelf. Ze streek met de hand langs het voorhoofd en vroeg afwezig: „Wwat is er gebeurd?' „U hebt iets gezien in het kristal en toen bent u opeens flauw gevallen" .lichtte Agaath tn. „Wat hebt u gezien?" „Ik weet het niet", antwoordde mevrouw Thompson met onvaste stem en nog steeds •illend. „Ik weet later nooit wat ik gezien heb". Ze leunde met de ellebogen op tafel. „Zoo is het met het kristal", hernam ze rk zeg wat ik zie en dan is alles weg en ik jen het vergeten Maar ik ben nog nooit eer der flauw gevallen, ik moet wel iets heel ver schrikkelijks gezien hebben". Er viel een stilte. Toen vroeg mevrouw Thompson met een stem, waaruit doodelijke uitputting klonk: „Wilt u nu gaan, alstublieft? Ik ben op...." En in antwoord op een gestamelde vraag van mevrouw Moreland: „Hoeveel u schuldig bent? O. wat u wilt. Het doet er niet toe". Toen Agaath Moreland weg was en de slonzige daghit de voordeur achter haar ge sloten had, stond de vrouw in 't zwart op. nam het geld dat haar bezoekster naast den glazen bal had neergelegd, telde het, deed het licht uit en ging terug naar de kamer achter de deur met het gebroken ruitje. Daar stond een telefoontoestel op den schoorsteen mantel. Zij ging in een gemakkelijken stoel bij den schoorsteen zitten, leunde achter over en sloot de oogen. Geen vijf minuten later rinkelde de telefoon bel. Een mannenstem gaf antwoord op haar „Hallo". „Met wie?", vroeg ze op scherpen, zake- lijken toon en toen ze het antwoord ge hoord had: „Het is in orde; ze is er geweest. Nogal vlug hè?" Ze lachte; een prettigen lach had mevrouw Thompson niet. „Hoe is het gegaan?", informeerde de mannenstem. „Op rolletjes! Het kon eenvoudig niet mooier. Toen ik over haar mooien Cyril be gon, hapte ze alsof het koek was". Weer die naargeestige, gemeene lach. „Ja. wind je maar niet op; ik ga al verder. Ik gaf een be schrijving van haar zuster en van het huis, zooals je me gezegd had en ik waarschuwde haar op een manier, dat haar de schrik in de beenen sloeg, dat haar lieve zus door een gruwelijk gevaar bedreigd werd. Wat het voor gevaar was kon ik 't kristal niet zien, ver telde ik er bij, en dat maakte het natuur lijk nog veel griezeliger. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9