MARTIN
Nagedachtenis van Ir. A. Stoop geeërd.
Moderne Brillen
Oct.
We nUuw& m&kkm
Ou&itollan&sche
Pyptabak
M
V R IJ D A G 24 SEPTEMBER 1937
H A A R L E M'S DAGBLAD
S
Grondlegger van de petroleum-industrie
in Ned.-Indie.
geboord, die de sterkste van Duitschland was
en een van de sterks ten van Europa.
De exploitatie van dit water heeft „Wies
see" gemaakt tot een badplaats van interna
tionale reputatie. Wel zeer interessant is het
te constateeren, dat het zoeken naar water
nabij Soerabaja, de aanleiding is geweest tot
het vestigen van de petroleum-industrie in
Ned. Indië, terwijl omgekeerd het boren naar
oliën in de nabijheid van Wiessee tot gevolg
had, dat daar een bloeiende badplaats ont
stond.
De heer Stoop was voorts nog oprichter van
de Oost-Borneo Maatschappij terwijl verder
zijn naam nauw verbonden zal blijven aan
het Stoopsbad en het Kennemer Lyceum te
Bloemendaal, de M. T. S. in Dordrecht en het
Koloniaal Instituut. Spreker verzocht hierna
de oudste dochter van den heer Stoop, me
vrouw de Clerq het borstbeeld te onthullen.
De heer Blok Wybrandi bood het monu
ment vervolgens aan het Koloniaal Instituut
aan.
De heer W. C. Bonebakker, secretaris van
den Raad van Beheer van het Koloniaal In
stituut zeide dit monument in dank te aan
vaarden. Spr. dankte verder allen die aan de
totstandkoming van dit beeld hadden mede
gewerkt. Zeer gaarne had de Raad van Be
heer voor dit beeld van den heer Stoop, die
zooveel voor Ned. Indië gedaan heeft, een
waardige plaats in de marmeren zaal inge
ruimd.
Door de kinderen van Ir. A. Stoop, mevrouw
de ClerqStoop, en mr. A. Stoop werd een
krans aan het monument gehecht. In het voet
stuk van het beeld is een oorkonde in een loo-
den koker betreffende de gebeurtenis ge
plaatst.
In de groote hall van het Koloniaal Instituut te Amsterdam werd Donderdag het
borstbeeld onthuld ter nagedachtenis aan Ir. A. Stoop, den grondlegger van de
Petroleum Industrie in Ned.-Indië. Mevrouw A. M. de ClercqStoop, oudste
dochter van wijlen ir. Stoop, die het borstbeeld onthulde, beziet het gedenkteeken
Borstbeeld onthuld in het
Koloniaal Instituut.
IN tegenwoordigheid van zeer
vele belangstellenden is gister
middag in de groote marmeren
hal van het Koloniaal Instituut
te Amsterdam een borstbeeld ont
huld ter nagedachtenis van wijlen Ir.
A. Stoop den grondlegger van de
petroleum-industrie in Neder-
landsch Indië en directeur-oprichter
van de Dordtsclie Petroleum Maat
schappij.
De heer H. Blok-Wybrandi, oud-directeur
van de Dordtsche Petroleum Maatschappij
hield een toespraak waarin hij de beteeke-
nis schetste die de heer Stoop voor Neder-
landsch Indië en Nederland gehad heeft.
Spreker heette allen hartelijk welkom en
vertelde dat het idee om een borstbeeld van
Ir. Stoop te vervaardigen, is uitgegaan van
de heeren Steen en Kramer, beiden oud
employés van de Dordtsche. Dit idee vond
allerwege instemming" en men besloot den
bekenden Haagschen beeldhouwer Toon
Dupuis opdracht te geven een borstbeeld te
vervaardigen.
Uitvoerig zette de heer Blok Wybrandi
vervolgens uiteen hoe Ir. Stoop de grond
legger is geworden van de petroleum-indus
trie in Nederlandsch Indië.
De heer Stoop werd als mijningenieur van
het gouvernement van Ned.-Indië in het be
gin der 8Qer jaren belast met het onderzoek
naar het voorkomen van drinkwater in de
buurt van Soerabaya.
Deze onderzoekingen leverden echter niet
het gewenschte resultaat op, maar zij leer
den den heer Stoop de grondformatie kennen
van dit gedeélte van de afdeeling Soerabaya.
Toen het hem daarna nog bekend werd,
dat niet ver van de plaats waar hij naar
water zocht en wel in de Dessa Koetie, na
tuurlijke vindplaatsen van petroleum voor
kwamen bracht de combinatie daarvan hem
tot de gedachte, dat in den ondergrond wel
grootere hoeveelheden petroleum zouden
kunnen voorkomen.
Zijn verdere studies hierover versterkten
hem in deze overtuiging en wel zoo sterk, dat
hij met verlof in Holland zijnde aan den Mi
nister van Koloniën voorstelde hem naar
Noord-Amerika te zenden teneinde daar de
petroleum-winning, raffinage, vervoer, enz.
te bestudeeren.
Dit verlof werd hem verleend voor den
tijd van 4 maanden en zoo vertrok de heer
Ir. A. Stoop op 30-jarigen leeftijd naar Noord-
Amerika.
Niettegenstaande veel tegenwerking, die
hij ondervond van de almachtige Standard-
Oil Company gelukte het hem in dien kor
ten tijd zich volkomen op de hoogte te stel
len van alles wat met petroleum-winning,
vervoer, enz. in verband staat. Het resultaat
van deze studie legde hij neer in een rap
port aan de Regeering, dat opgenomen werd
in den 171den Jaargang van het Jaarboek
van het Mijnwezen 1888.
Dit rapport werd en wordt nog geroemd
om de zakelijke manier waarop het onder
werp „Petroleum" werd behandeld en de
grondige studie, die gemaakt was, van alles
wat od petooleumgebied interessant is.
Toen Ir. A. Stoop weer op Java was terug
gekeerd, was na al hetgeen hij gezien en ge
hoord had zijn overtuiging, dat op Java pe
troleum in groote hoeveelheden aanwezig
moest zijn nog versterkt en stelde hij de
Regeering voor om door boringen een onder
zoek daarnaar in te stellen, De Regeering
vond echter, dat dit niet op haar weg lag
en raadde den heer Ir. A. Stoop aan dit per
soonlijk te doen.
Hij volgde dezen raad, hij vroeg verlof
buiten bezwaar van den Lande en verkreeg
kapitaal tot een bedrag van f 150.000 bij fa
milie rd kennissen.
De Dordtsche Petroleum Mij.
wordt opgericht.
In 1887, dus nu 50 jaar geleden, werd
opgericht de Dordtsche Maatschappij
tot het Exploiteeren van Petroleumbronnen
op Java met een kapitaal van f 150.000.
Nu werd zoo spoedig mogelijk met de bo
ringen begonnen en gelukkig had reeds de
eerste boring een dusdanig succes, dat er
voldoende petroleum was aangeboord voor
het stoken van den stoomketel, waardoor
kolen werden gespaard en tevens de aanwe
zigheid van petroleum in grootere hoeveel
heden werd aangetoond.
Er werd nu een kleine raffinaderij opge
steld in de buurt van het boorterrein en in
1888 werd de eei-ste geraffineerde petroleum
verkocht.
Een Chineesche agent zond daartoe eiken
morgen een kar met 50 leege blikken Russi
sche of Amerikaansche petroleum, daarop
werd een etiquet met den naam „Java-pe-
troleum" geplakt, de blikken werden gevuld
en dicht gesoldeerd en naar Soerabaya ge
bracht om te worden verkocht,
Dit was het [begin van de nu zoo toelang
rijke petroleum-industrie in Ned.-Indië,
waaraan de naam van Ir. A. Stoop, als
grondlegger ten allen tijde zal verbonden
blijven.
Het zou mij te ver voeren u verder de ge-
heele geschiedenis van de DP.M. (die naam
werd aan de maatschappij gegeven in 1890
toen ook het kapitaal op f 350.000 werd ge
bracht) in details te vertellen.
Ik zal ttiij bepalen tot het vermelden van
het feit, dat in 1889 werden verkregen: 8000
kisten a 37 liter, in 1890 28.000 kisten, in 1891
79.000 kisten, en in 1892 248.000 kisten, ter
wijl nadat ook de petroleum-terreinen in de
residentie Rembang in exploitatie werden
gebracht de productie is opgeloopen tot
iy2 millioen kisten.
In 1897 hebben de toenmalige aandeelhou
ders van de DP.M. alle aandeelen dezer
maatschappij in een nieuwe maatschappij,
de D.P.I.M. met een kapitaal van li5 millioen
en een obligatie-leening van 5 millioen in
gebracht.
In 1911 ruilde ook de D.P.I.M. die f 350.000
aandeelen Dordtsche in aandeelen Konink
lijke en Shell; later werd nog eenige malen
het kapitaal uitgebreid en op nieuwe emis
sies van de Koninklijke ingeschreven, zoo
dat nu het bezit van de D.P.I.M. bestaat uit
36.459 aandeelen Koninklijke en haar kapi
taal bedraagt f 12 millioen preferente- en
f 24 millioen gewone aandeelen.
Een tweede onderneming.
\7 ervolgens gaf spreker nog een i korte uit-
eenzetting vaneen tweede onderneming
van den heer Stoop namelijk het Jod en
Schefelbad „Wiessee" te Wiessee aan de
Tegern-See in het Beiersche Hoogland.
Reeds lang was bekend, dat op en nabij dit
meer petroleumsporen voorkwamen. De heer
Stoop, hierop attent gemaakt, vond reden om
door boringen het terrein daar nader te on
derzoeken en richtte met de D. P. I. M., ieder
voor de helft, de „Erste Bayerische Petro-
leum-Gesellschaft" op. De boringen in dit
terrein waren zeer moeilijk en kostbaar, re
den waarom de D. P. I. M. in 1911, toen zij
haar aandeelen D. P. M. verkocht, ook haar
aandeel in de „Erste Bayerische Petroleum
Gesellsehaft" aan den heer Stoop verkocht.
Ir. Stoop zette toen het onderzoek verder
voort en vestigde vooral zijn attentie op wa
ter, dat was aangeboord en vergezeld ging
van uitstroomingen van zwavel-waterstofgas.
En laboratorium-onderzoek wees uit, dat met
dit water een Jood- en zwavelbron was aan-
ARROND. RECHTBANK
Rijwieldiefstal
Op 21 Augustus zette iemand, die het post
kantoor te Purmerend wilde bezoeken, zijn
rijwiel voor dat gebouw. Toen hij er weer uit
kwam was zijn fiets verdwenen, doch hij
meende te zien, dat op eenigen afstand een
man op zijn fiets reed. Hij waarschuwde de
politie en per auto ging men den vluchteling
zoeken. Lr Ilpendam werd hij ingehaald en
toen bleek de fie1»s, waarop de man reed, wer
kelijk de ontvreemde te zijn.
De man, die aangehouden was, stond thans
wegens diefstal terecht; hij bekende het feit.
Hij was uit Amsterdam gekomen met de be
doeling een rijwiel te stelen, omdat hij zon
der middelen was;
Uit zijn strafblad bleek, dat hij niet minder
dan 17 maal in Duitschland en Nederland
was veroordeeld, in verband waarmede de Of
ficier een gevangenisstraf van een jaar eischte
met aftrek van het voorarrest.
Aanrijding met de tram
Een bestuurder van de tram Haarlem-Leiden
was in appèl gekomen van een vonnis van den
bij:
OPTICIENS
ENDENBURG Zn.
RIJKSSTRAATWEG 6 HAARLEM.
Leverancier van alle Ziekenfondsen.
(Adv. Ingez. Med.)
w. DANS ACADEMIE
l °gft»-/?2n5chr^9
Haarlem Amsterdam Hilversum Bussum
(Adv. Ingez. Med.)
met &gé oude. itempeJL vak kwcièteit/
SCHOUT. .- 15 ct.
COOPVAERT 10
PER 'L ONS
(Adv. Ingez. Med.)
Kantonrechter, waarbij hij veroordeeld was
tot 10 boete, omdat hij op 5 Mei te Hillegom
een aanrijding had veroorzaakt met een
vrachtwagen.
De inspecteur van politie te Hillegom ver
klaarde van het bureau uit het ongeval te
hebben gezien. Hij werd te voren door lang
durig gefluit van de tram er op attent ge
maakt, dat er iets bijzonders was. Hij zag toen
uit de richting Leiden een tram naderen en
tevens, dat. zich op de tramrails een vracht
wagen tractor met oplegger bevond, die
uit de Meerbeekstraat kwam en in de richting
Leiden draaide. Getuige was van meening,
dat de bestuurder van de tram met de vaart,
welke zijn wag'en had, had kunnen stoppen,
voordat hij de auto bereikte. Hij had wel een
zeer geringe vaart, toen hij de a*üto was gena
derd, maar niettemin was de botsing vrij ern
stig, zoodat de inhoud van den vrachtwagen
over den weg terecht kwam.
De wagenbestuurder was van meening, dat
liij slechts 20 M. van de auto verwijderd was,
toen hij het voorste gedeelte uit de Meerbeek
straat zag komen.
Een volgende getuige verklaarde echter dat,
toen de auto reeds op de trambaan reed, de
tram pas op de brug was wel 100 M. afstand
en ook deze getuige was van meening, dat
de tram tot stilstand gebracht had kunnen
worden, voor ze de auto bereikte.
Hetzelfde verklaarde een persoon, die naast
den bestuurder van de auto had gezeten en die
van meening was, dat de tram onvoldoende
vaart had geminderd. Hij zei, dat toen de trac
tor uit de Meerbeekstraat kwam, hij de tram
nog niet kon zien en deze eerst gewaar werd,
toen de tractor reeds op de trambaan was.
Een wegwerker, die in de nabijheid aan het
stratenmaken was, aangezien het spoor was
opgebroken, heeft het fluitsignaal gehoord,
wat hij als voor hem bestemd beschouwde;
even later zag hij de auto, die uit de Meer
beekstraat kwam; hij meent, dat de tram toen
niet ver meer van de auto was.
HJX
De Telefoon
IJNHEER Van Doorn was pas ge
trouwd, heel pas getrouwd zelfs.
Veertien dagen geleden was het
gebeurd en hij voelde zich heel
gelukkig. Hij had het .liefste vrouwtje, dat
hij zich maar bedenken kon; zij kon heerlijk
koken, was huiselijk, zette 's avonds als hij
thuis kwam zijn pantoffels klaar en legde de
krant voor hem neer. Werkelijk, zij was een
voortreffelijk vrouwtje, alleen
Hij had het haar al willen zeggen, maar
ze was altijd zoo hartelijk, als hij thuis kwam,
dat hij het maar niet over zijn hart kon ver
krijgen het haar te zeggen.
Mijnheer Van Doorn was boekhouder bij
de Fa. Knoflook Bloemkool, in haarnetjes
en werkte daar na bijna tien jaar, tot volle
tevredenheid van zijn chef. Zelfs zoo, dat
hij opslag had gekregen, toen hij het vroeg,
omdat hij wilde trouwen.
Maar nu de laatste dagen, had zijn chef
hem af en toe aangekeken en afkeurend zijn
hoofd geschud.
En mijnheer Van Doorn kon het zoo goed
begrijpen. Ja, het was ook wel wat erg
steeds die telefoon
Dat was nu veertien dagen geleden begon
nen. Den dag na zijn huwelijk, was hij weer
op kantoor gekomen, werd hartelijk geluk-
gewenscht door het personeel en was weer
als gewoonlijk aan zijn werk begonnen.
Om tien uur ging de telefoon en juffrouw
van Drost had gezegd: „Mijnheer Van Doorn,
daar is uw vrouw aan de telefoon!"
De anderen hadden elkaar veelbeteekend
aangekeken en medelijdend geglimlacht. Hij
had den hoorn opgenomen en hoorde de
stem van zijn gloednieuwe vrouw: „O Fred
dy, ben jij het? Als je vanmiddag van kan
toor naar huis loopt, ga dan even bij den
slager aan, wil je? En breng dan even twee
ons biefstuk mee, doe je het even? Ja? Graag
hoor!"
Ze hadden hem allemaal aangekeken en
hij had alleen maar „ja" en nog eens „ja,
goed" geantwoord.
Maar den volgenden morgen, werd er weer
opgebeld voor hem en alweer was het zijn
vrouw, die nu vroeg, of hij het niet verve
lend vond om even langs den kruidenier te
loopen; ze had heelemaal geen bloem in
buis. het was zoo lastig.
En mijnheer Van Doorn was weer naar
zijn bureau gegaan en de spottende uitdruk
kingen op de verschillende gezichten, waren
hem niet ontgaan.
Zoo was het vijf dagen na elkaar gegaan
en den zesden dag, toen de telefoon weer
ging, was hij zelf al opgestaan; hij wist het
al izoo'n beetje: 't Was natuurlijk Ellen.
Maar toen hij den haak van het toestel had
genomen, ontdekte hij, dat het Ellen niet
was en toen hadden ze allen zoo uitbundig
gelachen, dat hij met hoogrooden kleur, stil
letjes achter zijn bureau was gekropen, zich
voornemend, EÜen nu toch maar eens te zeg
gen, dat hij liever had, dat zij niet zoo vaak
opbelde.
Maar ook dien avond was er niets van ge
komen. Ze hadden zoo gezellig ibij elkaar ge
zeten, en Ellen had zooveel te vertellen, dat
hij het maar had uitgesteld, zoodat hij den
volgenden dag weer angstig naar de tele
foon had gekeken, totdat hij weer werd ge
waarschuwd, dat zijn vrouw aan 't toestel
was.
Hij had zijn chef ernstig boven zijn bril
zien kijken en nerveus had hij wederom den
hoorn opgenomen. Tot nog toe, had hij al
leen maar „ja" en nog eens „ja" gezegd, maar
dezen keer was dat niet voldoende. Ellen be
gon een heel verhaal te vertellen en dan
hoorde hij haar vragen: „Wat vind jij nu?
Wat zal ik doen?"
En toen had hij niets eens geweten, wat
ze allemaal gezegd had; 't was ook zoo veel!
En hij had geantwoord: „Wat zei je ook al
weer? Waar had.je (het over?"
„Maar jongen, luister je nu of luister (je
niet? Ik had het toch over je kleermaker;
hij heeft je pak gebracht en staat hier nu
nog te wachten. Ik heb het goed nagekeken,
maar vind de pantalon niet goed en het
vestEn ze had hem een heele beschrij
ving" gegeven van wat goed qn wat er niet
goed aan was en zei eindigde met: „Wat zal
ik nu doen?"
„Nou, laat het hem dan maar veranderen!"
had hij gezegd en gehoopt er dan van af te
zijn.
„Wat moet dan veranderd worden? Je zegt
zoo weinig; 't is toch jouw pak!"
„Nou ja, ehik bedoel ehde panta
lon
„En het vest dan, moet dat dan niet ver
anderd worden?"
„O ja, dat is goed, laat dat ook maar in
orde makenmaar ik ga nu gauw weer
aan 't werk hoor! Dag!"
En hij had gauw den hoorn op het toestel
gegooid en ze hadden hem zoo spottend aan
gekeken en de baas had zoo z'n hoofd ge
schud, dat hij het er benauwd van had ge
kregen.
De dagen daarop waren de gesprekken
steeds langer geworden en toch was hij
steeds niet in de gelegenheid geweest, het
Ellen te zeggen.
En nu zou het komen! Juffrouw Van Drost
kwam zoo juist uit het privékantoor van
mijnheer Knoflook, met de mededeeling, of
hij even bij hem wilde komen.
Ze had het natuurlijk expres zoo hardop
gezegd, dat iedereen het kon hooren en ze
keken hem aan, de een medelijdend, de an
der spottend.
Hij stond op, zijn handen beefden en alle
kleur week uit zijn gezicht.
Hij wist al precies, hoe de baas zou toegin-
„Beste Van Doorn, het spijt me geweldig
voor je, maar zoo gaat het niet langer.
Dan klopte hij op de deur van het privé
kantoor en even later stond hij tégenover
zijn chef.
„Ga zitten, Van Doorn, ga zitten", begon
hij.
't Was echt iets voor mijnheer Knoflook,
om hem eerst op zijn gemak te stellen, voor
dat hij zijn ontslag kreeg.
„Ja", begon hij dan, „u hebt misschien
ook wel gemerkt, dat het zoo niet langer
gaat, ehdat wil zeggen
„Ja mijnheer, ik toegrijp het, ziet u, ik had
het al willen zeggen.
„Zoo, zoo dus je ziet het zelf ook al in? Dat
vind ik prachtig", dan schieten we al een
heel stuk op!"
De arme mijnheer Van Doorn wist niet,
wat te zeggen. Wat moest hij beginnen? Pas
getrouwd en dan al zonder werkHad hij
het Ellen ook maar gezegd; 't was eigenlijk
z'n eigen schuld.
„En wat had je nu gedacht?" hoort hij dan
weer de stem van zijn chef.
„Ik, ehik weet het niet, ik.... eh
wat had u gedacht?"
„Ik.ja ik zou denken een maand naai
de Rivièra of zoo; rust hè, een beetje rust,
dat is 't hem!"
„Maar mijnheer, dat gaat toch niet; u be
grijpt, ik ben pas getrouwd en dat kost
„Kerel, wat klets je toch? Jij hoeft het
toch niet te betalen, als ik een maand naai
de Rivièra wil! En jij neemt dan in dien tijd
mijn plaats in, zou je dat kunnen, denk je?
En als ik dan terug kom en 't is dan nog
niet heelemaal in ordeenfin, dat zullen
we nog wel zien! Doe je best maar!"
't Was een heele andere mijnheer Van
Doorn, die een half uur later het kantoor
binnenstapte: en toen de telefoon ging, liep
hij met opgeheven hoofd naar het toestel,
nam den hoorn op en vijf paar verbaasde
ooren hoorden:
„Ja vrouwtje, ik kom straks heel gauw
thuis: ik heb een heerliik nieuwtje voor je!"
Dit was de eerste maal, dat hij na zijn te
lefoongesprek geen spottende en lachende
gezichten zag
BEP CHOUFOUR.
PHILIPS
OSRAM SPLENDOR GLOEILAMPEN
koopt U het voordeeligst bij
„AL BA"
GROOTE HOUTSTRAAT 158
(Adv. Ingez. Med.)
De Officier was van oordeel dat de tram
bestuurder gedacht heeft: „Ik zal de tram
maar uit laten loopen; intusschen zal de
tractor met aanhangwagen wel over de rails
zijn". De bestuurder heeft zich daarin ver
gist, doch hij had zijn tram tot stilstand kun
nen en moeten brengen. Daarom was de Offi
cier van meening, dat verdachte schuldig was
aan de aanrijding, zoodat hij bevestiging van
het vonnis eischte.
De verdediger Mr. Witlox zei, dat het hier
niet gaat over het bedrag der boete, maar
om het principe, zooals gewoonlijk in derge
lijke gevallen.
Pleiter wees er op, dat chauffeurs dikwijls
foutief in de meening verkeer en, dat zij, van
rechts komende, ook ten opzichte van de tram
voorrang hebben. De tram staat buiten die
verkeersbepalingen, doch heeft een bevoor
rechte positie. Men mag niet de trambaan
oversteken, als er een tram nadert, zoodat de
tram eenigszins in haar loop belemmerd zou
kunnen worden.
Pleiter meende, dat de bestuurder van den
tractor niet meer had mogen oversteken en
dat hier den trambestuurder geen verwijt kan
treffen, waarom hij op vrijspraak aandrong.
Vervolgens stond in appèl terecht de be
stuurder van den tractor, die door den kan
tonrechter veroordeeld was tot f 6 boete, aan
gezien hij zich met zijn voertuig op de tram
baan had bevonden, toen een tram naderde,
waai" do or hij de vrijheid en veiligheid van het
verkeer in gevaar had gebracht.
De bestuurder van den tractor verklaarde
evenals de persoon, die naast hem gezeten had,
dat hij, toen hij uit de Meerbeekstraat kwam,
nóg geen tram kon zien, doch deze eerst zag,
toen hij zich met zijn tractor reeds op de
trambaan bevond, zoodat hij niets anders kon
doen dan voortgaan, hetgeen niet snel kon
geschieden.
De Officier van justitie van meening, gelet
mede op de getuigenverklaringen in de vorige
zaak, dat de tractor bestuur der geen schuld
had, waarom hij vrijspraak vroeg. De verdedi
ger Mr. Th, Folkers, sloot zich hierbij aan.
De wolfsangel.
Een lid van de N.S.B. had zich voor het Kan
tongerecht moeten verantwoorden wegens het
dragen van een „wolfsangel", hetgeen be
schouwd werd als een uiting van een bepaald
staatkundig streven.
De kantonrechter had een vrijsprekend von
nis gewezen, waartegen de Ambtenaar in
appèl was gegaan, zoodat de zaak nu voor de
rechtbank diende.
De Officier achtte overtreding van het be
treffende wetsartikel aanwezig en vroeg, aan
gezien het een principieele zaak betreft, een
boete van f 1.
Mr. de Rijke, de verdediger, betoogde ook nu
weer, dat het teeken, dat gedragen was, in
het geheel niet opzichtig was en dat oorspron
kelijk de wolfsangel een teeken was, waarmee
men waarschuwde, dat er wolven in de buurt
waren.
Pleiter gaf toe, dat een dergelijk teeken
door een bepaalde politieke partij gebruikt zou
kunnen worden, om uiting te geven aan haar
politieke gedachte, maar dat wil nog niet zeg
gen, dat het dragen er van strafbaar zou
moeten zijn. Pleiter achtte zijn cliënt dan ook
niet strafbaar en vroeg ontslag van rechts
vervolging.
Teeltvergunning.
Een kweeker was in appèl gekomen van een
vonnis, waarbij hij veroordeeld was tot f 180
boete wegens het telen van bloembollen zonder-
vergunning.
Mr. Stomps, de verdediger lichtte de zaak
toe, evenals de voorzitter van de Kweekers-
vereeniging, waaruit bleek, dat de veroordeel
de goeddeels het slachtoffer was van vergis
singen. Hij was indertijd aangesloten geweest
bij de Kweekerscentrale en had zoo automa
tisch bij de Sierteeltcentrale moeten komen,
maar administratief is hij verdwenen en hij
heeft het toen maar laten loopen. Hij bleef
telen, maar betaalde geen kosten, In den haak
was dit van zijn kant dus niet geweest, maai
de voorzitter der vereeniging verzekerde, dat
alles in orde was gekomen en dat de achter
stallige schuld betaald was, waarom de Offi
cier vrijspraak vroeg.
Uitspraak in alle zaken 7. October,