Zonsverduistering op
de Phoenix-eilanden.
De wonderlijke reis van
Pim en Piet.
v r tj T) a 0 9 j u l t 1937
h a a r t: e mas dagb t: a d
10
AARDIGE SPREEKWOORDEN OVER DIEREN
Als de jakhals toegeeft dat hij grauw is,
wat moet hij dan zwart zijn!
Een leugenaar, een vleier en een jakhals
komen allen uit eenzelfde ei.
Eerlijk is de kat, als het vleesch buiten haar
bereik is.
Als men rijk werd door zich uit te rekken,
was de kat het rijkst van allen.
Een muis drinkt niet meer uit de rivier dan
zijn buikje vol.
Een muis kan aan 't rollen brengen, wat
geen man tegenhouden kan.
Als alle dwazen wit waren, leken we veel
op een troep granzen.
Regenkraaien zingen niet mooi, maar 'fe
komt uit wat ze zingen.
POSTZECELRUBRIEK.
1935 Thule
10
15
30
1936 Reformatie
5
7
10
15
1936 Dybbol
10 5
15 5
DENEMARKEN
Aanvulling II.
Een bijzondere uitgave verscheen in 1935
voor het Thule-gebied in Zuid-Groenland,
de afbeeldingen zijn van Rasmussen, geb.
1879, Haven met vlaggen, Kaap York en wal
russen, de waarden zijn 10 ore (lichtgroen)
15 ore (rood) 30 ore (blauw) en 45 ore (zwart)
Grootte der eerste drie vakjes in staand for
maat 45 x 28 mM. Het laatste vakje heeft de
zelfde maten in liggenden vorm.
Ter herinnering aan de reformatie der
Kerken in 1536 verscheen in 1936 een serie
zegels n.l. 5 ore (groen) 7 ore (lila - Nikolaas
Kerk) 10 ore (br. oranje) 15 ore (rood - Hans
Tavsen) afmetingen 28 x 24 mM, en 30 ore
(leiblauw - Kerk Ribe) in de afmeting 28
x 35 mM.
Een weldadigheidsserie verscheen voor de
Vereeniging Dybbolmolen met afbeelding van
die molen, in de waarden 5 en 5 ore (licht
groen) 10 en 5 ore (oranjebruin) 15 en 5 ore
(rood) Grootte 28 x 24 mM. Zie het schetsje.
N.B. Groep 11 (elf) is nog niet thuis, zorg
voor vlugge doorzending. Per abuis stond in
het vorige artikel Groep II vermeld, doch
deze is aanwezig.
Rustenburgerlaan 23.
Dierenvriendschap in de
wildernis.
hara!" Hij ziet ver beneden zich, héél klein,
een rij kameelen als een klein, kronkelend
slangetje. „Een karavaan!" zegt Piet. En hij
draait aan een paar knopjes, zoodat de Dou
glas daalt.
Nu kunnen ze de karavaan goed zien: er
zijn mannen met donkere baarden en witte
mantels.
Verder, weer verder.Donkergroen wordt
het onder hen en vreeselijk heet.
„Een oerwoud" fluistert Piet.
Ei- klinkt geschreeuw van apen en pape
gaaien.
Pim wordt bang. „Hier moeten we snel
voorbij", zegt hij. „Anders vallen we in de
klauwen van tijgers of ten prooi aan de gele
moeraskoortsen."
„Mooie zin uit een boek", lacht Piet, „maar
ik ga lekker niet terug. Ik vlieg fijn door!"
„Hebben we nog genoeg benzine?"
„Weet ik niet!" zegt Piet onverschillig.
„Maar kijk dan naar het reservoir".
Daar staan woorden op in een vreemde
taal, die kan ik niet lezen."
„Domoor! had dan toch Fransch geleerd,
of Engelsch!" verwijt Pim.
„Tja", zegt Piet. maar vroeger wilden we
toch nooit leeren, weet je nog wel?"
..O, o" zucht Piet, die nu echt bang wordt.
De Douglas vliegten vliegtmaar
nu toch langzamer, 'k Lijkt wel, of hij moe
wordt. Hij daalt, daalt! Pim grijpt het stuur
„stijgen, stijgen!" brult hij. „We krijgen een
ongeluk. Omhoog dan toch!" Maar de ben
zine schijnt op te zijn. tot den laatsten drup
pel. De Douglas daalteen schok, en Pim
sluit de oogen.
Als hij ze weer opendoet, zitten ze met hun
vliegtuig verward in een hooge kokospalm,
tusschen een wirwar van wilde slingerplan
ten. De boomen hebben den val gebroken, ge
lukkig! Maar wat is dat? Een vreeselijk ge
gil en geschetter klinkt, vlak bij hun ooren:
eer groote troep apen zit in de boomen
rondom hen en kijkt hen nieuwsgierig aan.
't Zijn er wel twintig, dertig, nee veertig;
steeds meer apen komen aangesprongen:
ouden apen, jonge aapjes, bruine, zwarte, ge
vlekte.... van allerlei soort.
Pim en Piet zijn nu echt bang. Ze houden
de handen voor de ooren om 't gekrijsch niet
te hooren. Kijk, de apen wijzen naar hen en
lachen hen uit van hahaha en hihihi en
hohoho! Sommige houden hun buik vast
van 't lachen! Hè, nu houdt het gelach plot
seling op. Nu hebben de apen zeker besloten,
wat er met hen zal gebeuren.
Een reuzegroote, harige chimpansée steekt
de rechterarm omhoog als sein tot den aan
valen daar bestormen opeens alle apen
het vliegtuig en sleuren de jongens mee. Ze
worden getrokken en gerukt,, geknepen en
half gedragen door al die harige armen.
„Genade, genade!" gillen de jongens. Maai
de apen weten van geen ophouden. Ze snel
len verder met Pim en Piet tusschen zich in.
Nu komen ze aan een open plek in 't bosch.
Daar zit, in een paleis van takken, de apen-
koning: een sneeuwwitte aap met een zwarte
ster op de borst.
De apen laten opeens Pim en Piet los en
trekken zich buigend terug. Nu richt de ko
ning het woord tot hen.
„Waarom huilen jullie zoo?" vraagt hij
barsch.
„We willen naar huis!" snikken de jongens
„O laat ons toch naar huis gaan!"
„Eerst je sommen opzeggen", buldert de
apenkoning. Vooruit: 61/2X41/2 5V2X3 1/4.
Vlug een beetje!"
De jongens wisten zich raad.
„Wewe vonden breuken altijd zoo ake
lig!" stottert Pim.
Nu wordt de apenkoning woedend. „Breu
ken akelig? Nu, dan vind ik jullie akelig.
Dan kan ik jullie in mijn rijk niet dulden.
Weg met jullie, in de gevangenis!"
En op een geheim teeken, dat hij geeft,
snellen plotseling weer van alle kanten de
apen toe om Pim en Piet te grijpen.
Wat een apen, wat een apen, 't zijn er zeker
wel honderd. En wat loopen ze hard! Hoor,
klap, klap, klap! 't Lijkt wel of ze schoenen
aan hebben en op een steenen vloer stampen.
Een heele hij. een heel regiment apen. En
iemand telt erbijéén twee één twee
Pim slaat de oogen op en staart verbluft
naar de klas, die voorbij marcheert, 't Is
twaalf uur, de school gaat uit.
En hij dacht: gelukkig, gelukkig dat ik alles
maar gedroomd heb! Nu, óf ik vanmiddag
m'n best zal doen op de breuken!
Meneer zal versteld staan!
R. DE RUYTER-V. d. FEER.
Niets nieuws onder de zon. Stenographie
of kortschrift is volgens de meening van ve
len een uitvinding van de laatste jaren. Zij
die dit meenen zulle» raar opkijken, als ze
vernemen dat voor meer dan 2000 jaren de
redevoeringen der Romeinsche senatoren
reeds in kortschrift werden opgenomen.
De oude olifant beschermde den hond cn dezr
wees hem den weg.
£nn i vam
REGENBOOG.
weer en de zon stond groot en hel aan den
emel. Dan nam plotseling de lichtkracht
f, 't leek. of de avond begon te vallen. On-
istig scheerden de vogels over 't water of
ogen schreeuwend landwaarts om het vei-
ge nest op te zoeken, 't Werd donkerder en
onkerder. De lucht werd blauwachtig zwart:
e zon was achter de zwarte maanschijf weg-
edoken. Als gloeiende reuzenarmen schoten
n lekten roode vlammen achter de maan uit.
',e vlamden hoog op, zonken dan weer weg.
)e horizon was zacht lavendelkleurig. even-
Is de zee, die geheimzinnig flikkerde. Ster-
en werden flauwtjes zichtbaar.
In koortsachtige spanning werkte de ex-
peditie voort. Honderden foto's werden in
deze drie minuten, drie en dertig seconden
gemaakt, honderden meters film gedraaid,
telegraaftoestellen tikten onafgeoroken om
mededeelingen te doen aan andere waarne
mingsposten.
Al te snel ging de tijd voorbij. Daar kwam
de zon weer in al haar kracht te voorschijn:
eerst langzaam, dan sneller en sneller. De
duisternis was voorbijde vogels kwamen
nog angstig piepend uit hun schuilhoeken
te voorschijn en vlogen dan schreeuwend en
jubelend weer de zon tegemoet. Enkele se
conden later werden de instrumenten weer
ingepakt, antennemasten neergehaald en
begon het gesjouw naar de boot, die onmid
dellijk koers zette naar het Amerikaansche
vasteland. Een terugreis van bijna een maand
volgde.
Maar de expeditie achtte zich door deze
drie en een halve minuut van intensen ar-
I beid en door de prachtige resultaten ruim
schoots beloond voor al haar moeite!
EEN REUSACHTIGE KASTANJEBOOM
Een van de interessantste boomen ter we
reld is zeker wel de kastanje van den Etua,
die bij het dorpje Piranio in de nabijheid van
Catania (Italië) staat,
i Deze beroemde boom heeft een stamomtrek
van ruim 30 M. Zijn stam is heelemaal hol
en doet eenigszins aan dien van een reus
achtige» knotwilg denken. In dezen hollen
stam heeft men een huisje gebouwd, dat ge
bruikt wordt voor het drogen van vruchten.
De dorpelingen noemen den boom „Casta-
guo di cento cavalli", wat beteekent: de
kastanje van de honderd paarden. Dezen
naam heeft hij te danken aan de volgende
overlevering: Toen Johanna van Arragon uit
Spanje naar Napels reisde, bleef zij eenigen
tijd op Sicilië om de Etna te bezoeken. Zij
begaf zich te paard naar dien beroemden vul
kaan. vergezeld door een groot aantal edelen
van Catanië. Onderweg brak een heftige on
weersbui los en het heele reisgezelschap vond
toen bescherming tegen den regen onder den
machtigen bladerkroon van dezen boom.
Meer dan honderd ruiters zouden toen met
hun paarden ond den boom gestaan heb
ben. Of 't waar is?
EEN KLOKKENMUSEUM.
Het stadje Apolda in Thuringen, dat over
heel de wereld bekend is cm zijn weverijen
en klokgieter» en heeft er thans een nieuwe
attractie bij gekregen n.l. een klokken mu
seum. het 2de op de wereld. Het is onderge
bracht in een gedeelte der in 1119 gestichte
kerk van St. Martin. In 't zelfde Apolda heeft
de groote Duitsche dichter Schiller de stof
gevonden voor zijn beroemde gedicht Het
lied van de klok.
W. B.—Z.
Ik wed, dat jullie allemaal weieens een zons
verduistering hebt gezien. Dat is nogeens een
kolfje naar onze hand, hè? Vooral als het
wonderlijk natuurverschijnsel onder school
tijd plaats heeft. De een komt aansnellen met
een bruinig beroet stuk glas, waarmee hij
z'n blouse hopeloos vlekkerig maakt, de an
der heeft een echte oude heerenbril op z'n
neus!
Maar allemaal hebben we pret! Jammer,
dat zoo'n zonsverduistering bij "us nooit vol
komen is. Volgens de berekening der geleerde
koppen is de volkomen zonsverduistering
meestal juist te zien op 't een of andere on
bewoonde eiland in de Stille Zuidzee, waar
alleen maar de vogels of andere dieren ervan
kunnen genieten.
„Jammer" zeggen we, en daar blijft het
bij en we kijken dan maar naar de gedeelte
lijke verduistering. Dat is ook wel leuk!
Maar in Amerika heeft men een poosje
geleden, toen er weer een totale zonsverduis
tering gemeld werd, die zichtbaar zou zijn
op Canton, een van de Phoenix-eilanden in
de Stille Zuidzee, het er niet zoo makkelijk
bij laten zitten. Er werd een expeditie ge
vormd onder leiding van Dr. Mitchell en die
maakte een zeereis van bijna een maand om
dat wonderlijke kleine plekje van de wereld
waar het natuurverschijnsel zou worden be
studeerd, te bereiken.
Wat een moeite, wat een onkosten! zul je
zeggen. Ja, dat is zoo, maar het bestudeeren
van een zonsverduistering is om allerlei re
denen zeer belangrijk voor de wetenschap.
Op de oogenblikken, dat de maanschijf zich
geheel vóór de zon schuift, schieten nog en
kele stralen te voorschijn en het is van het
grootste gewicht, het spectrum hiervan te
bestudeeren, evenals het zormenspectrum
voor en na de verduistering. Alle mogelijke
nieuwe wetenswaardigheden over de zon kun
nen dan worden geleerd en daarop kan de
wetenschap weer verder voortbouwen.
De expeditie was uitstekend toegerust voor
haar taak: sextanten, kompassen, film- en
radiotoestellen; alles had men meegenomen.
Vierentwintig dagen was de groote oceaan-
stoomer onderweg, toen bereikte hij de kust
van het eilandje Canton, dat volkomen on
bewoond was. De eenige levende wezens, die
hier werden aangetroffen, waren vogels. On
afgebroken klotste en schuimde de oceaan
tegen de rotsachtige oevers: onafgebroken
streek de gloeiend heete wind over de scha-
duwlooze oppervlakte van het eiland, waai
de leden der expeditie in koortsachtige haast
hun instrumenten uitpakten. De werkzaam
heden waren nauwkeurig verdeeld om iedere
seconde van den korten tijd der verduiste
ring te kunnen uitbuiten. Eén der geleerde
neeren bestudeerde de zonnestralen vóór en
na de verduistering, een ander mat met zijn
instrument de lichtsterkte tijdens de ver
duistering, een derde nam wetenschappelijke
foto's, terwijl op verschillende punten van
het eiland filmoperateurs waren opgesteld.
Twee omroepers van den nationalen omroep
hadden microfoons opgesteld om voor dui
zenden en duizenden luisteraars in Amerika
het natuurverschijnsel te beschrijven.
Alles gelukte schitterend, 't Was stralend
Een merkwaardig staaltje van vriendscha
tusschen een hond en een olifant werd on
langs door Engelsche oerwoudjagers, die eei
tocht door Oost-Afrika hadden gemaakt, ver
teld.
In de buurt van Naibori woonde op ee'
groote boerderij een Engelschman. die eei
prachtigen Duitschen herdershond bezat
Mate. zoo heette de hond, was zorgvuldig voor
de jacht afgericht en had om zijn uitsteken
de eigenschappen al menigen prijs op ten
toonstellingen gewonnen.
Hij was gehoorzaam, zeer waakzaam en
leergierig: kortom een juweeltje van het hon
denras.
Hij had echter één fout: hij was een al te
hartstochtelijk jager. Meermalen als hij met
zijn meester op de jacht was. liep hij weg en
ging voor zichzelf aan 't jagen.
Natuurlijk werd hij hiervoor gestraft en
eens op een dag, toen hij weer een ferm pak
slaag had gehad, wist hij in een onbewaakt
oogenblik de boerderij te verlaten en spoor
loos in het oerwoud te verdwijnen.
Zijn meester stuurde al zijn arbeiders erop
uit om den hond te zoeken, maar tevergeefs:
Mate scheen niet van plan te zijn, naar huis
terug te keeren.
Een vriend van den farmer, 'n bekend oerwoud
jager. hoorde eindelijk van de geheimzinnige
verdwijning en nu schoot het hem te binnen
dat hij inlanders had hooren vertellen van
een reusachtigen grooten mannetjesolifant
die tezamen met een jachthond door het
woud zwierf en 's nachts geweldige verwoes
tingen in hun velden aanrichtte. De inboor
lingen hielden die twee voor afgezanten van
den duivel en het praatje ging, dat ieder, die
ze aanraakte of zelfs maar in de nabijheid
kwam. het met den dood moest bekoopen.
De oerwoudjager besloot dadelijk een expedi
tie uit te rusten om den hond zoo mogelijk
terug te halen en nadat het hem met de
grootste moeite gelukt, was. enkele doodsbange
negers te bewegen met hem mee te gaan,
kwam hij op een goeden dag werkelijk het
zonderlinge vriendenpaar tegen.
Het bleek, dat de herdershond inderdaad
Mate was. Zijn dikhuidige kameraad was
blijkbaar een gewezen troepaanvoerder, die
in den strijd met een jonger mannetje het
onderspit had gedolven en nu alleen rond
zwierf.
Hoe de vriendschap tusschen de beide die
ren gesloten was, kon niet worden nagegaan.
Men zag echter wel, dat deze zeer innig was
en dat ze elkaar uitstekende diensten bewe
zen. De hond was in de wildernis voortdurend
in gevaar, door leeuwen of luipaarden te wor
den overvallen en had dus een flinken be
schermer als de olifant hard noodig De oli
fant daarentegen was al tamelijk oud en had
zijn speurvermogen gedeeltelijk verloren. Op
hun tochten liep de hond voorop en wees zijn
vriend den weg. Na een lange, afmattende
vervolging kwam de expeditie in de onmid
dellijke nabijheid van den olifant. Men was
niet van plan hem dood te schieten, maar
wilde alleen probeeren, den hond te vangen.
Maar toen Mate door luid gejank zijn vriend
voor het gevaar waarschuwde, kwam deze met
opgeblazen slurf en luid trompetterend op de
jagers af. Voor ze erop bedacht waren, had
het woedende dier al twee negers neergetrapt
en ernstig gewond. Er zat toen niets anders
op dan hem dood te schieten, wat ook ge
beurde
Na heel veel moeite kon tenslotte den hond
worden gevangen; hij was echter door het
wekenlange leven in de rimboe totaal ver
wilderd en moest eerst door zijn baas in een
kooi worden opgesloten. Later werd het weer
een voortreffelijk huisdier. Of hij nog wel
eens aan zijn grooten vriend heeft terugge
dacht?
DE ZANDRUITER.
Klaas was te logeeren gevraagd bij oom
Koos. Ook Koos had een groote boerderij.
Klaas had zich er al weken te voren op ver
heugd, want op een boerderij logeeren was
iets heerlijks Op een dag slenterde Klaas wat
langs de paardenstallen en zoo kwam hij bij
Bruin. Dit was een paard dat oom Koos al
leen gebruikte als hij naar de markt ging.Plot-
seling kreeg Klaas een idee! Hij zou gaan
paardrijden. Terwijl hij Bruin losmaakte,
kwam nog wel even de gedachte bij hem op,
dat oom het verboden had. Maar nu ja, wat
hinderde dat. het was toch maar voor even
tjes. Een zadel zag hij niet. Dan zoo maar. Zoo
goed en zoo kwaad als het ging klom hij op
het paard. Maar hij zat nog niet half of Brum
ging er vandoor. Daar had Klaas niet op ge
rekend. Hij klemde zich aan de manen van
Bruin vast. die het hek uitholde, den weg op.
Lieve help, wat nu? Klaas hotste en botste
heen en weer en zakte hoe langer hoe verder
naar beneden. Opeens kon hij zich niet meer
houden, vielbom, au, en Klaas kwam in
onzachte aanraking met. den weg. Wat deed
z'ü knie pijn! Klaas probeerde op te staan en
te loopen. maar dat. viel niet mee! Strompe
lend liep hij een eindje en rustte toen weer
even uit, en zoo kwam hij op de boerderij
aan. waar iedereen hem aan 't zoeken was
Toen hij huilend alles verteld had. verbond
tante z'n knie en stopte hem in bed.
En Bruin? Die was. zoodra Klaas er afviel,
teruggehold naar de boerderij en stond alweer
in den stal.
Toen oom thuiskwam kreeg Klaas een flink
standje en nadien tijd is Klaas nooit meer
ongehoorzaam geweest.
TOES, oud 12 jaar.
In een zilverwitte Douglas.
't Is stil in de klas: doodstil en warm. Je
hoort alleen het krassen van vijfentwintig
pennen over 't papier.
De jongens zitten sommen te maken, moei
lijke sommen met breuken. Voor de klas zit
meneer schriften na te kijken en zoo nu en
dan dwaalt zijn blik eens over de klas.
De gordijntjes voor de ramen zijn alle
maal dichtgeschoven, anders zou de zon al
te fel binnenschijnen. Nu stuiven er zoo nu
en dan. als een gordijntje even opwaait,
straaltjes en rondjes van zonneschijn over
de achterste bank.
Piet en Pim zitten naast elkaar op de ach
terste bank. Ze zijn allebei negen jaar, ze
hebben allebei een blonde kuif, blauwe oogen
en beenen vol blauwe plekken van 't voetbal
len en 't omtuimelen met de fiets. Ze hebben
ook allebei een hekel aan sommen en vooral
aan sommen met breuken. Natuurlijk zijn
Piet en Pim dikke vrinden.
„O. foei. ik verveel me dood!" zucht Pim.
„Ik ook," fluistert Piet. Zeg jó. ik geloof,
dat. ik 'm hoor!"
„Echt. waar?"
„Ja, daar komt ie!"
Jullie weten natuurlijk niet. wie „ie" is,
hè? „Ie" iseen groote. prachtige, zilver-
blinkende Douglas, die iederen morgen op
't zelfde uur over komt. Soms vliegt hij heel
hoog. zoodat de jongens alleen het ver ver
wijderd, diep en zwaar geronk der krachtige
motoren kunnen hooren. maar soms vliegt
hij laag. zoodat ze hem goed kunnen zien.
Prachtig, zoo'n kunstvogel, die lucht en
wolken doorsnijdt, de elementen trotseert!
Sterker en sterker wordt 't geronk; o, hij
vliegt laag vandaag! 't Is of hij vlak, vlak
over de school zal scheren, 't Is, of de school
ervan dreunt en trilt
..Hè, die gordijntjes!" zuchten Piet en Pim,
terwijl hun oogen gespannen naar 't venster
kijken.
„Jongens, doorwerken!"
Piet en Pim schrikken. Ze waren den hee-
len meneer, de heele sommen vergeten: in
gedachten zweefden ze met den sierlijken
wondervogel door 't luchtruim.... Snel grij
pen ze de pen.... maar o wee, daar is me
neer al bij hun bank.
Meneer is boos. Minachtend laat hij de
schriften van Pim en Piet tusschen duim en
vinger slingeren.
„Dacht ik het niet! Naar de lucht kijken
of de Douglas er is, hè? Zitten droomen en
fluisteren, hè? Apen van jongens! Wacht, ik
zal je leeren! Vliegenier willen jullie worden
zeker! Mooie vliegeniers die te lui zijn om
sommen te maken! Marsch Pim, jij in de
gang en jij hier in de hoek. En om vier uur
schoolblijven!
Wie niet hooren wil, moet dan maar voe
len!"
Pim is echt geschrokken. Nu staat hij in
de gang en hij heeft spijt, omdat hij lui is
geweest en meneer boos heeft gemaakt. Want
meneer is geen droogstoppel, maar een echt
aardige, gezellige, jonge onderwijzer. Pim
vindt, dat meneer eigenlijk gelijk heeft: Als
je te lui bent om je sommen te maken, hoe
kun je dan vlieger worden? En dat willen
Piet en Pirn natuurlijk: dat staat als een
paal boven water!
Pim gaat op den grond zitten naast de
verwarming, sluit z'n oogen en denkt na.
Daar blitst en flitst de Douglas door de
luchtrrrt.... rrrt hoor, hij daalt, vlak
voor Pim's voeten. Nog trillend als een ras
paard taxiet hij voorbij, hobbelend over 't
veld. Pim holt er heen. Wat is dat? Kijk, wie
stapt daar uit? Dat is zoowaar z'n vriendje
Piet met een vliegkap op.
„Stap in." zegt Piet als hij Pim ziet en
Pim doet het.
„Klaar? vooruit dan maar weer." De
schroef draait. Snel stijgen ze op en Pim
vindt het niets vreemd. Piet en hij hebben
toch immers altijd vlieger willen worden?
Nou dan!
Weilanden, slooten, dorpen, kerktorens
zinken onder hen weg't wordt klem en
onwezenlijk als een speelgoeddoos. Hooger
stijgen ze, al hooger! 't IJselmeer lijkt een
waschkom met donkergroen water, Marken
een klein, helgroen driehoekje!
Nóg hooger.ze ronken dwars door wol
ken, door blauwe luchten, door dikke lagen
van stroomenden regen. Verder, nóg verder!
Piet hanteert het stuur en Pim kijkt om
laag. Een golvende zee van helgeel zand is
onder hen.
„De woestijn!" roept Pim, „o kijk! de
VAM IA0V
Kijk, o kijk! een regenboog!
Prachtig staat hij daar omhoog!
Tegen 't witte wolkgewemel
Van den grauwen regenhemel.
Forsch en kloek buigt zij omhoog!
Regenboog, zeg regenboog,
Kon 'k maar zweven naar omhoog!
'k Wandelde dan langs jouw kleuren.
Die de regenluchten scheuren,
Heel ver weg, van d'aard' omhoog!
'k Wandelde dan langs jouw baan,*
Met een sneeuwwit jurkje aan.
Jij zou al je kleuren strooien.
Om mijn kleedje fijn te tooien!
Regenboog.... toe, laat me gaan!
MARIE MICHON.