Indrukken uit Zuid-Afrika. WASSCHERIJ „RHEE" UIT HET VERLEDEN iHLD -Vertelling ZATERDAG 24 JUL" I 1937 H A A R E E M'S D A G E E A D Kaapstad en omgeving. Bloemenmarkt in Addeleystreet. Veertien dagen lang hebben de machtige motoren van de At^lc^e Castle bijna onaf gebroken gedraaid en gedreund. Alleen op de reede van Funchal (Madeira) hebben ze eenige uren stilgestaan. Veertien dagen lang hebben ze het enor me schip (25.500 ton) voortgestuwd over de diepblauwe golven van den Atlant-ischen Oceaan. We hebben een kalme reis gehad. Geen storm, geen koude en onder den eve naar: geen hitte. Deze morgen ben ik wak ker geworden door een vreemde stilte. Het gedreun heeft opgehouden en plaats gemaakt voor een wonderlijke rust. We liggen stil. We zijn op de reede van Kaapstad en meteen herinner ik mij een artikel van H. van Wer- meskerken over de schoonheid van het aan komen in deze haven. Dat mag ik niet mis sen, dus: vlug toilet gemaakt en naar boven, aan dek. Ik hol langs de hutten der Cabinclass naar het sportdek, maar daar blaast een hevige, ijskoude wind, mij onmiddellijk terug. Witte koppen staan op het groen-grijze water, en zware bewolking verbergt het grootste ge deelte der stad. Van den bekenden Tafelberg- is niets te ontdekken. Rechts vooruit ligt de haven met z'n loodsen. Een lage pier, met vuurtorentjes aan het einde, steekt in zee. hoog gaan de golven er over. Inmiddels zijn twee geweldige sleepbooten langszij g- men. Ze worden vastgemaakt haaks op de stuurboordzijde van de Athlone, waar nu de machines weer zijn aangezet. Langzaam gaat het vooruit, de sleepbooten drukken hun neuzen tegen de scheepswand om te voorkomen, dat wind en stroom ons straks op de pier zullen drukken. Diep in onze kragen gedoken, in winterjassen en dekens kijken we naar déze interessante manoeuvre. „Come tot Sunny South Africa", ze0t een dame naast mij en uit haar ironie spreekt de teleurstelling over dit entree, een telèur- stelling die we allen voelen. Ondertusschen is de Athlone behouden •binnengeloopen en wordt vastgemaakt voor de loodsen der Union Castle Lijn. Aan de kade is maar weinig publiek, de meeste men- schen blijken beschutting te hebben gezocht in de doaune loodsen. Slechts groote groepen haveloos gekieede Zwarten zitten te wachten totdat straks hun diensten gevraagd zullen worden. Met de emigratie-formaliteiten gaat het vlot en de douanen leggen ons ook geen moeilijkheden in den weg. We staan op Afri- kaanschen bodem: Kaap de Goede Hoop, Zuid-Afrika, land van belofte voor duizen den die in het Oude Europa geen plaats meer konden vinden. Waar wij zooveel van ge hoord en over gelezen hebben, hoe zal het zijn? Vervuld van deze gedachte loopen we langs loodsen en opslagplaatsen in de rich ting der stad. Voorloopig is het 't gewone havengedoe, spoorwagens, opslagplaatsen enz Het eenige verschil met een Nederlandsche haven is, dat de wagens door muilezels ge trokken worden en de voerlieden zwart of nagenoeg zwart zijn. We naderen de stad en zien dan een rij palmen en hier en daar wat schamele cacteeën. Het eerste bewijs, dat we in een subtropisch land zijn. Verderop lezen we op de gevel van een café „only Europeans". Terwijl we verder wandelen merken we op, dat de wind is gaan liggen en dat de zon de bewolking heeft doen ver dwijnen. Warm straalt ze op onze rug, zóó warm, dat we de schaduw zoeken van de galerijen, die hier voor de winkels over de trottoirs gebouwd zijn. Daar is het stand beeld van van Riebeek, zoo bekend door de vele foto's in tijdschriften enz., een hon derd meter verder staat een oorlogsmonu ment, zooals we die allen kennen van de landen, die in den grooten oorlog geweest zijn en dan zijn we in Addeleystreet, de hoofdstraat van Kaapstad. Het is er vrij druk. Goed gekieede dames en heeren gaan langs de welverzorgde eta lages der groote winkels. Zeer luxieuze twee étage-bussen glijden onhoorbaar af en aan. Ze zijn electrisch, loopen op gummibanden en hebben alleen een bovenleiding. In het midden der straat rijden rammelende, oude electrische trams en een eind verder staat zoowaar een rijtje oud-Londensche „cabs" op een vrachtje te wachten, 't Is met de vervoermiddelen als met het publiek: mo dieus gekieede menschen. maar ook in lom pen gehulde zwarten vullen de straten. Maar dan op eens worden we geboeid door de geweldige kleurenpracht van een bloemenmarkt. Donkere typen in bonte kleeding bieden hun bloemen te koop aan. 't Is een festijn van rood, oranje, paars, geel. wit en groen. Het tintelt en schittert in den gloed van de Afrikaansche zon, een cake- fonie van kleur en toch hamonieus, voor een schilder om te smullen. Een eind verder op, vertoont een Br.-Indische slangenbe zweerder. zijn kunsten. Voorloopig hebben we echter geen tijd om lang stil te staan bij dit prachtig straatooneel, we moeten voor onderdak zorgen en vinden spoedig een kamer in een van de vele „boardinghouses". Het ziet er een beetje eigenaardig uit, veel stijl is er in de meubels niet te ontdekken. Ook is er geen water op de kamers, toilet., moet in de badkamer gemaakt worden. Als we ons wat hebben opgefnscht, gaat juist de gong voor lunch. We nemen plaats aan een der vele gedekte tafeltjes. De gor dijnen zijn toegeschoven en het electrische licht is aan, waardoor een ongezellig half licht ontstaat. De bediening geschiedt door i Kaffers in een wit pakje gestoken en met een breede roode sjerp behangen. Het menu ziet er overladen uit. De werkelijkheid is anders. Een heel klein beetje dunne soep. dan een stukje viseh ter grootte ;van een lucifersdoosje. Daarna, op één bord geser veerd een dun lapje vleesch, één aardappel, één paplepel kool, evenveel spinazie, een lepeltje rijst en een halve gekookte tomaat. Tot slot „sweets", een taartje of wat gelatine pudding. Koffie met teveel melk na. We hebben geluncht, maar het zal ons niet ver hinderen een flinke wandeling te maken. Eerst pakken we een van die prachtige electrische bussen en rijden naar Kloof nek. Uit de Addeley street gaat het direct om hoog. In enkele minuten zijn we van de city in de woonwijken. Daar zijn de huizen meest één étage met roodgeschiiderd gegal vaniseerd ijzeren daken, witte muren en over dekte waranda's. In de door muren afgeslo ten tuinen staan palmen en cacteeën. Prach tig paars bloeiende heesters hangen in groote toeven over de muren. Verder is er een overdaad van rozen, geraniums, leeuwebek ken en vele soorten bloemen, waarvan we den naam niet kennen. De weg gaat nu vrij stijl omhoog, de bebouwing wordt schaar- scher. We rijden door een laan van zware dennen, groote rotsblokken liggen tusschen de boomen van het bosch en doen ons den ken-.aan een weg bij Schicrkc in de Harz Nog een paar bochten en we zijn er: Kloof- nek, eindpunt der „trackless tram". Een wonderschoon uitzicht wacht ons daar. We zien over de geheele stad. Een zee van roode daken, daartusschen het groen van tuinen en parken, dennen en eucalyptussen, palmen en grasvelden, daar achter rijzen de hooge kantoorgebouwen der city op. En dan, de haven en de blauwe baai. Schepen varen af en aan en zie, daar ligt onze grijze Athlone Castle aan de boeien De baai wordt afgesloten door een rij violette bergen. Geheel rechts zien wc» hoe de stad is opgebouwd tegen de glooiingen der Dui- velspiek en de voel der Tafelberg. Deze heeft haar bekende tafelkleed of ook wel „bruids sluier" afgelegd en staat nu als een gewel dige rotsmuur, scherp afgeteekend tegen het ijle blauw der zondoorvonkte lucht. Natuur lijk maken we „kieken" en natuurlijk zul len die ons straks tegenvallen. Ze zullen ons alleen een herinnering zijn aan een onver getelijk schoon uitzicht over de eerste ha venstan der Zuid-Afrikaansche Unie. Een reeks zware schoten, die als donder slagen door het dal dreunen, doet ons uit onze mijmerende bewondering opschrik ken. We hebben even een associatie aan kanonvuur; oorlog Het blijkt echter een heel wat vredelievender oorsprong te heb ben. MANGELWASCH (alles gemangeld, ook lijf goederen) ƒ0.20 per K.G. HEEMSTEDE TELEF. 28201. (Adv. Ingez M.ed.) Een eind rechts beneden ons is een steen groeve. waar men een serie boringen heeft fa ten springen. Stofwolken stijgen op en waaien over het dal uiteen. Boven de steen groeve komt iets wits naar beneden zweven. Het blijkt een der „bakjes" der Tafelberg- kabelbaan te zijn, volgens mededeeUngen in Kaapstad, de langste baan zonder steun punten, ter wereld Daar moeten we ook nog eens in, maar nu niet. nu gaan we verder. Nog een paar honderd meter en we staan op het hoogste punt der „Kloof", een pas tus schen Lionshead en Tafelberg. Ook hier een uitzicht zoo buitengewoon mooi, dat we niet kunnen nalaten op een bank langs den weg plaats te nemen, om stil dit schoons in ons op te nemen. Links een bergreeks, de twaalf apostelen, uit zee oprijzend tot ongeveer 1100 meter, dan de blauwe Atlantische Oceaan. Witte strepen In grillige slingers over het water loopend, duiden de ondiep ten aan. Zware branding slaat op de rots achtige kust en doet de golven in wit schuim uiteen stuiven. Rechts van ons zien we de zware bebossching aan de voet van de Lions head. We zitten nog een kwartiertje en gaan dan verder. Over een smal boschpad, sprin gend van steen op steen gaat 't naar beneden en naar mate wij dalen wordt de warmte grooter. Het bosch bestaat in hoofdzaak uit enorme eucalypten. die wonderlijke boomen, die steeds gedeelten van de bruine bast af schudden, waar dan het witte hout tevoor schijn treedt. Blazend en puffend vervolgen we onzen weg. af en toe eens rustend op een uitstekend rotsblok. Opeens zien we het dak van een rond gebouw. Prachtig gescho ren grasvelden liggen er terrasgewijze voor. Pergola's en bloemperken geven het geheel een fleurigen aanblik. Het pad volgend, ko men we voor het huis terecht. Het is het bekende „Round House" door Lord Charles Somerset als jachtslot in 1814 gebouwd en nu als theehuis in gebruik. We hebben wel een dronk verdiend en vleien ons In eenige der gemakkelijke stoelen. Rondom staan de meter hooge geraniums, van de pergola's hangen de rozen; hanekammen daliah's, africanen in de perken en langs de muren. Daar tusscher.door de agaven en bloeiende vetplanten in vele soorten. Een bijna oog verblindende kleurschittering. In de koele schaduw gezeten, hooren we de branding be neden ons tegen de rotsen rennen en mijn reisgenoote zegt met een glimlach: „zou het geen vergissing zijn, het paradijs in Voor- Indië te zoeken?" JtAC. KöPER. Maximiliaan van Habsburg. Keizer van Mexico. 1832-1867 Frans Jozef, dien vele lezers zich zullen her inneren als den grijzen vorst met de bakke baarden, die over Oostenrijk-Hongarije re geerde toen de wereldoorlog uitbrak, had een broeder, Ferdinand Maximiliaan. Deze wordt ons beschreven als een fijngebouwden man met blond haar en blauwe oogen en een wat slappe kin, die in later jaren verborgen werd door een fraaie, golvende, in het midden ge scheiden baard, die hij veeldvuldig placht te streelen. Zijn geheel voorkomen had iets zachts, ja vrouwelijks: kracht en energie ont braken hem, zijn natuur neigde naar het ro mantische en fantastische. Maar zijn eerge voel en ook zijn eerzucht waren zeer sterk ontwikkeld. Oprechtheid was een zijner karak teristieke kenmerken, maar die eigenschap maakte hem ook goed van vertrouwen, tot het naïeve toe. Hij zag in ieder mensch een even eenvoudig en ongecompliceerd wezen als hij zelf was. Zijn gemalin, Charlotte, de dochter van den Belgischen Koning Leopold I, gold als de schoonste prinses van Europa. Van haar vader had zij de zakelijkheid en het koel redenee- rende verstand geërfd, maar ook de ij delheid en de eerzucht. Toch konden plotselinge op wellingen haar zoozeer meesleepen, dat zij alle andere gevoelens overheerschten en haar blik vertroebelden. Zoo was het jonge echtpaar dat de eerste huwelijksjaren doorbracht op het lustslot Miramar bij Triëst, dat Maximi liaan zelf had laten bouwen. Omstreeks 1862 was de buitenlandsche po litiek van Napoleon ni, Keizer van Frankrijk, niet bepaald gelukkig te noemen. Sinds den Krimoorlog had hij Rusland tegen zich, sinds de Italiaansche eenheid tot stand was geko men Oostenrijk, dat een deel van de Povlakte had moeten afstaan en den Paus. die nog slechts over een klein stukje Kerkelijke Staat heerschte. De Keizer verliet zich zeer vaak op zijn vrouw, die hij als echtgenoot voortdurend bedroog, maar op wier doorzicht en kundig heden hij vertrouwde. Naarmate Napoleon haar meer ontrouw werd, wendde zij zich meer tot de politiek en de Keizer liet haar be gaan, deels omdat hij een te slecht geweten had om haar iets te weigeren, deels omdat haar fantasie hem meesleepte. Op zekeren dag ontmoette Keizerin Eugénie Don José Manuel Hidalgo, die aan het Mexi- caansche gezantschap was verbonden. Deze wist de belangstelling van de vorstin te wek ken voor zijn vaderland, dat voortdurend door partijtwisten en revoluties werd geteisterd. Sinds kort regeerde daar de Indiaan Juarez, die de republiek op anti-clericale leest schoeide, alle kerkelijke goederen aan den staat trok, kloosters ophief, geestelij kén uit het land zette en weigerde de schulden der vo rige regeering, die clericaal en conservatief was geweest, te betalen. Hidalgo, een fel te genstander van Juarez, slaagde er in Eugénie te overtuigen dat hier voor Frankrijk een ver heven taak te vervullen was. Het herstel der monarchie zou de redding van het Latijnsche ras en het Katholicisme in de Nieuwe Wereld beteekenen. Mexico zou een tegenwicht vor men tegen de U.S.A. en als men den vroom Katholieken Maximiliaan kon overhalen daar het Keizerschap te aanvaarden, zou Napoleon daardoor èn Oostenrijk èn den Paus voor zich winnen. De Vereenigde Staten waren in een binnenlandschen oorlog gewikkeld, van die zijde viel dus niets te vreezen. En er was im mers aanleiding tot interventie: de Keizer kon optreden namens de buitenlandsche schuldeisrhers en hun belangen met een leger beschermen. Het leek allemaal heel mooi en de Keizerin was uitermate enthousiast. Geestdriftig toog zij aan het werk. Tallooze besprekingen wer- den gevoerd, tallooze bezwaren moesten over- J wonnen worden, maar tenslotte kwam men waar men wezen wilde. Maximiliaan nam de Kroon aan, en onder de tonen van het nieuw vervaardigde Mexicaansche volkslied kozen hij en Charlotte in 1864 zee en voeren naar hun nieuwe vaderland, waarvan zij de schoon ste verwachtingen hadden. Op waarschu wingen van Engelsche en Amerika?nsche zij de had niemand acht willen slaan. Eugénh had tot den gezant der U.S.A. gezegd: „Ik ver zeker u, als Mexico niet zoo ver weg was en| mijn zoon was geen kind meer, dan zou ik willen dat hij zich aan het hoofd van het Fransche leger stelde om met zijn zwaard een der schoonste bladzijden uit de geschiedenis van deze eeuw te schrijven". „Mevrouw", ant woordde de Amerikaan droog, „dank God dat Mexico ver en uw zoon een kind is". Sindsdien is de gezant nooit meer aan het Fransche hof uitgenoodigd. Den 28sten Mei 1864 landde het Keizerlijk echtpaar in Veracruz, waar het ervoer dat de Mexicaansche bevolking minder geestdriftig was over de komst der nieuwe vorsten, dan men hun in Europa had voorgespiegeld, inwoners negeerden eenvoudig hun nieuwen Keizer. De straten waren leeg, niemand be groette hen namens het stadsbestuur, geen versieringen, geen optochten, geen vlaggen niets. Maximiliaan was gedrukt, Charlotte bijna in tranen. Met zware reiskoetsen trok men langs erbarmelijk slechte wegen naar Puebla, waar het Fransche garnizoen en de conservatieve partij voor een passende ont vangst gezorgd hadden. Maximiliaan, die ijve rig Spaansch had gestudeerd, antwoordde in die taal op de redevoeringen en werd luide toegejuicht. Inmiddels bleek dat de Fransche troepen er voor de aankomst des Keizers wel in geslaagd waren Juarez en zijn aanhang uit de kuststreken te verdrijven, maar ze geens zins hadden vernietigd. In de bergstreken waren de vijanden zelfs geheel de baas en de burgeroorlog was dan ook nog lang niet afge- loopen. Maximiliaan én zijn vrouw namen aanvankelijk hun intrek in het groote paleis in de stad Mexico, dat men inderhaast voor hen in gereedheid had gebracht. Maar reeds den eersten nacht moesten zij hun bed ont vluchten: de vertrekken wemelden van de wandluizen. Maximiliaan sliep verder maar op een biljart. Zoo spoedig mogelijk verhuis den zij naar het slot Chapultepec. schitterend gelegen buiten de stad. Het valt niet te ontkennen, dat de nieuwe Keizer zich met groote toewijding en werk lust aan zijn veelomvattende taak zette, maar het bleek weldra, dat hij niet in staat was. de moeilijkheden het hoofd te bieden waarvoor hij geplaatst werd. De bevolking was verdeeld, niet slechts wat politieke opvattingen, maar ook wat ras betreft. De financiën waren ho peloos in de war. De rechtspraak was uiter mate gebrekkig. De Fransche troepen waren onvoldoende in aantal en tegen de vermoeie nissen in de heete luchtstreek nauwelijks op gewassen. Maar wat veel erger was: na een jaar begon Napoleon III in te zien dat hij de hand in een wespennest had gestoken en zocht een uitweg uit de moeilijkheden. In Pruisen groeide de macht van Bismarck, de burger oorlog in de U.S.A. leidde tot een overwinning- der. Noordelijken en de President der Ver eenigde Staten dreigde met interventie. De expeditie had Frankrijk reeds millioenen ge kost en nog geen cent voordeel opgeleverd. In December 1865 stierf Charlottes vader, Leopold van België, die een warm voorstander van het „Mexicaansche avontuur" zooals men het nu begon te noemen was ge weest. Bovendien leed de Keizer aan een nier kwaal, die hem prikkelbaar, neerslachtig en vermoeid maakte. Zijn werkkracht en werk lust verminderden in enkele jaren sterk. „Hij loopt slecht, eet weinig en slaapt in het geheel niet meer", schreef Eugénie aan een vriend. De Keizerin zelf wenschte niets liever dan zoo spoedig mogelijk de heele Mexicaansche affaire te lïquideeren; zij zag zeer goed in dat Frankrijk zijn krachten noodig had tegen Pruisen. In 1886 gaf Napoleon den Franschen generaal in Mexico bevel terug te keeren en onderteekende daarmede het doodvonnis van de monarchie en den Keizer. Charlotte begaf zich naar Europa om te trachten het Fran sche hof tot andere gedachten te brengen, maar vergeefsch waren al haar pogingen. Over deze reis en het verdere leven der ongelukkige Keizerin zal ik in een volgend artikel spreken. Met Keizer Maximiliaan ging het nu snel bergaf. Van alle kanten drongen de troepen van Juarez op. Het getal zijner aanhangers verminderde met den dag. Eindelijk besloot hij tot afstand, geestelijk en lichamelijk gebroken begon hij zich voor te bereiden op den terug tocht naar Europa. Maar opnieuw wankelde hij, toen de conservatieven hem smeekten Mexico niet in den steek te laten. Voor hen was het een vraagstuk van leven en dood of de Keizer zou blijven of heengaan. Ofschoon zij inzagen dat de dagen hunner macht ge teld warene poogden zij te redden wat nog te redden was. Zij gebruikten den Keizer om hun terugtocht te dekken; zonder hem hadden zij van Juarez in het geheel niets te verwach ten. Bleef hij, dan bestond de mogelijkheid dat de haat van den Indiaan zich alleen op zijn persoon zou richten. Zoo werd Maximi liaan het slachtoffer van zijn volgelingen. Vier steden waren tenslotte nog in handen Maximiliaan van Habsburg. der Keizerlijken. Maximiliaan begaf zich naai de sterke vesting Queretaro, vast besloten die tot eiken prijs te verdedigen. Aanvankelijk lukte dit, maar toen verkreeg de vijand door verraad wat hij op den langen duur met ge weld zou bereikt hebben. Op voorwaarde van lijfsbehoud leverde overste Lopez de stad in handen van generaal Escobedo. Nog gelukte het den Keizer en zijn staf uit de vesting t( ontkomen, maar weldra was hij door Juaris- tische troepen omsingeld. „Nu een gelukkige kogel", zuchtte de vorst, maar ook de dood op het slagveld was hem niet vergund. Op zijn sabel steunend wachtte hij de komst der vijanden af. Generaal Echegarray naderde hem. „Uwe Majesteit is mijn gevangene", zei- de hij op hoffelïjken toon. Maximiliaan knik te. gespte zijn degen af en ziet zich voor Es cobedo leiden. Het was de 15e Mei 1867, de verjaardag van zijn moeder. Al spoedig bleek dat van Juarez geen ge nade te verwachten was. De gedachte een af stammeling van een der oudste Europeesehe vorstenhoven in zijn macht te hebben, maak te hem dronken van vreugde. Nu kon hij voor de heele wereld bewijzen dat niemand onge straft tegen hem de wapenen kon opnemen. De Europeesehe hoven wendden zich tot hem om hem te smeeken het leven van zijn ge vangene te sparen. Juarez genoot zijn triomf. Toen de vrouw van een hooggeplaatst officier zich voor hem op de knieën wierp om genade voor haar Keizer te smeeken, antwoordde hij: „Mevrouw, ook wanneer alle Koningen en Ko ninginnen van Europa op uw plaats voor mij lagen, zou ik hem het leven niet kunnen schenken. Ik ben niet degene die het neemt. Het is mijn volk, het is de wet. En als ik hun wil niet doe, zou het volk hem ter dood brengen en mij daarbij". Maximiliaan weigerde voor den krijgsraad, die in den stadsschouwburg zitting hield, verschijnen. Zoo werd het vonnis bij verstek uitgesproken. Drie leden stemden voor den dood, drie voor verbanning. De voorzitter moest beslissen; hij eischte de doodstraf. De Keizer verzocht alleen nog dat men goede schutters zou uitkiezen, die niet op zijn hoofd, maar op zijn borst zouden richten en goed konden mik ken. „Het past een Keizer niet te liggen stuip trekken". zeide hij rustig. Zoo brak de ochtend van 19 Juni 1867 aan De drie veroordeelden, de Keizer, de vorige president Miramon en de jonge generaal Mejia werden vroeg gewekt en naar den heu vel gebracht waar zij gevangen genomen wa ren. Maximiliaan liet Miramon de midden plaats met de woorden: „Een held moet ook in het aangezicht van den dood door zijn vorst geëerd worden". Toen sprak hij luid: „Ik ver geef iedereen en hoop dat iedereen mij zal vergeven. Moge mijn bloed het land tot wel zijn strekken. Leve Mexico, leve de onafhan kelijkheid". Eenige weken later voerde hetzelfde schip, waarop de Keizer en de Keizerin, vervuld van hoop, de reis naar hel. verre land hadden ge maakt. het stoffelijk overschot, bedekt met De gevaarlijke grap. door J. P. BALJé. Men had Carps er op de één of andere ma nier leelijk in laten loopen en toen hij Donder dagsavonds bij het bridgeclubje kwam. werd hij er nog eens extra tusschen genomen. Hij zelf lachte misschien wel het hartelijkst van allemaal; Carps was een aardige kerel, die wel wat hebben kon. Maar naderhand werd hij ernstig. „Dit was een onschuldig grapje", zei hij, „en er zat niets ernstigs achter. Maar het kan wel eens gevaarlijk zijn. grappen uit te ha len. Ik heb er mijn grijze haren aan te dan ken!" Carps was zeker nog geen veertig en zoo grijs als iemand van tachtig. Zijn vrienden had den eigenlijk nooit vermoed, dat dit een bij zondere ooi-zaak had en iedereen keek dan ook verwonderd, toen ze Carps' ernstig gezicht zagen. ..Jullie hebt allemaal wel eens gehoord, dat iemand in één nacht grijs werd. en je hebt dat waarschijnlijk niet geloofd. Hier zit zoo'n man voor jullie. En ik zal vertellen, hoe het gekomen is; zet je maar schrap, jongens, want het wordt een geschiedenis met een moraal, zooiets als de oude. versjes van Van Alphen. Carps keek het kringetje eens rond, en toen hij alleen maar belangstellende gezichten zag. begon hij: „Zooals ik jullie al zei. heb ik mijn grijze haren te danken aan een grap, maar dit keer één, die ik zelf uithaalde. Het is zoowat een jaar of tien geleden, en ik ging na mijn twee de verlof met de boot naar Indië terug. Ik was al in Holland aan boord gegaan, en er was nog niet veel te beleven geweest, toen we Marseille bereikten. Daar werd de boot vol. Ik stond op het dek toe te kijken naar de insche ping, en ik vroeg me af wie ik wel bij me in de hut zou krijgen, toen ik op het dek een paartje zag, dat op uiterst teedere wijze af scheid nam. Het waren twee jonge menschen en ze konden elkaar bijna niet loslaten. Er was nog een derde knaap bij, vermoedelijk een broer van het meisje. Eerlijk gezegd, vond ik het nog al een vervelend gezicht. Ze stonden beiden zoo'n beetje te snotteren en ik vond de jongen bepaald onsympathiek. Hij maakte een slungelachtigen indruk, het was een echte melkmuil, en ik vond het meisje veel te aardig voor zoo'n harkerig jochie.. Misschien kwam het wel daardoor, dat ik den knaap niet kon uitstaan. Ik besloot naar m'n hut te gaan om eens te kijken wien ik tot metgezel zou krijgen, maar er was nog niemand. Er stond alleen wat bagage, en ik zag, dat mijn medepassa gier Van der Voort heette. Juist wilde ik weer naar boven gaan, toen mijn nieuwe hutgenoot binnenkwam. Jullie hebt misschien al begre pen, dat het de melkmuil was, dien ik af scheid had zien nemen. Hij was precies zoo vervelend, als ik ge dacht had. dat hij zöü zijn. Zoo groen als gras. iemand, die zoo verlegen was. dat hij er niet in slaagde met andere menschen in kennis te komen, en zich toen als een klit aan mij vast klampte. Een knaap met een olifantshuid bo vendien. want ik was nogal eens grof tegen hem, maar hij reageerde nergens op. Hij leu terde maar door over zijn meisje, tot. ik er half gek van wei"' Heele verhalen hing hij van haar op, die -r van moesten overtui gen. dat er op de ld geen tweede bestond zooals zij, en dat ze toch zoo dol op hem was. En tenslotte liet hij een brief lezen, dien ze hem meegegeven had „om iederen dag over te lezen, tot hij Port Said bereikte". Want daar zou hij weer een brief van haar krijgen. Ze bleef een paar wegen aan de Rivièra. ver telde hij, 't arme kind mocht ook wel eens wat hebben, nu ze zijn gezelschap moest missen! Ik werd er wee van en de brief was al even zoetelijk en kleverig als zijn ver haaltjes. Tenslotte begon ik hem een beetje te plagen maar dat had geen invloed op hem. Hij was er zoo één, die nooit verder gekeken had dan zijn eigen benauwd kringetje, die zijn eigen gedachtengang bleef volgen als een aftandsch caroussel-paard zijn cirkeltje, en hij had nog van die ouderwetsche verheven ideeën van on wankelbare, eeuwige trouw. Ik werd er zoo beu van, dat :k besloot hem een lesje te geven. In Port Said lag ik op den loer en het gelukte me inderdaad den brief van zijn meisje op te vangen. Hij liep rond als een kip die zijn ei niet kwijt kan raken, toen hij geen brief vond en toen de toot afvoer, had hij geloof ik, wel in Port Said willen blijven wachten op bericht. Nu was mijn plan het volgende. Ik was goed bevriend met den marconist en ik had van hem een formulier van 'n radiobrief gekregen. Ik schreef: „Beste Kees. „Je bent nu goed en wel op weg naar Indië. en „nu kan ik je alles wel bekennen. Onze verlo ting moet nu maar uit zijn. Ik hou van een „ander, en als ik in Holland terugkeer na de „vacantie aan de Rivièra gaan we vlug trou- „wen. Ik wilde je dat niet eerder zeggen, „omdat ik bang was, dat je anders je car- „rière zou vergooien en niet naar indië gaan. „Wees sterk en wordt een man. Denk maar „niet meer aan mij. ELSA" Toen hij 's avonds in onze hut zat te suffen en te piekeren over zijn meisje, zei ik zoo los jesweg: „O, ja, van der Voort, er is een radiobrief voor je gekomen". Zijn gezicht was de moeite waard. Daar had de stakker heelemaal niet aan gedacht. Een radiobrief! Natuurlijk, echt iets voor zijn meisje. Zijn zelfverzekerdheid, die even weg was geweest, keerde weer terug, en met een glimlach om zijn lippen maakte hij den brief open. Toen hij de eerste regels gelezen had werd hij lijkbleek. Ik dacht, dat hij in elkaar zou zakken. Zoo'n uitwerking had ik er heelemaal niet van verwacht. Onbeweeglijk zat hij en- in zijn handen. Toen uitte hij een rauwe kele oogenbükken met den brief verfrommeld kreet, en zonder ergens naar te kijken, rend© hij de hut uit." Even hield Carps op met vertellen, en weer keek hij het kringetje rond. Het was alsof hij het effect van zijn volgende woorden wilde verhoogen door die kleine pauze. „We hebben hem nooit meer teruggezien", zei hij heel zacht. Iedereen was onder den Indruk van het ver haal. „Dat was een heel fatale grap", zei er één. Carps knikte. „Misschien begrijpen jullie, dat ik in dien nacht grijs werd. Ik had im mers den dood van dien jongen op mijn ge weten. Naderhand ben ik er overheen geko men. Want het merkwaardige is, dat ik den volgenden dag den brief van zijn meisje heb opengemaakt, om haar adres- te weten en an dere dingen, die misschien van belang konden "Kt IHOOV.H1CI1 wan ueia.il" de rood-wit-roode vlar naar het vaderland zijn. en laat ik jullie nu vertellen, dat in dien terug- brief bijna hetzelfde stond, wat ik in den r, ,T I radiobrief geschreven had.ze maakte P. H. SCHRoDERIhetmethem uit!f"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 9