Indrukken uit Zuid-Afrika.
WASSCHERIJ „RHEE"
UIT HET VERLEDEN
iHLD -Vertelling
ZATERDAG 24 JUL" I 1937
H A A R E E M'S D A G E E A D
Kaapstad en omgeving.
Bloemenmarkt in Addeleystreet.
Veertien dagen lang hebben de machtige
motoren van de At^lc^e Castle bijna onaf
gebroken gedraaid en gedreund. Alleen op
de reede van Funchal (Madeira) hebben ze
eenige uren stilgestaan.
Veertien dagen lang hebben ze het enor
me schip (25.500 ton) voortgestuwd over de
diepblauwe golven van den Atlant-ischen
Oceaan. We hebben een kalme reis gehad.
Geen storm, geen koude en onder den eve
naar: geen hitte. Deze morgen ben ik wak
ker geworden door een vreemde stilte. Het
gedreun heeft opgehouden en plaats gemaakt
voor een wonderlijke rust. We liggen stil. We
zijn op de reede van Kaapstad en meteen
herinner ik mij een artikel van H. van Wer-
meskerken over de schoonheid van het aan
komen in deze haven. Dat mag ik niet mis
sen, dus: vlug toilet gemaakt en naar boven,
aan dek.
Ik hol langs de hutten der Cabinclass naar
het sportdek, maar daar blaast een hevige,
ijskoude wind, mij onmiddellijk terug. Witte
koppen staan op het groen-grijze water, en
zware bewolking verbergt het grootste ge
deelte der stad. Van den bekenden Tafelberg-
is niets te ontdekken. Rechts vooruit ligt de
haven met z'n loodsen. Een lage pier, met
vuurtorentjes aan het einde, steekt in zee.
hoog gaan de golven er over. Inmiddels zijn
twee geweldige sleepbooten langszij g-
men. Ze worden vastgemaakt haaks op de
stuurboordzijde van de Athlone, waar nu de
machines weer zijn aangezet. Langzaam
gaat het vooruit, de sleepbooten drukken
hun neuzen tegen de scheepswand om te
voorkomen, dat wind en stroom ons straks
op de pier zullen drukken. Diep in onze
kragen gedoken, in winterjassen en dekens
kijken we naar déze interessante manoeuvre.
„Come tot Sunny South Africa", ze0t een
dame naast mij en uit haar ironie spreekt
de teleurstelling over dit entree, een telèur-
stelling die we allen voelen.
Ondertusschen is de Athlone behouden
•binnengeloopen en wordt vastgemaakt voor
de loodsen der Union Castle Lijn. Aan de
kade is maar weinig publiek, de meeste men-
schen blijken beschutting te hebben gezocht
in de doaune loodsen. Slechts groote groepen
haveloos gekieede Zwarten zitten te wachten
totdat straks hun diensten gevraagd zullen
worden.
Met de emigratie-formaliteiten gaat het
vlot en de douanen leggen ons ook geen
moeilijkheden in den weg. We staan op Afri-
kaanschen bodem: Kaap de Goede Hoop,
Zuid-Afrika, land van belofte voor duizen
den die in het Oude Europa geen plaats meer
konden vinden. Waar wij zooveel van ge
hoord en over gelezen hebben, hoe zal het
zijn? Vervuld van deze gedachte loopen we
langs loodsen en opslagplaatsen in de rich
ting der stad. Voorloopig is het 't gewone
havengedoe, spoorwagens, opslagplaatsen enz
Het eenige verschil met een Nederlandsche
haven is, dat de wagens door muilezels ge
trokken worden en de voerlieden zwart of
nagenoeg zwart zijn. We naderen de stad en
zien dan een rij palmen en hier en daar wat
schamele cacteeën. Het eerste bewijs, dat
we in een subtropisch land zijn. Verderop
lezen we op de gevel van een café „only
Europeans". Terwijl we verder wandelen
merken we op, dat de wind is gaan liggen
en dat de zon de bewolking heeft doen ver
dwijnen. Warm straalt ze op onze rug, zóó
warm, dat we de schaduw zoeken van de
galerijen, die hier voor de winkels over de
trottoirs gebouwd zijn. Daar is het stand
beeld van van Riebeek, zoo bekend door
de vele foto's in tijdschriften enz., een hon
derd meter verder staat een oorlogsmonu
ment, zooals we die allen kennen van de
landen, die in den grooten oorlog geweest
zijn en dan zijn we in Addeleystreet, de
hoofdstraat van Kaapstad.
Het is er vrij druk. Goed gekieede dames
en heeren gaan langs de welverzorgde eta
lages der groote winkels. Zeer luxieuze twee
étage-bussen glijden onhoorbaar af en aan.
Ze zijn electrisch, loopen op gummibanden
en hebben alleen een bovenleiding. In het
midden der straat rijden rammelende, oude
electrische trams en een eind verder staat
zoowaar een rijtje oud-Londensche „cabs"
op een vrachtje te wachten, 't Is met de
vervoermiddelen als met het publiek: mo
dieus gekieede menschen. maar ook in lom
pen gehulde zwarten vullen de straten.
Maar dan op eens worden we geboeid
door de geweldige kleurenpracht van een
bloemenmarkt. Donkere typen in bonte
kleeding bieden hun bloemen te koop aan.
't Is een festijn van rood, oranje, paars, geel.
wit en groen. Het tintelt en schittert in den
gloed van de Afrikaansche zon, een cake-
fonie van kleur en toch hamonieus, voor
een schilder om te smullen. Een eind verder
op, vertoont een Br.-Indische slangenbe
zweerder. zijn kunsten. Voorloopig hebben
we echter geen tijd om lang stil te staan bij
dit prachtig straatooneel, we moeten voor
onderdak zorgen en vinden spoedig een
kamer in een van de vele „boardinghouses".
Het ziet er een beetje eigenaardig uit, veel
stijl is er in de meubels niet te ontdekken.
Ook is er geen water op de kamers, toilet.,
moet in de badkamer gemaakt worden.
Als we ons wat hebben opgefnscht, gaat
juist de gong voor lunch. We nemen plaats
aan een der vele gedekte tafeltjes. De gor
dijnen zijn toegeschoven en het electrische
licht is aan, waardoor een ongezellig half
licht ontstaat. De bediening geschiedt door i
Kaffers in een wit pakje gestoken en met
een breede roode sjerp behangen. Het menu
ziet er overladen uit. De werkelijkheid is
anders. Een heel klein beetje dunne soep.
dan een stukje viseh ter grootte ;van een
lucifersdoosje. Daarna, op één bord geser
veerd een dun lapje vleesch, één aardappel,
één paplepel kool, evenveel spinazie, een
lepeltje rijst en een halve gekookte tomaat.
Tot slot „sweets", een taartje of wat gelatine
pudding. Koffie met teveel melk na. We
hebben geluncht, maar het zal ons niet ver
hinderen een flinke wandeling te maken.
Eerst pakken we een van die prachtige
electrische bussen en rijden naar Kloof nek.
Uit de Addeley street gaat het direct om
hoog. In enkele minuten zijn we van de
city in de woonwijken. Daar zijn de huizen
meest één étage met roodgeschiiderd gegal
vaniseerd ijzeren daken, witte muren en over
dekte waranda's. In de door muren afgeslo
ten tuinen staan palmen en cacteeën. Prach
tig paars bloeiende heesters hangen in groote
toeven over de muren. Verder is er een
overdaad van rozen, geraniums, leeuwebek
ken en vele soorten bloemen, waarvan we
den naam niet kennen. De weg gaat nu vrij
stijl omhoog, de bebouwing wordt schaar-
scher. We rijden door een laan van zware
dennen, groote rotsblokken liggen tusschen
de boomen van het bosch en doen ons den
ken-.aan een weg bij Schicrkc in de Harz
Nog een paar bochten en we zijn er: Kloof-
nek, eindpunt der „trackless tram".
Een wonderschoon uitzicht wacht ons
daar. We zien over de geheele stad.
Een zee van roode daken, daartusschen het
groen van tuinen en parken, dennen en
eucalyptussen, palmen en grasvelden, daar
achter rijzen de hooge kantoorgebouwen
der city op. En dan, de haven en de blauwe
baai. Schepen varen af en aan en zie, daar
ligt onze grijze Athlone Castle aan de boeien
De baai wordt afgesloten door een rij violette
bergen. Geheel rechts zien wc» hoe de stad
is opgebouwd tegen de glooiingen der Dui-
velspiek en de voel der Tafelberg. Deze heeft
haar bekende tafelkleed of ook wel „bruids
sluier" afgelegd en staat nu als een gewel
dige rotsmuur, scherp afgeteekend tegen het
ijle blauw der zondoorvonkte lucht. Natuur
lijk maken we „kieken" en natuurlijk zul
len die ons straks tegenvallen. Ze zullen ons
alleen een herinnering zijn aan een onver
getelijk schoon uitzicht over de eerste ha
venstan der Zuid-Afrikaansche Unie.
Een reeks zware schoten, die als donder
slagen door het dal dreunen, doet ons uit
onze mijmerende bewondering opschrik
ken. We hebben even een associatie aan
kanonvuur; oorlog Het blijkt echter een
heel wat vredelievender oorsprong te heb
ben.
MANGELWASCH (alles gemangeld, ook lijf
goederen) ƒ0.20 per K.G.
HEEMSTEDE TELEF. 28201.
(Adv. Ingez M.ed.)
Een eind rechts beneden ons is een steen
groeve. waar men een serie boringen heeft
fa ten springen. Stofwolken stijgen op en
waaien over het dal uiteen. Boven de steen
groeve komt iets wits naar beneden zweven.
Het blijkt een der „bakjes" der Tafelberg-
kabelbaan te zijn, volgens mededeeUngen
in Kaapstad, de langste baan zonder steun
punten, ter wereld Daar moeten we ook nog
eens in, maar nu niet. nu gaan we verder.
Nog een paar honderd meter en we staan op
het hoogste punt der „Kloof", een pas tus
schen Lionshead en Tafelberg. Ook hier een
uitzicht zoo buitengewoon mooi, dat we niet
kunnen nalaten op een bank langs den weg
plaats te nemen, om stil dit schoons in ons
op te nemen. Links een bergreeks, de twaalf
apostelen, uit zee oprijzend tot ongeveer
1100 meter, dan de blauwe Atlantische
Oceaan. Witte strepen In grillige slingers
over het water loopend, duiden de ondiep
ten aan. Zware branding slaat op de rots
achtige kust en doet de golven in wit schuim
uiteen stuiven. Rechts van ons zien we de
zware bebossching aan de voet van de Lions
head.
We zitten nog een kwartiertje en gaan
dan verder. Over een smal boschpad, sprin
gend van steen op steen gaat 't naar beneden
en naar mate wij dalen wordt de warmte
grooter. Het bosch bestaat in hoofdzaak uit
enorme eucalypten. die wonderlijke boomen,
die steeds gedeelten van de bruine bast af
schudden, waar dan het witte hout tevoor
schijn treedt. Blazend en puffend vervolgen
we onzen weg. af en toe eens rustend op
een uitstekend rotsblok. Opeens zien we het
dak van een rond gebouw. Prachtig gescho
ren grasvelden liggen er terrasgewijze voor.
Pergola's en bloemperken geven het geheel
een fleurigen aanblik. Het pad volgend, ko
men we voor het huis terecht. Het is het
bekende „Round House" door Lord Charles
Somerset als jachtslot in 1814 gebouwd en
nu als theehuis in gebruik. We hebben wel
een dronk verdiend en vleien ons In eenige
der gemakkelijke stoelen. Rondom staan de
meter hooge geraniums, van de pergola's
hangen de rozen; hanekammen daliah's,
africanen in de perken en langs de muren.
Daar tusscher.door de agaven en bloeiende
vetplanten in vele soorten. Een bijna oog
verblindende kleurschittering. In de koele
schaduw gezeten, hooren we de branding be
neden ons tegen de rotsen rennen en mijn
reisgenoote zegt met een glimlach: „zou het
geen vergissing zijn, het paradijs in Voor-
Indië te zoeken?" JtAC. KöPER.
Maximiliaan van Habsburg.
Keizer van Mexico.
1832-1867
Frans Jozef, dien vele lezers zich zullen her
inneren als den grijzen vorst met de bakke
baarden, die over Oostenrijk-Hongarije re
geerde toen de wereldoorlog uitbrak, had een
broeder, Ferdinand Maximiliaan. Deze wordt
ons beschreven als een fijngebouwden man
met blond haar en blauwe oogen en een wat
slappe kin, die in later jaren verborgen werd
door een fraaie, golvende, in het midden ge
scheiden baard, die hij veeldvuldig placht te
streelen. Zijn geheel voorkomen had iets
zachts, ja vrouwelijks: kracht en energie ont
braken hem, zijn natuur neigde naar het ro
mantische en fantastische. Maar zijn eerge
voel en ook zijn eerzucht waren zeer sterk
ontwikkeld. Oprechtheid was een zijner karak
teristieke kenmerken, maar die eigenschap
maakte hem ook goed van vertrouwen, tot het
naïeve toe. Hij zag in ieder mensch een even
eenvoudig en ongecompliceerd wezen als hij
zelf was.
Zijn gemalin, Charlotte, de dochter van
den Belgischen Koning Leopold I, gold als de
schoonste prinses van Europa. Van haar vader
had zij de zakelijkheid en het koel redenee-
rende verstand geërfd, maar ook de ij delheid
en de eerzucht. Toch konden plotselinge op
wellingen haar zoozeer meesleepen, dat zij alle
andere gevoelens overheerschten en haar blik
vertroebelden. Zoo was het jonge echtpaar
dat de eerste huwelijksjaren doorbracht op
het lustslot Miramar bij Triëst, dat Maximi
liaan zelf had laten bouwen.
Omstreeks 1862 was de buitenlandsche po
litiek van Napoleon ni, Keizer van Frankrijk,
niet bepaald gelukkig te noemen. Sinds den
Krimoorlog had hij Rusland tegen zich, sinds
de Italiaansche eenheid tot stand was geko
men Oostenrijk, dat een deel van de Povlakte
had moeten afstaan en den Paus. die nog
slechts over een klein stukje Kerkelijke Staat
heerschte. De Keizer verliet zich zeer vaak op
zijn vrouw, die hij als echtgenoot voortdurend
bedroog, maar op wier doorzicht en kundig
heden hij vertrouwde. Naarmate Napoleon
haar meer ontrouw werd, wendde zij zich
meer tot de politiek en de Keizer liet haar be
gaan, deels omdat hij een te slecht geweten
had om haar iets te weigeren, deels omdat
haar fantasie hem meesleepte.
Op zekeren dag ontmoette Keizerin Eugénie
Don José Manuel Hidalgo, die aan het Mexi-
caansche gezantschap was verbonden. Deze
wist de belangstelling van de vorstin te wek
ken voor zijn vaderland, dat voortdurend door
partijtwisten en revoluties werd geteisterd.
Sinds kort regeerde daar de Indiaan Juarez,
die de republiek op anti-clericale leest
schoeide, alle kerkelijke goederen aan den
staat trok, kloosters ophief, geestelij kén uit
het land zette en weigerde de schulden der vo
rige regeering, die clericaal en conservatief
was geweest, te betalen. Hidalgo, een fel te
genstander van Juarez, slaagde er in Eugénie
te overtuigen dat hier voor Frankrijk een ver
heven taak te vervullen was. Het herstel der
monarchie zou de redding van het Latijnsche
ras en het Katholicisme in de Nieuwe Wereld
beteekenen. Mexico zou een tegenwicht vor
men tegen de U.S.A. en als men den vroom
Katholieken Maximiliaan kon overhalen daar
het Keizerschap te aanvaarden, zou Napoleon
daardoor èn Oostenrijk èn den Paus voor zich
winnen. De Vereenigde Staten waren in een
binnenlandschen oorlog gewikkeld, van die
zijde viel dus niets te vreezen. En er was im
mers aanleiding tot interventie: de Keizer
kon optreden namens de buitenlandsche
schuldeisrhers en hun belangen met een leger
beschermen.
Het leek allemaal heel mooi en de Keizerin
was uitermate enthousiast. Geestdriftig toog
zij aan het werk. Tallooze besprekingen wer-
den gevoerd, tallooze bezwaren moesten over- J
wonnen worden, maar tenslotte kwam men
waar men wezen wilde. Maximiliaan nam de
Kroon aan, en onder de tonen van het nieuw
vervaardigde Mexicaansche volkslied kozen hij
en Charlotte in 1864 zee en voeren naar
hun nieuwe vaderland, waarvan zij de schoon
ste verwachtingen hadden. Op waarschu
wingen van Engelsche en Amerika?nsche zij
de had niemand acht willen slaan. Eugénh
had tot den gezant der U.S.A. gezegd: „Ik ver
zeker u, als Mexico niet zoo ver weg was en|
mijn zoon was geen kind meer, dan zou ik
willen dat hij zich aan het hoofd van het
Fransche leger stelde om met zijn zwaard een
der schoonste bladzijden uit de geschiedenis
van deze eeuw te schrijven". „Mevrouw", ant
woordde de Amerikaan droog, „dank God dat
Mexico ver en uw zoon een kind is". Sindsdien
is de gezant nooit meer aan het Fransche hof
uitgenoodigd.
Den 28sten Mei 1864 landde het Keizerlijk
echtpaar in Veracruz, waar het ervoer dat de
Mexicaansche bevolking minder geestdriftig
was over de komst der nieuwe vorsten, dan
men hun in Europa had voorgespiegeld,
inwoners negeerden eenvoudig hun nieuwen
Keizer. De straten waren leeg, niemand be
groette hen namens het stadsbestuur, geen
versieringen, geen optochten, geen vlaggen
niets. Maximiliaan was gedrukt, Charlotte
bijna in tranen. Met zware reiskoetsen trok
men langs erbarmelijk slechte wegen naar
Puebla, waar het Fransche garnizoen en de
conservatieve partij voor een passende ont
vangst gezorgd hadden. Maximiliaan, die ijve
rig Spaansch had gestudeerd, antwoordde in
die taal op de redevoeringen en werd luide
toegejuicht. Inmiddels bleek dat de Fransche
troepen er voor de aankomst des Keizers wel
in geslaagd waren Juarez en zijn aanhang uit
de kuststreken te verdrijven, maar ze geens
zins hadden vernietigd. In de bergstreken
waren de vijanden zelfs geheel de baas en de
burgeroorlog was dan ook nog lang niet afge-
loopen. Maximiliaan én zijn vrouw namen
aanvankelijk hun intrek in het groote paleis
in de stad Mexico, dat men inderhaast voor
hen in gereedheid had gebracht. Maar reeds
den eersten nacht moesten zij hun bed ont
vluchten: de vertrekken wemelden van de
wandluizen. Maximiliaan sliep verder maar
op een biljart. Zoo spoedig mogelijk verhuis
den zij naar het slot Chapultepec. schitterend
gelegen buiten de stad.
Het valt niet te ontkennen, dat de nieuwe
Keizer zich met groote toewijding en werk
lust aan zijn veelomvattende taak zette, maar
het bleek weldra, dat hij niet in staat was. de
moeilijkheden het hoofd te bieden waarvoor
hij geplaatst werd. De bevolking was verdeeld,
niet slechts wat politieke opvattingen, maar
ook wat ras betreft. De financiën waren ho
peloos in de war. De rechtspraak was uiter
mate gebrekkig. De Fransche troepen waren
onvoldoende in aantal en tegen de vermoeie
nissen in de heete luchtstreek nauwelijks op
gewassen. Maar wat veel erger was: na een
jaar begon Napoleon III in te zien dat hij de
hand in een wespennest had gestoken en zocht
een uitweg uit de moeilijkheden. In Pruisen
groeide de macht van Bismarck, de burger
oorlog in de U.S.A. leidde tot een overwinning-
der. Noordelijken en de President der Ver
eenigde Staten dreigde met interventie. De
expeditie had Frankrijk reeds millioenen ge
kost en nog geen cent voordeel opgeleverd.
In December 1865 stierf Charlottes vader,
Leopold van België, die een warm voorstander
van het „Mexicaansche avontuur" zooals
men het nu begon te noemen was ge
weest. Bovendien leed de Keizer aan een nier
kwaal, die hem prikkelbaar, neerslachtig en
vermoeid maakte. Zijn werkkracht en werk
lust verminderden in enkele jaren sterk. „Hij
loopt slecht, eet weinig en slaapt in het geheel
niet meer", schreef Eugénie aan een vriend.
De Keizerin zelf wenschte niets liever dan zoo
spoedig mogelijk de heele Mexicaansche
affaire te lïquideeren; zij zag zeer goed in
dat Frankrijk zijn krachten noodig had tegen
Pruisen. In 1886 gaf Napoleon den Franschen
generaal in Mexico bevel terug te keeren en
onderteekende daarmede het doodvonnis van
de monarchie en den Keizer. Charlotte begaf
zich naar Europa om te trachten het Fran
sche hof tot andere gedachten te brengen,
maar vergeefsch waren al haar pogingen. Over
deze reis en het verdere leven der ongelukkige
Keizerin zal ik in een volgend artikel spreken.
Met Keizer Maximiliaan ging het nu snel
bergaf. Van alle kanten drongen de troepen
van Juarez op. Het getal zijner aanhangers
verminderde met den dag. Eindelijk besloot hij
tot afstand, geestelijk en lichamelijk gebroken
begon hij zich voor te bereiden op den terug
tocht naar Europa. Maar opnieuw wankelde
hij, toen de conservatieven hem smeekten
Mexico niet in den steek te laten. Voor hen
was het een vraagstuk van leven en dood of
de Keizer zou blijven of heengaan. Ofschoon
zij inzagen dat de dagen hunner macht ge
teld warene poogden zij te redden wat nog
te redden was. Zij gebruikten den Keizer om
hun terugtocht te dekken; zonder hem hadden
zij van Juarez in het geheel niets te verwach
ten. Bleef hij, dan bestond de mogelijkheid
dat de haat van den Indiaan zich alleen op
zijn persoon zou richten. Zoo werd Maximi
liaan het slachtoffer van zijn volgelingen.
Vier steden waren tenslotte nog in handen
Maximiliaan van Habsburg.
der Keizerlijken. Maximiliaan begaf zich naai
de sterke vesting Queretaro, vast besloten die
tot eiken prijs te verdedigen. Aanvankelijk
lukte dit, maar toen verkreeg de vijand door
verraad wat hij op den langen duur met ge
weld zou bereikt hebben. Op voorwaarde van
lijfsbehoud leverde overste Lopez de stad in
handen van generaal Escobedo. Nog gelukte
het den Keizer en zijn staf uit de vesting t(
ontkomen, maar weldra was hij door Juaris-
tische troepen omsingeld. „Nu een gelukkige
kogel", zuchtte de vorst, maar ook de dood
op het slagveld was hem niet vergund. Op zijn
sabel steunend wachtte hij de komst der
vijanden af. Generaal Echegarray naderde
hem. „Uwe Majesteit is mijn gevangene", zei-
de hij op hoffelïjken toon. Maximiliaan knik
te. gespte zijn degen af en ziet zich voor Es
cobedo leiden. Het was de 15e Mei 1867, de
verjaardag van zijn moeder.
Al spoedig bleek dat van Juarez geen ge
nade te verwachten was. De gedachte een af
stammeling van een der oudste Europeesehe
vorstenhoven in zijn macht te hebben, maak
te hem dronken van vreugde. Nu kon hij voor
de heele wereld bewijzen dat niemand onge
straft tegen hem de wapenen kon opnemen.
De Europeesehe hoven wendden zich tot hem
om hem te smeeken het leven van zijn ge
vangene te sparen. Juarez genoot zijn triomf.
Toen de vrouw van een hooggeplaatst officier
zich voor hem op de knieën wierp om genade
voor haar Keizer te smeeken, antwoordde hij:
„Mevrouw, ook wanneer alle Koningen en Ko
ninginnen van Europa op uw plaats voor mij
lagen, zou ik hem het leven niet kunnen
schenken. Ik ben niet degene die het neemt.
Het is mijn volk, het is de wet. En als ik hun
wil niet doe, zou het volk hem ter dood
brengen en mij daarbij".
Maximiliaan weigerde voor den krijgsraad,
die in den stadsschouwburg zitting hield,
verschijnen. Zoo werd het vonnis bij verstek
uitgesproken. Drie leden stemden voor den
dood, drie voor verbanning. De voorzitter moest
beslissen; hij eischte de doodstraf. De Keizer
verzocht alleen nog dat men goede schutters
zou uitkiezen, die niet op zijn hoofd, maar op
zijn borst zouden richten en goed konden mik
ken. „Het past een Keizer niet te liggen stuip
trekken". zeide hij rustig.
Zoo brak de ochtend van 19 Juni 1867 aan
De drie veroordeelden, de Keizer, de vorige
president Miramon en de jonge generaal
Mejia werden vroeg gewekt en naar den heu
vel gebracht waar zij gevangen genomen wa
ren. Maximiliaan liet Miramon de midden
plaats met de woorden: „Een held moet ook
in het aangezicht van den dood door zijn vorst
geëerd worden". Toen sprak hij luid: „Ik ver
geef iedereen en hoop dat iedereen mij zal
vergeven. Moge mijn bloed het land tot wel
zijn strekken. Leve Mexico, leve de onafhan
kelijkheid".
Eenige weken later voerde hetzelfde schip,
waarop de Keizer en de Keizerin, vervuld van
hoop, de reis naar hel. verre land hadden ge
maakt. het stoffelijk overschot, bedekt met
De gevaarlijke grap.
door J. P. BALJé.
Men had Carps er op de één of andere ma
nier leelijk in laten loopen en toen hij Donder
dagsavonds bij het bridgeclubje kwam. werd
hij er nog eens extra tusschen genomen. Hij
zelf lachte misschien wel het hartelijkst van
allemaal; Carps was een aardige kerel, die
wel wat hebben kon. Maar naderhand werd
hij ernstig.
„Dit was een onschuldig grapje", zei hij,
„en er zat niets ernstigs achter. Maar het kan
wel eens gevaarlijk zijn. grappen uit te ha
len. Ik heb er mijn grijze haren aan te dan
ken!"
Carps was zeker nog geen veertig en zoo grijs
als iemand van tachtig. Zijn vrienden had
den eigenlijk nooit vermoed, dat dit een bij
zondere ooi-zaak had en iedereen keek dan
ook verwonderd, toen ze Carps' ernstig gezicht
zagen.
..Jullie hebt allemaal wel eens gehoord, dat
iemand in één nacht grijs werd. en je hebt
dat waarschijnlijk niet geloofd. Hier zit zoo'n
man voor jullie. En ik zal vertellen, hoe het
gekomen is; zet je maar schrap, jongens, want
het wordt een geschiedenis met een moraal,
zooiets als de oude. versjes van Van Alphen.
Carps keek het kringetje eens rond, en toen
hij alleen maar belangstellende gezichten zag.
begon hij:
„Zooals ik jullie al zei. heb ik mijn grijze
haren te danken aan een grap, maar dit keer
één, die ik zelf uithaalde. Het is zoowat een
jaar of tien geleden, en ik ging na mijn twee
de verlof met de boot naar Indië terug. Ik
was al in Holland aan boord gegaan, en er was
nog niet veel te beleven geweest, toen we
Marseille bereikten. Daar werd de boot vol. Ik
stond op het dek toe te kijken naar de insche
ping, en ik vroeg me af wie ik wel bij me in
de hut zou krijgen, toen ik op het dek een
paartje zag, dat op uiterst teedere wijze af
scheid nam. Het waren twee jonge menschen
en ze konden elkaar bijna niet loslaten. Er was
nog een derde knaap bij, vermoedelijk een
broer van het meisje. Eerlijk gezegd, vond ik
het nog al een vervelend gezicht. Ze stonden
beiden zoo'n beetje te snotteren en ik vond de
jongen bepaald onsympathiek. Hij maakte een
slungelachtigen indruk, het was een echte
melkmuil, en ik vond het meisje veel te aardig
voor zoo'n harkerig jochie.. Misschien kwam
het wel daardoor, dat ik den knaap niet kon
uitstaan.
Ik besloot naar m'n hut te gaan om eens
te kijken wien ik tot metgezel zou krijgen,
maar er was nog niemand. Er stond alleen
wat bagage, en ik zag, dat mijn medepassa
gier Van der Voort heette. Juist wilde ik weer
naar boven gaan, toen mijn nieuwe hutgenoot
binnenkwam. Jullie hebt misschien al begre
pen, dat het de melkmuil was, dien ik af
scheid had zien nemen.
Hij was precies zoo vervelend, als ik ge
dacht had. dat hij zöü zijn. Zoo groen als gras.
iemand, die zoo verlegen was. dat hij er niet
in slaagde met andere menschen in kennis te
komen, en zich toen als een klit aan mij vast
klampte. Een knaap met een olifantshuid bo
vendien. want ik was nogal eens grof tegen
hem, maar hij reageerde nergens op. Hij leu
terde maar door over zijn meisje, tot. ik er
half gek van wei"' Heele verhalen hing hij
van haar op, die -r van moesten overtui
gen. dat er op de ld geen tweede bestond
zooals zij, en dat ze toch zoo dol op hem
was. En tenslotte liet hij een brief lezen, dien
ze hem meegegeven had „om iederen dag over
te lezen, tot hij Port Said bereikte". Want
daar zou hij weer een brief van haar krijgen.
Ze bleef een paar wegen aan de Rivièra. ver
telde hij, 't arme kind mocht ook wel eens
wat hebben, nu ze zijn gezelschap moest
missen! Ik werd er wee van en de brief was
al even zoetelijk en kleverig als zijn ver
haaltjes.
Tenslotte begon ik hem een beetje te plagen
maar dat had geen invloed op hem. Hij was er
zoo één, die nooit verder gekeken had dan
zijn eigen benauwd kringetje, die zijn eigen
gedachtengang bleef volgen als een aftandsch
caroussel-paard zijn cirkeltje, en hij had nog
van die ouderwetsche verheven ideeën van on
wankelbare, eeuwige trouw.
Ik werd er zoo beu van, dat :k besloot hem
een lesje te geven. In Port Said lag ik op den
loer en het gelukte me inderdaad den brief
van zijn meisje op te vangen. Hij liep rond als
een kip die zijn ei niet kwijt kan raken, toen
hij geen brief vond en toen de toot afvoer, had
hij geloof ik, wel in Port Said willen blijven
wachten op bericht.
Nu was mijn plan het volgende. Ik was goed
bevriend met den marconist en ik had van
hem een formulier van 'n radiobrief gekregen.
Ik schreef:
„Beste Kees.
„Je bent nu goed en wel op weg naar Indië. en
„nu kan ik je alles wel bekennen. Onze verlo
ting moet nu maar uit zijn. Ik hou van een
„ander, en als ik in Holland terugkeer na de
„vacantie aan de Rivièra gaan we vlug trou-
„wen. Ik wilde je dat niet eerder zeggen,
„omdat ik bang was, dat je anders je car-
„rière zou vergooien en niet naar indië gaan.
„Wees sterk en wordt een man. Denk maar
„niet meer aan mij.
ELSA"
Toen hij 's avonds in onze hut zat te suffen
en te piekeren over zijn meisje, zei ik zoo los
jesweg:
„O, ja, van der Voort, er is een radiobrief
voor je gekomen".
Zijn gezicht was de moeite waard. Daar
had de stakker heelemaal niet aan gedacht.
Een radiobrief! Natuurlijk, echt iets voor zijn
meisje. Zijn zelfverzekerdheid, die even weg
was geweest, keerde weer terug, en met een
glimlach om zijn lippen maakte hij den brief
open.
Toen hij de eerste regels gelezen had werd
hij lijkbleek. Ik dacht, dat hij in elkaar zou
zakken. Zoo'n uitwerking had ik er heelemaal
niet van verwacht. Onbeweeglijk zat hij en-
in zijn handen. Toen uitte hij een rauwe
kele oogenbükken met den brief verfrommeld
kreet, en zonder ergens naar te kijken, rend©
hij de hut uit."
Even hield Carps op met vertellen, en weer
keek hij het kringetje rond. Het was alsof hij
het effect van zijn volgende woorden wilde
verhoogen door die kleine pauze.
„We hebben hem nooit meer teruggezien",
zei hij heel zacht.
Iedereen was onder den Indruk van het ver
haal.
„Dat was een heel fatale grap", zei er één.
Carps knikte. „Misschien begrijpen jullie,
dat ik in dien nacht grijs werd. Ik had im
mers den dood van dien jongen op mijn ge
weten. Naderhand ben ik er overheen geko
men. Want het merkwaardige is, dat ik den
volgenden dag den brief van zijn meisje heb
opengemaakt, om haar adres- te weten en an
dere dingen, die misschien van belang konden
"Kt IHOOV.H1CI1 wan ueia.il"
de rood-wit-roode vlar naar het vaderland zijn. en laat ik jullie nu vertellen, dat in dien
terug- brief bijna hetzelfde stond, wat ik in den
r, ,T I radiobrief geschreven had.ze maakte
P. H. SCHRoDERIhetmethem uit!f"