Minimumprijzen voor bollen afgeschaft Teeltbeperking wordt gehandhaafd. Mes werd weer getrokken. Kunst in Haarlem en daarbuiten. Vacantievreugden WOENSDAG 28 JU EI 1937 HAAR E EM'S DAGBEAD 3 Surplusfonds ook. Minister tegen areaal-uitbreiding. Naar ons van bevoegde zijde wordt medegedeeld, heeft de minister van Economische Zaken ter zake van de voortzetting der saneeringsmaatrc- gelen voor de bloembollen, de vol gende beslissing genomen: Met ingang van 1 Augustus a.s. zullen zoowel de binnenlandsche als de buitenlandsche bindende mini mumprijzen voor 1938 vervallen, daarentegen blijven de teeltbeperkin gen en de werkzaamheid van het bloembollensurplusfonds voor den opkoop en financiering van het sur plus gehandhaafd. Met de afschaffing der bindende minimumprijzen wordt tegemoet ge komen aan den algemeen in het vak tot uiting gekomen drang om het bedrijf in zoo groot mogelijke vrij heid te kunnen voeren. Tegen het doen vervallen van bindende prijzen werden door den minister te minder bezwaren aanwezig geacht, nu in het alge meen is gebleken, dat de prijsvoorschriften, welke men veelal tracht te ontduiken, zeer moeilijk te controleeren zijn. Hoezeer de minister ook den wensch om ten aanzien van de teelt tot vrije bedrijfsvoering terug te keeren, be grijpelijk acht, is hij toch van oor deel, dat zich thans nog te groote bezwaren tegen het vrijlaten van de bloembollenteelt verzetten. Het valt Immers te verwachten, mede aan gezien zoowel de boomen- en bloemencul tuur als de tuinbouw nog aan een areaal beperking gebonden moeten zijn, dat ophef fing der teeltbeperking zou neerkomen op een aanzienlijke teeltuitbreiding. Daar de vooruitzichten voor den uitvoer nog niet vol doende zeker zijn, is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat deze teeltuitbreiding weder om tot een zoodanige ineenstorting der prij zen zou leiden, dat beroep op de regeering andermaal noodzakelijk zou worden. De re geering zou zich dan voor de zeer moeilijke taak geplaatst zien, opnieuw een juiste basis voor een teeltregeling te vinden. Zou als basis genomen worden de teelt na de uitbreiding, dan zouden zij, die door uitbreiding tot de nieuwe débacle hebben bijgedragen, daarvan voordeel trekken, terwijl, indien b.v. het huidige areaal als grondslag zou dienen, de genen die hun teelt zouden hebben uitge breid groote schade zouden ondervinden. Bo vendien houdt de teeltbeperking de prijzen meer op peil. waardoor gerechtvaardigde klachten van 'den buitenlandschen producent over al te lage aanbiedingen worden voor komen. Op grond dezer overwegingen heeft de minister besloten aan den aandrang om Internationale inbreker te Zeist gesnapt. Vroeger opereerde hij daar ook reeds. De politie te Zeist heeft een Duitscher van internationale beruchtheid, die reeds vele jaren in de gevangenis doorbracht, maar uit een ge vangenis in Duitsehland vóst te ontvluchten, in arrest gesteld. De man. de 46-jarige Heinrieh H., die eenige jaren geleden reeds te Zeist opereerde, maakte zich wederom aan twee inbraken schuldig, a.a. bij een slager. Deze betrapte hem, doch de Duitscher nam de vlucht dwars door een door nenhaas: en een sloot. De gewaarschuwde Zeister-politie alarmeerde terstond de politie in de omgeving. De veldwachter van Odijk Slaagde erin den man aan te houden. Hij bracht hem naar Zeist over, waar bij fouillee ring eenige gouden voorwerpen, afkomstig van zijn laatste inbraak, te voorschijn kwamen. H. bekende deze inbraak te hebben gepleegd, waarna hij is opgesloten. Revolveraanslag op caféhouder mislukt. Kogels misten hun doel Caféhouder springt van eerste verdieping naar beneden. Dinsdagavond omstreeks zeven uur heeft zich in het café van Th. W. aan de Molenstraat te Lutterade een revolverdrama afgespeeld, dat gelukkig zonder ongelukken is afgeloopen. Zekere de B. uit Geleen. die een veete heeft met den caféhouder, stapte Woensdagavond het café binnen, liep op den caféhouder toe en loste op hem eenige schoten uit een revol ver. De schoten misten evenwel doel. W. vluchtte langs de trap naar boven, achtervolgd idoor de B. De caféhouder wist door van de eerste verdieping naar beneden te springen, een veilig heenkomen te vinden. Per fiets ging de B. zijn vijand achterna, doch dezen heeft hij niet meer kunnen vinden. Toen de B. kor ten tijd later het café betrad, werd hij door de politie gearresteerd en in het bureau ingeslo ten. Hoewel hij verklaarde met kogels te hebben geschoten, heeft men geen spoor van deze kunnen vinden. De revolver heeft de man volgens zijn zeggen, in een tuin geworpen, maar ook deze heeft de politie nog niet kun nen ontdekken. de teeltregeling in te trekken voorshands geen gehoor te geven. Voortzetting van de werkzaamheid van het bloembollensurplusfonds wordt daar naast gewenscht geacht. Hoewel dit jaar door verschillende oorzaken de oogst van bloem bollen niet groot zal zijn dient men niet uit het oog te verliezen, dat men hier met een steeds wisselenden en onzekeren factor te maken heeft. Zooals wel reeds is gebleken, is de werkzaamheid van het fonds, dat reeds geheel in handen van het vak is, bij een surplus aan bollen van groote beteekenis, omdat door de zekerheid van afkoop van het surplus tegen een bepaald minimumbedrag aan de markt een steun gegeven wordt, welke inzinking der prijzen tot een te laag niveau voor komt. Dit laatste is vooral van beteekenis voor de positie van de talrijke kleine kweekers. Arbeider te Emmer-Erf- scheidenveen gedood. Op den Groenedijk te Emmer-Erf- scheïdenvéen heeft Dinsdagmiddag om vier uur tijdens een ruzie tus- schen twee veenarbeiders, de een den ander met een mes zoodanig gewond, dat deze korten tijd later aan zijn verwondingen bezweek. De arbeiders, de 33-jarige Foekens en de omstreeks 30-jarige F. St., had den verschil van meening omtrent werkzaamheden. Plotseling greep St. een mes, waar mee hij Foekens eenige steken toe bracht. Onmiddellijk snelde een aan tal voorbijgangers naar de plek van het gebeurde; de politie arresteerde den dader en bracht hem naar Em- men over. De getroffene werd zijn huis binnen gedragen, in welks nabijheid de steekpartij zich afspeelde, waar hij spoedig den geest gaf. Moerdijkbrug wordt slipvrij gemaakt. Rijdek met zoutzuur behandeld. Men is thans bezig het rijdek van de Moer dijkbrug stroever te maken om het slipgevaar te verkleinen. Hiertoe wordt het bovenlaagje bestaande uit cement en roestvrije staalkor- rels met een oplossing van zoutzuur behan deld, waardoor het gladde cementlaagje, dat op den langen duur wellicht door het verkeer zou zijn afgesleten, wordt weggenomen en de staalkorrels meer aan de oppervlakte ge bracht worden. Hiertoe wordt telkens een ge deelte van het brugdek ter lengte van plm. 12 V2 M. en ter halve brugdekbreedte gedu rende 10 minuten met 30 L. van een zoutzuur- oplossing behandeld, die met bezems over het dek wordt geveegd. Na afloop van dit proces wordt met een overvloed van water de oplossing van cement en zoutzuur weggespoeld en de geheele be handeling eenmaal herhaald. Medegedeeld kan worden, dat de wrjjvings- coefficient, die oorspronkelijk slechts 0.20 be droeg, na de behandeling het mooie cijfer van bijna 0.50 bereikte, welke cijfers met den spe- cialen meetwagen van den Rijkswaterstaat werden geregistreerd. De kosten van de be handeling bedragen 3 ct. per vierkante meter, zoodat "voor f 360 in totaal de Moerdijkbrug van het slipspook zal worden bevrijd „Kerk en Vrede''-conferenlie te Lunteren. Vrijdagavond heeft ds. J. J. Buskes jr., de nationale landelijke conferentie te Lunteren van Kerk en Vrede geopend. Na gemeenschap pelijk gebed geeft ds. F. Kuiper zijn inleiding over Staat en kerk. Zijn conclusie luidt: De Christen staat in de wereld, heeft te maken met den staat. Zijn houding moet critisch op bouwend zijn, d.w.z. hij moet den staat in ernst nemen, maar niet in laatsten ernst. De staat is niet de grootste en belangrijkste zaak, dat is het Evangelie. Na dit referaat volgde een levendige discus sie, waarin alle vragen door ds. Kuiper uitvoe rig werden beantwoord. De conferentie werd Zaterdagochtend voort gezet met voorlezing van een gedeelte uit Jesaja 6 en een korte toespraak van Hübrand Boschma uit Ruurlo. Hierna hield ds. J. J. Buskes jr. zijn inleiding over: Onze moeilijk heden. Spr. behandelde eerst de formuleering uit de beginselverklaring van Kerk en Vrede, dat nationalen verdedigingsoorlog, ook niet voor een Volkenbondsoorlog. Momenteel en op korten termijn heeft de eisch van Kerk en Evangelie en oorlog, d.w.z. iedere oorlog een onverzoenlijke tegenstelling vormen. Geen uit zondering mag hier gemaakt worden voor een Vrede, politiek gesproken, geen waarde. Spr. voelt wel verschil tusschen het roode en zwarte militairisme, maar naar Kerk en Vrede is in wezen ieder militairisme gelijk. Een ander pro bleem is de burgeroorlog. Wat doet men als het fascisme hier den kop opsteekt? Het ant woord van Kerk en Vrede kan alleen zijn: met geweld is dit fascisme niet te weerstaan. Onze taak is: met grooten ernst en zuiver zakelijk meewerken aan een rechtsorde. Een formulee- ring uit de beginselverklaring, die ook veel pro blemen opwerpt is „Steun en deelneming aan den oorlog". Waar ligt hier n.l. de grens? Kwesties als belasting betalen, luchtbescher ming en „God-Nederland-Oranje" dringen zich hier naar voren. Spr. wil deze vraagstuk ken bezien onder het Evangelie en niet onder de wet. Niemand kan zich in deze samen leving volledig losmaken van deelneming aan den oorlog. Maar er komt voor ieder van ons een moment, dat wij weten: hier dalen wij be neden het noodzakelijk compromis, hier raken wij het contact met Christus kwijt. Dit geldt voor belasting betalen en nog veel meer voor het moeilijke' vraagstuk van de luchtbescher ming. Ieder moet hier zelf volgens zijn gewe ten een beslissing nemen. Gehoorzaamheid aan God draagt ook een zakelijk karakter. Voor het defde punt geldt in dezen tijd voor ons afstand bewaren. Een andere moeilijkheid van Kerk en Vrede ligt in 't begrip ..kerk". Ook hierover bestaan in ons midden veel verschil len. Kerk en Vrede moet steeds weer leeren ook een sterke geloofsgemeenschap te worden. De vele vragen, die op deze inleiding volg den. werden uitvoering door ds. Buskes beant woord. Zaterdagmiddag heeft drs. G. J. de Voogd, directeur van het Centraal Vredes bureau te 's-Gravenhage gesproken over „De vredesbewe ging in Nederland". De conferentie werd 's avonds voortgezet met een referaat van ds. Immink. Daar deze door ziekte verhinderd was te komen las J. J. Wen- tink deze inleiding voor. Zij ging over ..Onze persoonlijke en gemeenschappelijke taak". De avond werd besloten met een toespraak van Hilbrandt Boschma, die iets uit zijn levens ervaringen vertelde. Zondagmorgen werd geopend met een wij- dingsdienst waarin ds. S. Coolsma te Lathum voorging, 's Middags hield ds. J. B. Th. Hugen- holtz een causerie over „Ons internationaal werk en onze verhouding tot de Fellowship of reconciliation en den Wereldbond der Kerken". Autovlegels veroorzaken ernstig ongeluk. Wielrijder ernstig gewond. Tusschen Diemerbrug en Weesp is Dinsdagavond tengevolge van on besuisd autorijden door eenige jonge lieden een ernstig ongeluk gebeurd. De jongelui, die te Weesp wonen, reden in een huurauto met groote vaart de nieuwe betonbrug over de Bijlmer vaart af, en hielden daarbij links. Een tegenliggend wielrijder, die ge heel rechts van den weg reed, werd bij dit onhebbelijk rijden gegrepen en tegen de straat geslingerd. De auto reed na het ongeluk den weg af en kwam aan den onderkant bij het water tot stilstand. De aangereden fietser, die bewusteloos op het asfalt lag, bleek er ernstig aan toe te zijn. Hij had vele hoofdwonden en bloedde uit zijn ooren. Dr. Balfoort, die spoedig ter plaatse was, constateerde inwendige kneuzingen en een schedelbasisfractuur. Per ambulance-auto van den hoofdstede lijken Geneeskundigen Dienst is het slacht offer, de 22-jarige J. S. uit de Soembawa- straat te Amsterdam naar een ziekenhuis vervoerd. Een recent „geval" moge ons deze week eens de vrijheid geven de Frans Hals plaat jes en praatjes te onderbreken en eens even over wat anders te handelen. Misschien blij ven wij zelfs dichter bij huis, dan het lijkt. Wat is er nu weer voor 'crimineels in de schilderijenwereld gebeurd? Vieux jeu, en toch immer neu. Daar is op de Parij- sche wereldtentoonstelling een bijzonder in teressante sectie aan de Fransche schilder kunst gewijd. De groote mannen die haar in de laatste eeuw met eere gediend hebben, zijn er met zorgvuldig uitgekozen werken vertegenwoordigd. Onder hen is ook Paul Gauguin den schilder van Bretagne eerst, van Mozambique en Tahiti later. Met Cézan- ne, van Gogh en le père Redon vormt Gauguin een quartet der gros bonnets die onder de „modernen" klassiek zijn geworden. Zij zijn alle vier dood. dat is een eerste ver- eischte voor het klassiek zijn. Maar nu komt daar een meneer aanwandelen ter Parijsche expositie, die nog niet klassiek is, maar wel een tijden gedeeltelijk een bentgenoot van het quartet geweest is. Hij heet Emile Bernard. Hoewel er in Holland weinig werk van hem verzeilde (alleen de collectie van wijlen den heer Bonger, die hem goed ge kend heeft, bevat een zestal stukken van zijn hand) kent de lezer natuurlijk zijn naam, al was het alleen maar uit de corresponden tie door Vincent met Emile gevoerd en ge publiceerd. Verder heeft Emile zoowel met Cézanne als met Gauguin nog al eens ruzie gehad of meeningsverschil op uitvoerige wijze uitgevochten. Nu komt Emile op de tentoon stelling en staat voor de doeken van Gauguin. Dan zegt hij op eens: „nee maar heeren, die is goed. Dat schilderij daar is niet van Gauguin. Dat heb ik geschilderd en mijn naam is er afgehaald en de signatuur van Gauguin er voor in de plaats gezet!" Ta bleaute midden der vele andere ta bleaux, maar geen prettig. Voor Bernard niet, maar ook niet voor de inrichters der ten toonstelling die een flater begaan hebben. Toch is het gelukkig dat Bernard nog leeft en het geval kon rectificeeren. Voor de kunstgeleerden eener volgende generatie is het een strop, want die missen nu de moge lijkheid het werk aan Gauguin's broer of zoon of leerling toe te schrijven, als later iemand de eigenhandigheid van Gauguin bij dit werk in twijfel trekt. Want daar ik geen reden zie, waarom Emile Bernard er om jok ken zou, is het pleit thans beslist. De quaestie is nu maar: in hoeverre be staat er gelijkenis tusschen Gauguin's en Bernard's werk, in die mate dat de kunstge leerde inrichters der expositie zich 'konden vergissen noch hun wantrouwen werd opge wekt? Bernard is zonder twijfel een kunstenaar van beteekenis in zijn kring geweest, en nog steeds actief als ik mij niet bedrieg. Hij woont thans in het Zuiden van Frankrijk. Maar een zoo sterke persoonlijkheid als de andere genoemden was hij niet; hij was meer de intellectueele eclectikus, keurder, onderzoeker, die vaak onder den invloed van de theorieën der anderen tot nieuwe daden werd aangezet. Zoo heeft ook de figuur van Gaugin hem een tijdlang bezig gehouden en wel meer speciaal die periode van den schilder waarin hij de Bretonsche dingen maakte en de latere, waarin Gauguin's toets Ietwat droog en korrelig opgezet, al naar het decoratieve zweemde. Ter verduidelijking van wat bedoeld wordt, gegeven wij hierbij een reproductie naar een zelfportret van Gauguin In eenzelfden matten toon heeft ook Emile Bernard een tijdlang gewerkt en uit die periode zal dan wel zijn doek afkomstig zijn dat. na door de „wederdoopers" van signatuur gewijzigd te zijn, thans op de wereldtentoon stelling als een Gaugin is opgenomen. Dit geknoei met kunstwerken is men vergeet dat te dikwijls zoo oud als de weg van Kralingen en vindt en vond zijn oorzaak altijd weer in hetzelfde, onverbeterlijk fa tum dat de koopers onder het publiek naar een naam van reputatie en niet naar een kunstwerk vragen en dat karakterlooze scharrelaars altijd te vinden zijn geweest om aan die, in zich zelf onverstandige, nei ging tegemoet te komen. Emile Bernard is niet de eenige figuur-uit Gauguin's omgeving die daarvan de dupe geworden is. Tot de zoogenaamde groep van Pont-Aven, waarvan Gauguin het middel punt was, behoorden een aantal hoogst in teressante schilders wier werken, als ze hun eerlijken naam dragen, in de waardeering van de kunstmarkt heel laag genoteerd staan. Of liever stonden, want men ont moet ze niet meer. Waar zouden ze gebleven zijn? Het ligt voor de hand dat bij oude kunst de diverse problemen minder gemakkelijk worden opgelost, dan 111 de quaestie Ber nard, waarover wij vandaag kwamen te spre ken. Wat veel lezers allicht niet zullen weten, is dat die toeschrijvingsmoeilijkheden zich ook al in onze zeventiende eeuw zelf voor deden. Een aardig voorbeeld daarvan is d^. beroemde affaire van Gerrit Uylenburgh een kunsthandelaar uit Rembrandt's tijd die in 1671 aan den keurvorst van Brandenburg dertien schilderijen van Italiaansche mees ters voor dertig duizend gulden zou leveren. Toen ze in Berlijn aankwamen, liet de keur vorst ze keurendaar was hij keurvorst voor. en liet het geval onmiddellijk naar Amsterdam terug sturen, omdat zijn expert gezegd had, dat het kopieën waren. Uylen- burgh's reputatie als handelaar liep gevaar en daarom riep hij de hulp van de Magistraat in die aan negen schilders (waarbij Van den Eeckhout. De Konhick en Lïngelbach) 0111 hun oordeel vroeg. Hun meening was. dat het eene stuk iets beter kon zijn dan het an dere, maar dat alle waard waren in een col lectie Italiaansche kunst te worden opgeno men. Een eenigszins vaag oordeel, zooals er ook in onzen tijd nog wel eens éen wordt losgelaten. Daarentegen verklaarden zeven tien andere schilders, waaronder Van Aelst. Wynants, Hondecoeter, Lairesse en Kalff dat de geheele collectie kitsch (rommel) was. Uylenburgh laat dat er niet bij zitten. Het volgend jaar vindt hij eenige schilders be reid het tegendeel te bewijzen. Onder hen zijn De Momper en Pieter Codde. Maar het helpt alles niets: de zaak moet ongedaan gemaakt worden. Uylenburgh probeert het dan nog eens in Den Haag. Daar beoordee- len Casper Netscher en Dirk Dalens zijn spullen gunstig; Caïel Dujardin en Willem Doudijns daartegenover houden de onwaar de der stukken vol. Meer dan vijftig schilders van zekere bekendheid zijn dan al aan het geval te pas gekomen, zoo vóór als tegen standers. maar Uylenburgh's positie is met dat al geknakt. Ten laatste probeert hij de collectie in Amsterdam te veilen en maakt daarvoor een catalogus, waarin Vondel en Antonides van der Goes de schilderijen be zingen maar zelfs die hulp baat niet meer, de veiling mislukt en Uylenburgh wordt in 1674 failliet verklaard. Dat was het einde van een drama, waar uit ook voor onze dagen nog leering te trek ken valt. Antonides noch Vondel hebben Uylenburgh kunnen redden. En zoo zal in onze dagen geen expertise of krantenstukje van een minderwaardig schilderij een mees terwerk kunnen maken. Al onze waardeering blijft relatief. Men wantrouwe dengene die van de zijne een evangelie wil maken. J. H. DE BOIS. P.S. Het geval Uylenburgh vindt men o.a. behandeld in Floerke's Studiën zur Kunst und Kulturgeschichte. Zelfportret van Gauguin, uit Bretagne. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1887 28 Juli: Het provinciaal archief van Noord- Holland heeft in het afgeloopen jaar eenige verandering ondergaan. In het verslag der provincie over 1886 zeggen Gedeputeerde Staten het volgende Tengevolge van de aanstelling van een Rijks-archivaris werd het archief in den loop van meer dan 30 jaren door de zorg van dr. P. Scheltema verzameld en gerangschikt in twee deelen gesplitst. Alle stukken die van het Rijk in bruik leen waren gekregen en andere die ge acht konden worden aan het Rijk te behooren werden bij elkander gebracht in drie van de vijf vertrekken van het provinciaal gouvernementsgebouw, waarin zij verspreid waren, en op den len April aan den Rijksarchivaris over gegeven. Het overblijvend provinciaal archief met bibliotheek, kaarten verzameling en eenige gemeente- en waterschaps-archieven vonden hunne plaats in de beide andere vertrekken. In overleg met den minister van Bin nenlandsche Zaken werd aan den tot Rijksarchivaris benoemde, den heer C. J. Gonnet, met ingang van 1 October ook de betrekking van provincialen archi varis opgedragen. In beide betrekkin gen heeft hij zijn bureau in hetzelfde vertrek, waar dat van den vroegeren provincialen archivaris gevestigd was." En Villégiature Het wordt een wilde dag. We zijn met z'n negenen in ons Lochemsche buitenhuis en vanmorgen werd ons jongste lid per ongeluk om half zeven wakker, „In no time" was de heele gemeente bij de hand, alles kakelde door elkaar en van slapen kwam niets meer. Om kwart over zeven stonden we zuchtenid op en voelden ons tekort gedaan. Wie zei toch. dat je in de vacantie zoo fijn kan uitslapen? Toen het ontbijt genuttigd was, konden we vroeger dan anders beginnen te redderen: kamers bezemen, bedden luchten, water pom pen. afwasschen en opruimen. Help man. help vrouw, help kind. Om tien uur is 't ergste gebeurd en gezellig vlijen we ons op het mos onder ons particuliere sparreboschje. Maar 't wil vanmorgen niet: de kinderen spelen achter 't huis en ieder oogen- blik klinkt er gehuil en gekrijsch. Hier in de Goddelijke stilte valt dit nog meer op dan in de stad. We luisteren: er wordt zwaar gekib beld, de schommel en de hangmatten zijn het gevechtsterrein. Sommige dagen gaat a'lles ge smeerd: ze spelen als gezworen kameraden, ze helpen elkaar. Maar andere dagen hannessen ze tijden rond zonder op dreef te komen, ze vervelen zichzelf en elkaar, splitsen zich in clubjes en groepjes en gunnen elkaar niets. We doen ons best consequente eerlijke pae- dagogen te zijn, met moeite onderken ik mijn verlangen een kwartier verder te loopen en daar in een zalig nietsdoen onder te duiken. In plaats daarvan doe ik van alles: ik haal vechtende kinderen van den schommel, visch een nieuwe sok van Elsje uit den hondebek, haal zand uit oogen en schoenen, en tusschen alles door bespreken we 't diner voor 's mid dags. We besluiten vandaag echt makkelijk te eten, zonder omhaal. Gas en waterleiding zijn tot hier nog niet •oorgedrongen, maar we hebben een echte ouderwetsch-piepende boe- renpomp en een rij petroleumstellen om van te watertanden. De leveranciers komen aan de deur en zijn dadelijk dikke vrinden met ons kroost. Als 't goed en wel middag is, beginnen we aan de kokerij. Met stralende gezichten ont dekken we nog wat overblijfsels van den vo- rigen dag: nu hebben we zeker genoeg. Van 't eene maken we een ragoutje. van 't andere stevige soep, ook nog een slaatje erbij en iets door elkaar en dan "t vleesch, de boonen en de aardappels. Als we een uur bezig zijn, slinkt onze verrukking en werken onze zeven stellen op volle kracht. En nog staat alles niet op. Het keukentje is warm en vol en buiten brandt de zon op 't platte dak. We puffen, maar om den moed erin te houden zingen we ons gan- sche repertoire. Tusschen de bedrijven door verbinden we een opengevallen knie en red ik mijn jongste van verdrinking onder de pomp. Tenminste wat afwisseling. Dan koken we weer, en worden zelf ook langzaam gaar in deze smoorhitte. Om zes uur staat het eten op tafel èn de hemel in brand. De donderslagen begeleiden het getingel der vorken; onze eenvoudige maaltijd is een uitgebreid diner geworden. Ramen en deuren zijn potdicht om het nood weer te weren, kinderen en donderslagen rate len om 't hardst, Pim jankt tegen de felle blik semflitsen, tientallen vliegen vliegen rond Als we ons door de geweldige afwasch heb ben heengeslagen en onze lievelingen, groot en klein, onder de wol liggen, als we ons verhit en doodmoe in de waranda zetten, als we met een kopje thee in de gezuiverde frissche at mosfeer tot ons zelf komen, dan weten we, dat we voortaan de restjes achter een boom deponeerenof we eten alleen de restjes. M. S. v. G. RIJKSTELEFOONPERSONEEL VERGADERT. In de Internationale School voor Wijsbe geerte te Amersfoort werd een zeer druk be zochte jaarlijksche reünie gehouden van het personeel, werkzaam bij den Rijkstelefoon dienst. georganiseerd in den Centralen Bond van Nederlandsch Post-. Telegraaf- en Tele foonpersoneel (C. B. P. T. T.) Mej. C. Feldmeijer, chef-telefoniste te 's-Gravenhage, hield een inleiding over' het onderwerp „Is er bij de P. T. T. nog plaats voor de vrouw?" Zij concludeerde dat, hoewel het staatsbedrijf momenteel geen vrouwelijke ambtenaren in vasten dienst benoemt, er bij de P. T. T. ook in de toekomst een ruime werkgelegenheid voor de vrouw zal moeten blijven bestaan. De heer H. van Giessel, algemeen-secretaris van den C. B. P. T T., sprak over: „De positie van het Telefoonpersoneel na de automati seering". Ook al zullen langzamerhand de abonné's goeddeels het werk van de telefonisten over nemen, nochtans zullen voor het telefoneeren op verren afstand, voor de afwikkeling van het internationaal verkeer en voor bijzondere diensten, telefonisten noodig blijven. Over de toekomst van dit personeel zal opnieuw met I de leiding van het Staatsbedrijf moeten wor- den gesproken. j Op beide inleidingen volgde een geani meerde discussie. De bijeenkomst werd o.m. bijgewoond door het Tweede-Kamerlid Mevrouw Bakker-Nort.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1937 | | pagina 5