Wat Amsterdam den
vacantieganger biedt
Onze Indische Luchtpostbrief.
'ii GERMAAN
ZATERDAG 31 JULI 1937
HAARLEM'S DAGBLAD
T
Altijd stipt op tijd, nooit opge
houden door pech, nooit te moe
voor 'n vriendelijk woord, altijd
bereid om nog even te komen,
ook al is 't een verre klant. Hij
rijdt een Germaan, daar kan
hij staat op maken, 'n Germaan
beteekent niet alleen minder on-
kosten, maar ook meer inkomsten,
'n Germaan, daar heb je wat aan!
Zcndmij geheel vrijblijvend Uw laatste prijscourant
van Germaan-driewielers en motor-driewielers.
Naam:-
Woonplaats:
Deze coupon in opeD enveloppe met l'/j cents
postzegel vandaag nog sturen aan
De val van een ratnpokker. De verleiding
der contanten. Het spook der over
bevolking. Nieuws van de Frobenius-
Onze Indische correspondent schrijft ons
d.d. 21 Juli van Batavia uit:
Hoewel men in den laatsten tijd heel
dat minder hoort over de rampok-
partijen in west-Java, blijkt toch
uit de telkens door druppelende be
richten, dat marechaussees en veldpo
litie niet stil zitten en telkens opruiming
kunnen houden onder het gespuis, dat de
bevolking langen tijd heeft geterroriseerd.
In zekeren zin speculeert de politie hier
op de ijdelheid dezer inlanders, die. wan
neer ze een misdaad begaan hebben, tel
kens weer in hun oorspronkelijke woon
plaats terugkomen en daar den grooten
meneer uithangen om zoo door te gaan
voor iemand, die „brani" genoeg is om het
gezag te trotseeren. In tegenstelling met den
Europeaan, die met zijn buit zoo gauw moge
lijk over de grenzen zal trekken
Het is daarom, dat de politie voornamelijk
op spionnenberichten moet afgaan en op deze
manier de geestelijke leiders der uiteengesla
gen rampokbenden in hun eigen dessa's op
het spoor moet komen. Zoo liep tot voor kort
de bekende bandiet Ilias what is a name!
in Depok, Mr. Cornelis en Buitenzorg vrij
rond, niet meer zooals vroeger zijn over
vallen en knevelarijen bij het volle daglicht be
drijvend maar nu in het vallend duister de
afgelegen kampongs brandschattend. Onver
moeid werd hij opgejaagd, tot dat een spion
nen bericht binnenkwam, dat Ilias op een
Zondagmorgen bezoek zou brengen aan één
zijner vier vrouwen. De politie verschool zich
in de woning en bij het tikken op de deur,
vloog de agent met de revolver naar buiten.
Ilias wilde woedend zijn mes trekken, maar
een scherpe knal velde den roover neer. Na
zijn verpleging in het hospitaal zal de lange
lijst van misdaden hem kunnen voorgehouden
worden
Zeer onlangs trof de marechaussee te Pasar
Minggoe een Van de gevaarlijkste knapen,
die reeds vroeger in een vuurgevecht was ge
wikkeld geweest, op de markt aan, waar hij
kalm zat te eten. Ook hier verzet en een
schot, waarna bleek, dat de bandiet een revol
ver met 24 patronen op zak had en van plan
was geweest zijn leven duur te verkoopen.
Door deze successen keeren de rust en het
vertrouwen langzamerhand weer terug en de
arme boer kan weer zijn eigen rijst volledig in
de schuur brengen, instede van een wreede
contributie aan den rampokleider te moeten
afdragenals hij den oogst reeds niet
langen tijd geleden heeft voorverkocht!
De Javaansche tani (boer) kan immers in
den regel geen weerstand bieden aan de ver
leiding om zij: product geheel of voor een
groot deel te velde reeds te verhandelen tegen
contanten. Men ziet reeds maanden van te
voren de kaboels (opkoopers) het platteland
met dat doel doorkruisen en overal con
tracten afsluiten. Nu tevens onder allerlei
maatregelen tot verhooging van de inheem-
sche volkswelvaart ook die voorkomen tot een
redelijke verhooging van den rijstprijs
bijvoorbeeld door het weren van buitenland-
schen import brengt deze zwakheid van
(Adv. Ingez. Med.)
Agnietenkapel.
Zonder ook in 't minst iets te kort te willen
doen aan de beteekenis van sierlijke toiletten
voor het vrouwelijk welzijn en zonder iets te
willen afdingen op de belangrijkheid van Am
sterdam's modepaleizen en andere uitstal
lingen, zouden we willen aanraden: mevrouw,
matig u! Toef niet te lang in de Dam-omge-
ving, maar ga even voor het Spui rechtsaf en
ge zult genieten van de intieme rust van het
Begijnenhof, waar geen stadsgedruisch door
dringt en ge u in een vorige eeuw terug
waant. Langs het Spui verlaat ge het, tegen
over het Maagdenhuis, een R.K. weeshuis, een
mooi, forsch, doch sober gebouw met fraai
beeldhouwwerk in den geveltop. Ga dan naar
Singel, even links om en ge bevindt u voor een
gebouw, de Militiezaal geheeten, eertijds Stads-
tuighüis of Arsenaal, welks fraaie gevel in
dertijd met een pleisterlaag was bedekt, maar
door de goede zorgen van wijlen burgemees
ter Teilegen in zijn ouden toestand is terug
gebracht en nu een sieraad is van den Singel
bij het Koningsplein. Daar ziet ge ter linker
zijde het Munttorentje, overblijfsel van een
de vroegere stadspoorten, de Regulierspoort.
Daar was dus eens de grens van Amsterdam,
nu is het het hart der stad.
Besteed nu eens een uurtje aan het bewon
deren van de imposante patriciërshuizen op
Heeren- en Keizersgracht, welke wel voor
een goed deel aan hun eigenlijke bestemming
als woonhuis zijn onttrokken en kantoorge
bouwen zijn, maar dat schaadt het uiterlijk
niet erg en trouwens zijn er nog heel wat be
woond. Als ge daar eens binnen kondt ko
men, dan zoudt ge verbaasd staan over de
prachtige trappenhuizen, de muur- en pla
fondschilderingen en de schitterend aangeleg
de tuinen, ware lusthoven. Enkele huizen zijn
wel te betreden, maar dat zijn geen woonhui
zen meer, zoo b.v. het huis waar Banning
Cock heeft gewoond, de hoofdfiguur van
Rembrandt's Nachtwacht. Dat is op den Singel
bij de Torensluis en thans kantoor en maga
zijn van de firma Zeiander.
Dan is er het Huis met de hoofden op dé
Keizersgracht bij de Leliegracht, waar tot
voor kort het conservatorium was gevestigd.
Er gaat een griezelig verhaal omtrent die
hoofden, maar dat is fantasie.
Dan bezit Amsterdam nog een huis, dat
mede op het lijstje staat van de touringcar
geleiders, n.l. het huis aan de drie grachten:
O.Z. Voorburgwal, Achterburgwal en Grim-
bürgwal. 't Ligt dus bij het Binnengasthuis en
ziet er met zijn drie gevels nog echt Oud-Hol-
landsch uit.
Daar vlak bij is de Oude-mannenhuispoort,
waar een paar beelden aan de oorspronkelijke
bestemming herinneren, maar de oude man
nen zetelen daar niet meer; men heeft er juist
de spes patriae, want 't is de toegang naar de
Hoogeschool.
Daar in die buurt is nog wel wat te zien:
't Stadhuis, de Bank van leening, 't Hoofd
bureau van politie, voorts heerenhuizen, die
wijzen op vroegere glorie, maar daar, bij voor-
enAchterburgwal met hunne enge stegen en
sloppen, vindt men ook krotwoningen en men
komt daar, in wat men noemt „Donker Am
Achter die trieste zone is echter een mo
dern Amsterdam verrezen ten bewijze, dat
Amsterdam's gemeentebestuur weer oog heeft
gekregen voor stadsschoon. Een wandeling-
van den Amstel langs Noorder Amstellaan en
Apollolaan naar het Stadion kan u ervan
overtuigen.
Behalve uit de touringcar kan men Amster
dam ook zien uit een plezierbootje, dat bij het
Centraal Station meert; bij de Munt kan men
er trouwens ook een nemen. Zoo'n boottochtje
brengt u niet alleen langs de grachten, waar
ook de touringscar kan komen, maar ook op
plaatsen, voor het rijtuig onbereikbaar: de
havens. Een vaart langs silo's, werven, dok
ken en oceaanstoomers is onvergetelijk.
Wilt ge nog een ander boottochtje? Stap
dan in op den Amstel bij de Hoogesluis in de
buurt van 't Frederinksplein en vaar naar 't
Kalfje, een bescheiden ontspanningsoord,
maar doe het niet om 't Kalfje, waar men een
schommel heeft, een wip en een dwaaltuin,
maar doe het om de prachtige Amsteloevers
te zien, die eenige gelijkenis vertoonen met
het Buiten Spaarne, maar grootscher zijn.
Wie Amsterdam in vogelvlucht wil zien, kan
op de Nassaukade in een bus stappen, die hem
naar Schiphol brengt en vanwaar een vlieg
tuig hem hoog boven de stad voert. Er zijn
natuurlijk vacantiegangers, die dol zijn op
musea en oude kerken. Zij kunnen hun hart
ophalen. Men kan de Oude en de Nieuwe kerk
bezichtigen, het Paleis op den Dam, het
Rijksmuseum, het Stedelijk museum en het
Koloniaal museum, maar ook minder beken
de musea: Fodor, Keizersgracht 609, Willet-
Holthuysen, Heerengracht 605, 't Schoolmu
seum, Prinsengracht 151, het kerkelijk mu
seum „Het Haantje", een oude schuilkerk O.Z.
Voorburgwal, het Persmuseum in het typische
Korenmetershuis op de N. Z. Kolk bij den N.Z.
Voorburgwal, het historisch museum in de
vroegere Anthoniepoort of Waaggebouw, het
Rembrandtmuseum in de Jodenbreestraat en
het Scheepvaartmuseum. Dit laatste moet
men niet aan den waterkant zoeken, zooals
men wellicht zou denken, maar zoo ver moge
lijk daar vandaan, bij het Stadion bijna, in
de Cornelis Schuytstraat. Wel aan 't water
ligt het Scheepvaarthuis, maar dat is geen
museum. In dit gebouw, dat in zijn versiering
zee en handel symboliseert, tronen de heeren
van de groote scheepvaartmaatschappijen en
die zijn gelukkig springlevend, al is er wel
eens een schip gekapseisd. Hoe minder het
Scheepvaarthuis aan een museum doet den
ken, hoe beter, want handel en scheepvaart
beteekenen welvaart voor de stad. Misschien
heeft men bij rondvaart of rondrit met zekere
verbazing gelezen: Blauwhoeden-, Groenhoe-
den-, Purperhoedenveem en zich afgevraagd
of de pakhuizen, waarop die woorden prijken,
vol waren met blauwe, groene en roode hoe
den. Zoo is 't niet. De menschen, die daar
vroeger werkten, droegen ter onderscheiding
hoeden in die kleuren.
Een veem is een bank van leening voor den
handel.
Openbare leeszalen en bibliotheken zijn
niets voor vacantiegangers, daar gaan we
maar voorbij, maar Artis en Hortus Botanicus
in de Plantage zeer zeker wel,; we behoeven
daar verder niets van te zeggen; ieder kent ze.
Tenslotte moeten we nog iets zeggen van
de plaatsen, waar men genot en verstrooiing
zoekt. Die zijn er vele: Wie kent niet
Tuschinsky en de vele andere bioscopen, den
Stadsschouwburg, het Concertgebouw, de
tallooze cafés met strijkjes, het Carltonhotel
en de meer bescheiden collega's. Ieder zoeke
daar maar van uit, waar hij zijn avonden wil
doorbrengen en ieder zal wel in de twee groo
te vermaakscentra: het Rembrandtplein en
het Leidscheplein een kijkje gaan nemen.
Amsterdam biedt den vacantieganger veel
aan, we konden het in dit kort bestek slechts
aanstippen'en willen tot slot nog de aandacht
vestigen op groote openbare instellingen als
de vuilverbranding over het IJ, het Abattoir
aan Zeeburg, de groentemarkt in 't noordwes
ten der stad, maar och, die dingen vindt men
overal, al is 't in kleiner formaat en vacantie
gangers gaan ze niet zien.
De Oude Zijds Kolk.
Tante Amelie.
ante Amelie was over 't algeme wat
men zoo onder ons pleegt te noemen
I een „gezellige oude tante".
Sedert jaren leefde ze als weduwe
zonder kinderen in een klein-knus-huisje in
een der buitenwijken van de stad, met als
eenige huisgenoot een takshondje. Het klinkt
heel eenvoudig, bijna nietig, een takshondje,
doch voor tante Amelie was het beestje, zooaLs
meestal in dergelijke gevallen, „haar eenige
De Oude Manspoorfc,
Over tante's middelen van bestaan kon
niemand met eenige zekerheid iets vertellen.
In dat opzicht was zij als een gesloten bus. Wel
ging ze op regelmatige tijden naar de stad en
booze tongen beweerden dan, dat ze „coupon
netjes knipte", doch voor deze beschuldiging
was geen enkel bewijs voorhanden. Dus bleven
diegenen, die in dit opzicht wel graag wat
wijzer wilden worden, volkomen in het duis
ter tasten. Tante's leefwijze bewees echter wel,
lat haar bron van inkomsten nog lang niet
was droog-gelegd.
Veel aanloop was er niet in het kleine huis
je. Bezoekers werden vriendelijk ontvangen,
maar zélf iemand uitnoodigen, daaraan scheen
tante geen behoefte te hebben.
De eenige uitzondering hierop maakte blijk
baar haar neef Frank. Och, misschien was
het omdat deze schuin tegenover haar woonde
en zijn vrouw nog al eens aanwipte om met
het een of ander behulpzaam te zijn. Dit was
althans voor de buitenwereld een zeer aan
nemelijke reden,
Frank wist echter, dat de hoofdzaak wel
was, dat hij volgens tante altijd „zoo lief en
vriendelijk" met Tonny om kon gaan. Om mis
verstand te voorkomen zij hier vermeld, dat
Tonny het takshondje was.
Frank's werkelijke genegenheid tpt het be
wuste taksje was echter het beste weer te
geven door de verklaring, dat hij het beest niet
kon „luchten of zien". Zijn edele houding ten
opzichte van Tonny verdedigde hij tegen
over kennissen met een: „Och, als je zoo'n
oud menschje daar nu een plezier mee kan
dóen". Maar voor zichzelf dacht hij er het
zijne van en dat ging anderen niet aan. Frank
was niet bepaald gierig of hebzuchtig, maar
om een taks-hondje wilde hij tenslotte toch
geen risico loopen. Als hij op een mieserig-
kouden dag eens bij tante aanliep en vereerd
werd met het verzoek „het lieve beestje even
aan den riem uit te laten", weigerde hij dit
nooit. Integendeel, met een enthousiasme dat
hij dan van zichzelf bewonderde, antwoordde
hij„Nou maar natuurlijk, tantetje, dat spreekt
toch vanzelf!" Het triestige weer was dan
niet aanlokkelijk, maar met mooi weer ging
tante zelf. Frank werd echter van wraak- en
moordgedachten jegens zijn beschermeling
vervuld, als hem bovendien nog gevraagd
werd: Neem je dan een stokje mee Frank?
Daar kan Tonny zoo lekker achteraan rennen,
als je het dan steeds weer een eindje weg
gooit".
„En ik het mormel zoo lekker achterna",
dacht Frank, maar hij antwoordde prompt:
„Ja, wat doet-ie dat altijd reuze leuk, hè tan
te?" waarna hij vertrok met de taks aan een
riem en een verheerlijkt gezicht tegen tante
zettend.
Toch nog onverwacht kwam de dag, dat
tante ziek werd en wel in die mate. dat de
dokter weinig hoop meer gaf. Tonny moest op
een stoel voor haar bed liggen en dan sprak
tante Amelie tegen hem alsof hij allees ver
staan kon. Toen Frank in die dagen veel op
bezoek kwam, zei tante eens:
„Tonny is toch zoo'n schat van een beest,'
hè Frank. Hij is zoo aanhankelijk. Zoo'n hond
is een bezit, dat niet met geld te vergelijken
is, vind je ook niet?"
„Dat vind ik beslist, tante", antwoordde
Frank, werkelijk uit den grond van zijn hart.
Hij kon dat doen, omdat hij er precies zoo over
dacht, allen op tegenovergestelde wijze.
Tante was overleden. Een stoet van familie
leden, was meegeewest naar de begrafenis.
Waar ze ineens allemaal vandaan waren ge
komen, was haast onbegrijpelijk.
In die dagen werd Frank een dichtgelakte
brief ter hand gesteld. Van tante Amelie.
Frank verschoot er van. Dat had hij niet meer
verwacht, temeer daar alle familieleden met
stille trom den aftocht geblazen hadden. Ze
nuwachtig peuterde hij den brief open, Deze
was een paar dagen voor tante's dood geda
teerd. Het papier trilde in Franks handen, zoo
beverig en zenuwachtig was hij nog nooit ge
weest. Hij las:
„Beste Frank,
„Als ik er niet meer ben, zal je deze brief
ontvangen. Frank, ik dank je, dat je altijd zoo
lief voor Tonny was, want ik heb altijd heel
veel van hem gehouden. Op geld was ik nooit
zoo erg gesteld, dat weet je. Je oom heeft in
dertijd een verzekering voor" mij afgesloten,
waarvan ik na zijn dood ruimschoots leven
kon en zelfs een sommetje heb kunnen over
sparen. Niet veel, hoor. Niet de moeite waard
om te verdeelen, Daarom besloot ik dit bedrag
te schenken aan de Plaatselijke Vereeniging
voor Dierenbescherming waarvan ik eere
voorzitster was.
Jou wilde ik echter ook niet vergeten, Frank
en besloot daaromdat Tonny voortaan van
jou zal zijn. Ik weet, dat je altijd veel om hem
gegeven hebt en ik ben dan ook blij jou dit
plezier te kunnen doen. terwijl.
De deur van Frank's kamer werd openge
duwd, en stil-schuchter kwam de erfenis, het
„niet met geld te vergelijken bezit", zachtjes-
kwispelend den erfgenaam begroeten.
v. y.
MARKTBERICHTEN VAN BAKNEVELD.
Pluimveemarkt.
Oude kippen 0.250.70; Oude kippen per
K G. 0.3D0.35Oude hanen 0.400,75: ionge
hanen 0.30—0.65; jonge hanen ner K.G. 0 40
—0.48; N.H. Blauwen oer K.G. 0.750.85:
jonge hennen 0.75—1.50: duiven, -er oaar
0.30—0.35; tamme eenden 0.15—0.65.
Ganzen 1.00—1.60: kalkoenen per K.G. 0.50—
0.65; tamme konijnen 0.75—1.25: wilde konij
nen 0.200.30; Piepkuikens 0.10—0.25- Aan
voer 39100: handel kalm.
Eeiermarkt.
Veemarkt.
Zeugen f 55—85; dr. zeugen f 65100"
schrammen f 24—35: biggen f 19- -26" zware
varkens 28—30 ct. per pond zouters 26—30
ct. per pond; vette kalveren 30—28 ct. per
pond; nuchtere kalveren f 6—12.
expeditie en van den Volksraad.
Daar blijven nog vele afgelegen streken
de romantiek geven, die wij zoo gaarne aan
de tropen willen toekennen. Zoo maakte de
Frobenius-expeditie onlangs kennis met zeer
interessante bijzonderheden op Ceram. Ook
na het binnendringen van het Christendom
is daar op bepaalde plaatsen nog veel van
het oude bewaard, of weet men althans nog
veel van wat vroeger geschiedde. Een van
de bergen wordt door een deel van de Wemale
Alfoeren beschouwd als de verblijfplaats van
de zielen der afgestorvenen. Moeten zij daar
om een of andere reden vertoeven dan nemen
zij een diep stilzwijgen in acht en durven
nauwelijks in het rond te kijken. De eerste
Alfoer, die zich had laten doopen. sliep eens
op dien berg en vertelde den volgenden dag,
dat hij door zware droomen gekweld was en
bezoek had gehad van zijn gestorven oom,
die, hem zijn overgang naar het christen
dom en naar de „Kompenie" (het gouverne
ment) had verweten, en hem met een mes
bedreigde om hem afvallig te maken.... De
expeditie wijdt bijzondere aandacht aan de
verschillende tegenstellingen onder de stam
men en zal eind Juli naar Nieuw-Guinea
vertrekken met uitzondering van dr. Jensen,
die naar Duitschland terugkeert.
Ondertusschen luisteren wij hier op Java
kalm naar hetgeen de Volksraad te vertellen
heeft. Helaas handelen niet alle leden naar
de door den heer Abdul Rasjid geciteerde
Oostersche zegswijze, dat „wanneer men iets
kan zeggen zonder te spreken, het beter is
te zwijgen". Over de verhouding Holland-
Indië wordt echter in veel gematigder termen
gesproken dan voorheen; men heeft het ver
der over de lage loonen en over de wensche-
lijkheid van meerdere lastenverlaging; men
heeft het buitenlandsch verlofreslement in
tweede lezing aangenomen en wil ten slotte
voorloopig t.a.v. de ..in hooge mate onrede
lijke rechten van het Philipsconcern" een
motie in dienen.
Zoo leeft de politiek naast de romantiek.
'Nadruk verboden).
N.V. Rijwielindustrie F. J. van Werven, Mcppel.
daar heb je wat aan I
den Javaan een nog grooter nadeel, want door
de rijstprijsstijging worden de kosten van
eerste levensonderhoud tezamen met die van
het geheele productie-apparaat voor die men
schen ook duurder.
Maar het grootste nadeel is nog. dat die
menschen met de contanten in handen het
geld aan allerlei onnutte zaken besteden.
Eenerzijds beproeft men aan dit euvel tege
moet te komen door kleine desabankjes in het
leven te roepen om de bevolking aan contan
ten te helpen zonder volledige verkooping.
Anderzijds oppert Aen het practische denk
beeld om maar zoo spoedig mogelijk met de in
ning van de landrente te beginnen, zoodat als
dan tenminste'een deel der oogstgelden goed
besteed wordt!
Door verschillende onderzoekingen is echter
wel gebleken,», dat door deze mentaliteit van
vóórverkoopen de tani nog slechts voor een
zeer klein deel de vrije beschikking heeft over
de inkomsten van zijn eigen aanplant-. Zelfs
wordt niet zelden geconstateerd, dat de ge
heele opbrengst vaak voor een lange reeks van
jaren aan geldschieters verbonden is, zoodat
in dergelijke gevallen de landbouwer practisch
uit zijn eigendomsrecht is gestooten. Zorgwek
kend is daarbij dat dit geen incidenteele ge
vallen zijn, maar zooals het verslag van de
Algemeene Volkscredietbank zegt, groote groe
pen der bevolking daarbij betrokken zijn. De
schuldenlast ten plattelande heeft enorme af
metingen aangenomen en daarom kan van
een algemeene volkswelvaartvenneerdering
als gevolg van den conjunctuuromslag voor
loopig nog geen sprake zijn. Een scherp on
derscheid blijft hierbij te maken tusschen ge
bieden waar handelsgewassen een voorname
rol spelen met hun hoogere exportprijzen, en
die streken, waar men in eerste instantie af
hankelijk is van de inkomsten uit de rijst
oogsten.
Daarbij moet nog geconstateerd worden,
dat een verhooging. van de welvaart door
uitbreiding van bebouwde gronden op Java
nog slechts in zeer beperkte mate kan
plaats vinden. Wanneer men in gedachten
houdt, dat een aanzienlijk deel van de
bergstreken althans moet gereserveerd
blijven voor bebossching, wil men de wa
tervoorziening niet geheel in de war bren
gen en daardoor ook de voedeslvoorziening.
Er zijn misschien, aldus de rede van
den directeur van Economische Zaken op
het houtvesterscongres te Bandoeng, nog
rond 300.000 H.A. ontginbare vrije gron
den op Java, terwijl de bevolking jaarlijks
met minstens 500.000 zielen aangroeit. De
opbrengst van den grond zal moeilijk nog
verder kunnen worden opgevoerd .terwijl
ook voor de ondernemingscultures geen
verdere uitbreiding- mogelijk is. Aldus ma
terialiseert zich het spook der overbevol
king thans van jaar tot jaar meer tot een
wezenlijke dreiging.
Waren de oogsten niet vele jaren achter
een zeer gunstig uitgèvallen, dan zouden
nu reeds de gevolgen niet te overzien zijn
geweest. Een betrekkelijk geringe mindere
opbrengst van 20 pet. zou voor het gouver
nement reeds tot een extra-uitgave voor im
port-rijst moeten leiden van f 40 millioen.
In dat bedrag zou de 'bevolking met
haar vele schulden niet- kunnen bijdra
gen.
Volgens mr. Hart is deze dreigende over
bevolking toch niet geheel ontmoedigend,
omdat het noopt om het bevolkingsvraag
stuk krachtig in beschouwing te nemen in
verband met de emigratie naar de Buiten
gewesten. Door een intensieve propaganda
zal deze emigratie wellicht het tienvoudige
gaan bereiken van thans en zal daardoor de
bevolkingsaanwas van Java tot belangrijk
kleinere proporties zijn terug te brengen.
Dat is wel erg algemeen uitgedrukt, als
men nagaat, dat de vacantiegangers
veelsoortig zijn en alleen hierin over
een komen, dat zij hun dagelijksche
sleur hebben losgelaten, om ergens anders wat
nieuwe indrukken op te doen, zonder aan
plaats of tijd gebonden te zijn. Maar ten op
zichte van de nieuwe indrukken hebben zij
heel verschillende verlangens en daar wij een
heel beknopt overzicht der aantrekkelijkheden
willen geven, doen wij die met de bedoeling
ieder vrij te laten in de keuze.
We kunnen ons voorstellen, dat, als iemand
met zijn vrouw in Amsterdam is aangeko
men, hij het voorloopig niet verder brengt dan
de Dam, want zijn daar niet in de omgeving
vele magazijnen, die op de dames een wonder
bare aantrekkingskracht uitoefenen?
sterdam. Maak u niet bang hoor, ge kunt er
gerust loopen en 't is nog wel eens interessant
om te zien, hoe de kleine man zich moest be
helpen. Ge ziet er de deur, die in drieën ge
vouwen moet worden, anders kan ze niet
open en dan staat ge voor een trap met smalle
uitgesleten treedjes,haast loodrecht en langs
een vettig touw moet ge u erbij ophijsehen.
Doch, dat is nog het ergste niet, maar weer
naar beneden komen, dat vereischt acroba
tiek.
We zijn daar in de buurt van de Nieuwmarkt
waar een soort middeleeuwsch kasteel staat;
't is de vroegere Sint Anthoniepoort, ook een
der stadspoorten, nu een klein historisch mu
seum. Vlak erbij op den Kloveniersburgwal is
het Trippenhuis, zoo genaamd omdat de hee
ren Trip, waarvan een burgemeester was, het
hebben laten zetten als dubbele villa, 't Is la
ter museum geworden voor het Rijksmuseum
er was; de aanwezigheid ter plaatse bewijst
wel, dat de Kloveniersburgwal vroeger van
den eersten stand was; nu zou men dat niet
zeggen.
We deden maar een greep; wie wat meer van
de stad wil zien, kan dagelijks voor het Paleis
op den Dam een touringcar vinden en die
brengt je overal heen; er is natuurlijk een ge
leider bij, die in alle talen vertelt wat er te
zien is met allerlei bijzonderheden, die je op
't eind van den tocht weer vergeten bent.
Maar men komt dan zoowat overal en ziet
buiten de eigenlijke oude stad, d.i. achter de
Buiten Singelgracht eerst eenige wooncom
plexen die uit een schoonheidsoogpunt het
aankijken niet waard zijn: lange, rechte stra
ten met eindelooze woonkazernes, drie étages
hoog, maar één ding is zeker, dat de woningen
als zoodanig heel wat beter zijn dan die rnet
het vette touw in de oude stad, al mogen die
geveltjes schilderachtig zijn.
JMe hon«lt
y.'ii klantjes!