Zonsverduistering op de Phoenix-eilanden. De wonderlijke reis van Pim en Piet. v r tj T) a 0 9 j u l t 1937 h a a r t: e mas dagb t: a d 10 AARDIGE SPREEKWOORDEN OVER DIEREN Als de jakhals toegeeft dat hij grauw is, wat moet hij dan zwart zijn! Een leugenaar, een vleier en een jakhals komen allen uit eenzelfde ei. Eerlijk is de kat, als het vleesch buiten haar bereik is. Als men rijk werd door zich uit te rekken, was de kat het rijkst van allen. Een muis drinkt niet meer uit de rivier dan zijn buikje vol. Een muis kan aan 't rollen brengen, wat geen man tegenhouden kan. Als alle dwazen wit waren, leken we veel op een troep granzen. Regenkraaien zingen niet mooi, maar 'fe komt uit wat ze zingen. POSTZECELRUBRIEK. 1935 Thule 10 15 30 1936 Reformatie 5 7 10 15 1936 Dybbol 10 5 15 5 DENEMARKEN Aanvulling II. Een bijzondere uitgave verscheen in 1935 voor het Thule-gebied in Zuid-Groenland, de afbeeldingen zijn van Rasmussen, geb. 1879, Haven met vlaggen, Kaap York en wal russen, de waarden zijn 10 ore (lichtgroen) 15 ore (rood) 30 ore (blauw) en 45 ore (zwart) Grootte der eerste drie vakjes in staand for maat 45 x 28 mM. Het laatste vakje heeft de zelfde maten in liggenden vorm. Ter herinnering aan de reformatie der Kerken in 1536 verscheen in 1936 een serie zegels n.l. 5 ore (groen) 7 ore (lila - Nikolaas Kerk) 10 ore (br. oranje) 15 ore (rood - Hans Tavsen) afmetingen 28 x 24 mM, en 30 ore (leiblauw - Kerk Ribe) in de afmeting 28 x 35 mM. Een weldadigheidsserie verscheen voor de Vereeniging Dybbolmolen met afbeelding van die molen, in de waarden 5 en 5 ore (licht groen) 10 en 5 ore (oranjebruin) 15 en 5 ore (rood) Grootte 28 x 24 mM. Zie het schetsje. N.B. Groep 11 (elf) is nog niet thuis, zorg voor vlugge doorzending. Per abuis stond in het vorige artikel Groep II vermeld, doch deze is aanwezig. Rustenburgerlaan 23. Dierenvriendschap in de wildernis. hara!" Hij ziet ver beneden zich, héél klein, een rij kameelen als een klein, kronkelend slangetje. „Een karavaan!" zegt Piet. En hij draait aan een paar knopjes, zoodat de Dou glas daalt. Nu kunnen ze de karavaan goed zien: er zijn mannen met donkere baarden en witte mantels. Verder, weer verder.Donkergroen wordt het onder hen en vreeselijk heet. „Een oerwoud" fluistert Piet. Ei- klinkt geschreeuw van apen en pape gaaien. Pim wordt bang. „Hier moeten we snel voorbij", zegt hij. „Anders vallen we in de klauwen van tijgers of ten prooi aan de gele moeraskoortsen." „Mooie zin uit een boek", lacht Piet, „maar ik ga lekker niet terug. Ik vlieg fijn door!" „Hebben we nog genoeg benzine?" „Weet ik niet!" zegt Piet onverschillig. „Maar kijk dan naar het reservoir". Daar staan woorden op in een vreemde taal, die kan ik niet lezen." „Domoor! had dan toch Fransch geleerd, of Engelsch!" verwijt Pim. „Tja", zegt Piet. maar vroeger wilden we toch nooit leeren, weet je nog wel?" ..O, o" zucht Piet, die nu echt bang wordt. De Douglas vliegten vliegtmaar nu toch langzamer, 'k Lijkt wel, of hij moe wordt. Hij daalt, daalt! Pim grijpt het stuur „stijgen, stijgen!" brult hij. „We krijgen een ongeluk. Omhoog dan toch!" Maar de ben zine schijnt op te zijn. tot den laatsten drup pel. De Douglas daalteen schok, en Pim sluit de oogen. Als hij ze weer opendoet, zitten ze met hun vliegtuig verward in een hooge kokospalm, tusschen een wirwar van wilde slingerplan ten. De boomen hebben den val gebroken, ge lukkig! Maar wat is dat? Een vreeselijk ge gil en geschetter klinkt, vlak bij hun ooren: eer groote troep apen zit in de boomen rondom hen en kijkt hen nieuwsgierig aan. 't Zijn er wel twintig, dertig, nee veertig; steeds meer apen komen aangesprongen: ouden apen, jonge aapjes, bruine, zwarte, ge vlekte.... van allerlei soort. Pim en Piet zijn nu echt bang. Ze houden de handen voor de ooren om 't gekrijsch niet te hooren. Kijk, de apen wijzen naar hen en lachen hen uit van hahaha en hihihi en hohoho! Sommige houden hun buik vast van 't lachen! Hè, nu houdt het gelach plot seling op. Nu hebben de apen zeker besloten, wat er met hen zal gebeuren. Een reuzegroote, harige chimpansée steekt de rechterarm omhoog als sein tot den aan valen daar bestormen opeens alle apen het vliegtuig en sleuren de jongens mee. Ze worden getrokken en gerukt,, geknepen en half gedragen door al die harige armen. „Genade, genade!" gillen de jongens. Maai de apen weten van geen ophouden. Ze snel len verder met Pim en Piet tusschen zich in. Nu komen ze aan een open plek in 't bosch. Daar zit, in een paleis van takken, de apen- koning: een sneeuwwitte aap met een zwarte ster op de borst. De apen laten opeens Pim en Piet los en trekken zich buigend terug. Nu richt de ko ning het woord tot hen. „Waarom huilen jullie zoo?" vraagt hij barsch. „We willen naar huis!" snikken de jongens „O laat ons toch naar huis gaan!" „Eerst je sommen opzeggen", buldert de apenkoning. Vooruit: 61/2X41/2 5V2X3 1/4. Vlug een beetje!" De jongens wisten zich raad. „Wewe vonden breuken altijd zoo ake lig!" stottert Pim. Nu wordt de apenkoning woedend. „Breu ken akelig? Nu, dan vind ik jullie akelig. Dan kan ik jullie in mijn rijk niet dulden. Weg met jullie, in de gevangenis!" En op een geheim teeken, dat hij geeft, snellen plotseling weer van alle kanten de apen toe om Pim en Piet te grijpen. Wat een apen, wat een apen, 't zijn er zeker wel honderd. En wat loopen ze hard! Hoor, klap, klap, klap! 't Lijkt wel of ze schoenen aan hebben en op een steenen vloer stampen. Een heele hij. een heel regiment apen. En iemand telt erbijéén twee één twee Pim slaat de oogen op en staart verbluft naar de klas, die voorbij marcheert, 't Is twaalf uur, de school gaat uit. En hij dacht: gelukkig, gelukkig dat ik alles maar gedroomd heb! Nu, óf ik vanmiddag m'n best zal doen op de breuken! Meneer zal versteld staan! R. DE RUYTER-V. d. FEER. Niets nieuws onder de zon. Stenographie of kortschrift is volgens de meening van ve len een uitvinding van de laatste jaren. Zij die dit meenen zulle» raar opkijken, als ze vernemen dat voor meer dan 2000 jaren de redevoeringen der Romeinsche senatoren reeds in kortschrift werden opgenomen. De oude olifant beschermde den hond cn dezr wees hem den weg. £nn i vam REGENBOOG. weer en de zon stond groot en hel aan den emel. Dan nam plotseling de lichtkracht f, 't leek. of de avond begon te vallen. On- istig scheerden de vogels over 't water of ogen schreeuwend landwaarts om het vei- ge nest op te zoeken, 't Werd donkerder en onkerder. De lucht werd blauwachtig zwart: e zon was achter de zwarte maanschijf weg- edoken. Als gloeiende reuzenarmen schoten n lekten roode vlammen achter de maan uit. ',e vlamden hoog op, zonken dan weer weg. )e horizon was zacht lavendelkleurig. even- Is de zee, die geheimzinnig flikkerde. Ster- en werden flauwtjes zichtbaar. In koortsachtige spanning werkte de ex- peditie voort. Honderden foto's werden in deze drie minuten, drie en dertig seconden gemaakt, honderden meters film gedraaid, telegraaftoestellen tikten onafgeoroken om mededeelingen te doen aan andere waarne mingsposten. Al te snel ging de tijd voorbij. Daar kwam de zon weer in al haar kracht te voorschijn: eerst langzaam, dan sneller en sneller. De duisternis was voorbijde vogels kwamen nog angstig piepend uit hun schuilhoeken te voorschijn en vlogen dan schreeuwend en jubelend weer de zon tegemoet. Enkele se conden later werden de instrumenten weer ingepakt, antennemasten neergehaald en begon het gesjouw naar de boot, die onmid dellijk koers zette naar het Amerikaansche vasteland. Een terugreis van bijna een maand volgde. Maar de expeditie achtte zich door deze drie en een halve minuut van intensen ar- I beid en door de prachtige resultaten ruim schoots beloond voor al haar moeite! EEN REUSACHTIGE KASTANJEBOOM Een van de interessantste boomen ter we reld is zeker wel de kastanje van den Etua, die bij het dorpje Piranio in de nabijheid van Catania (Italië) staat, i Deze beroemde boom heeft een stamomtrek van ruim 30 M. Zijn stam is heelemaal hol en doet eenigszins aan dien van een reus achtige» knotwilg denken. In dezen hollen stam heeft men een huisje gebouwd, dat ge bruikt wordt voor het drogen van vruchten. De dorpelingen noemen den boom „Casta- guo di cento cavalli", wat beteekent: de kastanje van de honderd paarden. Dezen naam heeft hij te danken aan de volgende overlevering: Toen Johanna van Arragon uit Spanje naar Napels reisde, bleef zij eenigen tijd op Sicilië om de Etna te bezoeken. Zij begaf zich te paard naar dien beroemden vul kaan. vergezeld door een groot aantal edelen van Catanië. Onderweg brak een heftige on weersbui los en het heele reisgezelschap vond toen bescherming tegen den regen onder den machtigen bladerkroon van dezen boom. Meer dan honderd ruiters zouden toen met hun paarden ond den boom gestaan heb ben. Of 't waar is? EEN KLOKKENMUSEUM. Het stadje Apolda in Thuringen, dat over heel de wereld bekend is cm zijn weverijen en klokgieter» en heeft er thans een nieuwe attractie bij gekregen n.l. een klokken mu seum. het 2de op de wereld. Het is onderge bracht in een gedeelte der in 1119 gestichte kerk van St. Martin. In 't zelfde Apolda heeft de groote Duitsche dichter Schiller de stof gevonden voor zijn beroemde gedicht Het lied van de klok. W. B.—Z. Ik wed, dat jullie allemaal weieens een zons verduistering hebt gezien. Dat is nogeens een kolfje naar onze hand, hè? Vooral als het wonderlijk natuurverschijnsel onder school tijd plaats heeft. De een komt aansnellen met een bruinig beroet stuk glas, waarmee hij z'n blouse hopeloos vlekkerig maakt, de an der heeft een echte oude heerenbril op z'n neus! Maar allemaal hebben we pret! Jammer, dat zoo'n zonsverduistering bij "us nooit vol komen is. Volgens de berekening der geleerde koppen is de volkomen zonsverduistering meestal juist te zien op 't een of andere on bewoonde eiland in de Stille Zuidzee, waar alleen maar de vogels of andere dieren ervan kunnen genieten. „Jammer" zeggen we, en daar blijft het bij en we kijken dan maar naar de gedeelte lijke verduistering. Dat is ook wel leuk! Maar in Amerika heeft men een poosje geleden, toen er weer een totale zonsverduis tering gemeld werd, die zichtbaar zou zijn op Canton, een van de Phoenix-eilanden in de Stille Zuidzee, het er niet zoo makkelijk bij laten zitten. Er werd een expeditie ge vormd onder leiding van Dr. Mitchell en die maakte een zeereis van bijna een maand om dat wonderlijke kleine plekje van de wereld waar het natuurverschijnsel zou worden be studeerd, te bereiken. Wat een moeite, wat een onkosten! zul je zeggen. Ja, dat is zoo, maar het bestudeeren van een zonsverduistering is om allerlei re denen zeer belangrijk voor de wetenschap. Op de oogenblikken, dat de maanschijf zich geheel vóór de zon schuift, schieten nog en kele stralen te voorschijn en het is van het grootste gewicht, het spectrum hiervan te bestudeeren, evenals het zormenspectrum voor en na de verduistering. Alle mogelijke nieuwe wetenswaardigheden over de zon kun nen dan worden geleerd en daarop kan de wetenschap weer verder voortbouwen. De expeditie was uitstekend toegerust voor haar taak: sextanten, kompassen, film- en radiotoestellen; alles had men meegenomen. Vierentwintig dagen was de groote oceaan- stoomer onderweg, toen bereikte hij de kust van het eilandje Canton, dat volkomen on bewoond was. De eenige levende wezens, die hier werden aangetroffen, waren vogels. On afgebroken klotste en schuimde de oceaan tegen de rotsachtige oevers: onafgebroken streek de gloeiend heete wind over de scha- duwlooze oppervlakte van het eiland, waai de leden der expeditie in koortsachtige haast hun instrumenten uitpakten. De werkzaam heden waren nauwkeurig verdeeld om iedere seconde van den korten tijd der verduiste ring te kunnen uitbuiten. Eén der geleerde neeren bestudeerde de zonnestralen vóór en na de verduistering, een ander mat met zijn instrument de lichtsterkte tijdens de ver duistering, een derde nam wetenschappelijke foto's, terwijl op verschillende punten van het eiland filmoperateurs waren opgesteld. Twee omroepers van den nationalen omroep hadden microfoons opgesteld om voor dui zenden en duizenden luisteraars in Amerika het natuurverschijnsel te beschrijven. Alles gelukte schitterend, 't Was stralend Een merkwaardig staaltje van vriendscha tusschen een hond en een olifant werd on langs door Engelsche oerwoudjagers, die eei tocht door Oost-Afrika hadden gemaakt, ver teld. In de buurt van Naibori woonde op ee' groote boerderij een Engelschman. die eei prachtigen Duitschen herdershond bezat Mate. zoo heette de hond, was zorgvuldig voor de jacht afgericht en had om zijn uitsteken de eigenschappen al menigen prijs op ten toonstellingen gewonnen. Hij was gehoorzaam, zeer waakzaam en leergierig: kortom een juweeltje van het hon denras. Hij had echter één fout: hij was een al te hartstochtelijk jager. Meermalen als hij met zijn meester op de jacht was. liep hij weg en ging voor zichzelf aan 't jagen. Natuurlijk werd hij hiervoor gestraft en eens op een dag, toen hij weer een ferm pak slaag had gehad, wist hij in een onbewaakt oogenblik de boerderij te verlaten en spoor loos in het oerwoud te verdwijnen. Zijn meester stuurde al zijn arbeiders erop uit om den hond te zoeken, maar tevergeefs: Mate scheen niet van plan te zijn, naar huis terug te keeren. Een vriend van den farmer, 'n bekend oerwoud jager. hoorde eindelijk van de geheimzinnige verdwijning en nu schoot het hem te binnen dat hij inlanders had hooren vertellen van een reusachtigen grooten mannetjesolifant die tezamen met een jachthond door het woud zwierf en 's nachts geweldige verwoes tingen in hun velden aanrichtte. De inboor lingen hielden die twee voor afgezanten van den duivel en het praatje ging, dat ieder, die ze aanraakte of zelfs maar in de nabijheid kwam. het met den dood moest bekoopen. De oerwoudjager besloot dadelijk een expedi tie uit te rusten om den hond zoo mogelijk terug te halen en nadat het hem met de grootste moeite gelukt, was. enkele doodsbange negers te bewegen met hem mee te gaan, kwam hij op een goeden dag werkelijk het zonderlinge vriendenpaar tegen. Het bleek, dat de herdershond inderdaad Mate was. Zijn dikhuidige kameraad was blijkbaar een gewezen troepaanvoerder, die in den strijd met een jonger mannetje het onderspit had gedolven en nu alleen rond zwierf. Hoe de vriendschap tusschen de beide die ren gesloten was, kon niet worden nagegaan. Men zag echter wel, dat deze zeer innig was en dat ze elkaar uitstekende diensten bewe zen. De hond was in de wildernis voortdurend in gevaar, door leeuwen of luipaarden te wor den overvallen en had dus een flinken be schermer als de olifant hard noodig De oli fant daarentegen was al tamelijk oud en had zijn speurvermogen gedeeltelijk verloren. Op hun tochten liep de hond voorop en wees zijn vriend den weg. Na een lange, afmattende vervolging kwam de expeditie in de onmid dellijke nabijheid van den olifant. Men was niet van plan hem dood te schieten, maar wilde alleen probeeren, den hond te vangen. Maar toen Mate door luid gejank zijn vriend voor het gevaar waarschuwde, kwam deze met opgeblazen slurf en luid trompetterend op de jagers af. Voor ze erop bedacht waren, had het woedende dier al twee negers neergetrapt en ernstig gewond. Er zat toen niets anders op dan hem dood te schieten, wat ook ge beurde Na heel veel moeite kon tenslotte den hond worden gevangen; hij was echter door het wekenlange leven in de rimboe totaal ver wilderd en moest eerst door zijn baas in een kooi worden opgesloten. Later werd het weer een voortreffelijk huisdier. Of hij nog wel eens aan zijn grooten vriend heeft terugge dacht? DE ZANDRUITER. Klaas was te logeeren gevraagd bij oom Koos. Ook Koos had een groote boerderij. Klaas had zich er al weken te voren op ver heugd, want op een boerderij logeeren was iets heerlijks Op een dag slenterde Klaas wat langs de paardenstallen en zoo kwam hij bij Bruin. Dit was een paard dat oom Koos al leen gebruikte als hij naar de markt ging.Plot- seling kreeg Klaas een idee! Hij zou gaan paardrijden. Terwijl hij Bruin losmaakte, kwam nog wel even de gedachte bij hem op, dat oom het verboden had. Maar nu ja, wat hinderde dat. het was toch maar voor even tjes. Een zadel zag hij niet. Dan zoo maar. Zoo goed en zoo kwaad als het ging klom hij op het paard. Maar hij zat nog niet half of Brum ging er vandoor. Daar had Klaas niet op ge rekend. Hij klemde zich aan de manen van Bruin vast. die het hek uitholde, den weg op. Lieve help, wat nu? Klaas hotste en botste heen en weer en zakte hoe langer hoe verder naar beneden. Opeens kon hij zich niet meer houden, vielbom, au, en Klaas kwam in onzachte aanraking met. den weg. Wat deed z'ü knie pijn! Klaas probeerde op te staan en te loopen. maar dat. viel niet mee! Strompe lend liep hij een eindje en rustte toen weer even uit, en zoo kwam hij op de boerderij aan. waar iedereen hem aan 't zoeken was Toen hij huilend alles verteld had. verbond tante z'n knie en stopte hem in bed. En Bruin? Die was. zoodra Klaas er afviel, teruggehold naar de boerderij en stond alweer in den stal. Toen oom thuiskwam kreeg Klaas een flink standje en nadien tijd is Klaas nooit meer ongehoorzaam geweest. TOES, oud 12 jaar. In een zilverwitte Douglas. 't Is stil in de klas: doodstil en warm. Je hoort alleen het krassen van vijfentwintig pennen over 't papier. De jongens zitten sommen te maken, moei lijke sommen met breuken. Voor de klas zit meneer schriften na te kijken en zoo nu en dan dwaalt zijn blik eens over de klas. De gordijntjes voor de ramen zijn alle maal dichtgeschoven, anders zou de zon al te fel binnenschijnen. Nu stuiven er zoo nu en dan. als een gordijntje even opwaait, straaltjes en rondjes van zonneschijn over de achterste bank. Piet en Pim zitten naast elkaar op de ach terste bank. Ze zijn allebei negen jaar, ze hebben allebei een blonde kuif, blauwe oogen en beenen vol blauwe plekken van 't voetbal len en 't omtuimelen met de fiets. Ze hebben ook allebei een hekel aan sommen en vooral aan sommen met breuken. Natuurlijk zijn Piet en Pim dikke vrinden. „O. foei. ik verveel me dood!" zucht Pim. „Ik ook," fluistert Piet. Zeg jó. ik geloof, dat. ik 'm hoor!" „Echt. waar?" „Ja, daar komt ie!" Jullie weten natuurlijk niet. wie „ie" is, hè? „Ie" iseen groote. prachtige, zilver- blinkende Douglas, die iederen morgen op 't zelfde uur over komt. Soms vliegt hij heel hoog. zoodat de jongens alleen het ver ver wijderd, diep en zwaar geronk der krachtige motoren kunnen hooren. maar soms vliegt hij laag. zoodat ze hem goed kunnen zien. Prachtig, zoo'n kunstvogel, die lucht en wolken doorsnijdt, de elementen trotseert! Sterker en sterker wordt 't geronk; o, hij vliegt laag vandaag! 't Is of hij vlak, vlak over de school zal scheren, 't Is, of de school ervan dreunt en trilt ..Hè, die gordijntjes!" zuchten Piet en Pim, terwijl hun oogen gespannen naar 't venster kijken. „Jongens, doorwerken!" Piet en Pim schrikken. Ze waren den hee- len meneer, de heele sommen vergeten: in gedachten zweefden ze met den sierlijken wondervogel door 't luchtruim.... Snel grij pen ze de pen.... maar o wee, daar is me neer al bij hun bank. Meneer is boos. Minachtend laat hij de schriften van Pim en Piet tusschen duim en vinger slingeren. „Dacht ik het niet! Naar de lucht kijken of de Douglas er is, hè? Zitten droomen en fluisteren, hè? Apen van jongens! Wacht, ik zal je leeren! Vliegenier willen jullie worden zeker! Mooie vliegeniers die te lui zijn om sommen te maken! Marsch Pim, jij in de gang en jij hier in de hoek. En om vier uur schoolblijven! Wie niet hooren wil, moet dan maar voe len!" Pim is echt geschrokken. Nu staat hij in de gang en hij heeft spijt, omdat hij lui is geweest en meneer boos heeft gemaakt. Want meneer is geen droogstoppel, maar een echt aardige, gezellige, jonge onderwijzer. Pim vindt, dat meneer eigenlijk gelijk heeft: Als je te lui bent om je sommen te maken, hoe kun je dan vlieger worden? En dat willen Piet en Pirn natuurlijk: dat staat als een paal boven water! Pim gaat op den grond zitten naast de verwarming, sluit z'n oogen en denkt na. Daar blitst en flitst de Douglas door de luchtrrrt.... rrrt hoor, hij daalt, vlak voor Pim's voeten. Nog trillend als een ras paard taxiet hij voorbij, hobbelend over 't veld. Pim holt er heen. Wat is dat? Kijk, wie stapt daar uit? Dat is zoowaar z'n vriendje Piet met een vliegkap op. „Stap in." zegt Piet als hij Pim ziet en Pim doet het. „Klaar? vooruit dan maar weer." De schroef draait. Snel stijgen ze op en Pim vindt het niets vreemd. Piet en hij hebben toch immers altijd vlieger willen worden? Nou dan! Weilanden, slooten, dorpen, kerktorens zinken onder hen weg't wordt klem en onwezenlijk als een speelgoeddoos. Hooger stijgen ze, al hooger! 't IJselmeer lijkt een waschkom met donkergroen water, Marken een klein, helgroen driehoekje! Nóg hooger.ze ronken dwars door wol ken, door blauwe luchten, door dikke lagen van stroomenden regen. Verder, nóg verder! Piet hanteert het stuur en Pim kijkt om laag. Een golvende zee van helgeel zand is onder hen. „De woestijn!" roept Pim, „o kijk! de VAM IA0V Kijk, o kijk! een regenboog! Prachtig staat hij daar omhoog! Tegen 't witte wolkgewemel Van den grauwen regenhemel. Forsch en kloek buigt zij omhoog! Regenboog, zeg regenboog, Kon 'k maar zweven naar omhoog! 'k Wandelde dan langs jouw kleuren. Die de regenluchten scheuren, Heel ver weg, van d'aard' omhoog! 'k Wandelde dan langs jouw baan,* Met een sneeuwwit jurkje aan. Jij zou al je kleuren strooien. Om mijn kleedje fijn te tooien! Regenboog.... toe, laat me gaan! MARIE MICHON.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 14