Minimumprijzen voor bollen afgeschaft
Teeltbeperking wordt gehandhaafd.
Mes werd weer
getrokken.
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
Vacantievreugden
WOENSDAG 28 JU EI 1937
HAAR E EM'S DAGBEAD
3
Surplusfonds ook.
Minister tegen areaal-uitbreiding.
Naar ons van bevoegde zijde wordt
medegedeeld, heeft de minister van
Economische Zaken ter zake van de
voortzetting der saneeringsmaatrc-
gelen voor de bloembollen, de vol
gende beslissing genomen:
Met ingang van 1 Augustus a.s.
zullen zoowel de binnenlandsche als
de buitenlandsche bindende mini
mumprijzen voor 1938 vervallen,
daarentegen blijven de teeltbeperkin
gen en de werkzaamheid van het
bloembollensurplusfonds voor den
opkoop en financiering van het sur
plus gehandhaafd.
Met de afschaffing der bindende
minimumprijzen wordt tegemoet ge
komen aan den algemeen in het vak
tot uiting gekomen drang om het
bedrijf in zoo groot mogelijke vrij
heid te kunnen voeren.
Tegen het doen vervallen van bindende
prijzen werden door den minister te minder
bezwaren aanwezig geacht, nu in het alge
meen is gebleken, dat de prijsvoorschriften,
welke men veelal tracht te ontduiken, zeer
moeilijk te controleeren zijn.
Hoezeer de minister ook den wensch
om ten aanzien van de teelt tot vrije
bedrijfsvoering terug te keeren, be
grijpelijk acht, is hij toch van oor
deel, dat zich thans nog te groote
bezwaren tegen het vrijlaten van de
bloembollenteelt verzetten.
Het valt Immers te verwachten, mede aan
gezien zoowel de boomen- en bloemencul
tuur als de tuinbouw nog aan een areaal
beperking gebonden moeten zijn, dat ophef
fing der teeltbeperking zou neerkomen op
een aanzienlijke teeltuitbreiding. Daar de
vooruitzichten voor den uitvoer nog niet vol
doende zeker zijn, is de mogelijkheid niet
uitgesloten, dat deze teeltuitbreiding weder
om tot een zoodanige ineenstorting der prij
zen zou leiden, dat beroep op de regeering
andermaal noodzakelijk zou worden. De re
geering zou zich dan voor de zeer moeilijke
taak geplaatst zien, opnieuw een juiste basis
voor een teeltregeling te vinden. Zou als basis
genomen worden de teelt na de uitbreiding,
dan zouden zij, die door uitbreiding tot de
nieuwe débacle hebben bijgedragen, daarvan
voordeel trekken, terwijl, indien b.v. het
huidige areaal als grondslag zou dienen, de
genen die hun teelt zouden hebben uitge
breid groote schade zouden ondervinden. Bo
vendien houdt de teeltbeperking de prijzen
meer op peil. waardoor gerechtvaardigde
klachten van 'den buitenlandschen producent
over al te lage aanbiedingen worden voor
komen. Op grond dezer overwegingen heeft
de minister besloten aan den aandrang om
Internationale inbreker te Zeist
gesnapt.
Vroeger opereerde hij daar ook reeds.
De politie te Zeist heeft een Duitscher van
internationale beruchtheid, die reeds vele jaren
in de gevangenis doorbracht, maar uit een ge
vangenis in Duitsehland vóst te ontvluchten,
in arrest gesteld.
De man. de 46-jarige Heinrieh H., die eenige
jaren geleden reeds te Zeist opereerde, maakte
zich wederom aan twee inbraken schuldig,
a.a. bij een slager. Deze betrapte hem, doch de
Duitscher nam de vlucht dwars door een door
nenhaas: en een sloot. De gewaarschuwde
Zeister-politie alarmeerde terstond de politie
in de omgeving. De veldwachter van Odijk
Slaagde erin den man aan te houden. Hij
bracht hem naar Zeist over, waar bij fouillee
ring eenige gouden voorwerpen, afkomstig van
zijn laatste inbraak, te voorschijn kwamen.
H. bekende deze inbraak te hebben gepleegd,
waarna hij is opgesloten.
Revolveraanslag op caféhouder
mislukt.
Kogels misten hun doel
Caféhouder springt van eerste verdieping
naar beneden.
Dinsdagavond omstreeks zeven uur heeft
zich in het café van Th. W. aan de Molenstraat
te Lutterade een revolverdrama afgespeeld,
dat gelukkig zonder ongelukken is afgeloopen.
Zekere de B. uit Geleen. die een veete heeft
met den caféhouder, stapte Woensdagavond
het café binnen, liep op den caféhouder toe
en loste op hem eenige schoten uit een revol
ver. De schoten misten evenwel doel. W.
vluchtte langs de trap naar boven, achtervolgd
idoor de B. De caféhouder wist door van de
eerste verdieping naar beneden te springen,
een veilig heenkomen te vinden. Per fiets ging
de B. zijn vijand achterna, doch dezen heeft
hij niet meer kunnen vinden. Toen de B. kor
ten tijd later het café betrad, werd hij door de
politie gearresteerd en in het bureau ingeslo
ten.
Hoewel hij verklaarde met kogels te hebben
geschoten, heeft men geen spoor van deze
kunnen vinden. De revolver heeft de man
volgens zijn zeggen, in een tuin geworpen,
maar ook deze heeft de politie nog niet kun
nen ontdekken.
de teeltregeling in te trekken voorshands
geen gehoor te geven.
Voortzetting van de werkzaamheid van
het bloembollensurplusfonds wordt daar
naast gewenscht geacht. Hoewel dit jaar door
verschillende oorzaken de oogst van bloem
bollen niet groot zal zijn dient men niet uit
het oog te verliezen, dat men hier met een
steeds wisselenden en onzekeren factor te
maken heeft. Zooals wel reeds is gebleken,
is de werkzaamheid van het fonds, dat reeds
geheel in handen van het vak is, bij een
surplus aan bollen van groote beteekenis,
omdat door de zekerheid van afkoop van het
surplus tegen een bepaald minimumbedrag
aan de markt een steun gegeven wordt,
welke inzinking der prijzen tot een te laag
niveau voor komt. Dit laatste is vooral van
beteekenis voor de positie van de talrijke
kleine kweekers.
Arbeider te Emmer-Erf-
scheidenveen gedood.
Op den Groenedijk te Emmer-Erf-
scheïdenvéen heeft Dinsdagmiddag
om vier uur tijdens een ruzie tus-
schen twee veenarbeiders, de een den
ander met een mes zoodanig gewond,
dat deze korten tijd later aan zijn
verwondingen bezweek.
De arbeiders, de 33-jarige Foekens
en de omstreeks 30-jarige F. St., had
den verschil van meening omtrent
werkzaamheden.
Plotseling greep St. een mes, waar
mee hij Foekens eenige steken toe
bracht. Onmiddellijk snelde een aan
tal voorbijgangers naar de plek van
het gebeurde; de politie arresteerde
den dader en bracht hem naar Em-
men over. De getroffene werd zijn huis
binnen gedragen, in welks nabijheid
de steekpartij zich afspeelde, waar hij
spoedig den geest gaf.
Moerdijkbrug wordt slipvrij
gemaakt.
Rijdek met zoutzuur behandeld.
Men is thans bezig het rijdek van de Moer
dijkbrug stroever te maken om het slipgevaar
te verkleinen. Hiertoe wordt het bovenlaagje
bestaande uit cement en roestvrije staalkor-
rels met een oplossing van zoutzuur behan
deld, waardoor het gladde cementlaagje, dat
op den langen duur wellicht door het verkeer
zou zijn afgesleten, wordt weggenomen en de
staalkorrels meer aan de oppervlakte ge
bracht worden. Hiertoe wordt telkens een ge
deelte van het brugdek ter lengte van plm.
12 V2 M. en ter halve brugdekbreedte gedu
rende 10 minuten met 30 L. van een zoutzuur-
oplossing behandeld, die met bezems over het
dek wordt geveegd.
Na afloop van dit proces wordt met een
overvloed van water de oplossing van cement
en zoutzuur weggespoeld en de geheele be
handeling eenmaal herhaald.
Medegedeeld kan worden, dat de wrjjvings-
coefficient, die oorspronkelijk slechts 0.20 be
droeg, na de behandeling het mooie cijfer van
bijna 0.50 bereikte, welke cijfers met den spe-
cialen meetwagen van den Rijkswaterstaat
werden geregistreerd. De kosten van de be
handeling bedragen 3 ct. per vierkante meter,
zoodat "voor f 360 in totaal de Moerdijkbrug
van het slipspook zal worden bevrijd
„Kerk en Vrede''-conferenlie te
Lunteren.
Vrijdagavond heeft ds. J. J. Buskes jr., de
nationale landelijke conferentie te Lunteren
van Kerk en Vrede geopend. Na gemeenschap
pelijk gebed geeft ds. F. Kuiper zijn inleiding
over Staat en kerk. Zijn conclusie luidt: De
Christen staat in de wereld, heeft te maken
met den staat. Zijn houding moet critisch op
bouwend zijn, d.w.z. hij moet den staat in ernst
nemen, maar niet in laatsten ernst. De staat is
niet de grootste en belangrijkste zaak, dat is
het Evangelie.
Na dit referaat volgde een levendige discus
sie, waarin alle vragen door ds. Kuiper uitvoe
rig werden beantwoord.
De conferentie werd Zaterdagochtend voort
gezet met voorlezing van een gedeelte uit
Jesaja 6 en een korte toespraak van Hübrand
Boschma uit Ruurlo. Hierna hield ds. J. J.
Buskes jr. zijn inleiding over: Onze moeilijk
heden.
Spr. behandelde eerst de formuleering uit
de beginselverklaring van Kerk en Vrede, dat
nationalen verdedigingsoorlog, ook niet voor
een Volkenbondsoorlog. Momenteel en op
korten termijn heeft de eisch van Kerk en
Evangelie en oorlog, d.w.z. iedere oorlog een
onverzoenlijke tegenstelling vormen. Geen uit
zondering mag hier gemaakt worden voor een
Vrede, politiek gesproken, geen waarde. Spr.
voelt wel verschil tusschen het roode en zwarte
militairisme, maar naar Kerk en Vrede is in
wezen ieder militairisme gelijk. Een ander pro
bleem is de burgeroorlog. Wat doet men als
het fascisme hier den kop opsteekt? Het ant
woord van Kerk en Vrede kan alleen zijn: met
geweld is dit fascisme niet te weerstaan. Onze
taak is: met grooten ernst en zuiver zakelijk
meewerken aan een rechtsorde. Een formulee-
ring uit de beginselverklaring, die ook veel pro
blemen opwerpt is „Steun en deelneming aan
den oorlog". Waar ligt hier n.l. de grens?
Kwesties als belasting betalen, luchtbescher
ming en „God-Nederland-Oranje" dringen
zich hier naar voren. Spr. wil deze vraagstuk
ken bezien onder het Evangelie en niet onder
de wet. Niemand kan zich in deze samen
leving volledig losmaken van deelneming aan
den oorlog. Maar er komt voor ieder van ons
een moment, dat wij weten: hier dalen wij be
neden het noodzakelijk compromis, hier raken
wij het contact met Christus kwijt. Dit geldt
voor belasting betalen en nog veel meer voor
het moeilijke' vraagstuk van de luchtbescher
ming. Ieder moet hier zelf volgens zijn gewe
ten een beslissing nemen. Gehoorzaamheid
aan God draagt ook een zakelijk karakter.
Voor het defde punt geldt in dezen tijd voor
ons afstand bewaren. Een andere moeilijkheid
van Kerk en Vrede ligt in 't begrip ..kerk". Ook
hierover bestaan in ons midden veel verschil
len. Kerk en Vrede moet steeds weer leeren
ook een sterke geloofsgemeenschap te worden.
De vele vragen, die op deze inleiding volg
den. werden uitvoering door ds. Buskes beant
woord.
Zaterdagmiddag heeft drs. G. J. de Voogd,
directeur van het Centraal Vredes bureau te
's-Gravenhage gesproken over „De vredesbewe
ging in Nederland".
De conferentie werd 's avonds voortgezet met
een referaat van ds. Immink. Daar deze door
ziekte verhinderd was te komen las J. J. Wen-
tink deze inleiding voor. Zij ging over ..Onze
persoonlijke en gemeenschappelijke taak".
De avond werd besloten met een toespraak
van Hilbrandt Boschma, die iets uit zijn levens
ervaringen vertelde.
Zondagmorgen werd geopend met een wij-
dingsdienst waarin ds. S. Coolsma te Lathum
voorging, 's Middags hield ds. J. B. Th. Hugen-
holtz een causerie over „Ons internationaal
werk en onze verhouding tot de Fellowship of
reconciliation en den Wereldbond der Kerken".
Autovlegels veroorzaken ernstig
ongeluk.
Wielrijder ernstig gewond.
Tusschen Diemerbrug en Weesp is
Dinsdagavond tengevolge van on
besuisd autorijden door eenige jonge
lieden een ernstig ongeluk gebeurd.
De jongelui, die te Weesp wonen, reden
in een huurauto met groote vaart de
nieuwe betonbrug over de Bijlmer
vaart af, en hielden daarbij links.
Een tegenliggend wielrijder, die ge
heel rechts van den weg reed, werd bij
dit onhebbelijk rijden gegrepen en
tegen de straat geslingerd.
De auto reed na het ongeluk den weg af en
kwam aan den onderkant bij het water tot
stilstand.
De aangereden fietser, die bewusteloos op
het asfalt lag, bleek er ernstig aan toe te zijn.
Hij had vele hoofdwonden en bloedde uit zijn
ooren. Dr. Balfoort, die spoedig ter plaatse
was, constateerde inwendige kneuzingen en
een schedelbasisfractuur.
Per ambulance-auto van den hoofdstede
lijken Geneeskundigen Dienst is het slacht
offer, de 22-jarige J. S. uit de Soembawa-
straat te Amsterdam naar een ziekenhuis
vervoerd.
Een recent „geval" moge ons deze week
eens de vrijheid geven de Frans Hals plaat
jes en praatjes te onderbreken en eens even
over wat anders te handelen. Misschien blij
ven wij zelfs dichter bij huis, dan het lijkt.
Wat is er nu weer voor 'crimineels in de
schilderijenwereld gebeurd? Vieux jeu, en
toch immer neu. Daar is op de Parij-
sche wereldtentoonstelling een bijzonder in
teressante sectie aan de Fransche schilder
kunst gewijd. De groote mannen die haar in
de laatste eeuw met eere gediend hebben,
zijn er met zorgvuldig uitgekozen werken
vertegenwoordigd. Onder hen is ook Paul
Gauguin den schilder van Bretagne eerst,
van Mozambique en Tahiti later. Met Cézan-
ne, van Gogh en le père Redon vormt
Gauguin een quartet der gros bonnets die
onder de „modernen" klassiek zijn geworden.
Zij zijn alle vier dood. dat is een eerste ver-
eischte voor het klassiek zijn. Maar nu komt
daar een meneer aanwandelen ter Parijsche
expositie, die nog niet klassiek is, maar wel
een tijden gedeeltelijk een bentgenoot
van het quartet geweest is. Hij heet Emile
Bernard. Hoewel er in Holland weinig werk
van hem verzeilde (alleen de collectie van
wijlen den heer Bonger, die hem goed ge
kend heeft, bevat een zestal stukken van zijn
hand) kent de lezer natuurlijk zijn naam,
al was het alleen maar uit de corresponden
tie door Vincent met Emile gevoerd en ge
publiceerd. Verder heeft Emile zoowel met
Cézanne als met Gauguin nog al eens ruzie
gehad of meeningsverschil op uitvoerige wijze
uitgevochten. Nu komt Emile op de tentoon
stelling en staat voor de doeken van Gauguin.
Dan zegt hij op eens: „nee maar heeren, die
is goed. Dat schilderij daar is niet van
Gauguin. Dat heb ik geschilderd en mijn
naam is er afgehaald en de signatuur van
Gauguin er voor in de plaats gezet!" Ta
bleaute midden der vele andere ta
bleaux, maar geen prettig. Voor Bernard niet,
maar ook niet voor de inrichters der ten
toonstelling die een flater begaan hebben.
Toch is het gelukkig dat Bernard nog leeft
en het geval kon rectificeeren. Voor de
kunstgeleerden eener volgende generatie is
het een strop, want die missen nu de moge
lijkheid het werk aan Gauguin's broer of
zoon of leerling toe te schrijven, als later
iemand de eigenhandigheid van Gauguin bij
dit werk in twijfel trekt. Want daar ik geen
reden zie, waarom Emile Bernard er om jok
ken zou, is het pleit thans beslist.
De quaestie is nu maar: in hoeverre be
staat er gelijkenis tusschen Gauguin's en
Bernard's werk, in die mate dat de kunstge
leerde inrichters der expositie zich 'konden
vergissen noch hun wantrouwen werd opge
wekt?
Bernard is zonder twijfel een kunstenaar
van beteekenis in zijn kring geweest, en nog
steeds actief als ik mij niet bedrieg. Hij
woont thans in het Zuiden van Frankrijk.
Maar een zoo sterke persoonlijkheid als de
andere genoemden was hij niet; hij was
meer de intellectueele eclectikus, keurder,
onderzoeker, die vaak onder den invloed van
de theorieën der anderen tot nieuwe daden
werd aangezet. Zoo heeft ook de figuur van
Gaugin hem een tijdlang bezig gehouden
en wel meer speciaal die periode van den
schilder waarin hij de Bretonsche dingen
maakte en de latere, waarin Gauguin's toets
Ietwat droog en korrelig opgezet, al naar het
decoratieve zweemde. Ter verduidelijking van
wat bedoeld wordt, gegeven wij hierbij een
reproductie naar een zelfportret van Gauguin
In eenzelfden matten toon heeft ook Emile
Bernard een tijdlang gewerkt en uit die
periode zal dan wel zijn doek afkomstig zijn
dat. na door de „wederdoopers" van signatuur
gewijzigd te zijn, thans op de wereldtentoon
stelling als een Gaugin is opgenomen. Dit
geknoei met kunstwerken is men vergeet
dat te dikwijls zoo oud als de weg van
Kralingen en vindt en vond zijn oorzaak
altijd weer in hetzelfde, onverbeterlijk fa
tum dat de koopers onder het publiek naar
een naam van reputatie en niet naar een
kunstwerk vragen en dat karakterlooze
scharrelaars altijd te vinden zijn geweest
om aan die, in zich zelf onverstandige, nei
ging tegemoet te komen.
Emile Bernard is niet de eenige figuur-uit
Gauguin's omgeving die daarvan de dupe
geworden is. Tot de zoogenaamde groep van
Pont-Aven, waarvan Gauguin het middel
punt was, behoorden een aantal hoogst in
teressante schilders wier werken, als ze hun
eerlijken naam dragen, in de waardeering
van de kunstmarkt heel laag genoteerd
staan. Of liever stonden, want men ont
moet ze niet meer. Waar zouden ze gebleven
zijn?
Het ligt voor de hand dat bij oude kunst
de diverse problemen minder gemakkelijk
worden opgelost, dan 111 de quaestie Ber
nard, waarover wij vandaag kwamen te spre
ken. Wat veel lezers allicht niet zullen weten,
is dat die toeschrijvingsmoeilijkheden zich
ook al in onze zeventiende eeuw zelf voor
deden. Een aardig voorbeeld daarvan is d^.
beroemde affaire van Gerrit Uylenburgh een
kunsthandelaar uit Rembrandt's tijd die in
1671 aan den keurvorst van Brandenburg
dertien schilderijen van Italiaansche mees
ters voor dertig duizend gulden zou leveren.
Toen ze in Berlijn aankwamen, liet de keur
vorst ze keurendaar was hij keurvorst
voor. en liet het geval onmiddellijk naar
Amsterdam terug sturen, omdat zijn expert
gezegd had, dat het kopieën waren. Uylen-
burgh's reputatie als handelaar liep gevaar
en daarom riep hij de hulp van de Magistraat
in die aan negen schilders (waarbij Van den
Eeckhout. De Konhick en Lïngelbach) 0111
hun oordeel vroeg. Hun meening was. dat
het eene stuk iets beter kon zijn dan het an
dere, maar dat alle waard waren in een col
lectie Italiaansche kunst te worden opgeno
men. Een eenigszins vaag oordeel, zooals er
ook in onzen tijd nog wel eens éen wordt
losgelaten. Daarentegen verklaarden zeven
tien andere schilders, waaronder Van Aelst.
Wynants, Hondecoeter, Lairesse en Kalff dat
de geheele collectie kitsch (rommel) was.
Uylenburgh laat dat er niet bij zitten. Het
volgend jaar vindt hij eenige schilders be
reid het tegendeel te bewijzen. Onder hen
zijn De Momper en Pieter Codde. Maar het
helpt alles niets: de zaak moet ongedaan
gemaakt worden. Uylenburgh probeert het
dan nog eens in Den Haag. Daar beoordee-
len Casper Netscher en Dirk Dalens zijn
spullen gunstig; Caïel Dujardin en Willem
Doudijns daartegenover houden de onwaar
de der stukken vol. Meer dan vijftig schilders
van zekere bekendheid zijn dan al aan het
geval te pas gekomen, zoo vóór als tegen
standers. maar Uylenburgh's positie is met
dat al geknakt. Ten laatste probeert hij de
collectie in Amsterdam te veilen en maakt
daarvoor een catalogus, waarin Vondel en
Antonides van der Goes de schilderijen be
zingen maar zelfs die hulp baat niet meer,
de veiling mislukt en Uylenburgh wordt in
1674 failliet verklaard.
Dat was het einde van een drama, waar
uit ook voor onze dagen nog leering te trek
ken valt. Antonides noch Vondel hebben
Uylenburgh kunnen redden. En zoo zal in
onze dagen geen expertise of krantenstukje
van een minderwaardig schilderij een mees
terwerk kunnen maken. Al onze waardeering
blijft relatief. Men wantrouwe dengene die
van de zijne een evangelie wil maken.
J. H. DE BOIS.
P.S. Het geval Uylenburgh vindt men
o.a. behandeld in Floerke's Studiën zur Kunst
und Kulturgeschichte.
Zelfportret van
Gauguin, uit Bretagne.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1887
28 Juli:
Het provinciaal archief van Noord-
Holland heeft in het afgeloopen jaar
eenige verandering ondergaan. In het
verslag der provincie over 1886 zeggen
Gedeputeerde Staten het volgende
Tengevolge van de aanstelling van
een Rijks-archivaris werd het archief in
den loop van meer dan 30 jaren door de
zorg van dr. P. Scheltema verzameld en
gerangschikt in twee deelen gesplitst.
Alle stukken die van het Rijk in bruik
leen waren gekregen en andere die ge
acht konden worden aan het Rijk te
behooren werden bij elkander gebracht
in drie van de vijf vertrekken van
het provinciaal gouvernementsgebouw,
waarin zij verspreid waren, en op den
len April aan den Rijksarchivaris over
gegeven. Het overblijvend provinciaal
archief met bibliotheek, kaarten
verzameling en eenige gemeente- en
waterschaps-archieven vonden hunne
plaats in de beide andere vertrekken.
In overleg met den minister van Bin
nenlandsche Zaken werd aan den tot
Rijksarchivaris benoemde, den heer C. J.
Gonnet, met ingang van 1 October ook
de betrekking van provincialen archi
varis opgedragen. In beide betrekkin
gen heeft hij zijn bureau in hetzelfde
vertrek, waar dat van den vroegeren
provincialen archivaris gevestigd was."
En Villégiature
Het wordt een wilde dag. We zijn met z'n
negenen in ons Lochemsche buitenhuis en
vanmorgen werd ons jongste lid per ongeluk
om half zeven wakker, „In no time" was de
heele gemeente bij de hand, alles kakelde door
elkaar en van slapen kwam niets meer. Om
kwart over zeven stonden we zuchtenid op en
voelden ons tekort gedaan. Wie zei toch. dat
je in de vacantie zoo fijn kan uitslapen?
Toen het ontbijt genuttigd was, konden we
vroeger dan anders beginnen te redderen:
kamers bezemen, bedden luchten, water pom
pen. afwasschen en opruimen. Help man. help
vrouw, help kind.
Om tien uur is 't ergste gebeurd en gezellig
vlijen we ons op het mos onder ons particuliere
sparreboschje. Maar 't wil vanmorgen niet: de
kinderen spelen achter 't huis en ieder oogen-
blik klinkt er gehuil en gekrijsch. Hier in de
Goddelijke stilte valt dit nog meer op dan in
de stad. We luisteren: er wordt zwaar gekib
beld, de schommel en de hangmatten zijn het
gevechtsterrein. Sommige dagen gaat a'lles ge
smeerd: ze spelen als gezworen kameraden, ze
helpen elkaar. Maar andere dagen hannessen
ze tijden rond zonder op dreef te komen, ze
vervelen zichzelf en elkaar, splitsen zich in
clubjes en groepjes en gunnen elkaar niets.
We doen ons best consequente eerlijke pae-
dagogen te zijn, met moeite onderken ik mijn
verlangen een kwartier verder te loopen en
daar in een zalig nietsdoen onder te duiken.
In plaats daarvan doe ik van alles: ik haal
vechtende kinderen van den schommel, visch
een nieuwe sok van Elsje uit den hondebek,
haal zand uit oogen en schoenen, en tusschen
alles door bespreken we 't diner voor 's mid
dags. We besluiten vandaag echt makkelijk te
eten, zonder omhaal. Gas en waterleiding zijn
tot hier nog niet •oorgedrongen, maar we
hebben een echte ouderwetsch-piepende boe-
renpomp en een rij petroleumstellen om van
te watertanden.
De leveranciers komen aan de deur en zijn
dadelijk dikke vrinden met ons kroost.
Als 't goed en wel middag is, beginnen we
aan de kokerij. Met stralende gezichten ont
dekken we nog wat overblijfsels van den vo-
rigen dag: nu hebben we zeker genoeg. Van 't
eene maken we een ragoutje. van 't andere
stevige soep, ook nog een slaatje erbij en iets
door elkaar en dan "t vleesch, de boonen en
de aardappels.
Als we een uur bezig zijn, slinkt onze
verrukking en werken onze zeven stellen op
volle kracht. En nog staat alles niet op. Het
keukentje is warm en vol en buiten brandt
de zon op 't platte dak. We puffen, maar om
den moed erin te houden zingen we ons gan-
sche repertoire. Tusschen de bedrijven door
verbinden we een opengevallen knie en red ik
mijn jongste van verdrinking onder de pomp.
Tenminste wat afwisseling. Dan koken we
weer, en worden zelf ook langzaam gaar in
deze smoorhitte.
Om zes uur staat het eten op tafel èn de
hemel in brand. De donderslagen begeleiden
het getingel der vorken; onze eenvoudige
maaltijd is een uitgebreid diner geworden.
Ramen en deuren zijn potdicht om het nood
weer te weren, kinderen en donderslagen rate
len om 't hardst, Pim jankt tegen de felle blik
semflitsen, tientallen vliegen vliegen rond
Als we ons door de geweldige afwasch heb
ben heengeslagen en onze lievelingen, groot
en klein, onder de wol liggen, als we ons verhit
en doodmoe in de waranda zetten, als we met
een kopje thee in de gezuiverde frissche at
mosfeer tot ons zelf komen, dan weten we,
dat we voortaan de restjes achter een boom
deponeerenof we eten alleen de restjes.
M. S. v. G.
RIJKSTELEFOONPERSONEEL VERGADERT.
In de Internationale School voor Wijsbe
geerte te Amersfoort werd een zeer druk be
zochte jaarlijksche reünie gehouden van het
personeel, werkzaam bij den Rijkstelefoon
dienst. georganiseerd in den Centralen Bond
van Nederlandsch Post-. Telegraaf- en Tele
foonpersoneel (C. B. P. T. T.)
Mej. C. Feldmeijer, chef-telefoniste te
's-Gravenhage, hield een inleiding over' het
onderwerp „Is er bij de P. T. T. nog plaats
voor de vrouw?" Zij concludeerde dat, hoewel
het staatsbedrijf momenteel geen vrouwelijke
ambtenaren in vasten dienst benoemt, er bij
de P. T. T. ook in de toekomst een ruime
werkgelegenheid voor de vrouw zal moeten
blijven bestaan.
De heer H. van Giessel, algemeen-secretaris
van den C. B. P. T T., sprak over: „De positie
van het Telefoonpersoneel na de automati
seering".
Ook al zullen langzamerhand de abonné's
goeddeels het werk van de telefonisten over
nemen, nochtans zullen voor het telefoneeren
op verren afstand, voor de afwikkeling van
het internationaal verkeer en voor bijzondere
diensten, telefonisten noodig blijven. Over de
toekomst van dit personeel zal opnieuw met
I de leiding van het Staatsbedrijf moeten wor-
den gesproken.
j Op beide inleidingen volgde een geani
meerde discussie.
De bijeenkomst werd o.m. bijgewoond door
het Tweede-Kamerlid Mevrouw Bakker-Nort.