Een vorstelijk huwelijk in Zweden.
De betooverde Villa.
Z. K. H. Prins Bernhard bracht Woensdag ter gelegenheid van het 108-jarig bestaan der brigade Grenadiers en Jagers
een bezoek aan het kampement Waalsdorp, waar hij de beide regimenten inspecteerde
Het huwelijk van Prins Karei van Zweden met gravin Elsa von Rosen, te
Kvillinge in de provincie Oestergotland. Na de huwelijksvoltrekking
poseerden het jeugdig echtpaar en de naaste familieleden voor den
Verdwijnende historie. De afbraak van het
.Pesthuys" te Amsterdam is in vollen gang. Een
kijkje op het werk
Mr. W. A. J. Visser is benoemd tot
burgemeester der gemeente Soest met
toekenning van gelijktijdig eervol ont
slag als burgemeester der gemeente
Avereest
Prins Karei van Zweden is te Kvillinge in de provincie Oestergotland in het
huwelijk getreden met gravin Elsa von Rosen. Het jeugdig echtpaar na de
huwelijksvoltrekking
De „American Clipper" is na
behouden oceaantocht te
Foynes gedaald, waar de pre
sident De Valera de beman
ning verwelkomde
Voor het eerst werd Woensdag de
Prinselijke Standaard geheschen bij het
bezoek, dat Z. K. H. Prins Bernhard
aan het kampement Waalsdorp bracht
Het afscheid van den heer M. P. W. van Hout als burgemeester
van Helmond. De heer Van Hout (rechts) drukt den commissaris
van politie de hand bij het afscheid van het Helmondsche politie
corps
FEUILLETON
Naar bet Engelsch bewerkt door
J. R. VAN RIJN.
(Nadruk verboden).
26)
Het ging niet aan die geschiedenis met dat
medium maar te laten, zooals Agaath haar
gelaten had. Hij zou Charley in vertrouwen
nemen, er moest toch iets gebeuren! Maar
heel voorzichtig, Amabel moest haar twee
honderd pond hebben en hij moest ook aan
de oude Brownie denken, voor 't geval dat
Annie er iets mee te maken had. Dus Anita
King had Agaath naar dat medium gestuurd!
Zijn gevoelens ten opzichte van Anita waren
niet bijster vriendelijk.Toen hij klaar was
met zijn post, was de lucht zoo zwaar be
wolkt, dat hij het licht aan moest doen,
Kort daarna hoorde hij voetstappen en werd
er gejaagd aan zijn deur geklopt. Hij her
kende in 't donker niet aanstonds de vrouw,
die daar stond. Toen zei ze zijn naam
„mijnheer Forsham" en aan de stem en
trillende „r's" herkende hij mademoiselle
Lemoine.
„Neemt u me niet kwalijk", ging ze voort
met het hijgende geluid van iemand, die hard
geloopen heeft. „Ik stoor u toch niet? Ik ben
in 't dorp opgehouden en nu begint het te
onweerenen ik ben zóó vreeselijk bang
voor onweer
Julian keek zuinig. Als ze schuilen wou
voor het onweer, kon ze wel uren blijven.
„Zal ik u naar huis brengen?", stelde hij
voor. „Als we voortmaken, komt u nog droog
binnen, en ik kan meteen mijn brieven op de
bus doen".
„O' wat vriendelijk van u! Ik had het u
tigenlijk willen vragen, maar toen ik voor
de deur stond, dorst ik niet. Ik was bang,
dat u het een beetje gek zout vinden".
„Heelemaal niet", antwoordde Julian be
leefd. Hij zette een pet op, trok een regen
jas aan, sloot de deur en wendde zich naar
het hekje. Het was erg donker voor dien tijd
van den dag en het was een hevige wind.
„We moesten ons maar wat haasten",
meende Julian. „Dit is de kortste weg". Hij
opende het hekje, terwijl hij sprak. „Langs
dit voetpad sparen we minstens twee minu
ten".
Ze liepen tusschen de oude beuken van de
bosschen, die het kasteel van Forsham om
gaven. Een bulderende windvlaag deed de
takken kraken, toen werd het opeens dood
stil: de lucht was nu pikzwart. Mademoiselle j
Lemoine slakte een kreet. Julian voelde, dat
ze dichter bij hem kwam, als om bescherming
te zoeken en hij nam haar bij den arm.
„We moesten maar hard loopen".
Ze zei „Ja, ja" en toen ze een meter of
tien verder waren, schoot er een felle blik
semstraal uit, en even stond iedere tak don
ker afgeteekend tegen een achtergrond van
bleek violet. Grommend rolde de donder.
Mademoiselle Lemoine was stil blijven staan
en ze hield de handen voor het gezicht.
„We moeten voortmaken", waarschuwde
hij, maar ze bewoog zich niet. „We kunnen
hier niet blijven staan". En toen flitste de
bliksem opnieuw. Mademoiselle Lemoine gaf
nu een luiden gil; hij greep haar vaster en
trachtte haar in beweging te krijgen. Doch
plotseling klemde ze zich als wanhopig aan
hem vast en met snikkende stem riep ze zijn
naam:
„Julian! red me, Julian!"
Ook Amabel had zich in het donker in
doodsangst aan hem vastgeklemd en het
had een golf van ontroering door hem doen
heengaan, nu voelde hij alleen onuitspre
kelijke ergernis.
.Miss Lemoine houdt u zich in 's hemels
naam kalm! had al thuis kunnen zijn.
Laten we nu alsjeblieft opschieten; 't ergste.
is over, geloof ik, 't drijft snel voorbij
Haar greep werd iets losser en met een
paar korte snikken hief ze het hoofd op. Er
kwam weer een bliksemschicht en hij zag
har gezicht maar niet het gezicht van
Marie Anastasia Lemoine. In zijn herinnering
dook een jonger gelaat op, even bleek, ever.
angstig in het onweer, met denzelfden hall rj
open mond en die strakke oogen het wa.»
het gezicht van Mary Ann Brown. Hij zei:
„Annie!" vóór hij wist dat hij spreken ging.
En toen kwam er donder en regen en zij
wankelde blindelings en viel half bezwijmd
tegen zijn schouder.
Hij had geen tijd om na te denken. Hij
tilde haar op en toen hij haar een vijftig
meter gedragen had, voelde hij haar armen
om zijn hals en hoorde hij zijn naam snikken:
„Julian! Julian!"
Plotseling scheen de waarheid hem geopen
baard. Dit was niet mademoiselle Lemoine
een zenuwachtige Francaise, die hij opper
vlakkig kende en die zich misschien verbeeld
de, dat ze een beetje verliefd op hem was,
maar die kleine Annie Brown, de Annie van
vroeger, die zich de vrijheid veroorloofde hem
bij zijn voornaam te noemen.
Hij zette haar neer, en duwde haar voort
Ze bereikte het huis; gelukkig was de halldeur
niet op slot. Met een zucht van opluchting
wenschte hij haar goeden avond. Ze beefde
nog. maar haar zelfbeheersching kwam terug.
„U bent heel vriendelijk geweest, ik
ik was mezelf niet".
Hij verstond de woorden nauwelijks, zoo
zacht sprak ze, met afgewend hoofd.
Toen ging hij en ze liet de deur dicht
vallen.
HOOFDSTUK XXVI.
De brief, waarin Agatah Moreland van
haar bezoek bij het medium vertelde, was
onmiddellijk na dat bezoek geschreven. Toen
hij zijn bestemming bereikte, was bij Agaath
langzamerhand het gezond verstand weer
boven gekomen. Ze wilde Amabel natuurlijk
graag ontvangen, maar in haar hart hoopte
ze toch, dat haar zuster van de uitnoodiging
geen gebruik zou maken. Ze kon Amabel
slechts de kleine kamer geven, terwijl haar
kamenier een grootere met een stookplaats
had. Maar de kamenier was nogal lastig en
'iet zou ongetwijfeld moeilijkheden veroor
aken.
Zij lunchte bij Isobel de Mesurier. Na de
lunch kwam mevrouw March, een klein, le
vendig dametje, de eohtgenoote van Kapitein
Henry March, rechterhand van Sir Charles
le Mesurier. Ze was een vrouw, die iedereen
direct voor zich wist in te nemen. Agaath
ontmoette haar voor het eerst, maar ook zij
onderging direct haar charme en sprak met
haar, alsof ze al jarenlang vriendinnen waren
In een plotselingen aandrang tot vertrouwe
lijkheid liet ze haar stem dalen en zei:
„Ik ben gisteren bij een medium geweest".
„Waarom?" informeerde Jane March.
„Och, zoo maar. Ik tobde ergens over".
Jane's kleine neusje trok in rimpeltjes.
„En heeft ze u geholpen?'
„In zekeren zin wel", bevestigde Agaath.
„Van de zorg, waarmee ik kwam, heeft ze
me bevrijd, maar aan den anderen kant
heeft ze me een doodschrik op het lijf ge
jaagd over mijn zuster, die ergens buiten een
oude villa gehuurd heeft. Gelooft u aan spook
huizen, mevrouw March?"
„Als u bedoelt of ik geloof aan huizen waar
geesten rondwandelen, dan niet", zei Jane.
„Maar er zijn in oude huizen natuurlijk hiel
en daar ratten en smokkelaars en zoo".
Als gewoonlijk deed de prikkeling van den
twijfel het geloof opvlammen.
„Als u in dat oude kavalje was geweest,
zoudt u er niet om lachen, mevrouw March",
protesteerde Agaath. „Ik kreeg een inval om
naar dat medium te gaan, het was een
opwelling en ze kon onmogelijk weten wie ik
was, en toch gaf ze een getrouwe beschrij
ving van mijn zuster, en het huis waar ze
woont en alles. En ze zei, dat Amabel in grovt
gevaar was en direct dat huis uit moest. En
toen ik vroeg wat er dan was, gaf ze een gil
en viel flauw en later wist ze nergens meer
van".
„Heel slim", meende mevrouw March, „dat
flauwvallen, bedoel ik. Daar schrok u natuur
lijk meer van dan van al wat ze bij mogelijk
heid had kunnen zeggen".
Agaath raakte in vuur, en gaf een uitvoerige
beschrijving van de kamer, den glazen bol en
het medium. Ze besloot haar relaas met de
vraag:
„Wat denkt u daar nu van, mevrouw
March?"
„Dat ze omgekocht was en van deze of
gene inlichtingen over u en uw zuster had
gekregen", was het korte antwoord van het
scherpzinnige vrouwtje. „Dat is de eenige mo
gelijke verklaring".
Mevrouw March ging niet rechtstreeks naar
huis. Het was mooi weer en ze wandelde op
haar gemak langs het Embankment. Zij dacht
na over 't verhaal van mevrouw Moreland.
Het deed snaren van herinnering bij haar
trillen
Toen ze ongeveer een kwartier geloopen
had, bemerkte ze, dat ze gevolgd werd. De
voetstappen van een man kwamen regelij
recht achter ded hare. Ze liep wat vlugger,
zonder om te zien, ook de man verhaastte
zijn tred en opeens was hij naast haar en
sprak haar aan. Ze keek op en staarde ver
baasd in het gezicht van iemand, dien ze
gedacht had nooit meer te zullen ontmoeten:
haar oom Cornelius Molloy.
„Lieve hemel!" riep ze, en ze deed een stap
achteruit. „Ik dacht, dat u dood was".
ik ben taai", antwoordde Molloy luch
tig.
.ne wilde doorloopen.
„Wat wilt u?", vroeg ze, 'n tikje ongedul
dig. „Ik kan hier niet met u blijven staan-
praten, en met u wandelen doe ik zeker niet.
Dus zegt u liever direct wat u van me ver
langt".
(Wordt vervolgd).